Beleidsregels nevenactiviteiten 2009

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-05-2009 t/m 31-12-2015

Regeling van het Commissariaat voor de Media van 10 april 2009, houdende beleidsregels omtrent nevenactiviteiten publieke media-instellingen (beleidsregels nevenactiviteiten 2009)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op de artikelen 2.132, 2.134, 2.135, 7.11 en 7.12 van de Mediawet 2008,

Gelet op de artikelen 4:81 en 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

Strekking van de regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De Beleidsregels vastgesteld in deze regeling hebben betrekking op de wettelijke voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Relatietoets

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een nevenactiviteit ‘houdt verband met’ of ‘staat ten dienste van’ de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien:

    • a. er sprake is van het verkopen van een vastlegging; of

    • b. er sprake is van gebruik van of het in licentie geven van een naam of (beeld)merk van een publieke media-instelling ten behoeve van een product bij het media-aanbod; of

    • c. de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot; of

    • d. de innovatie van het media-aanbod met de nevenactiviteit wordt bevorderd.

  • 2 De activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder c en d, van dit artikel moet aantoonbaar inhoudelijk aansluiten bij het media-aanbod of de publieke media-instelling.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een nevenactiviteit staat indien voldaan wordt aan de voorwaarden van het tweede lid, naast datgene bedoeld in artikel 3 van deze regeling, op andere wijze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien er sprake is van:

    • a. een deelneming dan wel

    • b. verhuur van personeel of middelen: op voorwaarde dat dit personeel of deze middelen niet zijn verworven met het oogmerk om te verhuren en een beperkte omvang hebben;

  • 2 De activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a van dit artikel wordt uitsluitend geacht ten dienste te staan van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien:

    • a. het een deelneming betreft in een bedrijf dat een aantoonbare relatie heeft met omroepactiviteiten;

    • b. minimaal 50% van de netto omzet van het bedrijf waarin wordt deelgenomen wordt gegenereerd door activiteiten ten behoeve van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en maximaal 20% van de netto omzet van het bedrijf waarin wordt deelgenomen wordt gegenereerd door activiteiten ten behoeve van het media-aanbod van commerciële media-instellingen; en

    • c. er sprake is van een proportionele verhouding tussen de financiële middelen die door de publieke media-instellingen gezamenlijk worden ingebracht in het bedrijf waarin wordt deelgenomen en de netto omzet van dat bedrijf die door activiteiten ten behoeve van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht wordt gerealiseerd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Bij de beoordeling of bij het in licentie geven van auteurs- of merkrechten wordt voldaan aan de eis dat de nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht, wordt het product of dienst van een derde met betrekking waartoe de publieke media-instelling een merk of auteursrecht in licentie geeft, mede betrokken.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een nevenactiviteit ‘houdt geen verband met’ of ‘staat niet ten dienste van’ de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien zij deze publieke media-opdracht op andere wijze schaadt of kan schaden.

Marktconformiteit

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Bij de beoordeling of de nevenactiviteit op marktconforme wijze wordt verricht, als bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de wet, wordt in ieder geval betrokken:

    • a. de verkoopprijs van de nevenactiviteit;

    • b. de kostprijs van de nevenactiviteit;

    • c. de markt die met de nevenactiviteit wordt betreden;

    • d. het gebruik van marktgegevens ten behoeve van de nevenactiviteit waarover de publieke media-instelling uit hoofde van haar taakstelling beschikt, waaronder het ledenbestand;

  • 2 Het Commissariaat kan bij zijn oordeel over marktconformiteit ook het gebruik van het imago van de publieke media-instelling betrekken.

  • 3 Indien er sprake is van het in licentie geven van een merk ten behoeve van een product of dienst bij het media-aanbod kan tevens de verkoopprijs van het product waarvoor een merk in licentie wordt gegeven bij zijn oordeel worden betrokken.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Het Commissariaat bepaalt om te beoordelen of de nevenactiviteit op marktconforme wijze wordt verricht, mede op grond van de door de publieke media-instelling verstrekte gegevens, de relevante markt.

  • 2 Het Commissariaat baseert zich bij het bepalen van de relevante markt op de uitgangspunten en benadering van de NMa.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In die gevallen dat het Commissariaat naar aanleiding van de in kaart gebrachte relevante markt constateert dat er geen sprake is van andere aanbieders van dezelfde of vergelijkbare goederen of diensten, dan wordt de nevenactiviteit geacht marktconform te worden verricht.

  • 2 Indien een derde zich bij het Commissariaat meldt als andere aanbieder van dezelfde of vergelijkbare goederen of diensten nadat op grond van het eerste lid van dit artikel de nevenactiviteit geacht wordt marktconform te worden verricht kan de nevenactiviteit op dit onderdeel opnieuw worden beoordeeld.

  • 3 In die gevallen waarin het Commissariaat van oordeel is dat de activiteit vanwege zijn aard en omvang een gering belang vertegenwoordigt, wordt niet beoordeeld of de nevenactiviteit op marktconforme wijze wordt verricht, tenzij derden bij het nalaten van deze toets daarom door middel van een handhavingsverzoek vragen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het Commissariaat betrekt bij de beoordeling van marktconformiteit de NMa bij aangelegenheden van wederzijds belang.

Kostendekkendheid

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Nevenactiviteiten zijn niet ‘kostendekkend’, als bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de wet indien zij direct of indirect worden bekostigd uit of anderszins ten laste komen van de publieke omroepmiddelen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In afwijking van artikel 11 van deze regeling wordt de nevenactiviteit ten minste als ‘kostendekkend’ aangemerkt indien

  • a. een negatief resultaat van een bestaande nevenactiviteit, bij wijze van uitzondering, wordt gecompenseerd met de positieve financiële resultaten van één of meer andere nevenactiviteiten in het desbetreffende boekjaar; dan wel

  • b. aanloopverliezen bij de exploitatie van een nieuwe nevenactiviteit gedurende een periode van maximaal drie boekjaren gesaldeerd worden met de positieve financiële resultaten van één of meer andere nevenactiviteiten, onder de voorwaarde dat de publieke media-instelling bij nieuw te ondernemen nevenactiviteiten door middel van prognoses en een toelichting daarbij aannemelijk maakt dat deze activiteit binnen drie jaar kostendekkend is.

Procedure

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een publieke media-instelling dient een verzoek om toestemming voor het verrichten van een nevenactiviteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de wet op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze in.

  • 2 Het verzoek als bedoeld in het eerste lid dient uiterlijk 8 weken voor de geplande aanvang van de nevenactiviteit te worden ingediend.

  • 3 Het Commissariaat neemt een verzoek als bedoeld in het eerste lid alleen in behandeling indien de publieke media-instelling gebruik maakt van de door het Commissariaat hiertoe opgestelde vragenlijst en deze vragenlijst op de juiste wijze is ingevuld.

  • 4 Desgevraagd verstrekt de publieke media-instelling het Commissariaat een exemplaar van een door deze media-instelling, overeenkomstig artikel 3 van deze regeling, verrichte nevenactiviteit.

  • 5 De toestemming voor het verrichten van een nevenactiviteit wordt ingetrokken indien de nevenactiviteit niet langer voldoet aan artikel 2.132 van de wet.

  • 6 Publieke media-instellingen melden binnen 3 maanden na beëindiging van de nevenactiviteit aan het Commissariaat dat met de activiteit is gestopt.

Register

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het Commissariaat houdt een register nevenactiviteiten bij waarin elke aangemelde nevenactiviteit wordt opgenomen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In het register wordt vermeld: de betrokken publieke media-instelling, een korte omschrijving van de nevenactiviteit, de ingangsdatum en het besluit van het Commissariaat.

  • 2 Indien een nevenactiviteit niet langer wordt verricht blijft deze gedurende 6 maanden na beëindiging van de activiteit opgenomen in het register.

  • 3 Nevenactiviteiten waarvoor geen toestemming is verleend blijven gedurende 6 maanden na datum van het besluit van het Commissariaat in het register opgenomen.

Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2009.

  • 3 Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels nevenactiviteiten 2009.

  • 4 Deze regeling wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de internetsite van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).

Het Commissariaat voor de Media