Zuivelverordening 2008, Gewichtsbepaling bij gebruik van rijdende melkontvangsten met vloeistofmeetinstallatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-01-2020 en zichtdatum 24-12-2024.
Geldend van 17-01-2009 t/m 31-12-2014

Verordening van het Productschap Zuivel van 29 oktober 2008, houdende regels voor de gewichtsbepaling van boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met vloeistofmeetinstallatie (Zuivelverordening 2008, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met vloeistofmeetinstallatie)

Het bestuur van het Productschap Zuivel;

Gelet op de artikelen 93, 95 en 102 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede de artikelen 5 en 6 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk. Voorts wordt in deze verordening verstaan onder:

Metrologiewet:

Wet van 2 februari 2006, houdende regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten. (Stb. 2006, 137).

toezichthoudende instantie:

Een in Nederland gevestigde rechtspersoon die op grond van artikel 27 van de Metrologiewet door de Minister van Economische Zaken is aangewezen en tot taak heeft gekregen zorg te dragen voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39 van de Metrologiewet.

weegbrug:

een weegbrug die is voorzien van de wettelijke kenmerken en voldoet aan de nauwkeurigheidseisen voor de ingebruikname van nieuwe werktuigen, zoals bepaald bij of krachtens de Metrologiewet.

tanksnelweger:

weegtank met een afleeseenheid groter dan of gelijk aan 10 kg die is voorzien van de wettelijke kenmerken en die voldoet aan de nauwkeurigheidseisen voor de ingebruikname van nieuwe weegwerktuigen, zoals bepaald bij of krachtens de Metrologiewet of een weegtank met een afleeseenheid kleiner dan 10 kg die is voorzien van wettelijke kenmerken en die voldoet aan de nauwkeurigheidseisen voor de keuring van reeds in gebruik zijnde weegwerktuigen, zoals bepaald bij of krachtens de Metrologiewet.

typegoedkeuring:

keuring van de vloeistofmeetinstallatie overeenkomstig de Metrologiewet.

erkende keurder :

erkenning verleend aan natuurlijk of rechtspersoon als bedoeld in artikel 11, lid 1 van de Metrologiewet.

keuring:

een overeenstemmingsbeoordeling (keuring) van in gebruik genomen meetinstrumenten als bedoeld in artikel 7 van de Metrologiewet.

herkeuring:

een overeenstemmingsbeoordeling (keuring) van een afgekeurde RMO.

weegcontrole:

Na beëindiging van de melkrit wordt het gewicht van ingenomen melk vastgesteld op een zuivelgekeurde weegbrug.

vloeistofmeetinstallatie:

een installatie voorzien van een pomp, vloeistofmeter en luchtafscheider voor de meting van de bij melkveehouders in te nemen hoeveelheid melk.

§ 2. Gewichtsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Met de in deze verordening bedoelde RMO’s met vloeistofmeetinstallatie worden gelijkgesteld RMO’s met vloeistofmeetinstallatie, die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, en die aan ten minste gelijkwaardige technische eisen voldoen.

§ 3. RMO’s

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De ontvanger van boerderijmelk maakt gebruik van RMO’s voorzien van een vloeistofmeetinstallatie die voldoet aan de hiernavolgende eisen:

  • 1. Voorzien van een vloeistofmeetinstallatie die voldoet aan de in artikel 4 genoemde eisen.

  • 2. Voorzien van een doelmatige ruimte, waarin de monsters diepgekoelde boerderijmelk kunnen worden gekoeld en bewaard op een temperatuur van ten minste 0,0° C en ten hoogste 4,0° C.

  • 3. Op een duidelijke zichtbare plaats voorzien van een verzegelbare opschriftenplaat, waarop de volgende gegevens zijn vermeld:

    • a. merk of naam van de fabrikant;

    • b. gegevens over de nauwkeurigheid: nauwkeurigheidsklasse 0,5 en bestemd voor melk;

    • c. gegevens met betrekking tot gebruiksomstandigheden (melk): de minimale en maximale werkdruk;

    • d. meetcapaciteit: gegevens over de minimale en maximale volumestroom;

    • e. kenmerk ter identificatie van het meetinstrument (waaronder duidelijk leesbaar het nummer van de melkmeter);

    • f. nummer van het certificaat van het EG-type-onderzoek (alleen voor na september 2008 in de handel gebrachte en/of in gebruik genomen vloeistofmeetinstallaties);

    • g. de kleinste ontvangsthoeveelheid: 900 liter;

    • h. de basishoeveelheid, zijnde de melkinhoud op het gemiddelde rustniveau van de vloeistofmeetinstallatie tot de melkmeter.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De vloeistofmeetinstallatie is voorzien van:

    • a. Een typegoedkeuring overeenkomstig het bepaalde in de Metrologiewet (alleen voor na september 2008 in de handel gebrachte en/of in gebruik genomen vloeistofmeetinstallaties).

    • b. Een melkmeter: de meter registreert zowel de hoeveelheid melk van elke melkveehouder afzonderlijk, als de totale hoeveelheid melk welke per rit wordt ontvangen en is voorzien van de wettelijke kenmerken en waarvan de justeerinrichting door het Nederlands Meetinstituut of een andere daartoe bevoegde instantie is verzegeld. De melkmeter is voorzien van een aanwijsinrichting, waarvan de afleeseenheid < 1 liter is.

    • c. Een luchtafscheider met op doelmatige wijze aangebracht kijkglas of niveau-aanwijzer en met een op een duidelijk zichtbare plaats aangebrachte opschriftenplaat, waarop de volgende gegevens zijn vermeld:

      • De inhoudsvariaties per cm niveauverschil over het gebied van ten minste plus en minus 5 cm ten opzichte van het gemiddelde rustniveau.

      • Het kijkglas of de niveau-aanwijzer is op zodanige wijze aangebracht, dat het rustniveau kan worden vastgesteld. Het rustniveau bevindt zich altijd in een door 2 streepjes afgebakende zone, waarvan het volume ten hoogste 7 liter bedraagt. De afstand tussen de twee streepjes bedraagt ten minste 15 mm. De luchtafvoerleiding van de luchtafscheider mondt rechtstreeks uit in de buitenlucht. Indien dit niet het geval is, is in deze leiding een beveiligingsinrichting opgenomen, die de melkpomp uitschakelt indien tijdens normaal bedrijf melk door deze leiding stroomt.

    • d. De melkpomp met de bijbehorende aandrijving, welke - voor zover niet aangedreven door een elektromotor met constant toerental - door een verzegelbaar stroomregelventiel in het hydraulische systeem van de melkpomp, zodanig moet zijn geborgd, dat de maximaal toelaatbare volumestroom niet kan worden overschreden (zie artikel 3, lid 3, onder d).

      Indien gebruik wordt gemaakt van dataregistratie-apparatuur behoeft een stroomregelventiel zoals hierboven bedoeld, niet te zijn aangebracht, indien ten behoeve van de melkveehouder en de zuivelfabriek een duidelijke schriftelijke signalering plaatsvindt van een grotere dan de maximale volumestroom; dat wil zeggen bij overschrijding van het daarbij behorende aantal afgegeven pulsen per tijdseenheid gedurende meer dan 15 seconden.

  • 2 De melkmeter vertoont bij het vaststellen van het aantal liters zonder luchtafscheider geen grotere fout dan plus of minus 0,3%.

  • 3 De complete vloeistofmeetinstallatie veroorzaakt bij het vaststellen van het aantal liters melk geen grotere gemiddelde afwijking dan plus of min 0,75%.

  • 4 De vloeistofmeetinstallatie is zodanig uitgevoerd, dat voor de desbetreffende onderdelen in elk geval de volgende voorzieningen zijn aangebracht:

    • A. Melkpomp

      Deze is:

      • a. Voorzien van een toe- en afvoerleiding, die zodanig zijn uitgevoerd, dat - ten behoeve van de controle van de melkmeter - een omloopleiding met regelafsluiter kan worden gemonteerd. Hiertoe is zowel aan de zuig- als aan de persleiding van de pomp een extra pijpstuk (2”) gemaakt, tenzij door aangebrachte koppelingen in de leiding bedoelde pijpstukken eenvoudig zijn aan te brengen.

        Bovenstaande voorziening kan achterwege blijven indien het toerental van de pomp aan de bedieningszijde regelbaar is van 0 tot maximaal (ingesteld volgens artikel 4, lid 1, onder d).

      • b. Zo nodig, uitsluitend ten behoeve van de controlemetingen aan de melkmeter, voorzien van een extra inrichting om de pomp aan en uit te kunnen schakelen als de luchtafscheider is uitgebouwd.

        Indien aan het begin en/of einde van de zuigperiode met een automatisch geregeld lager toerental wordt gewerkt, is dit lagere toerental ook met voornoemde inrichting instelbaar.

        De inrichting is zodanig uitgevoerd, dat er tijdens normaal bedrijf niet op foutieve wijze gebruik van kan worden gemaakt.

    • B. Luchtafscheider

      Deze is zo aangesloten op het leidingwerk, dat ze op eenvoudige wijze kan worden vervangen door een kortsluitleiding ten behoeve van de controle van de melkmeter. Hiertoe kunnen de toe- en afvoerleiding worden losgenomen en omgezwaaid.

    • C. Melkmeter

      Wanneer de afleesbaarheid > 0,1 liter is, zijn zodanige voorzieningen aanwezig dat tijdens controle afgelezen kan worden op 0,1 liter.

§ 4. Keuringen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat de RMO voldoet aan de eisen, zoals die zijn gesteld in artikel 3. Hiertoe laat de ontvanger van boerderijmelk de RMO één keer per jaar keuren door een door de voorzitter, gehoord het COKZ, aangewezen instelling/erkende keurder.

  • 2 De in lid 1 bedoelde instelling hanteert de door de voorzitter, gehoord het COKZ, vastgestelde werkwijzen ten aanzien van de keuring en de toe te passen nauwkeurigheidsgrenzen, zoals neergelegd in artikel 4.

  • 3 Voor het aanbrengen van de wettelijke kenmerken is de in lid 1 bedoelde instelling in het bezit van een door het Nederlands Meetinstituut of de aangewezen instantie verleende bevoegdheid; het door het Nederlands Meetinstituut goed te keuren kwaliteitshandboek is hiervan een onderdeel.

  • 4 Een gewijzigde RMO wordt door de ontvanger van boerderijmelk direct aan een weegcontrole onderworpen. Deze weegcontrole moet worden uitgevoerd overeenkomstig de werkwijze als omschreven in artikel 6, lid 2, onder A. Indien de omrekeningsfactoren kleiner is dan 1,028 dan wel groter is dan 1,035, wordt binnen één week na vaststelling van de vorige omrekeningsfactoren opnieuw de omrekeningsfactor van deze RMO vastgesteld. Indien de omrekeningsfactoren wederom kleiner is dan 1,028 dan wel groter is dan 1,035, wordt de RMO binnen 10 werkdagen aansluitende op de weegcontrole voor een keuring bij de erkende keurder aangeboden en wordt hiervan binnen één week melding gemaakt aan het COKZ. Een gewijzigde RMO betreft een RMO waarbij wijzigingen zijn aangebracht in de vloeistofmeetinstallatie die gevolgen kunnen hebben voor de hoeveelheidvaststelling (zie artikel 7, lid 3).

  • 5 De resultaten van deze keuring moeten door de ontvanger van boerderijmelk worden geregistreerd ten behoeve van het door het COKZ uit te voeren toezicht.

    Indien bij een keuring op de meetnauwkeurigheid van de vloeistofmeetinstallatie van een RMO wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de eisen welke te dien aanzien zijn neergelegd in deze voorwaarden, draagt de ontvanger van boerderijmelk er zorg voor dat de betrokken RMO binnen een termijn van 8 weken aan een herkeuring wordt onderworpen. De resultaten van deze keuring moeten eveneens door de ontvanger van boerderijmelk worden geregistreerd ten behoeve van het door het COKZ uit te voeren toezicht.

    Bij herkeuring moet de RMO binnen een periode van 6 maanden opnieuw voor een keuring worden aangeboden.

    Indien bij deze herkeuring de RMO niet blijkt te voldoen aan de hiervoor bedoelde voorwaarden, is het gebruik van de RMO voor het vaststellen van de hoeveelheden van door veehouders aan de ontvanger van boerderijmelk geleverde melk niet meer toegestaan. De RMO wordt niet eerder ingezet dan is vastgesteld dat de RMO voldoet aan de eisen ten aanzien van de meetnauwkeurigheid. De ontvanger van melk meldt de afkeuring bij herkeuring direct aan het COKZ.

    De door de ontvanger van boerderijmelk genomen maatregelen moeten worden geregistreerd en de bijbehorende keuringsrapporten moeten beschikbaar zijn ten behoeve van het door het COKZ uit te voeren toezicht.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De vaststelling en de notering van het volume van elke melkleverantie vinden plaats in liters. Het gebruik van een omrekeningsfactor in de data-apparatuur op de RMO is toegestaan, mits overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Metrologiewet, op de plaats van inname van de melk de geregistreerde liters en de omrekeningsfactor inzichtelijk zijn.

  • 2 De omrekening van liters naar kilogrammen melk vindt plaats met behulp van een door de ontvanger van melk vast te stellen omrekeningsfactor. Deze factor wordt éénmaal per kalendermaand bepaald en is van toepassing op de daaropvolgende kalendermaand. De ontvanger van boerderijmelk heeft een procedure waarbij de werkwijze van de vaststelling van de omrekeningsfactor aantoonbaar en objectief wordt vastgesteld.

    De bepaling van de omrekeningsfactor wordt door de ontvanger van boerderijmelk als volgt uitgevoerd:

    • A. Indien de ontvanger van boerderijmelk gebruik maakt van één RMO wordt voor de desbetreffende in gebruik zijnde RMO in de kalendermaand een omrekeningsfactor vastgesteld door na beëindiging van een melkrit het gewicht van de ontvangen melk door middel van een weegbrug of tanksnelweger in kilogrammen vast te stellen. Dat gewicht wordt gedeeld door het totale aantal gedurende die rit ontvangen liters melk, zoals dat met behulp van de vloeistofmeetinstallatie op de betreffende RMO werd vastgesteld:

      Bij gebruikmaking van een weegbrug wordt voor de bepaling van de omrekeningsfactor ofwel:

      • na beëindiging van een melkrit eerst het gewicht van de geladen RMO vastgesteld, alvorens het gewicht van de lege RMO (tarragewicht) te bepalen, ofwel

      • voor de aanvang van een melkrit het gewicht van de lege RMO (tarragewicht) vastgesteld en na beëindiging van de melkrit het gewicht van de geladen RMO bepaald. In laatstgenoemd geval wordt bij de vaststelling van de omrekeningsfactor rekening gehouden met het verbruik van dieselolie door de RMO. Hierbij wordt uitgegaan van een verbruik van 1 kg op 3 kilometer.

      • Het gevonden getal wordt afgerond op de derde decimaal (tot 0,0005 naar beneden en vanaf 0,0005 tot 0,001 naar boven).

        De omrekeningsfactor voor iedere RMO wordt vastgesteld op het getal, dat resulteert uit deze afronding, doch ten minste op 1,028.

      • De bepaling van het gewicht van de van veehouders ontvangen boerderijmelk geschiedt door, met behulp van de omrekeningsfactor voor de betreffende RMO, het aantal liters, als bepaald in dit punt, om te rekenen in kg, waarbij hoeveelheden tot een halve kg naar beneden en hoeveelheden van een halve tot één kg naar boven worden afgerond.

      • De gegevens waaruit de omrekeningsfactor wordt afgeleid, worden gedurende ten minste één jaar op het bedrijf van de ontvanger van boerderijmelk bewaard onder vermelding van de data van bepaling van de omrekeningsfactor en de gemiddelde temperatuur van de melk bij aankomst op de zuivelfabriek.

    • B. Indien gebruik wordt gemaakt van twee of meer RMO’s gebruikt de ontvanger van boerderijmelk, in afwijking van het bepaalde in punt A, per fabriek of per groep van fabrieken of per groep van ontvangers een uniforme omrekeningsfactor.

      Deze uniforme omrekeningsfactor wordt als volgt vastgesteld:

      • Van iedere in gebruik zijnde RMO wordt op de wijze als omschreven in punt A de omrekeningsfactor bepaald.

      • Het, op de wijze als omschreven in punt A, in kilogrammen vastgestelde gewicht van de melk ontvangen door RMO’s, waarvan de omrekeningsfactoren niet kleiner zijn dan 1,028 en niet groter dan 1,035 wordt gedeeld door het totaal door deze RMO’s ontvangen liters melk.

        De op deze wijze vastgestelde uniforme omrekeningsfactor geldt voor alle in gebruik zijnde RMO’s, inclusief die RMO’s waarvan de omrekeningsfactoren kleiner zijn dan 1,028 dan wel groter dan 1,035.

      • Indien de omrekeningsfactor voor een RMO kleiner is dan 1,028 dan wel groter is dan 1,035, wordt binnen één week na vaststelling van de vorige omrekeningsfactor opnieuw de omrekeningsfactor van deze RMO vastgesteld. Indien de omrekeningsfactor wederom kleiner is dan 1,028 dan wel groter is dan 1,035, wordt de RMO binnen 10 werkdagen aansluitende op de weegcontrole voor een keuring bij de erkende keurder worden aangeboden en wordt hiervan binnen één week melding gemaakt aan het COKZ.

      • De uniforme omrekeningsfactor wordt éénmaal per uitbetalingsperiode bepaald. Van elke in gebruik zijnde RMO wordt de datum, alsmede het tijdstip waarop de factorvaststelling plaatsvindt vastgelegd. De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat voor de weging van de RMO ten behoeve van de factorvaststelling een voor de betreffende ontvanger van boerderijmelk representatief aantal leveranties boerderijmelk wordt gehanteerd.

        Alle op de berekening van de uniforme omrekeningsfactor betrekking hebbende gegevens (datum, liters, kilogrammen en factoren) worden ten genoegen van het COKZ door de ontvanger van boerderijmelk op een duidelijke wijze geadministreerd.

      • De bepaling van het gewicht van de van veehouders ontvangen boerderijmelk geschiedt door, met behulp van de omrekeningsfactor voor alle RMO’s, het aantal liters, als bepaald in dit punt, om te rekenen in kg, waarbij hoeveelheden tot een halve kg naar beneden en hoeveelheden van een halve tot één kg naar boven worden afgerond. De gegevens waaruit de omrekeningsfactor wordt afgeleid, worden gedurende ten minste één jaar op het bedrijf van de ontvanger van boerderijmelk bewaard onder vermelding van de data van bepaling van de omrekeningsfactor en de gemiddelde temperatuur van de melk bij aankomst op de zuivelfabriek.

  • 3 De tanksnelweger of weegbrug die wordt gebruikt voor de bepaling van de omrekeningsfactor voldoet aan de navolgende eisen:

    Een tanksnelweger met een afleeseenheid groter dan of gelijk aan 10 kg of de weegbrug, als bedoeld in lid 2, onder A, is voorzien van de wettelijke kenmerken en voldoet aan de nauwkeurigheidseisen voor de ingebruikname van nieuwe weegwerktuigen, zoals bepaald bij of krachtens de Metrologiewet. Een tanksnelweger met een afleeseenheid kleiner dan 10 kg als bedoeld in lid 2, punt A is voorzien van de wettelijke kenmerken en voldoet aan de nauwkeurigheidseisen voor de keuring van reeds in gebruik zijnde weegwerktuigen, zoals is bepaald bij of krachtens de Metrologiewet.

    De weegbrug of de tanksnelweger wordt ten minste éénmaal per 2% jaar onderzocht door de erkende keurder. Indien tijdens dit onderzoek wordt geconstateerd dat niet aan de hiervoor genoemde nauwkeurigheidseisen wordt voldaan, vraagt de ontvanger van boerderijmelk binnen een maand nadat het resultaat van dit onderzoek schriftelijk aan hem is medegedeeld, een nieuw onderzoek aan bij de erkende keurder. Bezit de betrokken apparatuur bij dit onderzoek evenmin de vereiste nauwkeurigheid, dan is het gebruik hiervan voor de bepaling van de omrekeningsfactor niet langer toegestaan.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De chauffeur-monsternemer, die door de ontvanger van boerderijmelk wordt belast met het ontvangen en vervoeren van melk door middel van een RMO, is terzake kundig en voert de te verrichten handelingen uit overeenkomstig een door de ontvanger van boerderijmelk opgestelde instructie, die ter goedkeuring is voorgelegd aan het COKZ.

  • 2 De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor, dat de RMO en in het bijzonder de vloeistof meetinstallatie, waaronder wordt verstaan de melkmeter, de luchtafscheider, de zuigslang en het leidingwerk, in een deugdelijke staat verkeren.

    Tevens worden slangen, koppelingen, kleppen, de kraan van de boerderijtank en afdichtingen van de melkpomp op lekkage gecontroleerd. Eventuele gebreken worden onmiddellijk hersteld.

  • 3 Een gewijzigde RMO is een RMO waarbij essentiële wijzigingen in de vloeistofmeetinstallatie zijn aangebracht; deze wijzigingen worden geadministreerd ten genoegen van het COKZ en hebben met name betrekking op:

    • a. de melkpomp, indien dit een verandering in de opzuigcapaciteit tot gevolg heeft;

    • b. de luchtafscheider, indien het een wijziging van het binnenwerk dan wel een vervanging van de gehele luchtafscheider betreft;

    • c. de melkinhoud, indien dit een wijziging van de basishoeveelheid tot gevolg heeft;

    • d. de melkmeter, indien het een verandering in de meter dan wel een vervanging van de meter betreft en voorzover het COKZ dit nodig oordeelt.

  • 4 De ontvanger van boerderijmelk houdt zich aan de eventuele aanwijzingen die door het COKZ worden gegeven.

  • 5 De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat aan het door het COKZ uit te voeren toezicht alle medewerking wordt verleend.

§ 5. Kwaliteitssysteem

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De ontvanger van boerderijmelk beschikt over een kwaliteitssysteem waarmee hij aantoonbaar voldoet aan de bepalingen bij deze verordening. Dit kwaliteitssysteem is vastgelegd in een door de ontvanger van boerderijmelk opgesteld handboek.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening 2008, Gewichtsbepaling bij gebruik van rijdende melkontvangsten met vloeistofmeetinstallatie.

Zoetermeer, 29 oktober 2008

G.A. Koopstra

voorzitter

F. Beekman

secretaris