Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-03-2013 en zichtdatum 25-12-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Wet van 29 december 2008 tot regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat chronisch zieken en gehandicapten die worden geconfronteerd met hoge uitgaven in verband met gezondheidsproblemen hiervoor een tegemoetkoming ontvangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Tegemoetkomingen in verband met gezondheidsproblemen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

§ 2.1. Algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Recht op een van de draagkracht afhankelijke tegemoetkoming van het CAK heeft degene die in het berekeningsjaar behoort tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen groep van personen:

    • a. die gebruik maken van hulpmiddelenzorg, farmaceutische zorg, fysiotherapie, oefentherapie of geneeskundige zorg die behoort tot de verzekerde prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet,

    • b. voor wie ingevolge artikel 9b, eerste of vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgesteld dat zij aanspraak hebben op zorg, of

    • c. die gebruik maken van een individuele voorziening, die beoogt hen in staat te stellen een huishouden te voeren als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, dan wel zich te verplaatsen in en om de woning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld, waarbij de hoogte van de tegemoetkoming voor verschillende groepen op een verschillend bedrag kan worden vastgesteld.

  • 3 De criteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, kunnen indien dit met het oog op een betere werking van deze wet op korte termijn noodzakelijk wordt geacht, bij algemene maatregel van bestuur worden aangevuld.

  • 4 Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het derde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

  • 5 In afwijking in zoverre van de tweede en derde volzin van het vierde lid wordt, in geval de wijzigingen in de krachtens het derde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur meer omvatten dan een aanvulling van de criteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, de algemene maatregel van bestuur niet ingetrokken, maar zodanig gewijzigd dat onverwijld dan wel met terugwerkende kracht tot en met de datum van inwerkingtreding van de wet uitsluitend de criteria waarmee de criteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, zijn aangevuld, vervallen.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaat indien het toetsingsinkomen in het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger was dan € 24 570,– of indien het een belanghebbende met een partner betreft, hoger was dan € 35 100,–.

  • 3 Geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaat in afwijking van het eerste lid, voor degene die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, indien het toetsingsinkomen in het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger was dan € 24 570,– of indien op hetzelfde woonadres als de minderjarige, de ouders of een ouder en diens partner, op de laatste dag van het berekeningsjaar in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven, hoger was dan € 35 100,–.

  • 4 Voor degene die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, wordt in afwijking van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, het toetsingsinkomen van zijn tot het voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud verplichte ouders dan wel een van zijn ouders en diens partner, die op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven, voor de toepassing van het derde lid in aanmerking genomen.

  • 5 Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende indien:

    • a. zijn partner krachtens artikel 2, eerste lid, recht heeft op een hogere tegemoetkoming dan de belanghebbende of recht heeft op een even hoge tegemoetkoming en ouder is dan de belanghebbende, of

    • b. een persoon die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven en behoorde tot het huishouden van de belanghebbende en die krachtens artikel 2, eerste lid, recht heeft op een hogere tegemoetkoming dan de belanghebbende.

  • 6 Het derde lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende indien een persoon die op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven en behoorde tot het huishouden van de belanghebbende, en die krachtens artikel 2, eerste lid, recht heeft op een hogere tegemoetkoming dan belanghebbende of een even hoge tegemoetkoming als belanghebbende en ouder is dan de belanghebbende.

  • 7 De hoogte van het toetsingsinkomen waarboven geen aanspraak bestaat op de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onderscheidenlijk derde lid, kunnen jaarlijks bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, daar aanleiding toe geeft.

  • 9 Het CAK verleent bij het ontbreken van een in aanmerking te nemen toetsingsinkomen, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2014, 62, datum inwerkingtreding 15-02-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.

1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft een belanghebbende, die op de laatste dag van het berekeningsjaar meerderjarig is, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

  • a. hij op de laatste dag van het berekeningsjaar geen partner heeft en zijn toetsingsinkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570, of

  • b. hij op de laatste dag van het berekeningsjaar een partner heeft en het gezamenlijke toetsingsinkomen van hem en zijn partner over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 35.100.

2 In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft de belanghebbende, die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

  • a. een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders zonder partner op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en het toetsingsinkomen van die ouder over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570;

  • b. zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven en het gezamenlijke toetsingsinkomen van die ouders over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger is dan € 35.100, of

  • c. een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders en de niet een ouder van die belanghebbende zijnde partner van die ouder, op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staan ingeschreven en het gezamenlijke toetsingsinkomen van die ouder en die partner over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 35.100.

3 Als partner wordt aangemerkt:

  • a. de echtgenoot;

  • b. de geregistreerde partner;

  • c. de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige, een gezamenlijke huishouding voert met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad.

4 Voor de toepassing van het derde lid wordt een persoon die duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot of zijn geregistreerde partner als ongehuwd aangemerkt.

5 Voor de toepassing van het derde lid wordt een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als gezamenlijke huishouding aangemerkt. Het bepaalde bij of krachtens artikel 1, vijfde tot en met zevende lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is van toepassing.

6 Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, recht zou hebben op een hogere tegemoetkoming of op een even hoge tegemoetkoming en ouder is dan de belanghebbende.

7 Het tweede lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens artikel 2, eerste en tweede lid:

  • a. recht zou hebben op een hogere tegemoetkoming dan de belanghebbende, of

  • b. op een even hoge tegemoetkoming als de belanghebbende en ouder is dan de belanghebbende.

8 De in het eerste en tweede lid vermelde bedragen kunnen jaarlijks bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 daar aanleiding toe geeft.

9 Het CAK verleent bij het ontbreken van een op grond van het eerste of tweede lid ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking te nemen toetsingsinkomen respectievelijk gezamenlijk toetsingsinkomen, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan die belanghebbende.

10 In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft degene die niet verzekerd is krachtens een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenzij hij militaire ambtenaar in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, dan wel een militair is aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is verleend.

Artikel 2b

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Geen recht op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, wordt verleend voor degene die gedurende het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, is overleden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Het bestuur van het CAK stelt ambtshalve het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, vast.

  • 2 Het CAK verstrekt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor het einde van het kalenderjaar volgend op het berekeningsjaar.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien iemand die meent rechthebbende te zijn of zijn erfgenaam het CAK verzoekt om informatie over de gronden waarop een tegemoetkoming is verleend of geweigerd, verstrekt het CAK binnen 30 dagen na het verzoek kosteloos en in begrijpelijke taal schriftelijk de gevraagde informatie. Het verzoek kan worden gedaan vanaf 1 november van het kalenderjaar volgend op het berekeningsjaar. Het CAK gaat bij dit verzoek, na toestemming van verzoeker, bij zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet, indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a of stichtingen als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, colleges van burgemeester en wethouders of andere bij algemene maatregel van bestuur bepaalde instanties als bedoeld in artikel 5, tweede lid, na onder welke criteria als bedoeld bij of krachtens artikel 2, eerste lid, degene die meent rechthebbende te zijn, valt en deelt de uitkomst hiervan aan verzoeker mede. De verzoeker legitimeert zich desgevraagd op deugdelijke wijze.

  • 2 Indien iemand die meent rechthebbende te zijn of diens erfgenaam na afloop van de termijn, genoemd in het eerste lid, geen antwoord heeft gekregen van het CAK dan wel het antwoord onvoldoende acht, delen de in het eerste lid genoemde en bedoelde instanties op verzoek van hem of zijn erfgenaam binnen 30 dagen na het verzoek kosteloos en in begrijpelijke taal schriftelijk mede onder welke criteria, met inbegrip van de onderliggende zorggegevens, als bedoeld bij of krachtens artikel 2, eerste lid, degene die meent rechthebbende te zijn, valt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de vorm waarin de informatie wordt verstrekt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 3 Het CAK neemt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak in zijn administratie het burgerservicenummer op van:

    • a. de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c en hun partners, en

    • b. de ouders en in voorkomend geval de partner van een ouder van zodanige personen die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig zijn.

  • 4 Het CAK verstrekt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak aan de inspecteur het burgerservicenummer van de personen, bedoeld in het derde lid.

  • 6 De inspecteur verstrekt aan het CAK de twee of meer burgerservicenummers van degenen die volgens de registratie van de rijksbelastingdienst, op de laatste dag van het berekeningsjaar woonden op het door het CAK verstrekte woonadres.

  • 7 Het CAK stelt voor de personen waarvan de inspecteur de burgerservicenummers heeft verstrekt, vast of ze op de laatste dag van het berekeningsjaar, in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op hetzelfde woonadres als een belanghebbende staan ingeschreven.

  • 8 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welke gegevens de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zich uitstrekken en in welke gevallen de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.

  • 9 Bij ministeriële regeling wordt bepaald:

    • a. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking door het CAK plaatsvindt;

    • b. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking door het CAK voldoet;

    • c. de hoogte van de vergoeding voor zorgverzekeraars voor het aanleveren van gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak;

    • d. op welke datum gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid uiterlijk worden verstrekt.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 3 De intrekking en de terugvordering op grond van het eerste lid geschieden binnen acht weken na het tijdstip waarop het voor het eerst vastgestelde, voor het eerst bepaalde of gewijzigde inkomensgegeven aan het CAK bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde vaststelling, bepaling of wijziging, onherroepelijk is geworden.

  • 4 De vaststelling, op grond van het tweede lid, geschiedt binnen acht weken na het tijdstip waarop het gewijzigde inkomensgegeven aan het CAK bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het tweede lid bedoelde wijziging onherroepelijk is geworden.

Artikel 5b

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel XVI van Overige fiscale maatregelen 2009 is niet van toepassing op een door het CAK ingevolge deze wet te nemen of genomen beschikking.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 2 Indien een zorgverzekeraar als bedoeld in het eerste lid niet binnen vier weken aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, voldoet, is Onze Minister bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.

  • 3 Indien indicatieorganen als bedoeld in het eerste lid niet binnen vier weken voldoen aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister noodzakelijke maatregelen treffen. Onze Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van deze door hem getroffen maatregelen.

§ 2.2. Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De persoon die van rechtswege verzekerd is ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en recht heeft op een uitkering in verband met een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer en de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer of op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, hebben recht op een tegemoetkoming.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de doelgroep, de hoogte van de tegemoetkoming en de wijze van betaling.

§ 2.3. Algemene bepalingen met betrekking tot tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De betaling van tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2 en 10, geschiedt eenmaal per kalenderjaar.

  • 2 De bedragen van de tegemoetkomingen kunnen jaarlijks per 1 januari bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, daar aanleiding toe geeft.

  • 3 De tegemoetkomingen zijn niet vatbaar voor beslag.

  • 4 De tegemoetkomingen blijven buiten beschouwing bij de verlening van op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen.

  • 5 De tegemoetkomingen en de daarmee gepaard gaande beheerskosten komen ten laste van ’s Rijks kas.

Hoofdstuk 3. Wijzigingen in overige wetten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

§ 3.1. Wijzigingen in fiscale wetgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

§ 3.2. Wijzigingen met betrekking tot inkomenscompensatie voor ouderen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet op de huurtoeslag.]

§ 3.3. Overige wijzigingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 4.2 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet komt te vervallen, met dien verstande dat dit artikel en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de dag waarop dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, van toepassing blijven op de aanspraken van belastingplichtigen over de jaren voor het kalenderjaar 2009.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet marktordening gezondheidszorg.]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet werk en bijstand.]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Wet werk en inkomen kunstenaars.]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt de Zorgverzekeringswet.]

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over door de rijksbelastingdienst te verstrekken tegemoetkomingen specifieke zorgkosten aan belastingplichtigen met uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2 De uitbetaling en terugvordering van verstrekte tegemoetkomingen specifieke zorgkosten geschieden overeenkomstig de regels die gelden voor de invordering van inkomstenbelasting, met dien verstande dat bij de overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 een uit te betalen tegemoetkoming specifieke zorgkosten uitsluitend kan worden verrekend met een terugvordering van een tegemoetkoming specifieke zorgkosten.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 2 Na 30 november 2009 in rekening gebrachte bijdragen als bedoeld in het eerste lid hoeven niet te worden voldaan.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij voor een of meer artikelen of onderdelen daarvan terugwerkende kracht mogelijk is tot en met 1 januari 2009.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de dertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin