Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg 2009

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2012.
Geldend van 24-05-2012 t/m 30-09-2012

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 2008, nr. DGASV/2008/34292, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg 2009)

§ 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. directeur-generaal: de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg;

  • b. directie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met d;

  • c. directeur: een functionaris die leiding geeft aan een directie;

  • d. bureauhoofd: een functionaris die leiding geeft aan het bureau DG Control, genoemd in artikel 2, onderdeel e;

  • e. programmamanager: een functionaris die per 1 september 2011 leiding geeft aan het programma Werken naar Vermogen, genoemd in artikel 2, onderdeel f. In de periode van 15 november 2010 tot en met 31 augustus 2011 werd deze functionaris programmadirecteur genoemd;

  • f. hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I: een functionaris die leiding geeft aan de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I van de directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

  • a. directeur-generaal: de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg;

  • b. directie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met d;

  • c. directeur: een functionaris die leiding geeft aan een directie;

  • d. bureauhoofd: een functionaris die leiding geeft aan het bureau DG Control, genoemd in artikel 2, onderdeel e;

  • e. hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I: een functionaris die leiding geeft aan de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I van de directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen.

§ 2. Organisatie

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Onder de directeur-generaal ressorteren:

  • a. de directie Re-integratie en Participatie;

  • b. de directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen;

  • c. de directie Naleving;

  • d. de directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing;

  • e. het bureau DG-Control;

  • f. het programma Werken naar Vermogen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

  • a. de directie Re-integratie en Participatie;

  • b. de directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen;

  • c. de directie Naleving;

  • d. de directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing;

  • e. het bureau DG-Control.

§ 3. Verantwoordelijkheden

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

  • 1 Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de directeur-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de directeur-generaal;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en de directeur-generaal vastgestelde uitgangspunten;

    • i. het rapporteren aan de directeur-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het, na overeenstemming daarover met de directeur-generaal, aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 2 Het eerste lid, met uitzondering van de onderdelen h tot en met k, is van overeenkomstige toepassing op het bureauhoofd.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel k, is niet van toepassing op directeuren die leiding geven aan een directie met een omvang van maximaal 12 fulltime-equivalenten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

De directie Re-integratie en Participatie is verantwoordelijk voor:

  • a. het zorgdragen voor een effectief re-integratiebeleid, onder meer door een samenhangend pakket re-integratie-instrumenten en een effectieve en efficiënte inzet daarvan door de uitvoering;

  • b. het scheppen van voorwaarden voor het re-integreren van mensen met een sociale zekerheidsuitkering (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en bijstand) in betaalde arbeid, zowel aan de aanbodkant als aan de vraagkant;

  • c. het doen inschakelen van mensen met en zonder uitkering in andere vormen van maatschappelijke participatie indien inschakeling in betaalde arbeid nog niet mogelijk blijkt, als stap op weg naar betaald werk;

  • d. het zorgdragen voor de uitvoering van de werkzaamheden die verband houden met de afwikkeling van de opgeheven arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

De directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen is verantwoordelijk voor:

  • a. het formuleren van het beleid ten aanzien van de rechten en plichten van de sociale verzekeringen en voorzieningen, gericht op preventie, werk en bescherming;

  • b. het formuleren van het financieringsbeleid van de sociale verzekeringen en voorzieningen gericht op het stimuleren werknemers, werkgevers en de uitvoering;

  • c. de bedrijfsvoering, de secretariële ondersteuning en de coördinatie van de begroting ten behoeve van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg en de onder de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg ressorterende onderdelen, genoemd in artikel 2.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

De directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing is verantwoordelijk voor:

  • a. het beheren van de relatie tussen het ministerie en de buitenwereld in het domein van werk en inkomen, zoals onder meer de uitvoeringsorganisaties en gemeenten;

  • b. het aansturen van de uitvoeringsorganisaties, het maken van prestatieafspraken, het bewaken van de realisatie daarvan en – ndien nodig – optreden;

  • c. het aansturen van de samenwerking in de keten van uitvoeringsorganisaties en de gemeenten, gericht op de toeleiding naar werk en het verstrekken van uitkeringen, met inbegrip van de gegevensinfrastructuur en het daartoe ondersteunende gegevensverkeer;

  • d. het zorgdragen voor de ontwikkeling en het beheer van het uitvoeringsstelsel, waarbij innovatie centraal staat;

  • e. het intra- en interdepartementaal coördineren van de regeldrukprogramma’s voor bedrijven, burgers, professionals en medeoverheden;

  • f. het strategisch en eenduidig opereren in de regio door het ministerie en afstemming met andere departementen en de partners in het netwerk van werk en inkomen hierover;

  • g. het zorgdragen voor de uitvoering van de werkzaamheden die verband houden met de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen en de afwikkeling van de opgeheven Raad voor Werk en Inkomen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De directie Naleving is verantwoordelijk voor:

  • a. het ontwikkelen van een brede handhavingsstrategie met systematische aandacht voor handhaven in alle onderdelen van de beleidscyclus en de hele keten van werk en inkomen gericht op een verbetering van de naleving en een vergroting van de effectiviteit van de handhaving (Strategisch handhaven);

  • b. het bevorderen van vernieuwingen in het handhavingsbeleid van het ministerie en van de uitvoerende instanties en het (doen) aanpakken van lacunes in beleid, wetgeving en uitvoering (Vernieuwend handhaven);

  • c. het bevorderen van de samenhang in het handhavings- en opsporingsbeleid van het ministerie en de uitvoerende instanties en met het beleid van externe partijen (Samenhangend handhaven).

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

Het artikel vervalt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Het bureau DG-Control is verantwoordelijk voor beheersmatig en beleidsinhoudelijk ondersteunen van de directeur-generaal bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het programma Werken naar Vermogen is verantwoordelijk voor:

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

Het artikel vervalt.

§ 4. Bevoegdheden directeuren

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Elk van de directeuren, alsmede het bureauhoofd en de programmamanager zijn bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, bureau dan wel programma, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal.

  • 2 Aan elke directeur, alsmede het bureauhoofd en de programmamanager wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

  • 3 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een mantelovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

1 Elk van de directeuren, alsmede het bureauhoofd zijn bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, dan wel bureau, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal.

2 Aan elke directeur, alsmede het bureauhoofd wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

  • a. de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden;

  • b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I is ten behoeve van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg, de directeur Naleving, het bureauhoofd en de programmamanager gevolmachtigd tot het verrichten van de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen:

    • a. het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en diensten die voortvloeien uit een door de directie Bedrijfsvoering afgesloten raamovereenkomst;

    • b. het afsluiten van koop-, huur- en leaseovereenkomsten met een waarde van ten hoogste € 15.000,– per overeenkomst.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

1 Aan het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I wordt ten behoeve van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg, de directeur Naleving en het bureauhoofd mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de verantwoordelijkheden, zoals genoemd in artikel 7, onderdelen a tot en met g, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Inkomensverzekeringen en -voorzieningen 2009.

2 Het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I is ten behoeve van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg, de directeur Naleving en bureauhoofd gevolmachtigd tot het verrichten van de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen:

  • a. het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en diensten die voortvloeien uit een door de directie Bedrijfsvoering afgesloten raamovereenkomst;

  • b. het afsluiten van koop-, huur- en leaseovereenkomsten met een waarde van ten hoogste € 15.000,– per overeenkomst.

§ 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeuren, alsmede het bureauhoofd en de programmamanager kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de directeur-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 3 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

  • 4 Het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I kan, ten aanzien van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg, de directeur Naleving, het bureauhoofd en de programmamanager de volgende bevoegdheden aan onder hem ressorterende functionarissen doorverlenen:

    • a. het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en diensten die voortvloeien uit een door de directie Bedrijfsvoering afgesloten raamovereenkomst;

    • b. het afsluiten van koop-, huur- en leaseovereenkomsten met een waarde van ten hoogste € 15.000,– per overeenkomst.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 6710, datum inwerkingtreding 16-03-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-04-2012.

1 De directeuren, alsmede het bureauhoofd kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

  • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

  • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

  • c. verlof van medewerkers;

  • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

4 Het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering, secretariaat en begroting-P&I kan, ten aanzien van de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg, de directeur Naleving en het bureauhoofd de volgende bevoegdheden aan onder hem ressorterende functionarissen doorverlenen:

  • a. het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en diensten die voortvloeien uit een door de directie Bedrijfsvoering afgesloten raamovereenkomst;

  • b. het afsluiten van koop-, huur- en leaseovereenkomsten met een waarde van ten hoogste € 15.000,– per overeenkomst.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 30-12-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2015]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 november 2008

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de

Directeur-Generaal Participatie en Inkomenswaarborg

,

J.A.M. Hilgersom