Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-03-2010 en zichtdatum 02-03-2010.
Geldend van 02-03-2010 t/m 01-07-2010

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 april 2009, nr. HO&S/116459, houdende regels ter verlening van subsidie ten behoeve van het bevorderen van het leren ondernemen (Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 10.5 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 2 In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

  • 3 In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

Artikel 2. Adviescommissie Onderwijs Netwerk Ondernemen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Er is een onafhankelijke adviescommissie, genaamd de Adviescommissie Onderwijs Netwerk Ondernemen, die tot taak heeft de minister te adviseren omtrent de beoordeling van aanvragen, op basis van door de minister vastgestelde criteria, zoals omschreven in artikel 15, derde lid.

  • 2 Tot leden van de adviescommissie worden benoemd:

    • mw. K.I. van Rooijen-Winkelman, Breukelen (voorzitter);

    • mw. C. Korrel, Delft;

    • prof. dr. A.F.M. Nieuwenhuis, Heteren;

    • mw. drs. M. Schuurmans, Castricum;

    • mw. A.B.M. Willenborg, Amsterdam.

  • 3 De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van een jaar.

  • 4 De periode, bedoeld in het derde lid, kan telkens met een jaar worden verlengd.

  • 5 De benoeming van de voorzitter of een lid kan worden ingetrokken indien:

    • a. daar door de desbetreffende persoon om verzocht is;

    • b. het functioneren van de voorzitter of het lid daartoe aanleiding geeft;

    • c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van de voorzitter of het lid niet gewaarborgd is.

  • 6 Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een lid kan de minister een andere voorzitter of een ander lid benoemen.

Artikel 3. Integriteit

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Een lid van de adviescommissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies indien hij een persoonlijk belang heeft bij de subsidieverlening.

Artikel 4. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De minister kan een deskundige aanwijzen die het recht heeft de vergaderingen van de adviescommissie bij te wonen.

  • 2 De adviescommissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5. Werkwijze

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 In het secretariaat van de adviescommissie wordt door AgentschapNL voorzien.

Artikel 6. Vergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De voorzitter en de andere leden van de adviescommissie ontvangen een vaste vergoeding per jaar. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is het maximum van schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter en de andere leden is gebaseerd op 50, respectievelijk 40 werkuren per jaar.

  • 2 De voorzitter en de andere leden van de adviescommissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. Deze vergoeding wordt door het secretariaat van de adviescommissie afgehandeld.

§ 2. Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 7. Subsidieaanvrager en de te subsidiëren activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag projectsubsidie aan een samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoert.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die bij de indiening van de aanvraag door de deelnemers gezamenlijk als penvoerder is aangewezen. De penvoerder is in ieder geval een onderwijsinstelling. Heeft de penvoerder zelf geen rechtspersoonlijkheid, dan wordt de subsidie betaald aan het bevoegd gezag van de penvoerder. Is er geen bevoegd gezag dan dienen de deelnemers in de aanvraag gezamenlijk aan te geven aan welke rechtspersoon de subsidie kan worden betaald.

  • 3 De subsidie wordt verleend aan projecten die tot doel hebben:

    • a. het ondersteunen van de deelnemende onderwijsinstellingen bij het effectief vormgeven en verankeren van het leren ondernemen in de eigen instellingen; en

    • b. het structureel ondersteunen van kennisopbouw en -uitwisseling over het leren ondernemen in het onderwijsnetwerk ondernemen; en

    • c. het stimuleren dat andere onderwijsinstellingen en partijen in de regio actief worden in het leren ondernemen.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. indien reeds subsidie is verstrekt aan een penvoerder voor eenzelfde samenwerkingsverband;

    • b. voor projectkosten die zijn gemaakt voor de datum van indiening van de aanvraag.

Artikel 8. Hoogte subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De subsidie voor een project bedraagt maximaal 75% van de projectkosten met een maximum van € 150.000.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten:

    • a. personele kosten van de deelnemers uit het samenwerkingsverband op basis van een vast uurtarief van € 50;

    • b. materiaalkosten;

    • c. aan derden verschuldigde kosten;

  • 2 De in het eerste lid onder b en c genoemde kosten bedragen tezamen niet meer dan 25% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 10. Cumulatie en begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Kosten die op grond van enige andere regeling vanwege het Rijk reeds bekostigd of gesubsidieerd worden, zijn niet subsidiabel.

  • 2 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de met inachtneming van artikel 11 verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 11. Aanvraagperioden en subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de perioden vastgesteld, na afloop waarvan de aanvragen om subsidie op grond van artikel 7 die in die periode zijn ontvangen en niet reeds op grond van artikel 13 moeten worden afgewezen, worden behandeld.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op grond van artikel 7 op de in een periode als bedoeld in het eerste lid ontvangen aanvragen.

  • 3 De periode, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 2009 vastgesteld op 20 april 2009 tot en met 15 juni 2009.

  • 4 Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen op grond van artikel 7 ontvangen in de in het derde lid genoemde periode, wordt vastgesteld op: € 4.000.000.

§ 3. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 12. Aanvraagformulier

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De aanvraag om subsidie wordt ingediend door een onderwijsinstelling met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1 en gaat vergezeld van de in het formulier genoemde stukken.

  • 2 De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan, conform bijlage a van het aanvraagformulier;

    • b. een begroting van de kosten, uitgesplitst per deelnemer van het samenwerkingsverband, conform bijlage b van het aanvraagformulier.

Artikel 13. Afwijzing van de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden waaraan een aanvraag op grond van deze regeling moet voldoen.

Artikel 14. Behandeltermijn van aanvragen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Binnen 22 weken na de laatste dag van de krachtens artikel 11, derde lid, vastgestelde periode beslist de minister op de in die periode ontvangen aanvragen om subsidie.

  • 2 De minister kan, gehoord de adviescommissie, de toegekende subsidie lager vaststellen dan op grond van de begroting bij de aanvraag is aangevraagd.

Artikel 15. Criteria bij de toekenning van subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 13 afwijzend is beslist, het advies in van de adviescommissie.

  • 2 De minister beslist daarbij, geadviseerd door de adviescommissie, afwijzend op een aanvraag indien hij van oordeel is dat een aanvraag op één of meer van de vijf rankingscriteria, bedoeld in het derde lid, kennelijk onvoldoende bijdraagt.

  • 3 De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de aanvragen zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate:

    • a. het meer bijdraagt aan versterking van ondernemend gedrag op alle niveaus van de onderwijsinstellingen;

    • b. het meer bijdraagt aan verankering van het leren ondernemen binnen de onderwijsinstellingen;

    • c. het meer bijdraagt aan structurele samenwerking op het leren ondernemen tussen onderwijsinstellingen, ondernemers en andere deelnemers in het netwerk;

    • d. het meer bijdraagt aan profilering van (de doelstellingen van) het samenwerkingsverband in de regio;

    • e. het samenwerkingsverband meer divers is samengesteld.

  • 4 Voor de rangschikking wegen de in het derde lid genoemde criteria ieder even zwaar.

  • 5 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking, waarbij de aanvragen als bedoeld in het tweede lid altijd buiten beschouwing blijven.

Artikel 16. Mandaat AgentschapNL en afhandeling bezwaarschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Aan de algemeen directeur van AgentschapNL te Den Haag wordt mandaat verleend om namens de minister alle noodzakelijke besluiten te nemen met betrekking tot de behandeling van aanvragen in het kader van de uitvoering van deze regeling.

§ 4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 17. Bewaarplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie of andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling gedurende ten minste vijf jaar na datum waarop de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden.

Artikel 18. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de evaluatie van de subsidieregeling en de ontwikkeling van het beleid.

  • 2 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld mededeling aan AgentschapNL.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht de minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die deze in verband met deze subsidieregeling verlangen. De subsidieontvanger geeft desgewenst deze ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage.

  • 4 De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan communicatieactiviteiten gericht op het presenteren van het samenwerkingsverband en het verspreiden van de (tussentijdse) projectresultaten aan overige belanghebbenden.

Artikel 19. Verantwoording en voortgangsverslag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van de subsidie zullen worden teruggevorderd. De subsidie wordt uiterlijk binnen twee jaren en zes maanden na de aanvang van het project, zoals bedoeld in artikel 21, besteed.

  • 2 De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging, bedoeld in de Regeling jaarverslaglegging onderwijs, met gebruikmaking van een overzicht dat in de jaarrekening van de subsidieontvanger wordt ingericht naar analogie van het model G, behorende bij Richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaglegging. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding. De verrekening van eventuele overschotten of niet-bestede middelen met de subsidieontvanger geschiedt door AgentschapNL. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 3 Naast de verantwoording van de subsidie in de jaarverslaggeving brengt de subsidieontvanger een jaar na aanvang van het project schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project. Het verslag wordt neergelegd in het formulier dat is opgenomen als bijlage 2 bij deze regeling en bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee behaalde resultaten. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan en bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie. Voor het opstellen en versturen van het voortgangsverslag heeft de subsidieontvanger 8 weken de tijd, te rekenen vanaf het moment dat het in de eerste volzin bedoelde jaar is geëindigd.

  • 4 Het in het vorige lid bedoelde verslag wordt gezonden aan AgentschapNL.

  • 5 Naar aanleiding van het in het derde lid genoemde verslag, kan de minister besluiten om de subsidiëring van het vervolg van het project geheel of gedeeltelijk te beëindigen.

Artikel 20. Uitvoering overeenkomstig projectplan

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het op het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, doch uiterlijk binnen een tijdvak van twee en een half jaar na aanvang van het project.

  • 2 De minister kan voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project op voorafgaand verzoek van de subsidieontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 21. Aanvang project

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De subsidieontvanger begint met het project uiterlijk drie maanden na de subsidieverlening.

§ 5. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 22. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Er wordt ambtshalve een voorschot verstrekt bij de subsidieverlening van 40% van de toegekende subsidie.

  • 2 Het tweede voorschot wordt verstrekt, nadat het voortgangsrapport bedoeld in artikel 19, derde lid, positief wordt beoordeeld. Het tweede voorschot bedraagt 40% van de toegekende subsidie, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 19, vijfde lid.

§ 6. Vaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23. Aanvraag vaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Uiterlijk dertien weken na afloop van het project dient de subsidieontvanger een aanvraag om vaststelling in.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij AgentschapNL met een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling en gaat vergezeld van een inhoudelijk en financieel eindverslag. Het eindverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee behaalde resultaten.

Artikel 24. Beslistermijn vaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 25. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 26. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.]

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.]

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.]