Uitwerking fasen
[Regeling vervallen per 01-04-2010]
Fase a 1 en a 2: voor of bij het ingebruikstellen van deze apparatuur overtuigt een
opsporingsambtenaar zich van de goede werking, afstelling en plaatsing ervan. De opsporingsambtenaar
legt deze controle vast in een daartoe bestemde rapportage. Als sprake is van een
volledig digitaal geautomatiseerd systeem, dan vermeldt hij altijd het tijdstip van
ingebruikstelling.
Fase b: Alles wat met de digitale gegevens gebeurt tussen het moment van constatering
van de overtreding en het inlezen van deze gegevens in de verwerkingsapparatuur moet
worden vastgelegd door een daarmee belaste ambtenaar in een daartoe bestemde rapportage. Bijvoorbeeld: als gegevens op een CD worden gebrand en vervolgens worden overgebracht
naar een andere locatie om te worden verwerkt, moet dit hele traject worden verantwoord
volgens een daartoe opgestelde AO-procedure. Het is immers voor de bewijskracht van het grootste belang dat de betrouwbaarheid
en volledigheid van de overtredinggegevens worden gegarandeerd en kunnen worden gecontroleerd.
NB Bij fase a is conform het gestelde onder 1.2 strikt genomen geen sprake van opsporingshandelingen, maar deze fase is voor de opsporing
van zodanig cruciaal belang dat deze werkzaamheden door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
moeten worden uitgevoerd.
Fase c en d: deze fasen worden als opsporingshandelingen aangemerkt en moeten worden
uitgevoerd door een opsporingsambtenaar. Voor de te volgen werkwijze geldt verder
het gestelde onder punt 1.2.
Het gestelde onder fase c is niet van toepassing op bijvoorbeeld trajectcontrole en
digitale flitspalen, voor zover het verwerken van de digitale gegevens hierbij volledig
op geautomatiseerde wijze geschiedt. Gelet op het arrest van de Hoge Raad volstaat het in deze gevallen dat een daarmee belaste opsporingsambtenaar in het
proces-verbaal vermeldt hetgeen langs elektronische weg is geconstateerd en vastgelegd.