Besluit bel-me-niet-register

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-06-2015 en zichtdatum 12-06-2015.
Geldend van 01-10-2009 t/m heden

Besluit van 26 februari 2009, houdende de inrichting van het bel-me-niet-register (Besluit bel-me-niet-register)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 juli 2008, nr. WJZ / 8081961;

Gelet op artikel 11.7, dertiende lid, en artikel 16.1, eerste en zesde lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 2008 nr. W10.08.0338/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 februari 2009, nr. WJZ / 9028437;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Telecommunicatiewet;

  • b. register: register, bedoeld in artikel 11.7, zesde lid, van de wet;

  • c. beheerder: de beheerder van het register;

  • d. belbestand: het bestand van degene die de communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid van de wet wil overbrengen met de contactgegevens van de abonnee;

  • e. ontdubbelen: het verwijderen of markeren in een belbestand van de contactgegevens van abonnees die zijn ingeschreven in het register.

Artikel 2

  • 1 De beheerder verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2 De beheerder geeft bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen waar nodig aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen. Dit vertrouwelijke karakter kan voortvloeien uit de aard van de gegevens, dan wel uit het feit dat natuurlijke personen of rechtspersonen deze aan de beheerder hebben verstrekt onder het beding dat zij als vertrouwelijk zullen gelden.

Artikel 3

De beheerder zendt jaarlijks voor een door Onze Minister vast te stellen datum aan hem de begroting voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 4

  • 1 De begroting, bedoeld in artikel 3, behelst een raming van de baten en lasten, een raming van de voorgenomen investeringsuitgaven en een raming van de inkomsten en uitgaven.

  • 2 De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3 Uit de toelichting blijkt steeds welke begrotingsposten betrekking hebben op de uitoefening van de bij of krachtens de wet aan de beheerder opgedragen taken dan wel op andere activiteiten.

  • 4 Tenzij de activiteiten waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening.

Artikel 5

De begroting, bedoeld in artikel 4, omvat voorts een voorstel voor de dat jaar aan gebruikers van het register in rekening te brengen tarieven in verband met de taken van de beheerder.

Artikel 6

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de beheerder daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 7

Onze Minister kan bepalen dat de beheerder zijn voorafgaande instemming behoeft voor:

  • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen;

  • c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;

  • d. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • e. het aangaan van overeenkomsten waarbij de beheerder zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • f. het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 8;

  • g. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 8

  • 1 De beheerder vormt een egalisatiereserve.

  • 2 Het verschil tussen de gerealiseerde baten van de beheerder en de gerealiseerde lasten van de activiteiten komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3 De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Artikel 9

  • 1 De beheerder stelt jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening.

  • 2 Bij het jaarverslag wordt een jaarrekening gevoegd.

  • 3 De beheerder zendt het jaarverslag en de jaarrekening aan de minister.

Artikel 10

  • 1 De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de beheerder aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de beheerder dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de beheerder.

  • 4 De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de beheerder voldoen aan eisen van doelmatigheid.

Artikel 11

Indien de beheerder de bij de wet, of de in dit besluit opgedragen taken en daaruit onmiddellijk voortvloeiende werkzaamheden uitvoert naast andere activiteiten:

  • a. houdt hij een afzonderlijke boekhouding bij ter zake van die taken en werkzaamheden en

  • b. verantwoordt hij in zijn jaarrekening die taken en werkzaamheden afzonderlijk.

Artikel 12

  • 1 Op verzoek van degene die de communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet overbrengt verstrekt de beheerder een bestand met daarin de telefoonnummers van de abonnees die zich hebben laten inschrijven in het register. Dit bestand bevat tevens de datum waarop het is verstrekt, en de naam van degene aan wie het is verstrekt.

  • 2 Op verzoek van degene die de communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet overbrengt ontvangt de beheerder een bestand en markeert daarin of verwijdert daaruit de contactgegevens van abonnees die zich hebben laten inschrijven in het register.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid kan worden gedaan door degene die de communicatie overbrengt als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet, of door iemand die namens hem optreedt. Indien laatstbedoelde reeds een bestand als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, kan hij dit aanwenden voor het ontdubbelen van belbestanden van meerdere organisaties, mits hij de beheerder meedeelt ten behoeve van welke organisaties hij de belbestanden zal ontdubbelen.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt nader geregeld hoe het bestand dat door de beheerder wordt aangeboden en hoe het bestand dat door de beheerder kan worden ontvangen is opgebouwd.

  • 5 Het aanbieden van de bestanden wordt gedaan door middel van een daartoe door de beheerder beschikbaar gesteld kanaal.

Artikel 13

  • 1 De termijn gedurende welke een belbestand dat door de beheerder is ontdubbeld, gebruikt kan worden voor het aanbieden van communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet, is vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop het ontdubbelde belbestand door de beheerder is verzonden naar degene die het aan de beheerder heeft aangeboden.

  • 2 De termijn dat een belbestand dat door een ander dan de beheerder is ontdubbeld, gebruikt kan worden voor het aanbieden van communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet, is vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop het bestand, met behulp waarvan het belbestand is ontdubbeld, door de beheerder is verstrekt.

Artikel 14

  • 2 De beheerder van het register verwerkt de aangeleverde gegevens zo snel mogelijk, doch ten hoogste binnen twee werkdagen in het register.

Artikel 15

  • 1 In het register worden, ongeacht de wijze waarop en de vraag door wie de gegevens worden opgegeven ter opname in het register, over een abonnee ten minste de volgende gegevens opgenomen:

    • a. het telefoonnummer;

    • b. de vier cijfers van de postcode;

    • c. het huisnummer en

    • d. de datum en het tijdstip van inschrijving.

  • 2 Indien de gegevens van de abonnee door degene die de communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet, overbrengt, worden opgegeven ter opname in het register, worden naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, over een abonnee eveneens opgenomen:

    • a. de naam,

    • b. het volledig adres,

    • c. de woonplaats, en

    • d. gegevens ter identificatie van degenen die de opgave heeft verricht.

  • 3 Indien de gegevens van de abonnee door hemzelf, anders dan via een interactive voice-response systeem of ander vergelijkbaar systeem worden opgegeven ter opname in het register, worden naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, over hem eveneens opgenomen:

    • a. de naam,

    • b. het volledig adres,

    • c. de woonplaats.

  • 4 In het register kunnen voorts over een abonnee worden opgenomen:

    • a. een e-mailadres;

    • b. gegevens die het mogelijk maken dat een abonnee kan aangeven dat hij slechts bepaalde communicatie niet wenst te ontvangen,

    • c. gegevens die noodzakelijk zijn voor een goede werking van het register, waaronder in ieder geval wordt verstaan het onderhoud van het register.

Artikel 16

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de bijdragen ter financiering van het register die zijn verschuldigd door degene die communicatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde lid, van de wet overbrengt.

Artikel 18

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 februari 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de vierentwintigste maart 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin