-
a.
klager: de medewerker die zich wendt tot een vertrouwenspersoon, dan wel een klacht over
enige vorm van ongewenst gedrag in de zin van deze regeling bij de klachtencommissie
indient;
-
b.
beklaagde: de medewerker, werkzaam binnen het gezagsbereik van de minister, tegen wie de klacht
is gericht;
-
c.
klaagschrift: een door klager ondertekend en gedagtekend geschrift waarin een omschrijving van
de klacht is opgenomen en dat dient als uitgangspunt voor de klachtenprocedure;
-
d.
medewerker: degene die bij het ministerie is aangesteld op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
of op een andere titel werkzaam is bij het ministerie;
-
e.
de klachtencommissie: de commissie, ingesteld op grond van artikel 6, die de ingediende schriftelijke klachten onderzoekt en daarover aan de Secretaris-Generaal
rapporteert en adviseert;
-
f.
de minister: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
g.
het ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
h.
het bevoegd gezag: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
i.
vertrouwenspersoon: een op grond van artikel 3 aangewezen medewerker die fungeert als eerste aanspreekpunt voor degenen die menen
met ongewenst gedrag te zijn geconfronteerd;
-
j.
ongewenste omgangsvormen: de factoren (seksuele) intimidatie, agressie en geweld, stalking, pesten, treiteren,
discriminatie en extremisme;
-
k.
(seksuele) intimidatie: enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie
dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast, in
het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende
situatie wordt gecreëerd;
-
l.
agressie en geweld: voorvallen waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd
of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten
van arbeid;
-
m.
discriminatie: het onderscheid tussen mensen wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid,
ras, geslacht of op welke grond dan ook als bedoeld in artikel 1 van de Grondwet;
-
n.
extremisme: het op een gewelddadige manier achtervolgen van personen en/of groeperingen vanwege
hun geloof of afkomst welke als bedreiging voor de eigen cultuur, waarden en normen
worden gezien;
-
o.
stalking: het bij voortduring bespieden, besluipen, achtervolgen of, al dan niet telefonisch,
lastigvallen van een andere persoon;
-
p.
pesten of treiteren: alle vormen van intimiderend gedrag met een structureel karakter, van een of meerdere
werknemers (collega’s, leidinggevenden) gericht tegen een werknemer of een groep van
werknemers die zich niet kan of kunnen verdedigen tegen dit gedag.