3. Voor subsidie in aanmerking komende projecten
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
3.1. Inhoud van de projecten
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
Een project dient om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie uit het Fonds
Duurzame Biomassa Mondiaal bij te dragen aan één of enkele van de volgende doeleinden:
-
A De verduurzaming van de biomassaketen. Hierbij geldt het Toetsingskader duurzame biomassa
als leidraad voor het begrip duurzaamheid. Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
-
– testen geschikte teelt of productiewijzen;
-
– voorbewerking biomassa tot een gewenste productkwaliteit;
-
– deelname van smallholders;
-
– gebruik van plantaardige reststromen;
-
– inzet van gedegradeerde gronden;
-
– integratie in huidige landbouwpraktijken;
-
– sociale en economische effecten voor de lokale economie.
-
B Certificering van de duurzame biomassaketen. Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
-
– onderzoek naar de toepasbaarheid van bestaande duurzaamheidscriteria in de lokale
context
-
– het met lokale of nationale stakeholders ontwikkelen van nieuwe duurzaamheidscriteria
die relevant zijn voor de lokale context;
-
– het opzetten van certificeringsschema’s in de betrokken landen;
-
– het vergroten van de capaciteit voor auditing en certificering van duurzame biomassaproductie.
-
C Tegengaan van ongewenste indirecte effecten van biomassaproductie en monitoring van
macro-effecten van biomassaproductie. Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
-
– het verkrijgen van inzicht in het optreden van indirecte effecten, relevant voor de
beleidsvorming in de betrokken landen en in Nederland;
-
– het vergroten van de capaciteit voor macromonitoring in de betrokken landen;
-
– ondersteuning van de beleidsvorming in de betrokken landen en (als uitvloeisel daarvan)
in Nederland.
NB Hoewel projecten delen van biomassaketens kunnen betreffen, dient bij dergelijke
projecten de levensvatbaarheid van de keten als geheel aantoonbaar zijn om voor subsidie
in aanmerking te kunnen komen.
3.2. Type projecten
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie uit het Fonds Duurzame Biomassa
Mondiaal dient een project een samenhangend geheel van activiteiten te zijn, passend
binnen de doelstelling van deze beleidsregels zoals hiervoor beschreven.
De subsidieregeling is bedoeld voor projecten met een pilot-karakter waarbij het opbouwen
van kennis en capaciteit over duurzame biomassaketens voor energiedoeleinden in ontwikkelingslanden
een belangrijk achterliggend doel is. Ook de kennisopbouw in Nederland en elders,
onder andere ten behoeve van beleidsvorming, is een belangrijk doel.
De projectactiviteiten waarvoor subsidie kan worden verleend, moeten bestaan uit kennisopbouw
of capaciteitsopbouw of een combinatie van deze activiteiten. De overdracht van de
opgebouwde kennis maakt daarvan onderdeel uit, maar wordt niet als zelfstandige activiteit
gesubsidieerd. Deze activiteiten worden in het navolgende met opzet ruim omschreven
om een brede scope van projecten mogelijk te maken.
Onder kennisopbouw wordt verstaan: toegepast onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis
en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten of processen,
of om bestaande producten of processen aanmerkelijk te verbeteren.
Als voorbeelden van kennisopbouw kunnen genoemd worden: onderzoek naar de mogelijkheid
kleine producenten in ketens te betrekken; onderzoek naar gewas- en variëteitenkeuze;
onderzoek naar lokale toepassing van macro-monitoringssystemen; onderzoek naar de
toepasbaarheid van duurzaamheidscriteria in de lokale context Voor zover noodzakelijk
kunnen hierbij ook kosten van hardware worden gesubsidieerd. De genoemde voorbeelden
zijn niet uitputtend.
Onderzoek in het kader van kennisopbouw dient, om voor subsidie in aanmerking te komen,
een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik te beogen. Fundamenteel onderzoek
wordt daarom niet onder kennisopbouw begrepen. Onder fundamenteel onderzoek wordt
verstaan experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht
om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en
waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of
gebruik wordt beoogd.
Onder capaciteitsopbouw wordt in de context van deze regeling verstaan: het (verder) opbouwen van praktische
vaardigheden met als doel producten of processen duurzaam of duurzamer te kunnen vervaardigen
respectievelijk uitvoeren. Onder capaciteitsopbouw kan tevens worden verstaan de conceptuele
formulering, het ontwerp en/of de ontwikkeling van prototypes van duurzame producten
of processen . Het ontwikkelen van toepassingen op grotere schaal is echter niet subsidiabel.
Onder capaciteitsopbouw wordt voorts niet verstaan de routinematige of periodieke
wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en
andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
Capaciteitsopbouw staat dichter bij de uitvoeringspraktijk dan kennisopbouw.
Voorbeelden van capaciteitsopbouw zijn: het formuleren van nieuwe of verbeterde toepassingen
op technisch, agrarisch, organisatorisch en/of zakelijk gebied op basis van een assessment
van productiemethoden en eventuele andere internationale ervaringen; het testen van
de praktische toepasbaarheid van deze nieuwe of verbeterde toepassingen op proefschaal;
de training van producenten in duurzame productiemethoden en relevante zakelijke vaardigheden;
de institutionele opbouw of organisatie van producenten; de ontwikkeling van een lokaal
of regionaal toetsingskader en -systeem en de borging daarvan in de praktijk. Activiteiten
dienen steeds duidelijk in een context geplaatst te worden en niet in isolement te
worden uitgevoerd. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend.
Onder kennisoverdracht wordt verstaan: activiteiten, gericht op het overdragen van kennis en informatie
aan een bepaalde doelgroep, waaronder begrepen het overdragen van kennis en informatie
in het kader van de bevordering van nieuw beleid.
3.3. Landen
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
De subsidiemiddelen van het Fonds Duurzame Biomassa Mondiaal zijn bestemd voor projecten
in alle landen die voor officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance;
ODA) kwalificeren , maar de focus ligt op Mozambique, Indonesië, Mali, Zuid-Afrika, Tanzania, Ethiopië,
Vietnam, Nicaragua en Colombia. Met Mozambique en Indonesië is de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
reeds een intensieve samenwerking voor verduurzaming van de biomassaketen aangegaan
waarbij ook via de ambassades programma’s voor (beleids)ondersteuning in gang zijn
gebracht. Verwacht wordt dat door de focus op deze landen te leggen een grotere synergie
tussen activiteiten verkregen kan worden. Bij de beoordeling van projectvoorstellen
zal, indien de aanvragen die aan de drempelcriteria van hoofdstuk 6 voldoen gezamenlijk
het voor een tender beschikbare bedrag overschrijden, in de rangschikking een zwaarder
gewicht worden toegekend aan projecten in bovengenoemde negen landen (zie onder paragraaf
6.3: rangschikkingscriteria).