Verordening PA financieringsheffing 2009

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2013

Verordening van het Productschap Akkerbouw van 13 november 2008 houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Akkerbouw ressorterende ondernemers op te leggen heffing (Verordening PA financieringsheffing 2009)

Het bestuur van het Productschap Akkerbouw;

Gelet op de artikelen 95 en 126 eerste en zesde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 8 en 19 van het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen;

Gehoord de Commissie Teeltaangelegenheden;

Gehoord de Commissie Vlas;

Gehoord de Beleidsadviescommissie Landbouwzaaizaden;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a. productschap: Productschap Akkerbouw;

  • b. bestuur: bestuur van het productschap;

  • c. dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van het productschap;

  • d. voorzitter: voorzitter van het productschap;

  • e. secretaris: secretaris van het productschap;

  • f. ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld;

  • g. braakland: de gronden die niet worden beteeld;

  • h. cultuurgrond: beteelde grond, braakland;

  • i. NAK: Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, gevestigd te Emmeloord;

  • j. gemeten maat: de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn;

  • k. contractteelt: de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst;

  • l. derde landen: landen en gebieden die niet behoren tot de Europese Unie;

  • m. hoofdbedrijfschap: Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel;

  • n. consumptieaardappelen: verse of gekoelde aardappelen, geschild en ongeschild, welke al dan niet na verdere be- of verwerking bestemd zijn voor menselijke consumptie;

  • o. zetmeelaardappelen: aardappelen bestemd om te worden verwerkt tot zetmeel;

  • p. pootaardappelen: aardappelen die bij de NAK aangegeven zijn;

  • q. aardappelen: alle soorten aardappelen, genoemd in de onderdelen n tot en et p;

  • r. groothandel in aardappelen: het bedrijf van het kopen van aardappelen en het verkopen daarvan aan wederverkopers, aan instellingen of aan degenen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden;

  • s. aardappelproducten:

    • -

      voorgebakken aardappelproducten ex GN-code 20041010 en GN-code 20052080;

    • -

      afgebakken aardappelproducten ex GN-code 20052020;

    • -

      gedroogde aardappelproducten ex GN-code 11051000, GN-code 11052000, GN-code 07129005, GN-code 20041091 en GN-code 20052010;

    • -

      overige aardappelproducten ex GN-code 20041099, GNcode 07101000 en GN-code 07119080;

  • t. landbouwzaaizaden: alle zaaizaden met uitzondering van zaaizaden van groentegewassen, specerijgewassen, kruiden, siergewassen en bomen;

  • u. granen: granen, ingedeeld in Hoofdstuk 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur, met uitzondering van zaaigranen en rijst;

  • v. in de handel brengen: in Nederland in het verkeer brengen;

  • w. be- of verwerking: een be- of verwerking, die aanleiding geeft tot een wijziging van de onderverdeling in de Gecombineerde Nomenclatuur.

§ 2. Heffingen

Artikel 2. (teelt akkerbouwgewassen)

  • 1 De ondernemer, die een onderneming drijft, met als activiteit het telen van akkerbouwgewassen, is verplicht per kalenderjaar aan het productschap een heffing te betalen.

  • 2 De heffing wordt opgelegd naar het grondgebruik en berekend naar de oppervlakte van de bij de onderneming behorende cultuurgrond en bedraagt voor:

gorep 1.

cultuurgrond, in gebruik als braakland:

€ 2,15 per ha;

groep 2.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van triticale, veldbonen, koolzaad en groenbemestingsgewassen:

€ 2,15 per ha;

groep 3.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van kapucijners en grauwe erwten en groene droog te oogsten erwten en schokkers:

€ 2,15 per ha;

groep 4.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van zomertarwe, zomergerst, rogge andere dan snijrogge en haver:

€ 2,15 per ha;

groep 5.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van luzerne:

€ 2,15 per ha;

groep 6.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van wintertarwe en wintergerst:

€ 2,15 per ha;

groep 7.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van vlas:

€ 2,15 per ha;

groep 8.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van karwijzaad en blauwmaanzaad:

€ 2,15 per ha;

groep 9.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van corn cob mix en korrelmais:

€ 2,15 per ha;

groep 10.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van bruine bonen:

€ 2,15 per ha;

groep 11.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van graszaad:

€ 2,15 per ha;

groep 12.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van zetmeelaardappelen:

€ 2,35 per ha;

groep 13.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van voederbieten:

€ 2,15 per ha;

groep 14.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van andere dan in de groepen 1 t/m 13 en 15 t/m 20 genoemde gewassen:

€ 2,15 per ha;

groep 15.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van suikerbieten:

€ 2,15 per ha;

groep 16.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van consumptieaardappelen op kleigrond en op zand- of veengrond:

€ 4,50 per ha;

groep 17.

cultuurgrond in gebruik voor de teelt van pootaardappelen (bij de NAK aangegeven)

€ 4,50 per ha;

groep 18.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van zaaiuien:

€ 4,30 per ha;

groep 19.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van poot- en plantuien (inclusief sjalotten):

€ 4,30 per ha;

groep 20.

cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van zilveruien:

€ 4,30 per ha;

Artikel 3

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2 wordt onder onderneming mede verstaan de onderneming die gedreven wordt door de ondernemer die cultuurgrond:

    • a. zaai- of pootklaar huurt of pacht, waaronder verstaan wordt cultuurgrond waarop door de verhuurder tenminste één van de eerste werkzaamheden, zoals het bemesten, het ploegen en andere voorjaarswerkzaamheden zijn verricht;

    • b. als overig los land voor één teeltseizoen huurt of pacht, waaronder verstaan wordt cultuurgrond die geheel geen voorbewerking door de verhuurder of verpachter heeft ondergaan;

    • c. om niet in gebruik ontvangt, zoals bij landruil;

    • d. beteelt voor contractteelt, waaronder verstaan wordt dat de teler (contractnemer) de gewasverzorging (grotendeels) uitvoert en daarvoor zelf verantwoordelijk is.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2 wordt cultuurgrond gerekend naar de gemeten maat.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 2 worden gedeelten van een hectare belast in evenredigheid met de aldaar bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar beneden afgerond tot een veelvoud van aren.

Artikel 4. (verwerking granen)

  • 1 De ondernemer is verplicht over de hoeveelheden graan welke hij be- of verwerkt met uitzondering van de verwerking tot diervoeder, aan het productschap een heffing te betalen van € 0,208 per ton graan.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de ondernemer verplicht over de hoeveelheden graan welke hij als hoofdactiviteit be- of verwerkt tot bio-ethanol of zetmeel, aan het productschap een heffing te betalen van € 0,104 per ton graan.

Artikel 5. (rijst, meel en mout)

  • 1 De ondernemer is verplicht aan het productschap een heffing te betalen terzake van de eerste koop van:

    a. rijst:

    € 0,208 per ton;

    b. meel van granen, niet bestemd voor dierlijke consumptie (GN-code 11.01 en 11.02)

    € 0,208 per ton, vermenigvuldigd met de coëfficient 1,37;

    c. mout (GN-code 11.07)

    € 0,208 per ton, vermenigvuldigd met de coëfficient 1,30.

  • 2 Onder eerste koop wordt in dit artikel verstaan: de koop van rijst, meel of mout door een koper die deze producten rechtstreeks of door middel van een handelaar verkrijgt teneinde deze in Nederland te be- of verwerken of in Nederland in de handel te brengen.

  • 3 De heffing is niet verschuldigd indien ten genoegen van de secretaris wordt aangetoond dat over de betrokken hoeveelheden rijst en graanproducten al op grond van dit artikel of artikel 4 de heffing is geïnd.

Artikel 6. (landbouwzaaizaden en graszoden)

  • 1 De ondernemer die werkzaamheden verricht in het kweekbedrijf voor landbouwzaaizaden en/of met betrekking tot de be- en verwerking en/of met betrekking tot het in de handel brengen van landbouwzaaizaden, is verplicht aan het productschap te betalen:

    • a. een basisheffing van € 130,00 per onderneming;

    • b. een heffing van € 1,74 per ha aangekochte landbouwzaaizaden niet zijnde zaaizaad van vezelvlas, welke op contractbasis in nederland zijn geteeld;

    • c. een heffing van € 0,00 per ha aangekocht zaaizaad van vezelvlas, dat op contractbasis in Nederland is geteeld.

  • 2 De ondernemer die landbouwzaaizaden teelt, is verplicht aan het productschap af te dragen een heffing van € 2,20 per ha landbouwzaaizaden, niet zijnde zaaizaad van vezelvlas en van € 0,00 per ha zaaizaad van vezelvlas.

  • 3 De ondernemer die graszoden kweekt, is verplicht aan het productschap een heffing te betalen van € 4,40 per ha graszoden.

  • 4 Vrijgesteld van heffing zijn ondernemingen die landbouwzaaizaden kweken, be- en verwerken of in de handel brengen en daarin een omzet realiseren die kleiner is dan € 20.000,- per jaar. Bij het bepalen van de omzet wordt de omzet die gerealiseerd wordt door verkoop aan particulieren niet meegerekend.

Artikel 7. (aardappelen)

  • 1 De ondernemer die de groothandel in aardappelen uitoefent, is verplicht aan het productschap een heffing te betalen van € 23,- per 1000 ton verkochte, in Nederland geteelde, consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing is niet verschuldigd over de consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen die verkocht zijn aan in Nederland gevestigde ondernemers die de groothandel in aardappelen uitoefenen of aan ondernemers in de aardappelverwerkende industrie.

Artikel 8

  • 1 De ondernemer die aardappelen uit derde landen invoert, is verplicht aan het productschap een heffing te betalen van € 450,- per 1000 ton aardappelen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing is niet verschuldigd over de ingevoerde aardappelen, die door de ondernemer zelf wederom zijn uitgevoerd.

Artikel 9

  • 1 De ondernemer die aardappelproducten vervaardigt, is verplicht aan het productschap een heffing te betalen ter zake van de verwerking van aardappelen tot aardappelproducten van € 20,- per 1000 ton appelen.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde heffing zijn uitgezonderd de aardappelen die worden ingevoerd en in Nederland tot aardappelproducten worden verwerkt.

Artikel 10

  • 1 De ondernemer, die in zijn onderneming vervaardigd aardappelzetmeel

    • a. aflevert aan derden dan we

    • b. verwerkt tot aardappelzetmeelderivaten

    is verplicht aan het productschap een heffing te betalen van € 110,- per 1000 ton berekend over de hoeveelheden afgeleverd onderscheidenlijk verwerkt aardappelzetmeel.

  • 2 De ondernemer, die in zijn onderneming van aardappelzetmeel glucose (dextrose daaronder begrepen) en/of soortgelijke producten vervaardigt, is verplicht aan het productschap een heffing te betalen van € 110,- per 1000 ton berekend over de afgeleverde hoeveelheden aardappelzetmeelproduct.

Artikel 11. (koffie en thee)

  • 1 De ondernemer is verplicht aan het productschap een heffing te betalen ter zake van het in Nederland in de handel brengen van:

    gebrande koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen (GN-code 0901)

    € 0,03 per 100 kg

    oploskoffie, concentraat van koffie op basis van droge stofgehalte (GN-codes 2101) vermenigvuldigd met de factor 2,18;

    € 0,03 per 100 kg

    groene en zwarte thee (GN-code 0902) in een verpakking met een inhoud van niet meer dan 3 kg

    € 0,03 per 100 kg

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing is niet verschuldigd voor het in Nederland in de handel brengen van thee in kleinverpakking, voor zover een hoeveelheid van 500.000 kg op jaarbasis niet wordt overschreden.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde heffing wordt gerestitueerd indien de ondernemer de betrokken hoeveelheden buiten het vrije verkeer van Nederland brengt en voor zover het te restitueren heffingsbedrag meer dan € 50,- per maand bedraagt.

Artikel 12. (vlas en hennep)

  • 1 De ondernemer die vlas teelt is aan het productschap een heffing verschuldigd van € 6,-- per hectare vezelvlas.

  • 2 De ondernemer die vlas verwerkt of voor eigen rekening en risico laat verwerken, is aan het productschap een heffing verschuldigd van € 6,-- per hectare vezelvlas van de oogst van het betreffende jaar.

  • 3 De ondernemer die hennep teelt is aan het productschap een heffing verschuldigd van € 3,-- per hectare hennep.

  • 4 De ondernemer die hennep verwerkt of voor eigen rekening en risico laat verwerken, is aan het productschap een heffing verschuldigd van € 3,-- per hectare hennep van de oogst van het betreffende jaar.

§ 3. Opgaven

Artikel 13

  • 1 De ondernemer is in voorkomend geval verplicht door middel van een opgavenformulier, dat volledig en naar waarheid dient te worden ingevuld, aan het productschap gegevens te verstrekken voor de vaststelling van de heffing en/of voor statistische doeleinden. De Verordening PA algemene bepalingen 2008 is hierbij van toepassing.

  • 3 De berekening van de heffing bedoeld in artikel 6, eerste lid en artikel 6, tweede lid, voorzover het wat het laatstgenoemde lid betreft niet om graszaad gaat, vindt plaats op basis van een jaarlijkse opgave door de ondernemer die werkzaamheden verricht in het kweekbedrijf voor landbouwzaaizaden en/of met betrekking tot de be- en verwerking en/of met betrekking tot het in de handel brengen van landbouwzaaizaden.

  • 5 Indien in de opgavenperiode geen activiteiten hebben plaats gevonden, dient ook dit te worden opgegeven.

  • 6 De ondernemer die ingevolge de artikelen 9 en 10 heffingsplichtig is legt, indien de secretaris daarom verzoekt, een door een accountant afgegeven verklaring over, waaruit blijkt de totale hoeveelheid in het jaar verwerkte hoeveelheid aardappelen tot aardappelproducten en de totale hoeveelheid ingevoerde aardappelen die tot aardappelproducten zijn verwerkt.

  • 7 De ondernemer is verplicht alle medewerking te verlenen aan de controle door of namens het hoofdproductschap van de in dit artikel bedoelde opgaven.

§ 4. Contributie-aftrek

Artikel 14

  • 1 Aan de ondernemer, die als lid van een of meer door het bestuur aangewezen ondernemersorganisaties over het jaar aan die organisatie of organisaties contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan op de voor hem krachtens artikel 2 en 9 genoemde heffing.

  • 2 De in de bijlage bij deze verordening vermelde ondernemersorganisaties zijn aangewezen door het bestuur.

Artikel 15

  • 1 Een ondernemersorganisatie wordt op haar schriftelijk en gemotiveerd verzoek door het bestuur aangewezen, indien zij één of meer leden in het bestuur heeft benoemd en overigens indien zij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en voorts naar het oordeel van het bestuur:

    • a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het productschap een taak heeft te vervullen;

    • b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties van de Sociaal Economische Raad;

    • c. tot de werkingssfeer van het productschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet onbetekenend is;

    • d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en

    • e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan en de organisatie vervolgens door het bestuur is aangewezen.

Artikel 16

Een verzoek tot aanwijzing van een ondernemersorganisatie als bedoeld in artikel 15 wordt ingediend vóór 1 januari van het betreffende jaar. De aanwijzing geldt niet eerder dan voor het volgende kalenderjaar.

Artikel 17

  • 1 De ondernemer heeft aanspraak op de in artikel 14 bedoelde aftrek, indien uit de door de in de bijlage genoemde ondernemersorganisaties verstrekte opgaven blijkt dat de volledige contributie over het betreffende jaar is betaald.

  • 2 De ondernemersorganisaties dienen uiterlijk 15 augustus de betreffende gegevens bij het productschap aan te leveren.

  • 3 Indien het productschap de gegevens in de periode 16 augustus tot en met 15 oktober ontvangt, brengt het productschap een bedrag van € 5,-- per lid bij de betreffende organisatie als administratiekosten in rekening. Bij ontvangst van de gegevens na 15 oktober worden deze niet meer verwerkt.

Artikel 18

  • 1 De aftrek over de in artikel 2 bedoelde heffing bedraagt 70% van de betaalde contributie met een maximum van 50% van de voor de ondernemer geldende heffing.

  • 2 De aftrek over de in artikel 9 bedoelde heffing bedraagt 25% van de verschuldigde heffing.

Artikel 19

  • 1 Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, wordt onder contributie verstaan het bedrag (exclusief BTW) dat de ondernemer voor het betreffende jaar aan de ondernemersorganisatie verschuldigd is. Het bedrag aan de te betalen contributie wordt bepaald aan de hand van de door de ondernemer aan de betreffende ondernemersorganisatie verstrekte opgaven betreffende het areaal akkerbouw.

  • 2 Het bestuur kan, op voordracht van de commissie, bij besluit nadere voorschriften geven.

§ 5. Ambtshalve heffing

Artikel 20

  • 1 Indien de ondernemer de gegevens, bedoeld in § 3 niet, niet-tijdig of niet volledig heeft verstrekt, is de secretaris, namens het bestuur bevoegd de verschuldigde heffing ambtshalve bij aanslag vast te stellen.

  • 2 Indien de heffingsplichtige binnen 21 dagen na ontvangst van de heffingsaanslag bedoeld in het eerste lid, alsnog de gevraagde gegevens verstrekt, wordt de aanvankelijk vastgestelde heffing ingetrokken en een nieuwe heffing vastgesteld op basis van de door hem verstrekte gegevens.

  • 3 Indien het productschap op verzoek van de ondernemer, nadat de termijn genoemd in het tweede lid verstreken is, alsnog overgaat tot wijziging van de ambtshalve vastgestelde heffing, kunnen de voor het productschap daaruit voortvloeiende extra kosten in rekening worden gebracht.

§ 6. Bestemming heffing

Artikel 21

De heffingen bedoeld in § 2 zijn bestemd voor de huishoudelijke uitgaven van het productschap alsmede voor de aan het Hoofdproductschap Akkerbouw te verlenen bijdrage in de algemene kosten.

§ 7. Betaling van de heffing

Artikel 22

  • 1 De ingevolge deze verordening verschuldigde heffingsbedragen worden betaald uiterlijk op de eenentwintigste dag volgend op die waarop zij door of vanwege het productschap aan de hand van nota's in rekening zijn gebracht, dan wel, indien de secretaris, namens het bestuur van het productschap, zulks verlangt, voor een door deze te bepalen datum.

  • 2 Het productschap is bevoegd tot verrekening van door de ondernemer aan het productschap verschuldigde bedragen met door de ondernemer van het productschap te ontvangen bedragen over te gaan.

  • 3 Het Hoofdproductschap Akkerbouw wordt gemachtigd de verschuldigde heffingsbedragen in rekening te brengen, in te vorderen en in ontvangst te nemen.

  • 4 Het hoofdbedrijfschap is belast met de inning van de heffing bedoeld in de artikelen 7 en 8.

  • 5 De heffing voor de teler van zaaizaden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, wordt rechtstreeks aan de teler in rekening gebracht als het graszaad betreft. Voor de overige landbouwzaaizaden vindt de inning plaats via de afnemer, die de heffing middels de afrekening doorberekent aan de teler.

Artikel 23

In afwijking van artikel 22 is de nota terstond invorderbaar:

  • a. zodra het faillissement van de ondernemer is aangevraagd;

  • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt; of

  • c. zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 24

  • 1 De secretaris kan, namens het bestuur, besluiten nota's met een bedrag minder dan € 50,-- samen te voegen tot verzamelnota's, welke op meerdere transacties of perioden betrekking hebben.

  • 2 Indien een ondernemer - als bedoeld in artikel 4 of artikel 5 - twee opeenvolgende jaren minder dan € 100,- aan heffing verschuldigd is, blijft de registratieplicht bestaan, maar wordt hij vrijgesteld van de verplichting tot periodieke opgave en betaling van de heffing.

Artikel 25

Aan de ondernemer die niet of niet geheel binnen de in artikel 22 gestelde termijn heeft betaald, kan door de secretaris, namens het bestuur, de wettelijke interest over het nietbetaalde bedrag in rekening worden gebracht, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling uiterlijk dient te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 26

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het productschap;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretarissen of andere personen van het secretariaat van het productschap en de met financiële controle op het productschap belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2 Bekendmaking van gegevens, als in het eerste lid bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

Artikel 27

Een besluit als bedoeld in artikel 19, tweede lid wordt bekendgemaakt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van haar bekendmaking, tenzij het betreffende besluit anders bepaalt.

Artikel 28

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2009, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van dat Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari 2009, met uitzondering van de toepassing van de Verordening PA algemene bepalingen 2008 en de Verordening PA registratie en verstrekking van gegevens teeltsector 2008.

Den Haag, 13 november 2008

Th.A.M. MEIJER

voorzitter

M. ELEMA

secretaris

Bijlage

Als ondernemersorganisaties, bedoeld in artikel 15, eerste lid, worden aangewezen:

  • -

    Voor de heffing, genoemd in artikel 2:

    • 1. Land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord)

    • 2. Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO)

    • 3. Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB)

    • 4. Vereniging van Biologisch-Dynamische Boeren (BD-BV)

    • 5. Nederlandse Vereniging voor de Ecologische Landbouw (NVEL)

    • 6 Vereniging Beroepskring Agrariërs (GMV)

    • 7. Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV)

  • -

    Voor de heffing, genoemd in artikel 10:

    • 1. Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI)