Regeling wegvervoer goederen

Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2011.
Geldend van 01-05-2009 t/m 31-12-2012

Regeling tot uitvoering van de Wet wegvervoer goederen (Regeling wegvervoer goederen)

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 2

  • 1 Als beroepsrichtlijn voor het wegvervoer wordt aangewezen: richtlijn 96/26/EG van de raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemer (PbEG L 124).

  • 2 Als cabotageverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoerders worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waarin zij niet gevestigd zijn (PbEG L 279).

  • 3 Als marktverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten (PbEG L 95).

  • 4 Als vrijstellingsrichtlijn voor het wegvervoer wordt aangewezen richtlijn nr. 2006/94/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer (PbEU L 374).

Hoofdstuk 2. Toegang tot de markt

Artikel 3

Als vervoer, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onder a, van de wet, wordt aangewezen:

  • a. vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan;

  • b. vervoer bij de verwijdering van afvalstoffen die vrijkomen bij de uitvoering van reinigingswerken welke door, of in opdracht van, gemeentelijke diensten worden verricht;

  • c. vervoer van beer, kolkafval, spoel- en sproeiwater voor het reinigen van de openbare weg, en zand en chemicaliën voor de bestrijding van gladheid van wegen en destructiemateriaal als bedoeld in artikel 2 van de Destructiewet, voor zover dit vervoer geschiedt met in het bijzonder voor deze doelen ingerichte of uitgeruste vrachtauto's;

  • d. vervoer van landbouwproducten of goederen, te gebruiken bij het verrichten van landbouwwerkzaamheden, met een landbouwtrekker als bedoeld in afdeling 5.8 van de Regeling voertuigen, alsmede de daardoor voortbewogen aanhangwagens, mits het betreft eigen vervoer verricht door een landbouwer ten dienste van zijn landbouwbedrijf, dan wel vervoer dat plaatsvindt rechtstreeks ten behoeve van een landbouwbedrijf en onmiddellijk vooraf gaat aan of volgt op, alsmede in direct verband staat met de uitvoering van landbouwwerkzaamheden;

  • e. vervoer van kranten, tijdschriften, reclamedrukwerken, verricht in een distributie- of verspreidbedrijf, mits dit bedrijf de beschikking heeft over niet meer dan één vrachtauto of over twee vrachtauto's, mits één daarvan een aanhangwagen is, en waarbij geldt dat het ledig gewicht, vermeerderd met het laadvermogen, van de vrachtauto, dan wel van de beide vrachtauto's gezamenlijk, niet meer bedraagt dan 3500 kg;

  • f. vervoer binnen Nederland of naar Nederland van voertuigen met toebehoren die tengevolge van een defect van het voertuig, ongeval of uitvallen van de bestuurder hun bestemming niet zonder hulp kunnen bereiken, alsmede vervoer binnen Nederland van in beslag genomen voertuigen, voor zover verricht met daartoe speciaal ingerichte vrachtauto's met een maximum laadvermogen van 3500 kg, en overeenkomstige aanhangwagens met een maximum laadvermogen van 1500 kg, in opdracht van organisaties, die zich krachtens polis- of lidmaatschapsvoorwaarden jegens verzekerden, dan wel leden hebben verbonden tot hulpverlening in vorengenoemde omstandigheden, dan wel in opdracht van Nederlandse overheidsinstanties.

  • g. vervoer binnen Nederland van betonmortelspecie met daartoe speciaal ingerichte vrachtauto's van de betonmortelfabriek naar in aanbouw zijnde bouwobjecten.

Artikel 4

Cabotage als bedoeld in de cabotageverordening voor het wegvervoer is niet toegestaan voor vervoer door een in Nederland gevestigde ondernemer binnen Bulgarije en Roemenië, alsmede binnen Nederland door een in Bulgarije of Roemenië gevestigde ondernemer.

Hoofdstuk 3. Toegang tot het beroep

Artikel 5

  • 1 Aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan door degene die een getuigschrift overlegt, dat is afgegeven door de Stichting Examenbureau Beroepsvervoer (SEB), waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de onderwerpen en het opleidingsniveau van bijlage I van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer en die overeenkomstig die bijlage zijn georganiseerd.

  • 2 Aan de eis van vakbekwaamheid wordt tevens voldaan door degene die een verklaring van vakbekwaamheid overlegt die op grond van artikel 3, vierde lid, van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer door een andere lidstaat, door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of door Zwitserland is afgegeven.

Artikel 6

  • 1 Ter voldoening aan de eis van financiële draagkracht beschikt de vervoerder aan kapitaal en reserves over een bedrag van € 9000 wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en € 5000 voor ieder volgend voertuig.

  • 2 Ten aanzien van een beginnende vervoerondernemer wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een belegging in durfkapitaal, zoals geregeld bij of krachtens de artikelen 5.17 en 5.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Ingeval van verlenging van de vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een ten opzichte van alle andere schulden achtergestelde lening.

  • 4 De vervoerder toont tegenover de NIWO zijn financiële draagkracht aan door het overleggen van een balans en een toelichting daarop, voorzien van een verklaring, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, en dat dit vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 5 Indien de vervoerder een rechtspersoon is, die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om een jaarrekening op te maken, kan hij volstaan met het overleggen van zijn jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar, voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat het beschikbare risicodragend vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 7 In afwijking van het zesde lid kunnen ingeval van verlenging van een vergunning de verklaringen ook zijn afgegeven door een belastingdeskundige, aangesloten bij een door de NIWO daartoe aangewezen instelling.

  • 8 Omtrent het voldoen aan de eis van financiële draagkracht stelt de NIWO een onderzoek in als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer.

  • 9 De NIWO kan de vervoerder een uitstel van ten hoogste een jaar verlenen om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht indien hij heeft aangetoond dat het op grond van de algemene economische situatie van zijn vervoeronderneming waarschijnlijk is dat hij voor afloop van het verleende uitstel zal voldoen aan de eis van financiële draagkracht.

  • 10 Een vervoerder, wiens land van herkomst of oorsprong een andere lidstaat, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is, voldoet aan de eis van financiële draagkracht, indien een verklaring overgelegd wordt die overeenkomstig artikel 9 van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer in die andere staat is afgegeven en die niet ouder is dan drie maanden.

Hoofdstuk 4. CEMT-vergunningen en ritmachtigingen

Artikel 7

Aanvragen om een CEMT-vergunning, geldig voor het volgende kalenderjaar, worden vóór een door de NIWO te bepalen datum bij de NIWO ingediend; aanvragen om een CEMT-vergunning voor het lopende kalenderjaar kunnen gedurende dat jaar bij de NIWO worden ingediend.

Artikel 8

  • 1 De houder van een CEMT-vergunning houdt het daarbij behorende rittenboekje bij.

  • 2 De NIWO reikt aan de houder van een CEMT-vergunning op zijn verzoek de nodige rittenboekjes uit. De NIWO draagt zorg voor de invulling van de omslag van het boekje.

  • 3 De houder van een CEMT-vergunning maakt een verslag van het verrichte vervoer op voor elke beladen rit, afgelegd tussen elke plaats waar geladen of gelost wordt, alsmede voor elke ledige rit, met inachtneming van de in het rittenboekje gegeven aanwijzingen.

  • 4 De verslagen van het verrichte vervoer worden zodanig opgesteld, dat de chronologische volgorde van de voor de verschillende al dan niet beladen ritten afgelegde trajecten wordt aangehouden.

  • 5 De houder van een CEMT-vergunning zendt de verslagen binnen twee weken na het verstrijken van de maand waarop zij betrekking hebben, aan de NIWO toe.

Artikel 9

  • 1 Een ritmachtiging wordt aan de vervoerder verleend voor een vrachtauto al dan niet met een aanhangwagen, of voor een samenstel van een trekker en een oplegger, waarbij het trekkend voertuig in Nederland geregistreerd is.

  • 2 Op de ritmachtiging worden vermeld:

    • a. naam en adres van de houder;

    • b. de datum waarop op het verzoek om de ritmachtiging is beslist;

    • c. de geldigheidsduur, en

    • d. de voorwaarden waaronder zij is verleend.

Artikel 10

Degene, die krachtens een CEMT-vergunning dan wel krachtens een ritmachtiging grensoverschrijdend beroepsvervoer met een vrachtauto verricht, alsmede de bestuurder van die vrachtauto zorgt ervoor dat de geldige CEMT-vergunning en het bijbehorende rittenboekje, onderscheidenlijk de ritmachtiging, bij de vrachtauto aanwezig zijn.

Artikel 11

  • 1 Geen CEMT-vergunning onderscheidenlijk ritmachtiging is vereist ten aanzien van vervoer waarvoor vrijstellingen zijn verleend ingevolge besluiten van de Conferentie van de Europese Ministers van Transport onderscheidenlijk bilaterale verdragen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen worden door de NIWO bekend gemaakt.

Hoofdstuk 5. Dienstbetrekking

Artikel 12

Het model voor een verklaring als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, van de wet wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage, die ter inzage ligt ten kantore van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Koningskade 4 te 's-Gravenhage.

Artikel 13

  • 2 Van artikel 2.11, eerste lid, van de wet, wordt ontheffing verleend indien gebruik wordt gemaakt van:

    • a. een werknemer die voor beperkte tijd bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld door een andere vergunninghouder bij wie die werknemer in dienstbetrekking is en die ten bewijze daarvan een verklaring van dienstbetrekking kan tonen; of

    • b. een werknemer die door een instelling aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld en die ten bewijze daarvan een door deze instelling afgegeven verklaring kan tonen.

Artikel 14

  • 1 Een instelling die een werknemer aan een vergunninghouder ter beschikking wil stellen, verkrijgt daartoe op aanvraag een aanwijzing van de Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 2 Een aanwijzing, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet reeds was verleend, wordt aangemerkt als aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 6. Vrachtbrief

Artikel 15

  • 1 Op de vrachtbrief worden de volgende aanduidingen vermeld:

    • a. de naam en het adres van de afzender;

    • b. de naam en het adres van de vervoerder;

    • c. de naam en het adres van de geadresseerde;

    • d. de gebruikelijke aanduiding van de aard van de goederen;

    • e. het brutogewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen.

  • 2 De vergunninghouder draagt er zorg voor dat:

    • a. de vrachtbrief in de vrachtauto, waarmee de goederen vervoerd worden, aanwezig is;

    • b. de vrachtbrief bij het ten vervoer aannemen van de goederen aan de afzender ten bewijze van ontvangst wordt afgegeven;

    • c. bij aflevering van de goederen de vrachtbrief tegelijk met de goederen wordt afgegeven tegen aftekening voor ontvangst van een daarvoor bestemd deel van de vrachtbrief.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien het beroepsvervoer betreft waarvan de op dat vervoer betrekking hebbende vrachtbriefgegevens gestructureerd en genormeerd via een elektronisch systeem worden uitgewisseld.

  • 4 Geen vrachtbrief is vereist voor het binnenlands beroepsvervoer van:

    • a. levende dieren;

    • b. landbouwproducten van de teeltplaats naar de veiling en van tot dit vervoer gebezigde ledige verpakkingsmiddelen van de veiling naar de teeltplaats;

    • c. inboedels;

    • d. losgestorte goederen, of

    • e. postzendingen.

Hoofdstuk 7. Bestuur NIWO

Artikel 16

In het bestuur van de NIWO worden benoemd door:

  • a. TLN, Transport en Logistiek Nederland: 3 leden;

  • b. KNV, Koninklijk Nederlands Vervoer: 1 lid;

  • c. Vervoersbond FNV: 1 lid;

  • d. Vervoersbond CNV: 1 lid;

  • e. EVO, Ondernemersorganisatie voor logistiek en transport: 1 lid;

  • f. stichting VERN, Verenigde Eigen Rijders Nederland: 1 lid.

Hoofdstuk 8. Taken NIWO

Artikel 17

De NIWO is mede belast met de afgifte van uitnodigingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c) van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de afgifte van visa aan burgers van de Europese Unie en de Russische Federatie (PbEU 129), voor zover deze betrekking hebben op goederenvervoer, verricht in opdracht van een in Nederland gevestigde vervoerder.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te Den Haag.]