Bij personenauto’s, in gebruik genomen na 31 december 2003, en die beschikken over
een airbagsysteem dat is voorzien van een waarschuwingsinrichting die in werking treedt
zodra het systeem faalt, moet de waarschuwingsinrichting goed functioneren.
|
Leden 2 en 3: visuele controle. Indien een airbagsysteem of een gordelspansysteem
is voorzien van een waarschuwingslampje, moet het waarschuwingslampje gaan branden
als het contact wordt ingeschakeld. Vervolgens dient het waarschuwingslampje te doven,
eventueel na het starten van de motor. Wanneer het waarschuwingslampje uitgaat, mag
er vanuit worden gegaan dat het systeem functioneert. Indien het waarschuwingslampje
blijft branden, wordt dit vermeld op het keuringsrapport.
|