Subsidieregeling sterktes in de regio

[Regeling vervallen per 20-08-2014.]
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 19-08-2014

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8186714, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van sterktes in de regio (Subsidieregeling sterktes in de regio)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder

  • minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, vierde lid, wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU L 391) en, indien de subsidie-ontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.

Artikel 1.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt 50 procent van de loonkosten.

Artikel 1.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).

Artikel 1.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Pieken in de delta

[Vervallen per 01-01-2012]

Hoofdstuk 3. Regionale investeringsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • concern: een economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:

      • de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • fundamenteel wijzigingsproject: een fundamentele wijziging in het productieproces van een industrieel bedrijf;

  • hoofdkantoor: een kantoor van een concern waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

  • laboratorium: een bedrijf of bedrijfsonderdeel op het gebied van technisch of fysisch onderzoek, dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor het bedrijf nieuwe producten;

  • project: een technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting al dan niet in combinatie met grond of bedrijfsgebouwen;

  • regio:

    • a. het gebied van de provincies Groningen, Friesland en Drenthe tezamen,

    • b. het gebied van de provincie Limburg;

  • S.B.I.-bedrijfsgroep: een bedrijfsgroep op vier-cijferniveau van de Standaardbedrijfsindeling 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • strategisch uitbreidingsproject: een uitbreidingsproject waarbij sprake is van concurrentie binnen de Europese Unie ten aanzien van de plaats waar het project wordt gerealiseerd;

  • stuwend dienstverlenend bedrijf: een dienstverlenend bedrijf, niet zijnde een toeristisch bedrijf of een bedrijf waarvan de activiteiten grotendeels bestaan uit het bieden van accommodatie aan congresgangers, dat naar zijn aard niet aan enige plaats gebonden is, dat de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert en waarvan de afnemers in overwegende mate gevestigd zijn buiten de regio waarin het is of zal worden gevestigd;

  • stuwend toeristisch bedrijf: een bedrijf op het gebied van de toeristische dagrecreatie, dat de economische ontwikkeling in de regio van vestiging stimuleert en dat in overwegende mate bezoekers trekt van buiten de regio waarin het is of zal worden gevestigd;

  • uitbreidingsproject: een project inhoudende de uitbreiding van de capaciteit van een industrieel bedrijf, stuwend dienstverlenend bedrijf, stuwend toeristisch bedrijf, hoofdkantoor of laboratorium in dezelfde gemeente als waarin reeds een bedrijf van de ondernemer of een bedrijf van een tot hetzelfde concern behorende ondernemer is gevestigd;

  • vestigingsproject: een project, niet zijnde een uitbreidingsproject, inhoudende het stichten van:

    • a. een industrieel bedrijf,

    • b. een stuwend dienstverlenend bedrijf, hoofdkantoor of laboratorium,

    • c. een stuwend toeristisch bedrijf.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die in een in bijlage 3.1 genoemde gemeente of deel van een gemeente een van de volgende soorten projecten tot stand brengt:

    • a. een vestigingsproject;

    • b. een fundamenteel wijzigingsproject waarvan de subsidiabele kosten € 45 000 000 of meer bedragen;

    • c. een strategisch uitbreidingsproject waarvan de subsidiabele kosten € 13 500 000 of meer bedragen.

  • 2 De minister verstrekt voorts op aanvraag subsidie aan de ondernemer die in een in bijlage 3.2 genoemde gemeente of deel van een gemeente een van de volgende projecten tot stand brengt:

    • a. een vestigingsproject waarvan de subsidiabele kosten € 13 500 000 of meer bedragen;

    • b. een strategisch uitbreidingsproject waarvan de subsidiabele kosten € 13 500 000 of meer bedragen.

  • 3 Ondernemingen die van de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgesloten zijn ondernemingen die behoren tot:

    • a. sectoren van de productie van landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 van het EU-verdrag;

    • b. sectoren van de productie en het in de handel brengen van producten bedoeld om melk en zuivelproducten te imiteren en te vervangen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1898/87;

    • c. de visserij;

    • d. de scheepsbouwsector;

    • e. de kolenindustrie;

    • f. de ijzer- en staalindustrie;

    • g. de synthetische-vezelindustrie.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie bedraagt:

    • a. voor een project dat tot stand wordt gebracht in een gemeente of deel van een gemeente waar de in bijlage 3.1 aangegeven maximale steunintensiteit 15 procent bedraagt, het in de bij deze regeling behorende bijlage 3.3 in tabel 2 aangegeven percentage van de subsidiabele kosten dat correspondeert met de puntenscore die resulteert uit de scorelijst van tabel 1;

    • b. voor een project, niet zijnde een project als bedoeld in het eerste lid, onder a, het in de bij deze regeling behorende bijlage 3.3 in tabel 3 aangegeven percentage van de subsidiabele kosten dat correspondeert met de puntenscore die resulteert uit de scorelijst van tabel 1.

  • 2 Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer, niet zijnde een ondernemer die een onderneming in stand houdt die behoort tot de vervoersector, bedraagt de subsidie, in afwijking van het eerste lid, onder b, het percentage van de subsidiabele kosten bedoeld in het eerste lid, onder a, tenzij de subsidiabele kosten van het project meer dan € 50 000 000 bedragen.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het in artikel 5, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedoelde bedrag is € 11.250.000 voor projecten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder a, en € 7 500 000 voor projecten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder b.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen voor subsidie in aanmerking de door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten van verkrijging van grond, nieuwe bedrijfsgebouwen en nieuwe duurzame bedrijfsuitrusting, met uitzondering van:

    • a. grond, bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting die de subsidie-ontvanger heeft verkregen van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die tot hetzelfde concern behoort;

    • b. niet permanent in het bedrijf aanwezige duurzame bedrijfsuitrusting;

    • c. immateriële vaste activa zoals omschreven in artikel 365 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, daaronder niet begrepen legeskosten van bouw- en milieuvergunningen.

  • 2 Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer worden, in afwijking van het eerste lid, tevens in aanmerking genomen de kosten van verkrijging van gebruikte bedrijfsgebouwen en gebruikte duurzame bedrijfsuitrusting.

  • 3 In geval van overname van een bedrijfsvestiging die langer dan één jaar vóór het indienen van de aanvraag is gesloten worden, in afwijking van het eerste lid, tevens in aanmerking genomen de kosten van verkrijging van gebruikte bedrijfsgebouwen en gebruikte duurzame bedrijfsuitrusting.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen voor subsidie in aanmerking de volgende kosten, voor zover zij geactiveerd zijn op de fiscale balans, de taxatiewaarde niet te boven gaan en, tenzij het betreft duurzame bedrijfsuitrusting die door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met toepassing van artikel 3.31, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is aangewezen, niet binnen twee jaar worden afgeschreven:

    • a. wat betreft grond:

      • 1°. de koopsom en overdrachtskosten exclusief de overdrachtsbelasting, of

      • 2°. de gekapitaliseerde erfpachtcanon inclusief de kosten van vestiging van de erfpacht, indien de grond van een gemeente of enig ander van overheidswege opgericht lichaam in erfpacht is verkregen;

    • b. wat betreft bedrijfsgebouwen en de daartoe te rekenen centrale voorzieningen:

      • 1°. de koopsom en de overdrachtskosten of de aan derden verschuldigde bouwkosten, exclusief de financieringskosten en de overdrachtsbelasting;

      • 2°. de voortbrengingskosten;

      • 3°. in geval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde dan wel, indien deze niet kan worden bepaald, de contante waarde van de in totaal verschuldigde lease-termijnen inclusief kosten, verdisconteerd op jaarbasis tegen het door de Europese Commissie vastgestelde percentage dat geldt op het moment van subsidieverlening;

    • c. wat betreft duurzame bedrijfsuitrusting:

      • 1°. de koopsom;

      • 2°. de voortbrengingskosten;

      • 3°. in geval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde dan wel, indien deze niet kan worden bepaald, de contante waarde van de in totaal verschuldigde lease-termijnen inclusief kosten, verdisconteerd op jaarbasis tegen het door de Europese Commissie vastgestelde percentage dat geldt op het moment van subsidieverlening.

  • 2 Onder voortbrengingskosten als bedoeld in het eerste lid, onder b, 2°, en c, 2°, worden de volgende kosten verstaan:

    • a. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon berekend op basis van het bruto jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolommen 3, 4 en 13 van de loonstaat van het betrokken directe personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1650 productieve uren per jaar;

    • b. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen en

    • c. een opslag voor algemene kosten, groot 20 procent van de onder a bedoelde loonkosten.

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De in de artikelen 3.5 en 3.6 bedoelde subsidiabele kosten worden verminderd overeenkomstig de volgende leden van dit artikel.

  • 2 Een vermindering wordt toegepast indien:

    • a. de door realisering van het project verworven grond, verworven of tot stand gebrachte bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting op het tijdstip waarop het project is uitgevoerd zijn afgestoten of buiten gebruik gesteld;

    • b. de realisering van het project geschiedt in een bedrijfsgebouw of door aanschaf van vaste installaties in de open lucht, waarin of waarmee grotendeels activiteiten worden verricht welke behoren tot dezelfde S.B.I.-bedrijfsgroep als minder dan één jaar voor de indiening van de aanvraag reeds geschiedde;

    • c. de realisering van het project geschiedt door de verzelfstandiging van een in Nederland gevestigd bedrijf en de daarin verrichte activiteiten blijven behoren tot dezelfde S.B.I.-bedrijfsgroep.

  • 3 Een vermindering wordt voorts toegepast indien binnen een periode van één jaar vóór het indienen van de aanvraag tot en met de datum waarop het project is uitgevoerd aan de subsidie-ontvanger of tot hetzelfde concern als de subsidie-ontvanger behorende grond, bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting, welke zich in een in de provincies Groningen, Friesland of Drenthe gelegen gemeente of een in bijlage 3.2 genoemde gemeente of deel van een gemeente bevinden en waarin of waarmee activiteiten werden verricht welke behoren tot dezelfde S.B.I.-bedrijfsgroep als de activiteiten welke in of met de tot het project behorende bedrijfsgebouwen en duurzame bedrijfsuitrusting worden verricht, worden afgestoten of buiten gebruik gesteld. Deze vermindering geldt niet voor afstoot of buitengebruikstelling als onderdeel van een fundamenteel wijzigingproject.

  • 4 De in het tweede lid, onder a, bedoelde vermindering bedraagt het gedeelte van de kosten dat kan worden toegerekend aan de grond, de bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting die zijn afgestoten of buiten gebruik gesteld.

  • 5 De in het tweede lid, onder b, bedoelde vermindering bedraagt het gedeelte van de kosten dat kan worden toegerekend aan het desbetreffende bedrijfsgebouw of de vaste installaties.

  • 6 De in het tweede lid, onder c, bedoelde vermindering bedraagt het gedeelte van de kosten dat kan worden toegerekend aan de verkrijging van het desbetreffende bedrijf.

  • 7 De in het derde lid bedoelde vermindering bedraagt:

    • a. het gedeelte van de kosten van verkrijging van grond, dat overeenkomt met het gedeelte dat de oppervlakte die wordt afgestoten of buiten gebruik gesteld uitmaakt van de totale oppervlakte van de door het project verworven grond;

    • b. het gedeelte van de kosten van verkrijging van bedrijfsgebouwen, dat overeenkomt met het gedeelte dat de inhoud die wordt afgestoten of buiten gebruik gesteld uitmaakt van de totale inhoud van de door het project verworven of tot stand gebrachte bedrijfsgebouwen;

    • c. het gedeelte van de kosten van verkrijging van duurzame bedrijfsuitrusting, dat overeenkomt met het gedeelte dat de capaciteit die wordt afgestoten of buiten gebruik gesteld uitmaakt van de totale capaciteit van de door het project verworven of tot stand gebrachte duurzame bedrijfsuitrusting.

    Onder capaciteit wordt verstaan het door de duurzame bedrijfsuitrusting bepaalde, technisch maximale vermogen tot produceren per tijdseenheid. Indien de capaciteit vanwege het onderscheid tussen de producten niet vergelijkbaar is, wordt de vermindering berekend aan de hand van de verhouding tussen de kosten van verkrijging van duurzame bedrijfsuitrusting en de ten hoogste twee jaar voor de aanvraag om subsidie bepaalde taxatiewaarde welke ten grondslag ligt aan de verzekerde waarde van de op het tijdstip van het indienen van de aanvraag bij het bedrijf of het hoofdkantoor in gebruik zijnde duurzame bedrijfsuitrusting.

Artikel 3.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien de subsidiabele kosten van het project minder dan € 4 500 000 bedragen;

  • b. in geval van een project als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder b of c, of tweede lid, a of b, indien de subsidiabele kosten minder dan € 13 500 000, € 45 000 000 onderscheidenlijk € 13 500 000 bedragen;

  • c. indien ter zake van het project waarop de aanvraag betrekking heeft reeds subsidie is verstrekt vanwege een provincie met gebruikmaking van een door het Rijk verstrekte uitkering in het kader van het regionaal beleid, bestemd voor stimulering van investeringen door ondernemers;

  • d. indien de aanvrager niet heeft aangetoond dat de gevraagde subsidie een stimulerend effect heeft in de zin van artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e. indien de subsidiabele kosten voor minder dan 25 procent met eigen middelen worden gefinancierd;

  • f. indien de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen, gezien de rentabiliteit en de aard van het bedrijf, naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn nadat na uitvoering van het project de bedrijfsactiviteiten een aanvang hebben genomen;

  • g. indien de gewenste structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet;

  • h. indien het project het vestigen van een elektriciteitsproductie-installatie met een vermogen van meer dan 100 MW (input thermisch) behelst;

  • i. in geval van een project als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder c, of tweede lid, onder b, indien de aanvrager niet heeft aangetoond dat hij met betrekking tot de uitvoering van het project binnen concernverband een bestaande of op te richten zusteronderneming heeft die met betrekking tot de uitvoering van een soortgelijk project op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie een beroep kan doen op een gepubliceerde regionale steunmaatregel van de desbetreffende overheid en dat de besluitvorming ten aanzien van het project is voorbehouden aan de leiding van het concern.

    Onder regionale steunmaatregel wordt verstaan een regionale steunmaatregel die voldoet aan de voorwaarden van artikel 13 van de algemene groepsvrijstellingsverordening of die is gebaseerd op een door Europese Commissie goedgekeurde regionale steunkaart en die blijkens een besluit van de Commissie als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd.

Artikel 3.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie-ontvanger verwerft de tot het project behorende bedrijfsgebouwen en de duurzame bedrijfsuitrusting en stelt deze in bedrijf binnen de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde termijn.

Artikel 3.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger houdt het project in bedrijf in de gemeente of in het deel van de gemeente waar het tot stand is gebracht.

  • 2 De subsidie-ontvanger stelt de minister onverwijld in kennis van elk voornemen om van het project deel uitmakende grond, bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting af te stoten of buiten gebruik te stellen.

  • 3 De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden tot vijf jaar na het tijdstip waarop het project is voltooid.

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om:

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sterktes in de regio.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 1.1 en 2.9 tot en met 2.13, die ter inzage worden gelegd bij het secretariaat van de directie Ruimtelijk Economisch Beleid van het Directoraat-Generaal voor Ondernemen en Innovatie, Bezuidenhoutseweg 20 in Den Haag.

Den Haag, 3 december 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1.1. behorende bij artikel 1.2, eerste lid

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het rapport van feitelijke bevindingen wordt opgesteld overeenkomstig de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (ex Artikel A-130.7 VGC) van het NIVRA. In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant over de hieronder genoemde aspecten en aandachtspunten van de integrale kostensystematiek.

1. Beschrijving integrale kostensystematiek

Opzet systematiek

1.1

Welke kostendragers gebruikt de organisatie in de integrale kostensystematiek?

1.2

Hoe worden de indirecte kosten toegerekend aan de kostendragers?

1.3

Worden de jaarlijkse tarieven op basis van de integrale kostensystematiek voorcalculatorisch vastgesteld? Als de subsidie-ontvanger jaarlijks vooraf de tarieven vaststelt, is aan het begin van het jaar duidelijk wat de tarieven van dat jaar zijn. Deze tarieven worden gehanteerd bij begroting en ook bij de vaststelling van projecten. Als de subsidie-ontvanger niet met voorcalculatorische tarieven werkt dan toelichten.

1.4

Hoe worden de uitgangscijfers bepaald die voor de jaarlijkse berekening van de tarieven gebruikt worden?

1.5

Sinds wanneer wordt deze integrale kostensystematiek door de organisatie toegepast?

1.6

Is er een wijziging van de integrale kostensystematiek gepland en zo ja wanneer?

Over personeelskosten

1.7

Is het personeel ingedeeld in tariefgroepen? Zo ja, welke?

1.8

Hoe wordt het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer berekend en wat is het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer? Is dit aantal gelijk voor alle personen? Zo nee, licht toe.

Over machines en apparatuur

1.9

Zijn de kosten voor machines en apparatuur onderdeel van de integrale kostensystematiek? Zo ja, geldt dat voor alle machines en apparatuur of zijn er ook machines en apparaten die in projecten als aparte post worden begroot?

2. Basisvoorwaarden integrale kostensystematiek

2.1

De toerekeningssystematiek en -principes (verdeelsleutels en -mechanismen van indirecte kosten; normen voor percentages, etc.) worden in de hele organisatie stelselmatig toegepast.

2.2

Kosten worden op een bedrijfseconomische aanvaardbare en stelselmatige wijze aan kostendragers toegerekend. Deze toerekening is transparant en controleerbaar.

2.3

Specifieke indirecte kosten van bepaalde activiteiten worden niet toegerekend aan andere activiteiten. Bijvoorbeeld: specifieke indirecte kosten van onderwijsactiviteiten worden niet toegerekend aan onderzoeksactiviteiten en specifieke indirecte kosten van de marketingafdeling worden niet toegerekend aan R&D activiteiten.

2.4

Toerekenbare indirecte kosten worden evenredig omgeslagen over de activiteiten.

2.5

Directe kosten worden niet nogmaals meegenomen in de indirecte kosten.

2.6

In de systematiek zijn geen winstopslagen opgenomen1

2.7

In de systematiek zijn geen toeslagen voor risico’s opgenomen.

1 Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden wel in aanmerking genomen, maar alleen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen (art. 10 lid 5 Kaderbesluit EZ subsidies).

3. Niet in de integrale kostensystematiek op te nemen kostencomponenten

3.1

Kosten van algemene research1.

3.2

Kosten die al door de overheid of derden zijn of worden gefinancierd. Bijvoorbeeld afschrijvingskosten van reeds gefinancierde gebouwen, installaties en apparatuur.

3.3

Kosten die het gevolg zijn van buitensporige of roekeloze uitgaven2.

3.4

Kosten die door crediteuren in rekening worden gebracht bij te laat betalen.

3.5

Kosten van incourante voorraden.

3.6

Kosten van vaste activa als gevolg van leegstand buiten de normale bezetting.

3.7

Kosten van externe subsidie-adviseurs voor zover deze specifiek betrokken zijn bij de aanvraag van individuele projecten.

3.8

Voorzieningen en reserveringen voor verliezen en schulden3.

3.9

Alle indirecte belastingen, waaronder BTW, voor zover die kunnen worden teruggevorderd of verrekend.

3.10

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het afsluiten van leningen.

3.11

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het beleggen van geld.

3.12

Rentekosten, met uitzondering van rente voor gebouwen en technische installaties, mits toerekenbaar aan de subsidiabele activiteiten.

3.13

Rekenrente op met eigen vermogen gefinancierde activa4

3.14

Wisselkoersverliezen.

1 Onder algemene research valt basisonderzoek, waaronder het eerste geldstroom onderzoek van universiteiten. De directe kosten van algemene research mogen niet zonder meer deel uitmaken van de integrale kostensytematiek. De indirecte kosten die aan algemene research zijn verbonden kunnen wel deel uitmaken van de systematiek, mits deze kosten evenredig worden omgeslagen over alle activiteiten.

2 Van buitensporige uitgaven is sprake als subsidie-ontvanger beduidend meer betaalt voor producten, diensten of personeel dan tegen de gangbare markttarieven, waardoor een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald. Roekeloze uitgaven betreft het onzorgvuldig omgaan met het selecteren van producten, diensten of personeel waardoor eveneens een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald.

3 Deze uitsluiting betreft reserveringen en voorzieningen die niet rechtstreeks aan kosten voor normale bedijfsuitoefening verbonden zijn. Overlopende activa en passiva zijn dus niet uitgesloten.

4 Voor universiteiten geldt hier een uitzondering, voor zover activa van universiteiten beslag leggen op eigen vermogen en voor zover die activa toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteiten. Als rekenrente moet dan de 10-jaars rente van de Bank Nederlandse Gemeenten per primo van een betreffend jaar gehanteerd worden.

Bijlage 3.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage, bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.3, eerste lid, onder a, van de Subsidieregeling sterktes in de regio

Gemeenten en delen van gemeenten en steunintensiteiten volgens de regionale steunkaart

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Provincie Groningen

Oost-Groningen

15%

Menterwolde (Zuidbroek, Uiterburen, Heiligelaan, Westeind, W.A. Schottenweg, Verspreide huizen Zuidbroek, Muntendam met Oude Verlaat, Tussenklappen, Tripscompagnie, Borgercompagnie (gedeeltelijk), Verspreide huizen Muntendam)

Scheemda (Eexta-Zuid, Heiligerlee, Scheemdermeer)

Stadskanaal (Industriegebied, Dideldom)

Veendam

Vlagtwedde (Ter Apelkanaal, Verspreide huizen Ter Apel en Ter Apelkanaal, Jipsingboermussel en Zandberg)

Winschoten

Delfzijl en omgeving

10%

Appingedam

Delfzijl (Delfzijl-Centrum, Farmsum, Delfzijl-Noord, Delfzijl-West, Fivelzigt, Tuikwerd, Meedhuizen, Uitwierde, Verspreide huizen Eemskanaal (ten zuiden), Industrieterrein, Verspreide huizen in het Noorden)

Overig Groningen

10%

Eemsmond (Eemshavengebied)

Groningen

Hoogezand-Sappemeer

Leek (Diepswal, Centrum Leek en omgeving, Rodenburg en omgeving, Nienoordsrand, Buitengebied ten oosten van Leek, Buitengebied ten zuiden van Leek, Bebouwde kom Tolbert, Sintmaheerdt, Buitengebied Tolbert, Bebouwde kom Midwolde, Pasop, Buitengebied Midwolde)

Slochteren (Rengerslaan, Verspreide huizen ten zuiden van Kolham, Borgweg gedeeltelijk))

Provincie Friesland

Noord-Friesland

10%

Franekeradeel (Franeker Binnenstad, Professorenbuurt, Oostelijk en zuidelijk industrieterrein, Vliet, Tuinen westelijke industrieweg, Kaatsersbuurt en Sexbierumerplan, C. van Saarloosstraat en omgeving, Noordelijk Burg. J. Dijkstraweg, Plan Arkens, Watertoren, Bloementerp en Zevenhuizen, Verspreide huizen Franeker)

Harlingen

Leeuwarden

Zuidwest-Friesland

15%

Sneek

Zuidoost-Friesland

15%

Heerenveen (Kanaal, Leeuwarderstraatweg, Businesspark Friesland, Nijehaske, Noord, Mobilisatieweg, Centrum, Het Meer, de Greiden, Midden, de Heide, de Akkers, ten Woude, Nieuweschoot, Zuid)

Opsterland (Gorredijk, Ureterp, Verspreide huizen Ureterp)

Skarsterlân (Jonkersland, Blaauwhof, Centrum, Westermeer, Zuiderveld, Skipsleat, Wylderhoarne, Sewei/De Ekers, Woudfennen, Nijehaske)

Smallingerland (Centrum, De Wiken, De Singels, De Drait, De Wiken-Oost, De Venen, De Folgeren, De Swetten, De Bouwen, Noordoost, De Haven, Buitengebied Drachten, Fennepark, Bedrijvenpark, Vrijburg, Burmaniapark, Opeinde, Drachtstercompagnie)

Provincie Drenthe

Noord-Drenthe

15%

Assen

Noordenveld (Roden, Roden West, Industrieterrein Roden)

Midden-Drenthe (Wijster, Verspreide huizen Wijster)

Tynaarlo (Eelderwolde, Verspreide huizen Eelderwolde, Oosterbroek en vliegveld)

Zuidoost-Drenthe

15%

Coevorden (Coevorden-Centrum, Lootuinen, Poppenhare, Binnenvree Buitenvree Pikveld, De Heege, Klooster, Ballast, De Loo, Verspreide huizen Coevorden, Holwert, Hare, Leeuwerikenveld, De Heege en De Mars, Klinkenvlier, Ossehaar)

Emmen (Noordbarge, Zuidbarge, Weerdinge, Westenesch, Emmerschans, Barger-Oosterveld, Verspreide huizen overig dorpsgebied Emmen, Emmen Centrum, Emmermeer, Emmen-Oude Roswinkelerstraat, Emmen over het spoor, Angelslo, Emmenhout, Bargeres, Bargermeer industrieterrein, Rietlanden, Delftlanden, Nieuw-Dordrecht, Verspreide huizen Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp, Vastenow, Klazienaveen-Noord, Klazienaveen-Zuid, Schoonebeek, Verspreide huizen Schoonebeek, Oosterse Bos. en Middendorp, Westerse Bos, Zandpol, Industrieterrein De Vierslagen)

Zuidwest-Drenthe

15%

Hoogeveen (Centrum, Noord, Bentinckspark, Krakeel, Wolfsbos, Zuid, Venesluis, West, Oost, Steenbergerweiden, Kinholt, Grittenhof, Schoonvelde-West, Schoonvelde-Oost, Schutlanden-Oost, Schutlanden-West, Kattouw, Trasselt, Erflanden, Industriegebied Toldijk, Industriegebied Noord A, Industriegebied Noord B, Industriegebied Buitenvaart)

Meppel (Centrum, Watertoren, Haveltermade, Koedijkslanden, Ezinge, Oosterboer, Industrieterrein Oevers en omgeving, Industrieterrein-Noord, Bedrijvenpark. Blankenstein, Verspreide huizen Meppel, Berggierslanden)

Bijlage 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Subsidieregeling sterktes in de regio

Gemeenten en delen van gemeenten en steunintensiteiten volgens de regionale steunkaart

Provincie Limburg

Zuid-Limburg

10%

Maastricht (excl. Borgharen, Itteren, Meerssenhoven, Heer)

Beek

Heerlen

Nuth

Sittard-Geleen

Bijlage 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder b, van de Subsidieregeling sterktes in de regio
Tabel 1 Scorelijst

criterium

puntenscore

Werkgelegenheid

aantal gecreëerde arbeidsplaatsen

   

› 20

10

 

scholingsgraad van de nieuwe arbeidsplaatsen

   

10–33% HBO of WO

10

 

› 33% HBO of WO

20

 

maximale score

 

30

economische structuur

   

verankering bedrijf

10

 

multiplier ≥ 2

10

 

investering voegt schakel aan keten toe of creëert nieuwe keten

10

 

daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces

10

 

maximale score

 

40

innovatiegerichtheid

aantal kenniswerkers als aandeel van het totaal aantal bij het bedrijf werkzame personen na projectrealisatie ≥ 10%

10

 

beschikbaarheid onderzoeksfaciliteit

10

 

bedrijf is kenniscentrum binnen het concern

10

 

patent-, octrooi-, contractonderzoek

10

 

project sluit aan bij beleidsprioriteiten EZ

10

 

bedrijf neemt deel aan diverse R&D trajecten, ook op Europees niveau

10

 

R&D als% van de bedrijfsomzet ≥ 3

10

 

maximale score

 

70

Tabel 2 Scores en daarbij behorende percentages

projectscore

percentage van de subsidiabele kosten tot € 50 000 000

percentage van de subsidiabele kosten tussen € 50 000 000 en € 100 000 000

percentage van de subsidiabele kosten boven € 100 000 000

140

15,00

7,50

5,10

130

14,25

7,13

4,85

120

13,50

6,75

4,59

110

12,75

6,38

4,34

100

12,00

6,00

4,08

90

11,25

5,63

3,83

80

10,50

5,25

3,57

70

9,75

4,88

3,32

60

9,00

4,50

3,06

50

8,25

4,13

2,81

40

7,50

3,75

2,55

30

6,75

3,38

2,30

20

6,00

3,00

2,04

Tabel 3 Scores en daarbij behorende percentages

projectscore

percentage van de subsidiabele kosten tot € 50 000 000

percentage van de subsidiabele kosten tussen € 50 000 000 en € 100 000 000

percentage van de subsidiabele kosten boven € 100 000 000

140

10,0

5,00

3,40

130

9,5

4,75

3,23

120

9,0

4,50

3,06

110

8,5

4,25

2,89

100

8,0

4,00

2,72

90

7,5

3,75

2,55

80

7,0

3,50

2,38

70

6,5

3,25

2,21

60

6,0

3,00

2,04

50

5,5

2,75

1,87

40

5,0

2,50

1,70

30

4,5

2,25

1,53

20

4,0

2,00

1,36

Bijlage 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage, bedoeld in artikel 3.13, onderdeel a, van de Subsidieregeling sterktes in de regio
Bijlage 246966.png
Bijlage 246967.png
Bijlage 246968.png
Bijlage 246969.png
Bijlage 246970.png
Bijlage 246971.png

Bijlage 3.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage, bedoeld in artikel 3.13, onderdeel b, van de Subsidieregeling sterktes in de regio
Bijlage 246972.png
Bijlage 246973.png
Bijlage 246974.png
Bijlage 246975.png

Bijlage 2 bij het vaststellingsformulier (Bijlage 3.5 bij de Subsidieregeling sterktes in de regio)

CONTROLEPROTOCOL AANGAANDE HET GEVEN VAN AANWIJZINGEN OVER DE REIKWIJDTE EN INTENSITEIT VAN DE ACCOUNTANTSCONTROLE VAN EZ SUBSIDIES

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

behorende bij de

ACCOUNTANTSVERKLARING

betreffende

de aanvraag om vaststelling van een subsidie uit hoofde van de Subsidieregeling sterktes in de regio, Hoofdstuk 3. Regionale investeringsprojecten

1. Uitgangspunten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

1.1. Doelstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidie-ontvanger, bij het Ministerie van Economische Zaken (hierna te noemen EZ) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling.

De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

1.2. Procedures

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Reviewbeleid EZ:

De Auditdienst van EZ kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

1.3. Wet- en regelgeving

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocol is de volgende wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) van toepassing:

  • het Kaderbesluit EZ-subsidies;

  • de Subsidieregeling sterktes in de regio: de artikelen onder hoofdstuk 1 en de artikelen onder Hoofdstuk 3 op basis waarvan de subsidie is verleend;

  • eventuele specifieke subsidievoorwaarden volgens de subsidieverleningsbeschikking met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording.

2. Controleaanpak

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

2.1. Eisen voor de controleaanpak

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld.

Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit EZ met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing:

  • 1. De accountant stelt een risico-analyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risico-analyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd.

  • 2. De accountant ontwikkelt op grond van de risico-analyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.

  • 3. In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.

  • 4. Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed.

  • 5. De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in de onder 1.3 genoemde wet- en regelgeving.

  • 6. De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:

    • a) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de verwerking van de gerealiseerde projectkosten in de fiscale jaarrekening, dat deze kosten de taxatiewaarde niet te boven gaan en het bedrag van de gerealiseerde projectkosten dat betrekking heeft op nog te betalen huurkooptermijnen en/of leasetermijnen (vaststellingformulier vraag C.1);

    • b) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de datum voor welke de investeringen zijn gedaan (vaststellingsformulier vraag C.3.a);

    • c) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de datum waarna de investeringen in gebruik zijn gesteld (vaststellingsformulier vraag C.3.b);

    • d) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de kosten als bedoeld in artikel 3.5 van de regeling (vaststellingsformulier vragen C.3.c tot en met C.3.g);

    • e) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de financieringskosten (vaststellingsformulier C.3.h);

    • f) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de opgevoerde vervangingsinvesteringen (vaststellingsformulier vragen C.3.i en C.3.j);

    • g) de juiste en volledige weergave van de door bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten (vaststellingsformulier vraag C.4);

    • h) de juistheid van de verstrekte informatie betreffende de datum van ingebruikstelling van aangeschafte bedrijfsgebouwen en duurzame bedrijfsuitrusting (aanvraagformulier vraag C.5);

    • i) de juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.

  • 7. De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden, die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden.

  • 8. De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie, waaruit blijkt dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:

    • dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;

    • dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;

    • welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten;

    • dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;

    • dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing2– zijn nageleefd.

2.2. Goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel van toepassing.

Soort verklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

≤3%

> 3%

en ≤ 6%

N.v.t.

> 6%

Onzekerheden in de controle

≤3%

> 3% en ≤ 10%

> 10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).

2.3. Definitie rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).

Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen.

Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten.

Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout.

Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles.

Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden

Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten.

Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).

Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1% van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van EZ beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.

3. Verslaglegging

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. accountantsverklaring: hiervoor wordt de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd.

  • 2. verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1% van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.

Ad 1.:

Een voorbeeld van deze verklaring is opgenomen in de bijlage. Dit voorbeeld is de versie per februari 2008. Voor de actuele versie wordt verwezen naar de website van het NIVRA.

10.3 Voorbeeldtekst basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector3

Aan: Opdrachtgever

Accountantsverklaring ... 4

Afgegeven ten behoeve van ... (naam subsidiegever).

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde5, subsidiedeclaratie6ingevolge ...7van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over ... (periode/jaar) gecontroleerd De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit8. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder/en ...9Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de subsidiedeclaratie de ... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer10, in overeenstemming met ...11

Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)12

De subsidiedeclaratie van ... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ... (naam entiteit) ter verantwoording aan ... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

  1. Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister – bij commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden.Ook is de Minister bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. De Minister is bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken. ^ [1]
  2. Bedrijven/instellingen die in totaal voor meer dan 50% gesubsidieerd worden door aanbestedende diensten zijn daarmee zelf ook aanbestedende dienst geworden. ^ [2]
  3. Gezien de diversiteit aan subsidieregelingen zal de basisverklaring nog aangepast moeten worden aan de specifieke situatie. Deze voorbeeldtekst is de versie per 20 februari 2008. Voor de actuele versie wordt verwezen naar de website van het NIVRA. ^ [3]
  4. Eventueel aan te vullen met de naam van de betreffende subsidieregeling. ^ [4]
  5. Indien voorgeschreven aanvullen met: ‘(en) door ons gewaarmerkte’. ^ [5]
  6. Afhankelijk van de subsidieregeling te vervangen door een meer passende benaming. ^ [6]
  7. Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidieregeling. ^ [7]
  8. Afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals ‘het bestuur van de vennootschap’ (B.V./N.V.), ‘vereniging’, ‘stichting’ enz. ^ [8]
  9. Aan te vullen met een verwijzing naar de controlecriteria zoals vermeld in de relevante wet- en regelgeving, het van toepassing zijnde referentiekader of het controleprotocol. Afhankelijk van de status daarvan wordt ‘waaronder’ of ‘en’ gebruikt. ^ [9]
  10. Gekozen is voor een algemene formulering. Afhankelijk van de subsidieregeling kan het oordeel anders worden geformuleerd. Het aspect volledigheid is meestal niet van toepassing. ^ [10]
  11. Aan te vullen met een verwijzing naar de controlecriteria zoals vastgelegd in de relevante wet- en regelgeving, in het van toepassing zijnde referentiekader of in het controleprotocol. ^ [11]
  12. Deze paragraaf kan, vooruitlopend op de implementatie van ISA 800 (revised) optioneel worden toegepast. ^ [12]