U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 01-12-2024. Geldend van 01-01-2009 t/m heden
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2008, nr. TRCJZ/2008/3485, houdende openstelling van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2009)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, en op de artikelen 3, 4, 5, onderdeel a, b en d, 6, vierde en vijfde lid, 9, tweede lid, 10, tweede lid, 15, tweede lid, onderdeel c, en 16, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. regeling: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs;
b. project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking van de subsidiedoelstellingen, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de regeling;
c. programma: programma, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de regeling;
d. programmaonderdeel: project, passend binnen één van de programma’s, waarvoor de Minister, op grond van artikel 14 van de regeling, subsidie heeft verleend.
De instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel b, van de regeling, kunnen met ingang van 15 januari 2009 tot en met 2 maart 2009 een aanvraag als bedoeld in artikel 7 of 8 van de regeling indienen.
1 Subsidie kan worden verleend voor programma’s en programmaonderdelen, ingediend in de periode, bedoeld in artikel 2, voor de categorieën en de thema’s, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit.
2 Subsidie voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, wordt uitsluitend verleend voor de categorie kenniscirculatie, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit.
3 Onverminderd artikel 9 en 10 van de regeling beoordeelt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een aanvraag als bedoeld in artikel 7 en 8 van de regeling in voorkomend geval op de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de doelgroepen, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit, behorende bij het thema, waarop de aanvraag is gericht.
4 De thema’s, bedoeld in het eerste lid, zijn gerangschikt binnen de hoofdthema’s, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit.
De aanvraag voor een programma omvat in ieder geval:
a) een beschrijving van de aanleiding, van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het programma in relatie tot het doel van de regeling, en in relatie tot één of meer van de thema’s, bedoeld in artikel 3, eerste lid;
b) een beschrijving van de doelstellingen van het programma, gedetailleerd voor de komende twee jaren en op hoofdlijnen voor de lange termijn;
c) een beschrijving van de voorgenomen activiteiten binnen het aangevraagde programma gedurende de looptijd van dat programma en van de relatie van die activiteiten met activiteiten bij doelgroepen en binnen het landbouwonderwijs en het landbouwkundige onderzoek;
d) een activiteitenplan, gedetailleerd voor het komende jaar en opgesteld op hoofdlijnen voor de overige jaren, inclusief samenvattingen van uitvoeringsplannen van lopende en voorgenomen programmaonderdelen;
e) een beschrijving van de programmaorganisatie, waarbij in ieder geval de personele inzet van de penvoerder, deelnemende instellingen, ondersteunende organisaties en onderzoeksinstellingen worden vermeld;
f) een sluitende en onderbouwde begroting, in voorkomend geval gespecificeerd naar de verschillende samenwerkende instellingen en gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling;
g) een beschrijving van de wijze waarop de resultaten van het programma gedurende en na afloop van de looptijd daarvan beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop die resultaten worden verspreid;
h) een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het programma worden gemeten;
i) de looptijd van het programma, inclusief de start- en einddatum;
j) een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit van de activiteiten binnen het programma wordt geborgd, en
k) in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het programma en vastgelegd is in één door alle partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdragen van de partners zijn vermeld.
1 De aanvraag tot subsidieverlening voor een project omvat in ieder geval:
a) een beschrijving van het doel en van de doelgroepen van het project in relatie tot de doelstelling van de regeling;
b) een beschrijving van de beoogde resultaten van het project, waaruit in ieder geval blijkt op welke wijze het project bijdraagt aan de ontwikkeling van landelijke activiteiten op het gebied van landbouwonderwijs en landbouwkundig onderzoek;
c) een beschrijving van de aard van het project en de positionering van dat project ten opzichte van activiteiten bij doelgroepen en binnen het onderwijs, die op het moment van indienen van de aanvraag worden uitgevoerd;
d) een beschrijving van de redenen voor het uitvoeren van het project, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de problematiek die het project aanspreekt en de relatie van die problematiek tot het thema of de thema’s, waarbinnen het beoogde project valt;
e) een beschrijving van de begrenzing van de reikwijdte van het project en een beschrijving van de randvoorwaarden van het project;
f) een uitgewerkt activiteitenplan waarin in ieder geval de producten waartoe het project leidt worden beschreven;
g) de looptijd van het project, inclusief de start- en einddatum;
h) een beschrijving van de projectorganisatie, waarbij in ieder geval de instellingen die deel uitmaken van een eventueel samenwerkingsverband, de projectleider en de contactpersoon worden vermeld;
i) een sluitende en onderbouwde begroting, in voorkomend geval gespecificeerd naar de verschillende samenwerkende instellingen en gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling;
j) in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het project en vastgelegd is in één door alle partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdrage van de partners zijn vermeld;
k) een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de resultaten van het project tijdens en na afloop van dat project, en
l) een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het project worden gemeten.
2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt, een aanvraag tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel, alleen in behandeling genomen indien de relatie met het programma als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, waarbinnen het beoogde programmaonderdeel valt, duidelijk is beschreven.
3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt, in een aanvraag tot subsidieverlening voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, de wijze waarop de kwaliteit van dat project wordt geborgd, beschreven.
1 Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de regeling voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2, is € 8.000.000,–, waarvan
– € 7.500.000,– beschikbaar is voor programma’s en programmaonderdelen, en
– € 500.000,– beschikbaar is voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.
2 De beschikbare subsidie voor programma’s en programmaonderdelen wordt als volgt verdeeld:
– € 4.000.000,– voor hoofdthema’s Groene economie en Gezonde voeding, genoemd in de bijlage bij deze regeling;
– € 2.000.000,– voor hoofdthema Natuur, Landschap en een Vitaal platteland, genoemd in de bijlage bij deze regeling, en
– € 1.500.000,– voor thema’s binnen de hoofdthema’s Systeemontwikkeling en Onderwijsvernieuwing, genoemd in de bijlage bij deze regeling.
3 Bij onderuitputting van het budget voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, wordt het restant van dat budget op basis van de verhouding, genoemd in het tweede lid, toegevoegd aan de budgetten, bedoeld in dat lid.
4 Bij onderuitputting van het budget dat beschikbaar is voor programmaonderdelen binnen een hoofdthema kan de minister besluiten het resterende budget beschikbaar te stellen voor één van de andere hoofdthema’s.
1 De hoogte van het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de regeling, is:
a. voor programma’s maximaal € 200.000,– voor één jaar en maximaal € 100.000,– per jaar voor andere jaren, waarbij voor het totaal van opeenvolgende programma’s per thema, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de regeling, het subsidiebedrag maximaal € 500.000,– is;
b. voor programmaonderdelen minimaal € 50.000,– en maximaal € 300.000,–, en
c. voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen minimaal € 50.000,– en maximaal € 100.000,–;
2 De uurtarieven, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling zijn:
a. € 56,–, voor medewerkers, waarvan de hoogte van het salaris valt binnen één van de schalen 1 tot en met 9, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984;
b. € 70,–, voor medewerkers, waarvan de hoogte van het salaris valt binnen één van de schalen 10 tot en met 12, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, en
c. € 92,–, voor medewerkers, waarvan de hoogte van het salaris valt binnen één van de schalen 13 tot en met 18, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984.
1 De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor programma’s is maximaal 100% voor kosten, genoemd in artikel 5 van de regeling.
2 De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor projecten is maximaal 50% voor kosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling, met uitzondering van de kosten voor de projectleider van een programmaonderdeel waarvoor overeenkomstig het eerste lid deze tot maximaal 100% worden gesubsidieerd en maximaal 75% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdeel b tot en met d, van de regeling.
3 De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor projecten is maximaal 75% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdeel b tot en met d, van de regeling.
4 De vergoeding van de kosten bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de regeling voor projecten is maximaal 20% van de totale opgevoerde kosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling.
5 De vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de regeling is voor projecten maximaal 5% van de totale opgevoerde kosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling.
De duur van de subsidieverlening, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de regeling, is maximaal:
a. twee jaar en zes maanden voor programmaonderdelen;
b. één jaar en zes maanden voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.
De hoogte van de voorschotten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de regeling, bedraagt:
a) bij subsidieverlening voor een programma maximaal 60% van het toegekende subsidiebedrag, gedeeld door de beoogde looptijd van dat programma in jaren, en
b) bij subsidieverlening voor een project maximaal 60% van het toegekende subsidiebedrag.
De overheidsbijdragen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de regeling, zijn:
a) subsidies, verstrekt op grond van de Regeling Innovatiebox beroepsonderwijs, de Regeling Innovatiearrangement 2003/2004/2005/2006–2009, de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007, de Regeling praktijkleren en versterking primaire opleidingen groen onderwijs en de Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007;
b) bijdrage, verstrekt door de Stichting Innovatie Alliantie;
c) bijdrage, verstrekt door de minister in het kader van School als kenniscentrum;
d) bijdragen ten behoeve van het groene onderwijs, verstrekt door het Deltapunt Beta/techniek.
[Red: Wijzigt de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs.]
Het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2008 en het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2007 worden ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2009.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 5 december 2008
Minister
G. Verburg
Categorieën, bedoeld in artikel 3 en hoofdthema’s, bedoeld in artikel 6 van het openstellingsbesluit
Thema’s, bedoeld in artikel 3 van het openstellingsbesluit
Doelgroepen, bedoeld in artikel 9 van de Regeling
1. Categorie Kenniscirculatie
1.1 Hoofdthema Groene economie:
Duurzaam ondernemen
Biologische Landbouw
Ondernemers
Multifunctionele landbouw
Mest en mineralen
Gewasbescherming
Duurzame visserij en aquacultuur
Agrologistiek
Biobased economie
Tuinbouw
Veredeling
Open teelten
Intensieve veehouderij
Melkveehouderij
Loonwerk
Paardenhouderij
Huisdierverzorgers
Hoveniers en groenvoorziening
Tuincentra
1.2 Hoofdthema Natuur, Landschap en een vitaal platteland
Realisatie en beheer EHS
Biodiversiteit
Landschap en platteland
Decentrale overheden
Beheerders van bos, landschap en landgoederen
Natuur en jongeren
Groen/recreatie in en om de stad
Burgers, in het bijzonder jongeren, ouderen en allochtonen
Omgeving (klimaat, bodem, water)
1.3 Hoofdthema Gezonde voeding
Diergezondheid
MKB, Multinationals
Dierenwelzijn
Burgers
Voedselkwaliteit
2. Categorie Systeemontwikkeling
Hoofdthema Systeemontwikkeling
Post initiële scholing (Leren en werken)
Praktijkgerichtheid
Professionalisering
Ontsluiten van publieke kennis
Instrumentatie onderwijs (leermiddelen, ICT)
Internationalisering
3. Categorie Onderwijsvernieuwing
Hoofdthema Onderwijsvernieuwing
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Leren in/uit de praktijk
Doorlopende leerlijnen en -arrangementen
Implementatiestrategie
Maatschappelijke rol groen onderwijs
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2009", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.