Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2009 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-06-2009 t/m 30-11-2011

Besluit van 4 mei 2009, houdende vaststelling van regels met betrekking tot het geven van rijonderricht in het besturen van motorvoertuigen (Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1726 sector AWW;

Gelet op de artikelen 5, 9, eerste lid, onderdelen a en b, en vijfde lid, 10, eerste lid, 12a, derde lid, 12b, derde lid, 12c, tweede lid, 17, tweede lid, 21, eerste en derde lid, 22, eerste lid, en 23, vierde lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 en artikel 3, eerste lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988;

De Raad van State gehoord (advies van 12 februari 2009, nr. W09.08.0588/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 april 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/411 sector AWW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk II. Categorieën certificaten

Artikel 2

  • 1 Certificaten worden afgegeven voor het geven van rijonderricht voor de volgende categorieën motorrijtuigen:

    • a. motorrijtuigen voor het besturen waarvan rijbewijs A als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie A);

    • b. motorrijtuigen voor het besturen waarvan rijbewijs B als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie B);

    • c. motorrijtuigen voor het besturen waarvan rijbewijs C als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie C);

    • d. motorrijtuigen voor het besturen waarvan rijbewijs D als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie D);

    • e. samenstellen van motorrijtuig en getrokken voertuig, voor het besturen waarvan rijbewijs E in combinatie met rijbewijs B als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie E bij B);

    • f. samenstellen van motorrijtuig en getrokken voertuig, voor het besturen waarvan rijbewijs E in combinatie met rijbewijs C of D als bedoeld in het Reglement rijbewijzen is vereist (categorie E bij C of D).

  • 2 Certificaten afgegeven voor het geven van rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie A geven tevens de bevoegdheid tot het geven van rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie AM, bromfietsen, en het geven van theoretisch rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie AM.

  • 3 Certificaten afgegeven voor het geven van rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B geven tevens de bevoegdheid tot het geven van rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie AM, brommobielen, en het geven van theoretisch rijonderricht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie AM.

Artikel 3

De in artikel 5, eerste lid, van de wet bedoelde ambtenaren doen aan het instituut ten behoeve van het bijhouden van het register mededeling omtrent onbevoegd in certificaten aangebrachte wijzigingen als bedoeld in de artikelen 14 en 19 van de wet.

Hoofdstuk III. Rijonderricht

Paragraaf 1. Vooropleiding

Artikel 4

  • 1 Bij de aanvraag voor het afleggen van het examen rijinstructeur overlegt de aanvrager een bewijsstuk aan het instituut waaruit blijkt dat deze met goed gevolg:

    • a. een opleiding heeft gevolgd op het niveau van ten minste middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, lager dan wel voorbereidend beroepsonderwijs of individueel beroepsonderwijs, of

    • b. de geschiktheidstest als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de wet heeft afgelegd.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet ten aanzien van de aanvrager die reeds beschikt over een geldig certificaat voor het geven van rijonderricht.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de inrichting en de inhoud van de geschiktheidstest, en

    • b. de beoordeling van de competenties van de betrokkene en de wijze waarop die beoordeling plaatsvindt.

Paragraaf 2. Bekwaamheidseisen

Artikel 5

De eisen van bekwaamheid tot het geven van rijonderricht, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:

  • 1. Fase 1 Bekwaam in verkeersdeelname:

    • a. de rijinstructeur kan met een motorrijtuig veilig, vlot en milieubewust aan het verkeer deelnemen volgens de rijprocedure;

    • b. de rijinstructeur is zich bewust van de taakprocessen die hij doorloopt tijdens uitvoering van de rijtaken en kan deze processen verwoorden na afloop van de taakuitvoering in verschillende lessituaties;

    • c. de rijinstructeur heeft als tweede bestuurder beheersing over het lesvoertuig.

  • 2. Fase 2 Didactische voorwaarden:

    • a. de rijinstructeur kan een individueel aansluitend lesprogramma voor de leergang en voor het lesplan vaststellen en verantwoorden;

    • b. de rijinstructeur kan de lessen inhoudelijk en didactisch voorbereiden zodanig dat voor de leerlingen een krachtige leeromgeving wordt gerealiseerd;

    • c. de rijinstructeur kan lessituaties zodanig organisatorisch plannen en inrichten dat:

      • de lesactiviteiten een vloeiend verloop kennen;

      • verstoringen kunnen worden voorkomen of opgelost;

      • de beschikbare les- en leertijd taakgericht wordt besteed;

    • d. de rijinstructeur kan zodanig instructie geven dat de leerling in aansluiting op zijn actuele beheersingsniveau de verschillende deeltaken stapsgewijs steeds zelfstandiger leert uitvoeren;

    • e. de rijinstructeur kan ontwikkelingen in het leerproces van de leerling signaleren en hem ondersteunen en begeleiden in het zelfstandig en met vertrouwen leren aanpakken van de rijtaken, en oplossen van problemen;

    • f. de rijinstructeur kan de ontwikkeling in de rijvaardigheid van de leerling beoordelen door zelf het beoordelingsniveau van de leerling te toetsen of door gebruik te maken van het oordeel van andere rijinstructeurs of -examinatoren.

Artikel 6

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid voldoet de aanvrager wat de daar bedoelde eisen betreft in het bijzonder aan de eisen voor zover die eisen betrekking hebben op de categorie motorrijtuigen waarvoor afgifte van een certificaat wordt gevraagd.

Paragraaf 3. Stage

Artikel 7

De eisen van bekwaamheid tot het geven van rijonderricht, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet zijn:

Bekwaam handelen als rijinstructeur in authentieke lessituaties:

  • a. de rijinstructeur kan instructie geven, waarbij de leerling in aansluiting op zijn actuele beheersingsniveau de verschillende deeltaken stapsgewijs steeds zelfstandiger leert uitvoeren;

  • b. de rijinstructeur kan ontwikkelingen in het leerproces van de leerling signaleren en hem ondersteunen en begeleiden in het zelfstandig en met vertrouwen leren aanpakken van de rijtaken, en oplossen van problemen;

  • c. de rijinstructeur kan de ontwikkeling in de rijvaardigheid van de leerling beoordelen door zelf het beoordelingsniveau van de leerling te toetsen of door gebruik te maken van het oordeel van andere rijinstructeurs of -examinatoren.

  • d. de rijinstructeur kan reflecteren op zijn handelen als opleider en zodanig evalueren dat de resultaten daarvan aanwijzingen geven voor bijstelling van dat handelen.

Artikel 8

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de inhoud, de duur en de mogelijke verlenging van de stage in verband met bijzondere omstandigheden, en de wijze waarop die wordt doorlopen,

    • b. de beoordeling van de stagiair en de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt, en

    • c. de aanwijzing van stagebegeleiders.

  • 2 Het instituut kan, indien de stagiair niet handelt overeenkomstig de in artikel 12a, derde lid, van de wet bedoelde eisen, het deel van de stage dat tot het constateren van dat handelen is gevolgd ongeldig verklaren.

Paragraaf 4. Bijscholing

Artikel 9

Degene die bijscholing volgt als bedoeld in artikel 12b van de wet, neemt in de periode dat zijn certificaat als bedoeld in artikel 13, aanhef en onderdeel b, van de wet, geldig is, deel aan zes dagdelen theoretische bijscholing in een van de categorieën waarvoor hij het certificaat heeft. Elk dagdeel theoretische bijscholing is uniek van inhoud.

Artikel 10

  • 2 Degene wiens tweede dagdeel praktijkbegeleiding niet als voldoende is beoordeeld, volgt in de in het eerste lid bedoelde periode een derde dagdeel praktijkbegeleiding.

Artikel 11

Onverminderd artikel 12b, eerste lid, tweede volzin, van de wet, voldoet de aanvrager voor de afgifte van een certificaat in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van een eerder aan de aanvrager afgegeven certificaat aan de eisen, bedoeld in de artikelen 9 en 10.

Artikel 12

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a. de omvang, de inhoud en de verplichtingen van degene die de gecertificeerde cursussen verzorgen,

  • b. de omvang, de inhoud, de duur en de mogelijke verlenging van de praktische bijscholing in verband met bijzondere omstandigheden, en

  • c. de beoordeling van de competenties van degene die rijonderricht geeft en de wijze waarop die beoordeling plaatsvindt.

Paragraaf 5. Herintreding

Artikel 13

  • 1 Het herintrederstraject, bedoeld in artikel 12c, eerste lid, van de wet, bestaat voor het verkrijgen van een certificaat, bedoeld in artikel 13, aanhef en onderdeel b, van de wet:

    • a. voor het rijonderricht in de rijbewijscategorie B uit de fasen 1 en 2 voor de categorie B, bedoeld in artikel 5;

    • b. voor het rijonderricht in de rijbewijscategorie A uit fase 1 voor de categorie A en fase 2 voor de categorie B, bedoeld in artikel 5, als de rijinstructeur uitsluitend in het bezit is van een niet langer dan vijf jaar verlopen certificaat voor het rijonderricht in de rijbewijscategorie A;

    • c. voor het rijonderricht in de overige rijbewijscategorieën uit de praktische toets uit fase 1 voor de betrokken categorie, bedoeld in artikel 5, en het bezit van een geldig certificaat voor de rijbewijscategorie B.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de omvang en de inhoud van het herintrederstraject, en

    • b. de beoordeling van de competenties van de herintreder en de wijze waarop die beoordeling plaatsvindt.

Hoofdstuk IV. Scholing educatieve maatregel

Artikel 14

De hoofdopleiding, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van de wet, waarvan het bezit van een geldig diploma is vereist voor de afgifte van een certificaat voor het geven van scholing educatieve maatregel is een opleiding op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs, waarbij is geëxamineerd in psychologie, pedagogiek, andragogiek, voorlichtingskunde, onderwijskunde of een gelijksoortig vak.

Artikel 15

De voor de afgifte van een certificaat voor het geven van scholing educatieve maatregel vereiste beroepservaring als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedraagt ten minste twee jaren.

Artikel 16

De aanvullende eisen van bekwaamheid voor het geven van scholing educatieve maatregel, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de wet zijn indien de scholing de geestelijke of lichamelijke geschiktheid van de houder van een rijbewijs betreft:

  • 1. kennis van de hoofdlijnen van de verkeerswetgeving en van het oplossen van verkeersopgaven;

  • 2. kennis van probleemgedrag en verkeersongevallen in relatie tot psychologische, sociale en medische factoren;

  • 3. kennis van probleemgedrag en verkeersongevallen in relatie tot de factoren voertuig en omgeving;

  • 4. kennis van en vaardigheid in het organiseren, geven en evalueren van scholing educatieve maatregel.

Hoofdstuk V. Maatregelen vakbekwaamheid

Artikel 17

  • 2 Bij het opleggen van de verplichting tot het afleggen van een toets geeft het instituut aan op welk onderdeel of welke onderdelen van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 5, de toets betrekking dient te hebben.

Artikel 18

  • 1 Tijdstip waarop en plaats waar de houder van een certificaat het in artikel 21, tweede lid, van de wet bedoelde onderzoek ondergaat, dan wel de in artikel 21, derde lid, van de wet bedoelde toets aflegt, worden vastgesteld door de aangewezen deskundige of deskundigen ingeval het een onderzoek betreft, dan wel door het instituut ingeval het een toets betreft, en aan betrokkene bij aangetekende brief medegedeeld.

  • 2 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is terwijl van een geldige reden van verhindering blijkt, worden tijd en plaats voor het onderzoek dan wel de toets opnieuw door de deskundige of deskundigen dan wel door het instituut vastgesteld en aan betrokkene bij aangetekende brief medegedeeld.

  • 3 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dat van een geldige reden van verhindering blijkt, wordt dat door de aangewezen deskundige of deskundigen dan wel door het instituut vastgesteld en aan betrokkene bij aangetekende brief medegedeeld.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen zoals dit gold voor de inwerkingtreding van dit besluit, hoeft de aanvrager voor de eerste afgifte van het certificaat voor het geven rijonderricht met betrekking tot motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A of B niet te voldoen aan de eis genoemd in onderdeel 15 van artikel 6 van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen zoals dit gold voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009.

Artikel 23

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 mei 2009

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de zesentwintigste mei 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin