Postwet 2009

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2019.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Wet van 25 maart 2009, houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 2009)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, rekening houdend met richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998 L 15), wenselijk is de bepalingen met betrekking tot het postvervoer aan te passen aan een volledig geliberaliseerde markt voor postdiensten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • b. Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    • c. akten van de Wereldpostunie: de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie (Trb. 1965, 170) en de daarbij behorende voor Nederland bindende verdragen, reglementen en protocollen (Trb. 1965, 170 en Trb. 2002, 205);

    • d. bindende gedragslijn: een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;

    • e. zelfstandige last: de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.

  • 2 Bij besluit van Onze Minister kunnen de vindplaatsen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden gewijzigd. Van dit besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 2

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. brief: de op een fysieke drager aangebrachte geadresseerde schriftelijke mededelingen;

    • b. poststuk: een brief of een ander bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geadresseerd stuk;

    • c. postvervoer: het geheel van handelingen dat bedrijfsmatig wordt verricht teneinde poststukken af te leveren;

    • d. postvervoerdienst: een of meer van de handelingen, bedoeld in onderdeel c;

    • e. postvervoerbedrijf: eenieder die postvervoerdiensten aanbiedt;

    • f. universele postdienst: de universele postdienst, bedoeld in de artikelen 16 en 17;

    • g. verlener van de universele postdienst: een postvervoerbedrijf dat ingevolge artikel 15, eerste lid, is aangewezen;

    • h. postbus: een in een gebouw aanwezige afgesloten ruimte die bestemd is voor de aflevering van de voor de gebruiker daarvan bestemde poststukken;

    • i. afzender: eenieder die een poststuk ten vervoer aanbiedt aan een postvervoerbedrijf;

    • j. postcodesysteem: een algemeen gebruikt adrescodesysteem voor een efficiënte postbezorging;

    • k. postbezorger: een ieder die in opdracht van een postvervoerbedrijf of met instemming van een postvervoerbedrijf voor dat postvervoerbedrijf brieven, geadresseerde tijdschriften en geadresseerde dagbladen op afzonderlijke adressen aflevert;

    • l. postvervoernetwerk: netwerk waarmee postvervoer wordt verricht;

    • m. bijbehorende faciliteiten: bij een postvervoernetwerk of een postvervoerdienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen;

    • n. toegang: het aan een ander postvervoerbedrijf beschikbaar stellen van onderdelen van het postvervoernetwerk en bijbehorende faciliteiten onder voorwaarden ten behoeve van het aanbieden van postvervoerdiensten door dat postvervoerbedrijf;

    • o. eindgebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die van een postvervoerdienst gebruik maakt of wil gaan maken en die niet zelf postvervoerdiensten aanbiedt;

    • p. rouwbrief: brief als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, waarmee wordt kennis gegeven van het overlijden van een natuurlijke persoon, voor zover die brief wordt aangeboden overeenkomstig de door een verlener van de universele postdienst gepubliceerde voorwaarden;

    • q. medische brief: brief als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, met een diagnostisch monster van menselijk celmateriaal, voor zover die brief wordt aangeboden overeenkomstig de door een verlener van de universele postdienst gepubliceerde voorwaarden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder postvervoer niet verstaan:

    • a. het vervoer van afzonderlijk geregistreerde exprespost waarover tussen afzender en vervoerbedrijf afzonderlijke overeenkomsten zijn gesloten over het tijdvak of tijdstip van bestellen, over de leveringszekerheid en over de aansprakelijkheid;

    • b. het vervoer, dat wordt verricht onder verantwoordelijkheid van de afzender, van poststukken die kennelijk bestemd zijn om op een met een postvervoerbedrijf afgesproken plaats te worden overgedragen aan dat postvervoerbedrijf, teneinde de poststukken door dat postvervoerbedrijf op de afzonderlijke adressen te laten bezorgen.

Artikel 3

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. postrichtlijn of -verordening: een richtlijn, onderscheidenlijk verordening, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie die geheel of gedeeltelijk berust op de artikelen 53, 59, 62 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, betrekking heeft op de postsector en regels stelt over de economische activiteiten in die sector, de belangen van afnemers, geschilbeslechting, de infrastructuur, de interne markt, de kwaliteit, de handel, de mededinging, de universele dienstverlening, technische eisen of het verschaffen van informatie;

    • b. gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking: een richtlijn, verordening, onderscheidenlijk beschikking, van de Europese Commissie die berust op een postrichtlijn of -verordening;

    • c. liberalisatierichtlijn: een richtlijn van de Europese Commissie die berust op artikel 106, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en regels stelt met betrekking tot de postsector.

  • 2 In deze wet wordt onder «wet» mede verstaan: een krachtens artikel 66, vijfde lid, onderdeel b, aangewezen voorschrift uit een postverordening of een gedelegeerde verordening.

Hoofdstuk 2. Regels voor postvervoerbedrijven

§ 2.1. Briefgeheim

Artikel 4

Een postvervoerbedrijf zorgt ervoor dat bij de uitvoering van postvervoerdiensten het grondwettelijk briefgeheim niet wordt geschonden.

Artikel 5

Gesloten poststukken die in het kader van postvervoerdiensten als onbestelbaar zijn aan te merken en niet aan de afzender kunnen worden teruggegeven, kunnen slechts worden geopend op last van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zulks uitsluitend ter opsporing van de voor teruggave of aflevering nodige gegevens omtrent de afzender of de geadresseerde.

Artikel 6

Beslag op poststukken welke in het kader van postvervoerdiensten aan een postvervoerbedrijf zijn toevertrouwd, is slechts toegelaten in de gevallen dat de wet een zodanig beslag uitdrukkelijk regelt.

§ 2.2. Klachtbehandeling door postvervoerbedrijven

Artikel 7

  • 1 Een postvervoerbedrijf voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afzenders en ontvangers over de door hem uitgevoerde postvervoerdiensten.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de procedure, bedoeld in het eerste lid.

§ 2.3. Arbeidsvoorwaarden

Artikel 8

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een postvervoerbedrijf heeft met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen minimumpercentage van de postbezorgers die voor hem postvervoer verrichten een arbeidsovereenkomst. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de datum bepaald met ingang waarvan een postvervoerbedrijf aan een minimumpercentage moet voldoen. De toepassing van een minimumpercentage kan daarbij slechts worden uitgesloten ten aanzien van een postvervoerbedrijf aan wie geen kosten als bedoeld in artikel 6a van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in rekening worden gebracht.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk 3. Onderlinge dienstverlening

Artikel 9

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Indien een postvervoerbedrijf, dat beschikt over een netwerk waarmee poststukken op ten minste vijf dagen per week kunnen worden bezorgd op alle adressen in Nederland, met gebruikmaking van dat netwerk postvervoer verricht tegen speciale voorwaarden en tarieven, verricht hij dit postvervoer voor andere postvervoerbedrijven tegen non-discriminatoire en transparante voorwaarden en tarieven ten opzichte van andere afzenders en andere postvervoerbedrijven. Onder andere postvervoerbedrijven vallen ook groepsmaatschappijen die in een groep verbonden zijn in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met het postvervoerbedrijf dat beschikt over een netwerk als bedoeld in de eerste volzin.

  • 2 Indien blijkt dat op de nationale postmarkt of een onderdeel daarvan daadwerkelijke concurrentie ontbreekt, kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden en tarieven die worden gehanteerd bij het verrichten van postvervoerdiensten tegen speciale voorwaarden en tarieven door postvervoerbedrijven die over een netwerk beschikken als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een postvervoerbedrijf als bedoeld in het eerste lid zorgt ervoor dat de geldende speciale voorwaarden en tarieven voor eenieder kenbaar zijn.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen in aanvulling op het eerste lid regels worden gesteld over het verlenen van toegang tot het in dat lid bedoelde netwerk. Deze regels kunnen inhouden dat:

    • a. een postvervoerbedrijf, dat beschikt over een dergelijk netwerk, op verzoek van bij die regeling aan te wijzen categorieën derden toegang verleent tot dat netwerk tegen redelijke, transparante en non-discriminatoire tarieven en voorwaarden, voor zover een bedrijfsmatige en op continuïteit gerichte exploitatie van het netwerk dit toelaat;

    • b. het in onderdeel a bedoelde postvervoerbedrijf er zorg voor draagt dat de geldende voorwaarden en tarieven als bedoeld in dat onderdeel voor eenieder kenbaar zijn.

  • 5 De Autoriteit Consument en Markt brengt uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit artikel aan Onze Minister verslag uit over de doeltreffendheid en effecten in de praktijk van het eerste lid en verstrekt daarbij advies over de wenselijkheid om toepassing te geven aan het vierde lid. Onze Minister zendt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen, aan de Staten-Generaal.

Artikel 10

  • 1 Een ieder die een postcodesysteem beheert of exploiteert is verplicht binnen redelijke termijn en tegen kostengeoriënteerde tarieven een ieder uit dit systeem combinaties van adressen en postcodes ter beschikking te stellen die voor postbezorging nodig zijn.

  • 2 Een ieder die een postcodesysteem exploiteert of beheert, is verplicht een jaar voor de beëindiging van dit systeem, deze beëindiging aan te kondigen.

Artikel 11

Een ieder die een systeem met adresgegevens, betreffende de verhuisgegevens van een geadresseerde of de gegevens over het tijdelijk stopzetten van de postbezorging op verzoek van de geadresseerde, exploiteert of beheert is verplicht binnen redelijke termijn en tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde, transparante en non-discriminatoire voorwaarden en tarieven de voor doelmatige postbezorging benodigde gegevens uit dit systeem aan postvervoerbedrijven te verstrekken.

Artikel 12

  • 1 Indien een poststuk terecht komt in de poststroom van een ander postvervoerbedrijf dan het postvervoerbedrijf waaraan het poststuk door de afzender is aangeboden, geschiedt de afhandeling binnen redelijke termijn en tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde, transparante en non-discriminatoire voorwaarden en tarieven.

  • 2 Postvervoerbedrijven maken afspraken voor de afhandeling van gevallen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid.

Artikel 13

Een ieder die postbussen exploiteert, is verplicht aan postvervoerbedrijven toegang te verlenen tot zijn postbussen tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde, transparante en non-discriminatoire voorwaarden en tarieven.

Hoofdstuk 3a. Verplichtingen voor een postvervoerbedrijf dat beschikt over aanmerkelijke marktmacht

Artikel 13a

Onder een postvervoerbedrijf dat beschikt over aanmerkelijke marktmacht wordt verstaan een postvervoerbedrijf dat alleen of tezamen met andere ondernemingen beschikt over een economische kracht op een in overeenstemming met de beginselen van het algemene Europese mededingingsrecht afgebakende markt voor postvervoerdiensten die het in staat stelt zich op deze markt in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen.

Artikel 13b

  • 1 Indien de Autoriteit Consument en Markt op basis van een marktanalyse van oordeel is dat een postvervoerbedrijf beschikt over aanmerkelijke marktmacht kan zij dat postvervoerbedrijf een verplichting als bedoeld in de artikelen 13e tot en met 13k opleggen.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 13e tot en met 13k, niet opleggen aan de verlener van de universele postdienst met betrekking tot postvervoerdiensten die bij of krachtens de artikelen 16 en 17 deel uitmaken van de universele postdienst.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt neemt bij het opleggen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 13e tot en met 13k de eisen van proportionaliteit in acht.

Artikel 13c

  • 1 Uiterlijk binnen drie jaar nadat een besluit als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, in werking is getreden of in stand is gehouden, besluit de Autoriteit Consument en Markt op basis van een marktanalyse of de verplichting in stand blijft, gewijzigd wordt of wordt ingetrokken.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt trekt de verplichting, bedoeld in de artikelen 13e tot en met 13k in ieder geval in, indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat een postvervoerbedrijf niet meer over aanmerkelijke marktmacht beschikt.

Artikel 13d

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Autoriteit Consument en Markt besluiten om de in het eerste lid bedoelde procedure niet toe te passen:

    • a. indien het besluit geen aanzienlijke gevolgen heeft voor de desbetreffende markt,

    • b. in uitzonderlijke omstandigheden indien de vereiste spoed zich verzet tegen de toepassing van de procedure, teneinde de concurrentie te waarborgen of de belangen van de gebruikers te beschermen.

  • 3 Een besluit als bedoeld in artikel 13b dat wordt genomen met toepassing van onderdeel b geldt voor een periode van maximaal 26 weken.

  • 5 Van een besluit als bedoeld in de artikelen 13b of 13c of het tweede lid wordt door de Autoriteit Consument en Markt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 13e

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichting opleggen om te voldoen aan redelijke verzoeken tot door haar te bepalen vormen van toegang.

  • 2 Indien de Autoriteit Consument en Markt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, oplegt, verleent het desbetreffende postvervoerbedrijf toegang onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaarden, met dien verstande dat het postvervoerbedrijf in ieder geval gelijke voorwaarden toepast als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haarzelf, haar dochterondernemingen of haar partnerondernemingen.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voorschriften verbinden betreffende billijkheid, redelijkheid en opportuniteit.

  • 4 Indien dit nodig is om toegang mogelijk te maken, kan de Autoriteit Consument en Markt technische of operationele voorschriften vaststellen die een postvervoerbedrijf dat toegang moet verlenen of een postvervoerbedrijf dat toegang heeft gekregen, in acht neemt.

Artikel 13f

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan voor door haar te bepalen vormen van toegang een verplichting opleggen betreffende de hiervoor te berekenen tarieven of de kostentoerekening indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt uit een marktanalyse blijkt dat het betrokken postvervoerbedrijf doordat het beschikt over aanmerkelijke marktmacht de tarieven op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen.

  • 2 Een verplichting als bedoeld in het eerste lid kan inhouden dat voor toegang een kostengeoriënteerd tarief moet worden gerekend of dat een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen of goed te keuren kostentoerekeningsysteem moet worden gehanteerd.

  • 3 Indien de Autoriteit Consument en Markt een postvervoerbedrijf heeft verplicht om voor toegang een kostengeoriënteerd tarief te rekenen, toont het bedrijf aan dat zijn tarieven werkelijk kostengeoriënteerd zijn.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt kan aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden.

  • 5 Indien een verplichting tot het opstellen van een kostentoerekeningsysteem is opgelegd, maakt het postvervoerbedrijf, met inachtneming van de door de Autoriteit Consument en Markt gegeven voorschriften, op genoegzame wijze een beschrijving van het systeem bekend die ten minste de hoofdcategorieën bevat waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels.

  • 6 De Autoriteit Consument en Markt of een door haar aan te wijzen onafhankelijke deskundige onderzoekt jaarlijks of het postvervoerbedrijf in overeenstemming met de opgelegde verplichting heeft gehandeld.

Artikel 13g

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichting opleggen om door haar nader te bepalen informatie bekend te maken op een door haar te bepalen wijze.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichting opleggen om een referentieaanbod bekend te maken waarin een omschrijving is opgenomen van door haar te bepalen vormen van toegang. Het referentieaanbod is opgesplitst naar de door de Autoriteit Consument en Markt onderscheiden vormen van toegang en de daarbij gehanteerde tarieven en andere voorwaarden.

  • 3 Aan een verplichting als bedoeld in het eerste of tweede lid kan de Autoriteit Consument en Markt voorschriften verbinden met betrekking tot de mate van detaillering en de wijze van bekendmaking.

Artikel 13h

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichting opleggen om een gescheiden boekhouding te voeren waarin de opbrengsten en de kosten van de door haar te bepalen postvervoerdiensten die het postvervoerbedrijf aanbiedt aan de onderneming zelf, aan andere postvervoerbedrijven of aan eindgebruikers, gescheiden zijn van die van de door het postvervoerbedrijf verrichte overige activiteiten.

  • 2 Aan de verplichting tot het voeren van een gescheiden boekhouding als bedoeld in het eerste lid, kan de Autoriteit Consument en Markt voorschriften verbinden met betrekking tot de methode van inrichting van de boekhouding, de mate van detaillering en het aan de Autoriteit Consument en Markt verstrekken van boekhoudkundige documenten met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten.

Artikel 13i

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan de verplichting opleggen om bij de levering van door haar te bepalen postvervoerdiensten aan andere postvervoerbedrijven of eindgebruikers:

    • a. een door haar te bepalen postvervoerdienst los te leveren van andere diensten;

    • b. deze andere postvervoerbedrijven of eindgebruikers in gelijke gevallen gelijk te behandelen;

    • c. een redelijk kwaliteitsniveau te garanderen.

  • 2 Aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid kunnen door de Autoriteit Consument en Markt nadere voorschriften worden verbonden die nodig zijn voor een goede uitvoering van die verplichtingen.

Artikel 13j

  • 1 Voor door haar te bepalen postvervoerdiensten aan eindgebruikers kan de Autoriteit Consument en Markt verplichtingen opleggen betreffende het beheersen van de hiervoor te rekenen tarieven of de kostentoerekening.

  • 3 Aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid kunnen door de Autoriteit Consument en Markt nadere voorschriften worden verbonden die nodig zijn voor een goede uitvoering van die verplichtingen.

Artikel 13k

  • 1 Indien de Autoriteit Consument en Markt een verplichting als bedoeld in artikel 13j oplegt of in stand houdt, kan zij tevens de verplichting opleggen om invoering van nieuwe of gewijzigde tarieven voor postvervoerdiensten aan eindgebruikers niet plaats te laten vinden dan nadat zij deze tarieven heeft goedgekeurd.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van een verzoek tot goedkeuring, of het nieuwe of gewijzigde tarief in overeenstemming is met de opgelegde of in stand gehouden verplichting, bedoeld in artikel 13j, eerste lid. Indien gegevens als bedoeld in het zevende lid, ontbreken wordt het postvervoerbedrijf binnen drie dagen na ontvangst van het verzoek, hiervan op de hoogte gesteld.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan de termijn, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, eenmaal met drie weken verlengen. Zij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het postvervoerbedrijf dat het verzoek heeft ingediend.

  • 4 Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat het nieuwe of gewijzigde tarief in overeenstemming is met de opgelegde of in stand gehouden verplichting, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, keurt zij de invoering hiervan goed.

  • 5 Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat het nieuwe of gewijzigde tarief niet in overeenstemming is met de verplichting, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, doet zij hiervan mededeling aan het desbetreffende postvervoerbedrijf. Zij deelt hierbij mede op welke punten niet voldaan is aan de verplichting, bedoeld in artikel 13j, eerste lid.

  • 6 Het postvervoerbedrijf deelt de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na de datum van de mededeling, bedoeld in het vijfde lid, schriftelijk mede in hoeverre het nieuwe of gewijzigde tarief wordt aangepast aan de mededeling van de Autoriteit Consument en Markt. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van de mededeling van het postvervoerbedrijf, bedoeld in de eerste volzin, op het verzoek tot goedkeuring, of het nieuwe of gewijzigde tarief in overeenstemming is met de opgelegde of in stand gehouden verplichting, bedoeld in artikel 13j, eerste lid.

  • 7 Uiterlijk op het tijdstip waarop de Autoriteit Consument en Markt een verplichting als bedoeld in artikel 13j oplegt of in stand houdt, in werking treedt, stelt zij vast welke gegevens door de desbetreffende onderneming bij een verzoek als bedoeld in het tweede lid overgelegd moeten worden, en in welke vorm deze gegevens worden ingediend. De Autoriteit Consument en Markt doet hiervan mededeling aan het desbetreffende postvervoerbedrijf.

Hoofdstuk 4. Universele postdienst

§ 4.1. Algemeen

Artikel 14

Dit hoofdstuk is van toepassing op de verlener van de universele postdienst voor zover deze postvervoerdiensten verricht die tot de universele postdienst behoren.

§ 4.2. Aanwijzing verlener van universele postdienst

Artikel 15

  • 1 Onze Minister wijst op basis van een transparante selectieprocedure voor onbepaalde tijd een postvervoerbedrijf aan dat belast is met de universele postdienst of een gedeelte hiervan.

  • 2 Onze Minister kan een aanwijzing geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a. de goede uitvoering van de universele postdienst of een gedeelte hiervan niet meer gewaarborgd is;

    • b. een verlener van de universele postdienst heeft aangegeven dat een rendabele uitvoering van deze dienst niet mogelijk is;

    • c. het aangewezen postvervoerbedrijf daarom verzoekt;

    • d. een ander postvervoerbedrijf te kennen heeft gegeven de universele postdienst uit te willen voeren.

  • 3 Onze Minister maakt het voornemen om de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in te trekken aan het aangewezen postvervoerbedrijf bekend en doet hiervan mededeling in de Staatscourant.

  • 4 De aanwijzing wordt niet ingetrokken vóórdat is voorzien in een aanwijzing van een postvervoerbedrijf voor de universele postdienst of het gedeelte van de universele postdienst waarop de aanwijzing die wordt ingetrokken, betrekking heeft.

  • 5 Het postvervoerbedrijf dat is belast met de universele postdienst of een gedeelte daarvan, is verplicht deel te nemen aan de selectieprocedure.

  • 6 Een aanwijzing wordt niet gegeven aan een aanvrager die naar verwachting de universele dienst niet naar behoren zal kunnen verzorgen.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de selectieprocedure.

  • 8 De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 4.3. Omvang universele postdienst

Artikel 16

  • 1 De universele postdienst betreft het postvervoer binnen Nederland van ten minste de volgende poststukken:

    • a. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen;

    • b. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen;

    • c. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen.

  • 2 De universele postdienst betreft het postvervoer van of naar gebieden buiten Nederland van ten minste de volgende poststukken:

    • a. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen;

    • b. boeken die elk afzonderlijk ten hoogste vijf kilogram wegen;

    • c. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen;

    • d. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen.

  • 3 De universele postdienst omvat binnen Nederland ten minste de volgende postvervoerdiensten:

    • a. vervoer van aangetekende poststukken;

    • b. vervoer van poststukken met aangegeven waarde.

  • 4 Onder de universele postdienst vallen bij postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland ten minste de postvervoerdiensten, opgenomen in de akten van de Wereldpostunie.

  • 5 Een verlener van de universele postdienst haalt ten minste vijf dagen per week poststukken op uit de voor het publiek bestemde brievenbussen dan wel uit andere daartoe bestemde inrichtingen, en voert ten minste vijf dagen per week overal in Nederland een bestelling uit, met dien verstande dat hij ten minste zes dagen per week rouwbrieven en medische brieven ophaalt uit daartoe bestemde inrichtingen, en ten minste zes dagen per week overal in Nederland een bestelling uitvoert van rouwbrieven en medische brieven.

  • 6 Een verlener van de universele postdienst biedt een postdienst van goede kwaliteit. Daartoe voldoet hij in het kader van het postvervoer ten aanzien van brieven en andere poststukken aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen aan de overkomstduur, de regelmaat en de betrouwbaarheid van de universele postdienst.

  • 7 Een verlener van de universele postdienst zorgt voor een net van voor het publiek bestemde brievenbussen en dienstverleningspunten voor het aanbieden van postzendingen en voor het verrichten van andere met het postvervoer samenhangende handelingen dat voldoet aan de behoeften van de gebruikers van de universele postdienst en rekening houdt met de kwetsbare gebruikers van de universele postdienst. Daartoe voldoet de verlener van de universele postdienst aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen aan het net.

  • 8 De voordracht voor een krachtens het zesde of zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 17

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de universele postdienst. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a. de onderscheiden postvervoerdiensten;

    • b. de soorten poststukken waarop de universele postdienst betrekking heeft;

    • c. de kwaliteit van de postvervoerdiensten, bedoeld in onderdeel a, die voor de verschillende postvervoerdiensten verschillend kan worden vastgesteld;

    • d. de goede postale dienstverlening;

    • e. de wijze waarop poststukken aan een verlener van de universele postdienst worden aangeboden.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 17a

Onze Minister onderzoekt iedere drie jaar of wanneer een verlener van de universele postdienst daartoe een gemotiveerd verzoek heeft ingediend, de universele postdienst en de eisen die gesteld worden aan een verlener van de universele postdienst.

§ 4.4. Verplichtingen voor de universele postdienstverlener

Artikel 18a

  • 1 De verlener van de universele postdienst vraagt advies aan consumentenorganisaties die de belangen behartigen van kwetsbare gebruikers van de universele postdienst over door hem voorgenomen wijzigingen in de uitvoering van de universele postdienst die het gevolg zijn van een wijziging van de eisen ten aanzien van het aantal en de spreiding van postvestigingen en brievenbussen.

  • 2 De verlener van de universele postdienst vraagt het advies, bedoeld in het eerste lid, ten minste vier maanden voorafgaand aan de datum waarop de voorgenomen wijziging wordt gerealiseerd, en stelt een termijn voor het uitbrengen van het advies van ten minste acht weken.

  • 3 De verlener van de universele postdienst geeft een schriftelijke reactie op het advies, bedoeld in het eerste lid, binnen zes weken na ontvangst van dat advies, met dien verstande dat de reactie in ieder geval wordt gegeven voorafgaand aan de datum waarop de voorgenomen wijziging wordt gerealiseerd. In de reactie geeft de verlener van de universele postdienst aan of het advies al dan niet wordt overgenomen en wat daarvan de redenen zijn.

Artikel 18

  • 1 Een verlener van de universele postdienst verzorgt binnen Nederland en van of naar gebieden buiten Nederland de universele postdienst.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen indien poststukken zijn aangeboden aan een verlener van de universele postdienst in overeenstemming met de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel e.

Artikel 19

  • 1 Een verlener van de universele postdienst weigert de uitvoering van de universele postdienst indien dit strijdig is met de wet of gevaar oplevert voor personen of zaken.

  • 2 Een verlener van de universele postdienst kan de uitvoering van de universele postdienst weigeren indien dit strijdig is met de eisen die met het oog op een doelmatig postvervoer in zijn algemene voorwaarden zijn gesteld.

Artikel 20

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels omtrent plaats, afmetingen en andere hoedanigheden van de voor aflevering van poststukken bestemde brievenbussen vastgesteld.

  • 2 Een verlener van de universele postdienst kan poststukken die naar hun aard en omvang in aanmerking komen voor aflevering in een brievenbus, als onbestelbaar aanmerken indien het opgegeven adres niet beschikt over een brievenbus die voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 21

  • 1 Een verlener van de universele postdienst kan gedeelten van de universele postdienst door anderen onder zijn verantwoordelijkheid doen uitvoeren.

  • 2 Een verlener van de universele postdienst rekent de kosten die anderen in rekening brengen voor het uitvoeren van gedeelten van de universele postdienst slechts toe aan de universele postdienst voor zover die kosten overeenkomstig de op grond van artikel 22, derde lid, vastgestelde regels zijn toe te rekenen aan de universele postdienst.

  • 3 Een verlener van de universele postdienst maakt de toerekening van de kosten van anderen, bedoeld in het tweede lid, inzichtelijk voor ieder gedeelte van de universele postdienst dat hij door anderen laat uitvoeren.

  • 4 Een verlener van de universele postdienst die gedeelten van de universele postdienst door anderen laat uitvoeren waarborgt de volledige en juiste uitvoering van de door de anderen uitgevoerde gedeelten van de universele postdienst.

Artikel 22

  • 1 Een verlener van de universele postdienst brengt een boekhoudkundige scheiding aan tussen de kosten en opbrengsten van de universele postdienst en de kosten en opbrengsten van andere activiteiten.

  • 2 Een verlener van de universele dienst maakt de toerekening van de kosten en opbrengsten van de universele postdienst en de kosten en opbrengsten van andere activiteiten inzichtelijk aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding en de wijze van toerekening van de kosten van de universele postdienst, alsmede over de wijze waarop een verlener van de universele dienst de in het tweede lid bedoelde toerekening van kosten en opbrengsten inzichtelijk maakt.

Artikel 23

  • 1 Een verlener van de universele postdienst verstrekt jaarlijks aan de Autoriteit Consument en Markt een rapportage over de uitvoering van de universele postdienst. Deze rapportage bevat de resultaten van regelmatige metingen van de kwaliteit van de universele postdienstverlening en de hierbij behorende kwaliteitsnormen, alsmede een overzicht van de kosten en opbrengsten van de universele postdienstverlening, bedoeld in artikel 22, eerste lid.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de rapportage. Deze regels kunnen betrekking hebben op de inrichting van de rapportage, op de metingen, bedoeld in het eerste lid, alsmede op de op te nemen financiële gegevens.

§ 4.5. Voorwaarden en tarieven voor de universele postdienst

Artikel 24

  • 1 Een verlener van de universele postdienst stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22, derde lid, en 25 voorwaarden en tarieven vast voor de onderscheiden postvervoerdiensten binnen de universele postdienst en maakt deze bekend.

  • 2 De tarieven zijn uniform en op de kosten gebaseerd.

  • 3 De voorwaarden en tarieven zijn non-discriminatoir en transparant.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.

Artikel 25

  • 1 Onze Minister bepaalt bij ministeriële regeling de ruimte waarbinnen de verlener van de universele postdienst de tarieven, bedoeld in artikel 24, eerste lid, kan vaststellen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tariefruimte wordt gebaseerd op de daadwerkelijke kosten van de universele postdienst en een redelijk rendement.

  • 3 Op basis van de door Onze Minister gestelde regels berekent de Autoriteit Consument en Markt de tariefruimte die de verlener van de universele postdienst in enig jaar heeft.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het tweede en derde lid.

  • 5 Onze Minister kan bij ministeriële regeling voor een afzonderlijk jaar de in het eerste lid bedoelde ruimte bepalen in afwijking van de op grond van het eerste of vierde lid vastgestelde regels indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan het vereiste dat de tarieven op de kosten gebaseerd zijn.

Artikel 25a

  • 2 Het ontwerp voor een krachtens artikel 25, eerste, vierde of vijfde lid, vast te stellen ministeriële regeling en de deskundige raad van de Autoriteit Consument en Markt worden gelijktijdig aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

Artikel 26

In afwijking van de artikelen 24 en 25 worden de kosten van het vervoer van poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen door de verlener van de universele postdienst gedragen.

Artikel 27

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de procedure van de toetsing, alsmede over de wijze en het tijdstip van de toetsing, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28

  • 1 Een verlener van de universele postdienst kan, met het oog op de doelmatige wijze van uitvoeren van de universele postdienst, in de algemene voorwaarden regels stellen over de verpakking en adressering van poststukken.

  • 2 Indien de algemene voorwaarden van een verlener van de universele postdienst bepalingen bevatten over het gebruik van een postcode, zorgt hij ervoor dat afzenders kosteloos en op eenvoudige wijze de bij een adres behorende postcode kunnen verkrijgen.

§ 4.6. Aansprakelijkheid verlener van de universele postdienst

Artikel 29

  • 1 Een verlener van de universele postdienst is voor schade als gevolg van verlies, beschadiging of vertraagde aflevering van binnenlandse poststukken slechts aansprakelijk indien door de afzender gebruik wordt gemaakt van een wijze van vervoer waarbij een poststuk volgens daartoe in de algemene voorwaarden van het postvervoerbedrijf te stellen regels wordt geregistreerd.

  • 2 De aansprakelijkheid bedoeld in het eerste lid bestaat niet indien de schade uitsluitend het gevolg is van een of meer van de volgende omstandigheden:

    • a. de aard of een gebrek van het vervoerde zelf;

    • b. onvoldoende verpakking van het vervoerde door een ander dan een verlener van de universele postdienst of diens ondergeschikten;

    • c. een oorzaak die aan de afzender kan worden toegerekend;

    • d. een oorlogshandeling of een gewapend conflict;

    • e. aanhouding op last van daartoe bevoegd gezag.

  • 3 Vorderingen kunnen slechts worden ingediend door de afzender. Indien de schade is geleden door een ander dan de afzender, is de afzender van rechtswege bevoegd ten behoeve van die ander, hetzij op eigen naam hetzij als diens vertegenwoordiger, de vordering in te stellen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden bedragen vastgesteld waarboven de aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, zich niet uitstrekt, waarbij de hoogte van de afzonderlijke bedragen kan worden bepaald naar gelang van onder meer de soorten van registratie alsmede naar gelang van de aard en de waarde van een poststuk.

  • 5 Een verlener van de universele postdienst kan zich niet beroepen op een uit de voorgaande leden van dit artikel voortvloeiende uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

  • 6 Ter zake van het postvervoer van of naar gebieden buiten Nederland is een verlener van de universele postdienst slechts aansprakelijk overeenkomstig de bepalingen van de akten van de Wereldpostunie dan wel andere voor Nederland bindende verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 7 Nietig is ieder beding, waarbij van dit artikel wordt afgeweken.

Hoofdstuk 5. Wereldpostunie

Artikel 32

  • 1 Een verlener van de universele postdienst is gehouden bij de uitvoering van de op hem rustende verplichtingen terzake van de universele postdienst van of naar gebieden buiten Nederland de voor Nederland bindende verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie dan wel uit andere verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 2 Een verlener van de universele postdienst is gerechtigd voor de toepassing van akten van de Wereldpostunie op te treden als aangewezen aanbieder.

  • 3 Onze Minister geeft in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken bij ministeriële regeling voorschriften welke strekken tot:

    • a. het waarborgen van een goede toepassing van het eerste lid;

    • b. het verlenen van de nodige medewerking aan Onze Minister en Onze Minister van Buitenlandse Zaken bij de voorbereiding van verdragen en besluiten als bedoeld in het eerste lid en het in verband daarmee te voeren internationale overleg.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 33

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de werking van de nationale markt voor postvervoerdiensten.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt zendt jaarlijks een verslag van haar bevindingen aan Onze Minister.

Artikel 34

De gemeenteraad kan voor de plaatsing van brievenbussen aan de openbare weg regels stellen, tenzij door het stellen van regels:

  • a. de verlener van de universele postdienst de universele postdienst niet kan verrichten;

  • b. postvervoerbedrijven, niet zijnde een verlener van de universele postdienst, hun diensten niet onder voor deze bedrijven vergelijkbare voorwaarden kunnen aanbieden.

Artikel 35

De afbeelding van de Koning op een postzegel of postzegelafdruk behoeft Diens goedkeuring.

Artikel 36

  • 1 Het is aan andere postvervoerbedrijven dan verleners van de universele postdienst verboden postzegels of postzegelafdrukken te vervaardigen, te verspreiden of ter verspreiding in voorraad te hebben met daarop de vermelding «Nederland».

  • 2 Het is verboden zegels, zegelafdrukken, stempelafdrukken of aanduidingen op zodanige wijze te bezigen, dat zij ten onrechte de indruk kunnen wekken, dat de bescheiden of voorwerpen, waarop zij voorkomen, door een verlener van de universele postdienst behandeld of van een verlener van de universele postdienst afkomstig zijn.

Hoofdstuk 7. Toezicht en handhaving

§ 7.1. Algemeen

Artikel 37

De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen 15, eerste tot en met vierde lid, en zesde tot en met achtste lid, 17a, en hoofdstuk 11.

Artikel 38

  • 1 Onze Minister is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11.

  • 2 De bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11. Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 39

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onze Minister kan van een ieder de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem bij of krachtens deze wet opgedragen taken.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen een door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Zij die uit hoofde van een ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

  • 4 Gegevens en inlichtingen welke door Onze Minister in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet en de Mededingingswet worden gebruikt.

Artikel 40

Voor zover bij de uitoefening van bevoegdheden op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet begrippen worden uitgelegd die worden gehanteerd bij de toepassing van artikel 24 van de Mededingingswet, geschiedt de uitoefening van die bevoegdheden op een wijze die in overeenstemming is met de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan artikel 24 van de Mededingingswet.

§ 7.2. Registratie

Artikel 41

Een postvervoerbedrijf deelt aan de Autoriteit Consument en Markt in ieder geval een beschrijving van de aangeboden postvervoerdiensten mee.

Artikel 42

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt stelt vast welke andere gegevens dan genoemd in artikel 41 bij de mededeling aan de Autoriteit Consument en Markt worden overgelegd, alsmede de wijze waarop de mededeling wordt gedaan.

  • 2 De gegevens, bedoeld artikel 41 en het eerste lid, worden slechts verzameld ten behoeve van de goede uitvoering van deze wet.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt registreert het postvervoerbedrijf na ontvangst van de in artikel 41 bedoelde mededeling en de daarbij behorende gegevens.

  • 4 Een postvervoerbedrijf geeft wijzigingen van de gegevens, bedoeld in artikel 41 en het eerste lid, onverwijld aan de Autoriteit Consument en Markt door.

Artikel 43

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt gaat niet over tot registratie als bedoeld in artikel 42, derde lid, indien:

    • a. de mededeling geen betrekking heeft op het postvervoerbedrijf, of

    • b. de op grond van artikel 41 en 42, eerste lid, te overleggen gegevens niet, onvolledig, of niet juist zijn verstrekt.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt beëindigt de registratie indien de grond voor registratie is vervallen.

Artikel 44

  • 1 In het belang van de goede uitvoering van deze wet wordt door de Autoriteit Consument en Markt een register van de registraties bijgehouden.

  • 2 Het register ligt voor eenieder kosteloos ter inzage op een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen plaats. De gegevens uit het register zijn kosteloos op elektronische wijze te raadplegen.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt kan de gegevens met betrekking tot de registratie wijzigen indien dit noodzakelijk is om feitelijke onjuistheden van eenvoudige aard weg te nemen.

Artikel 45

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt verstrekt zo spoedig mogelijk na de registratie, bedoeld in artikel 42, derde lid, aan het postvervoerbedrijf een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de mededeling, bedoeld in artikel 41, aan de Autoriteit Consument en Markt is gedaan.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt verstrekt binnen een week na ontvangst van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een postvervoerbedrijf een verklaring.

Artikel 46

De Autoriteit Consument en Markt is verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de gegevensverzameling, bedoeld in artikel 42, tweede lid, en voor het register, bedoeld in artikel 44, eerste lid.

§ 7.3. Aanwijzingen

Artikel 47

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van hoofdstuk 11.

  • 2 Onze Minister kan een zelfstandige last opleggen in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11.

  • 3 Van een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

§ 7.4. Bestuursdwang

Artikel 48

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, met uitzondering van de verplichtingen bij of krachtens hoofdstuk 11.

  • 2 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 11 gestelde verplichtingen.

§ 7.5. Bestuurlijke boete

Artikel 49

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 3 De bestuurlijke boete die ingevolge het eerste en tweede lid ten hoogste kan worden opgelegd wordt verhoogd met 100%, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

Artikel 55

  • 1 Een beschikking waarbij een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 49, tweede lid, wordt opgelegd of waarbij op basis van artikel 48, tweede lid, een last onder dwangsom wordt opgelegd wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij Onze Minister.

  • 2 Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 56

Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot invordering van een door Onze Minister opgelegde bestuurlijke boete.

Hoofdstuk 8. Geschillenbeslechting

Artikel 58

  • 1 Indien tussen postvervoerbedrijven, tussen een postvervoerbedrijf en iemand die postbussen exploiteert, tussen een postvervoerbedrijf en iemand die een systeem met adresgegevens als bedoeld in artikel 11 exploiteert of beheert of tussen een postvervoerbedrijf en iemand die een postcodesysteem exploiteert of beheert een geschil is ontstaan inzake de nakoming van de verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken 3 en 3a, beslecht de Autoriteit Consument en Markt op aanvraag van een bij dat geschil betrokken partij het geschil voor zover naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt verdere onderhandelingen redelijkerwijs niet meer zullen leiden tot overeenstemming.

  • 2 Onder een geschil als bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan een geschil inzake de vraag of, indien de in dat lid bedoelde postvervoerbedrijven, natuurlijke of rechtspersonen een overeenkomst hebben gesloten op basis van een bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 3a van deze wet, een op een of meer van hen rustende verplichting, de ter zake daarvan tussen hen bestaande verbintenissen, of de wijze waarop die verbintenissen worden nagekomen strijdig zijn, onderscheidenlijk strijdig is met het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt is onbevoegd tot het beslechten van een op grond van het eerste lid voorgelegd geschil indien de bij dat geschil betrokken partijen de Autoriteit Consument en Markt verzoeken het geschil niet langer te beslechten.

Artikel 60

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 58, eerste lid, binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan een andere partij dan de aanvrager om gegevens verzoekt met het oog op het te nemen besluit.

  • 2 In uitzonderlijke gevallen kan de Autoriteit Consument en Markt de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste twee maanden verlengen. De Autoriteit Consument en Markt stelt de betrokken postvervoerbedrijven hiervan in kennis en geeft de termijn aan waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt het geschil zal beslechten.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit nemen dat tussen de betrokken postvervoerbedrijven geldt tot het definitieve besluit van de Autoriteit Consument en Markt in werking treedt.

Artikel 61

Een postvervoerbedrijf volgt het door de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 60 genomen besluit op. De Autoriteit Consument en Markt kan daarbij een termijn stellen.

Artikel 62

De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling in de Staatscourant van een besluit als bedoeld in artikel 60.

Hoofdstuk 10. Implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen

Artikel 66

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter implementatie van postrichtlijnen en liberalisatierichtlijnen regels worden gesteld.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter implementatie van een bindende overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde land of een internationale organisatie die betrekking heeft op een onderwerp dat wordt bestreken door een postrichtlijn ofverordening.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voor een goede uitvoering van postverordeningen en gedelegeerde verordeningen regels worden gesteld.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen ter implementatie van gedelegeerde richtlijnen regels worden gesteld.

  • 5 Bij de regels, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, kunnen:

    • a. taken worden opgedragen en bevoegdheden worden verleend aan de Autoriteit Consument en Markt, en

    • b. voorschriften uit een postverordening of gedelegeerde verordening worden aangewezen waarop door de Autoriteit Consument en Markt aangewezen ambtenaren toezicht houden of die de Autoriteit Consument en Markt kan toepassen door besluiten te nemen.

Hoofdstuk 11. Buitengewone omstandigheden

Artikel 67

In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen is Onze Minister bevoegd om in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan een verlener van de universele postdienst en zo nodig aan een ander postvervoerbedrijf aanwijzingen te geven met betrekking tot het postvervoer van of naar gebieden buiten Nederland.

Artikel 68

  • 2 Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.

  • 3 Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.

  • 4 Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.

  • 5 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.

  • 6 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Artikel 69

In geval voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van de artikelen 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, oefent Onze Minister de in artikel 70, eerste lid, bedoelde bevoegdheid uit in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.

Artikel 70

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

  • 1 Onze Minister is bevoegd een verlener van de universele postdienst en zo nodig een ander postvervoerbedrijf bindende aanwijzingen te geven met betrekking tot het postvervoer naar, van of in het gebied waarvoor een besluit als bedoeld in artikel 68 van kracht is.

  • 2 Onze Minister kan bij toepassing van het eerste lid afwijken van de verplichtingen die op grond van deze wet op een verlener van de universele postdienst rusten.

  • 3 Een verlener van de universele postdienst kan aan exploitanten van openbare vervoermiddelen de verplichting opleggen mee te werken aan het postvervoer van aan de verlener van de universele postdienst ter vervoer aangeboden poststukken. De verlener van de universele postdienst kan in verband hiermee aanwijzingen geven aan de exploitanten van openbare vervoermiddelen.

  • 4 Indien een verlener van de universele postdienst of een exploitant van openbare vervoermiddelen als gevolg van aanwijzingen gegeven op grond van het eerste onderscheidenlijk het derde lid, onevenredig financieel nadeel ondervindt, kent Onze Minister de betrokkene een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe.

Artikel 71

Artikel 72

Onze Minister geeft aan een verlener van de universele postdienst voorschriften ten aanzien van de door deze te nemen organisatorische en personele maatregelen met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoering van de universele postdienst in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 68 en de door deze daarover aan Onze Minister te verstrekken informatie. Onze Minister bepaalt in die voorschriften welke kosten van de uitvoering redelijkerwijs ten laste van een verlener van de universele postdienst komen.

Hoofdstuk 13. Wijziging in andere wetten

Hoofdstuk 14. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 84

In afwijking van artikel 15, eerste lid, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 15, eerste lid, een bij besluit van Onze Minister te bepalen rechtspersoon aangewezen als verlener van de universele postdienst.

Artikel 88

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 De voordracht voor het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 89

  • 1 Artikel 8 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

  • 2 De voordracht voor het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 90

Deze wet wordt aangehaald als: Postwet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 25 maart 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de dertigste maart 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin