Door middel van een wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2005 (hierna: NFP) van 5 november 2008 (Stcrt. 2008, 220) is voor digitale omroep frequentieruimte
bestemd. Onder ‘digitale omroep’ worden begrepen innovatieve multimediale omroeptoepassingen
zoals mobiele video, datadiensten en het toevoegen van beelden aan radioprogramma’s.
Dit is in lijn met technologisch ontwikkelingen en de wens van partijen om deze toepassingen
aan te gaan bieden. De vergunninghouder kan zelf kiezen van welke digitale technologie
hij gebruik wil maken, mits de in de vergunning vastgelegde maximale storingslimieten
in acht worden genomen. Ik wijs erop dat de bestemming voor de onderhavige frequentieruimte
in het NFP pas recentelijk is gewijzigd en nog rechtens aantastbaar is.
Gelet op de reacties die ik heb ontvangen, waaronder reacties gedurende de consultatie,
is het redelijkerwijs te verwachten dat er meer aanvragen zullen zijn dan er vergunningen
beschikbaar zijn en dat er dus sprake zal zijn van schaarste. De verdeling van de
twee vergunningen zal geschieden door middel van een veiling. Er is gekozen voor een
veiling omdat dit instrument bij schaarste een eerlijk en transparant verdeelinstrument
is om tot een efficiënte verdeling te komen. Met een veiling wordt bovendien het best
gewaarborgd dat de vergunningen terecht komen bij partijen die de meeste waarde kunnen
generen met deze vergunningen en het beste in staat zijn om innovatieve en voor de
consument aantrekkelijke toepassingen te ontwikkelen. Daarbij is een veiling volgens
het staande frequentiebeleid het meest geëigende middel om frequenties te verdelen.
Het alternatief, een vergelijkende toets, vereist dat criteria worden opgesteld waarop
de verschillende biedingen vergeleken kunnen worden. Bij de onderhavige verdeling
is echter moeilijk vast te stellen welke criteria dit zouden moeten zijn. Een criterium
zou kunnen zijn het willen waarborgen van innovatieve omroep- en datadiensten. Wat
toekomstige succesvolle innovatieve diensten zullen zijn, is echter nu moeilijk te
voorspellen en kan snel achterhaald zijn gebleken of niet voldoen aan de behoefte
van de consument. Daarbij is door middel van de eerder genoemde wijziging van het
Nationaal Frequentieplan 2005 al voldoende gewaarborgd dat er innovatie op gang komt in deze frequentieruimte.
Daarom is niet gekozen voor een vergelijkende toets.
De voor het onderhavig besluit relevante ontwerpen (van de Ministeriële regeling en
de vergunningen) zijn geconsulteerd van 8 februari 2008 tot en met 6 maart 2008. In
vervolg op de consultatie is, op basis van de brief aan de Tweede Kamer van 6 mei
2008 (Kamerstukken II, 2007/2008, 24 095, nr. 225), op 13 mei 2008 overleg gevoerd
met de Vaste Kamercommissie van Economische Zaken.