Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

[Regeling treedt (deels) in werking per 05-12-2008.]
Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1994 en zichtdatum 18-11-2024.
Geldend van 15-03-2013 t/m heden

Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bevoegde plaatselijke autoriteit: de autoriteit aangeduid in de bij deze regeling behorende bijlage 1;

  • b. IMO: de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • c. SOLAS: het op 1 november 1974 te Londen totstandgekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157), en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen (SOLAS-verdrag);

  • d. MARPOL: het op 2 november 1973 te Londen totstandgekomen Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met protocollen en bijlagen (Trb. 1975, 147 en 1978, 187) (MARPOL-verdrag);

  • e. IMDG-Code: de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), bedoeld in hoofdstuk VII, deel A, van het SOLAS-verdrag;

  • f. GC-Code: de bij resolutie A.328(IX) van de Algemene vergadering van de IMO aangenomen Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (Gas Carrier Code);

  • g. IMSBC-Code: de bij resolutie MSC.268(85) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties aangenomen Internationale Maritieme Code voor het vervoer van vaste lading in bulk (International Maritime Solid Bulk Cargoes Code);

  • h. IGC-Code: de bij resolutie MSC.5(48) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO aangenomen Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) (van toepassing op tankers gebouwd op of na 1 juli 1986);

  • i. BCH-Code: de bij resolutie MEPC.20(22) van de Mariene Milieucommissie van de IMO aangenomen Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (Bulk Chemical Code);

  • j. IBC-Code: de bij resolutie MSC.4(48) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO aangenomen Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code) (van toepassing op chemicaliën tankers gebouwd op of na 1 juli 1986);

  • k. gevaarlijke stoffen: stoffen vallende onder de voorschriften van:

    • de GC-Code;

    • de IGC-Code;

    • de BCH-Code;

    • de IBC-Code;

    • de IMDG-Code;

    • de IMSBC-Code;

    • Annex I van MARPOL;

    • Annex II van MARPOL; of

    • Annex III van MARPOL.

  • l. VN-nummer: identificatienummer door de Verenigde Naties toegekend aan een stof of voorwerp of aan een groep van stoffen of voorwerpen en dat is opgenomen in de VN-aanbevelingen, met de daarbij behorende bijlage inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen;

  • m. subklasse: een nadere onderverdeling van een bepaalde gevarenklasse in de IMDG-Code;

  • n. zeeschip: een schip bestemd tot of daadwerkelijk gebruikt voor de vaart op zee;

  • o. tankschip: een zeeschip dat is gebouwd of geschikt is gemaakt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in vloeibare vorm in bulk en dat een dergelijke lading daadwerkelijk vervoert, of dat met gevaarlijke stoffen in vloeibare vorm in bulk die brandbaar, giftig of bijtend zijn, beladen is geweest en waarvoor door een gasdeskundige, zijnde een persoon die in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid gasdeskundige dat is afgegeven door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of door een certificerende instelling, of door of vanwege de bevoegde Belgische autoriteit, geen verklaring is verstrekt, waaruit blijkt dat het schip vrij is van ladingresten of dat in het schip aanwezige ladingresten geen gevaar opleveren;

  • p. Belgiëvaarder: een zeeschip en een tankschip die, tenzij nautische omstandigheden daartoe noodzaken, zonder een haven, overlaadplaats, ankerplaats of wachtplaats in Nederland aan te doen, zonder dat er laad-, los- of bunkerhandelingen worden verricht en zonder dat er sprake is van het schoonmaken, gasvrijmaken of spoelen van tanks, varen:

    • van zee, over de Westerschelde of door het Kanaal van Gent naar Terneuzen, naar België, of

    • van België, over de Westerschelde of door het Kanaal van Gent naar Terneuzen, naar zee, of

    • van België, over de Westerschelde en door het Kanaal van Gent naar Terneuzen, naar België.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op de scheepvaartwegen gelegen tussen de zee en:

  • a. de haven van Amsterdam, over het Noordzeekanaal, alsmede in de haven zelf en de aan het Noordzeekanaal gelegen havens, overlaadplaatsen en ankerplaatsen;

  • b. de haven van Rotterdam en de havens van Dordrecht en Moerdijk, over de Nieuwe Waterweg, het Beerkanaal, het Hartelkanaal, het Calandkanaal, de Nieuwe Maas, de Oude Maas, de Noord, de Dordsche Kil en het Hollandsch Diep, alsmede in die havens zelf en in de aan genoemde scheepvaartwegen gelegen havens, overlaadplaatsen en ankerplaatsen;

  • c. de grens met België, over de Westerschelde en haar mondingen of over het Kanaal van Gent naar Terneuzen, alsmede in de aan genoemde scheepvaartwegen gelegen havens, overlaadplaatsen, anker- en wachtplaatsen;

  • d. de havens van Delfzijl-Eemshaven, over de Eems, de havens van Den Helder, Harlingen en Scheveningen, alsmede in die havens zelf en in de bij die havens behorende overlaadplaatsen en ankerplaatsen.

Artikel 3

De in artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen genoemde handelingen zijn, tenzij in deze regeling anders wordt bepaald, op de in artikel 2 genoemde scheepvaartwegen toegestaan met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door een zeeschip of een tankschip, voor zover daarbij het bepaalde in deze regeling in acht wordt genomen.

Artikel 4

Deze regeling is niet van toepassing op:

  • a. de voorraad, waaronder begrepen de bunkers, en de uitrusting die ten behoeve van een zeeschip of een tankschip aan boord daarvan aanwezig is;

  • b. een Belgiëvaarder, tenzij anders is bepaald.

Artikel 5. Verantwoordelijkheid voor de naleving

De kapitein van een zeeschip of een tankschip is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van deze regeling, tenzij anders is bepaald.

Paragraaf 2. Vervoer van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm of vaste vorm in bulk met een zeeschip niet zijnde een tankschip

Artikel 6. In acht nemen IMDG-Code, IMSBC-Code, Schepenbesluit 2004 en Wet voorkoming verontreiniging door schepen

De in artikel 3 bedoelde handelingen worden, voor wat het vervoer van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm of vaste vorm in bulk met een zeeschip betreft, door de kapitein, de agent, de rompbevrachter, de afzender of diens agent, ieder voor dat deel van de vervoersketen waarvoor hij in het maatschappelijk verkeer verantwoordelijk is, of door degene die verantwoordelijk is voor de belading van een container of een vrachtwagen die met een zeeschip wordt vervoerd, verricht met inachtneming van de bepalingen van de IMDG-Code, dan wel de bepalingen van de IMSBC-Code, en voor een zeeschip onder Nederlandse vlag met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het Schepenbesluit 2004 of bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Artikel 7. Verpakking die niet aan de eisen voldoet

Het lossen uit een zeeschip van gevaarlijke stoffen waarvan de verpakking niet voldoet aan de eisen die daaraan in de IMDG-Code zijn gesteld, vindt slechts plaats met toestemming van de bevoegde plaatselijke autoriteit, nadat de Minister voor het verlenen van die toestemming een verklaring van geen bezwaar heeft verstrekt.

Artikel 8. Veiligheidsmaatregelen

Aan boord van een zeeschip dat beladen is, of beladen is geweest met gevaarlijke stoffen in verpakte vorm of vaste vorm in bulk, worden alle maatregelen genomen ter voorkoming en bestrijding van brand. In elk geval worden daartoe alle maatregelen genomen die bij of krachtens SOLAS, en voor een zeeschip onder Nederlandse vlag, die bij of krachtens het Schepenbesluit 2004 zijn voorgeschreven.

Artikel 9. Aanwezigheid certificaten

Aan boord van een zeeschip zijn, overeenkomstig de in artikel 8 genoemde regelgeving, geldige bescheiden aanwezig, afgegeven door of vanwege de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan het schip de vlag voert, waaruit kan worden afgeleid dat de in artikel 8 bedoelde maatregelen zijn genomen.

Artikel 10. Voorkomen brandgevaar, verhalen, betreden en verlaten

Aan boord van een zeeschip dat beladen is met:

  • a. stoffen van klasse 1, als bedoeld in de IMDG-Code;

  • b. stoffen van klasse 5.2, als bedoeld in de IMDG-Code, waarvan de verpakking overeenkomstig die code moet zijn voorzien van een gevaarsetiket ‘ontplofbaar’; of

  • c. andere dan de onder a en b genoemde stoffen als bedoeld in de IMDG-Code, voor zover deze bruto gezamenlijk meer wegen dan 1000 kilogram;

wordt er voor zorggedragen dat:

  • 1. voldoende geëigende blusmiddelen voor onmiddellijk gebruik gereed worden gehouden;

  • 2. voorkomen wordt dat vonken een schoorsteen kunnen verlaten;

  • 3. warmtebronnen waarin open vuur aanwezig is onder voortdurende en directe bewaking staan;

  • 4. werkzaamheden waarvan brandgevaar is te vrezen niet dan met toestemming van de bevoegde plaatselijke autoriteit worden verricht;

  • 5. steeds voldoende bekwaam personeel, materieel en eigen voortstuwingsvermogen beschikbaar is om het schip onmiddellijk te kunnen doen verhalen, behoudens wanneer met toestemming van de bevoegde plaatselijke autoriteit reparatiewerkzaamheden aan de motor worden uitgevoerd;

  • 6. geen werkzaamheden worden verricht door personen die verkeren onder zodanige invloed van een stof, waarvan bekend is dat het gebruik daarvan, al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, de vaardigheid tot het verrichten van die werkzaamheden nadelig kan beïnvloeden;

  • 7. indien ligplaats is genomen het schip te allen tijde snel en veilig kan worden betreden en verlaten;

  • 8. er alleen in speciaal daartoe aangewezen, gesloten ruimten wordt gerookt.

Artikel 11. Explosieve stoffen in verpakte vorm

  • 1 De maximale explosieve massa van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm van klasse 1, als bedoeld in de IMDG-Code, aan boord van een zeeschip bedraagt:

    • a. voor de subklassen 1.1 en 1.5:15.000 kilogram netto;

    • b. voor de subklasse 1.2: 50.000 kilogram netto;

    • c. voor de subklassen 1.3 en 1.6: 300.000 kilogram netto;

    • d. voor de subklasse 1.4 een onbeperkte hoeveelheid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, is voor een zeeschip dat zich bevindt in, op weg is naar, of is vertrokken uit de Eemshaven te Eemsmond, de Amazonehaven, de Europahaven of de Yangtze-haven te Rotterdam Europoort een hogere maximale explosieve massa van de in die onderdelen bedoelde stoffen toegestaan.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, bedraagt voor een zeeschip dat zich bevindt in een hoofdvaargeul als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 of in het Kanaal van Gent naar Terneuzen, de maximale explosieve massa van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm van klasse 1, als bedoeld in de IMDG-Code:

    • a. voor de subklassen 1.1 en 1.5: 30.000 kilogram bruto;

    • b. voor de subklasse 1.2: 120.000 kilogram bruto.

  • 4 Indien het vervoer, het laden en het lossen plaatsvinden onder beheer en toezicht van het Ministerie van Defensie is, in afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, voor een zeeschip dat zich bevindt in, op weg is naar, of is vertrokken uit een andere haven dan in het tweede lid genoemd, een hogere maximale netto explosieve massa van de in die onderdelen genoemde stoffen toegestaan, zoals op voordracht van onze Minister van Defensie wordt aangegeven door de bevoegde plaatselijke autoriteit, nadat deze daartoe een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie heeft ontvangen.

  • 5 De explosieve massa van een combinatie van in het eerste lid bedoelde stoffen, bedraagt niet meer dan de in dat lid maximaal toegestane explosieve massa van de meest explosieve stof van die combinatie.

Artikel 12. Toestemming ankeren en ligplaats nemen, melden verhalen en verrichten van werkzaamheden

  • 1 Een zeeschip dat gevaarlijke stoffen in verpakte vorm of vaste vorm in bulk vervoert, vraagt minimaal 24 uur tevoren, of wanneer de reisduur vanaf de vorige haven korter is dan 24 uur, uiterlijk bij het vertrek uit die haven, mondeling of elektronisch toestemming aan de bevoegde plaatselijke autoriteit ten behoeve van:

    • a. ten anker komen;

    • b. het nemen van ligplaats.

  • 2 Een zeeschip als bedoeld in het eerste lid, meldt minimaal 24 uur tevoren aan de bevoegde plaatselijke autoriteit:

    • a. het verhalen van de ene naar de andere ligplaats of ankerplaats, of van de ene naar de andere haven;

    • b. het verrichten van werkzaamheden, zoals laden, lossen en bunkeren.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, vraagt een zeeschip aan de bevoegde plaatselijke autoriteit toestemming voor de in dat lid genoemde activiteiten, als dat door middel van de plaatselijke voorschriften wordt bepaald.

Artikel 13. Melden bedrijfsstoringen

Een zeeschip dat gevaarlijke stoffen in verpakte vorm of vaste vorm in bulk aan boord heeft, meldt bedrijfsstoringen die de veiligheid van het zeeschip of de lading ervan in gevaar brengen of zouden kunnen brengen, onverwijld aan de bevoegde plaatselijke autoriteit.

Paragraaf 3. Vervoer van gevaarlijke stoffen in vloeibare vorm in bulk met een tankschip

Artikel 14. Overeenkomstige bepalingen voor tankschepen

De artikelen 8, 9, 10, onderdelen 1 tot en met 8, 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing op een tankschip.

Artikel 15. In acht nemen GC-Code, IGC-Code, BCH-Code en IBC-Code, Schepenbesluit 2004 en Wet voorkoming verontreiniging door schepen

  • 1 De in artikel 3 bedoelde handelingen worden, voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen in vloeibare vorm in bulk met een tankschip, door de kapitein, de agent, de rompbevrachter, de afzender of diens agent, ieder voor dat deel van de vervoersketen waarvoor hij in het maatschappelijk verkeer verantwoordelijk is, verricht met inachtneming van de bepalingen van de GC-Code, de IGC-Code, de BCH-Code en de IBC-Code, en voor een tankschip onder Nederlandse vlag tevens met inachtneming van het bij of krachtens het Schepenbesluit 2004 of de Wet voorkoming verontreiniging door schepen daarenboven bepaalde.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, is het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen die vallen binnen de criteria genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 2, daaronder begrepen de in die bijlage met name genoemde vloeibaar gemaakte gassen, verboden.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, is het toegestaan na overleg met de bevoegde plaatselijke autoriteit de stoffen uit de IGC-Code met de VN-nummers 1017, 1032 en 1079 te vervoeren. De bevoegde plaatselijke autoriteit kan aan een dergelijk vervoer operationele voorschriften verbinden en er operationele beperkingen aan opleggen.

Artikel 16. Aanwezigheid certificaten

Aan boord van een tankschip als bedoeld in artikel 15, eerste lid, zijn, overeenkomstig de in artikel 15, eerste lid, genoemde regelgeving, geldige bescheiden aanwezig afgegeven door of vanwege de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan het schip de vlag voert, waaruit kan worden afgeleid dat aan de in dat artikellid gestelde eisen wordt voldaan.

Artikel 17. Schoonmaken, gasvrij maken en spoelen van tanks

  • 1 Tanks van een tankschip worden niet schoongemaakt, gasvrij gemaakt of gespoeld dan na vooraf verkregen toestemming van de bevoegde plaatselijke autoriteit, tenzij door middel van de plaatselijke voorschriften anders wordt bepaald.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een daar bedoelde activiteit, waarvoor reeds op grond van een krachtens de Scheepvaartverkeerswet vastgesteld scheepvaartreglement toestemming dient te worden verkregen.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 19. Wijzigingen van verdragen en Codes

  • 1 Een wijziging van de op grond van deze regeling toepasselijke verdragen en Codes gaat, tenzij bij besluit van de Minister anders is bepaald, voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt.

  • 2 Voorzover een wijziging als bedoeld in het eerste lid slechts geldt ten aanzien van schepen gebouwd op of na een bepaalde datum, blijft, tenzij bij besluit van de Minister anders is bepaald, op schepen gebouwd voor die datum, het verdrag of de Code zoals dat, onderscheidenlijk die, voor de desbetreffende wijziging luidde, van toepassing, met inachtneming van hetgeen bij die wijziging, in het gewijzigde verdrag of in de gewijzigde Code is bepaald omtrent de bij herstellingen, verbouwingen en andere veranderingen in de toestand of uitrusting van een schip toe te passen voorschriften.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de reeds voor de inwerkingtreding van deze regeling in werking getreden wijzigingen van de in het eerste en tweede lid bedoelde verdragen en Codes.

  • 4 Een besluit van de Minister als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 20. Verbinden voorschriften of beperkingen aan toestemming

Aan een in deze regeling bedoelde toestemming kunnen door de bevoegde plaatselijke autoriteit voorschriften of beperkingen worden verbonden.

Bijlage 1. , bij artikel 1, onderdeel a, van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

De bevoegde plaatselijke autoriteit, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is:

  • 1. De havenmeester van de gemeente of het havenschap, binnen welks beheersgebied de desbetreffende haven, overlaadplaats of ankerplaats is gelegen;

  • 2. Voor schepen die zich niet in een haven, op een overlaadplaats of ankerplaats bevinden: de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat binnen wiens beheersgebied het riviergedeelte ligt waarop het schip zich bevindt;

  • 3. Voor schepen op de Westerschelde en voor de op de Westerschelde en in het Kanaal van Gent naar Terneuzen bij het rijk in beheer zijnde anker-, overlaad-, los-, en wachtplaatsen, alsmede de sluizen te Terneuzen: de Rijkshavenmeester Westerschelde als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990;

  • 4. Voor de bij de gemeente Rotterdam in beheer zijnde riviergedeelten, havens, overlaadplaatsen en ankerplaatsen: de havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V.;

  • 5. Voor ten anker komende en liggende schepen in de Waddenzee en op de Eems: de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Noord-Nederland;

  • 6. Voor de bij het Havenschap Moerdijk in beheer zijnde havens, overlaadplaatsen en ankerplaatsen: de havenmeester van het Havenschap Moerdijk;

  • 7. Voor het Noordzeekanaalgebied met inbegrip van de Noordzeesluizen tot en met het afgesloten IJ: de directeur-generaal Rijkswaterstaat;

  • 8. Voor IJmuiden: voor de hoogovenhavens, de 1e, 2e en 3e Rijksbinnenhaven, de kade van de papierfabriek van Gelder, de Vissershaven en de Haringhaven: de burgemeester van de gemeente Velsen.

Bijlage 2. , bij artikel 15, tweede lid, van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

Criteria voor vloeibaar gemaakte gassen die niet mogen worden vervoerd.

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • Tkrit: kritische temperatuur bij atmosferische druk, uitgedrukt in graden Kelvin;

  • Tkook: kookpunt bij atmosferische druk, uitgedrukt in graden Kelvin;

  • LC50: LC50 inhalatie rat bij 1 uur blootstelling, uitgedrukt in deeltjes per miljoen (ppm).

Vloeibaar gemaakte gassen waarvoor de volgende criteria van toepassing zijn, worden niet vervoerd:

  • a. Tkrit < 440,

    Tkook < 273, en

    LC50 < 103 ppm;

  • b. 400 < Tkrit < 440,

    253 < Tkook < 273 en

    LC50 < 104 ppm;

  • c. 293 < Tkrit < 400,

    182 < Tkook < 253, en

    LC50 < 5 .105 ppm.

Dit zijn in ieder geval de volgende vloeibaar gemaakte gassen:

VN nr.

Stofnaam

1017

Chloor

1026

Dicyaan

1032

Dimethylamine, watervrij

1048

Waterstofbromide, watervrij

1050

Waterstofchloride, watervrij

1053

Waterstofsulphide (zwavelwaterstof)

1061

Methylamine, watervrij

1067

Distikstoftetroxide

1069

Nitrosylchloride

1076

Fosgeen

1079

Zwaveldioxide

1082

Chloortrifluorethyleen

1083

Trimethylamine, watervrij

1589

Cyaanchloride

2188

Arseenwaterstof

2189

Dichloorsilaan

2192

Germaanwaterstof

2196

Wolfraamhexafluoride

2197

Waterstofjodide

2199

Fosforwaterstof (fosfine)

2202

Waterstofselenide, watervrij

2204

Carbonylsulfide

2418

Zwaveltretrafluoride

2534

Methylchloorsilaan

2676

Antimoonwaterstof (stibine)