II. Op onverbrekelijke wijze
[Regeling vervallen per 16-06-2010]
De vaste wand kan op onverbrekelijke wijze met de carrosserie worden verbonden door
deze aan de zijwanden en de bodem:
-
– zoveel mogelijk en op onverbrekelijke wijze te lassen;
-
– zoveel mogelijk met carrosserielijm of carrosseriekit rechtstreeks met de carrosserie
te verbinden. De carrosserielijm of -kit moet uitgehard voor een onverbrekelijke verbinding
zorgen;
-
– te bevestigen met popnagels of breekbouten.
Een combinatie van deze technieken is toegestaan.
Het is niet nodig de bovenzijde van de vaste wand aan het motorrijtuig te bevestigen.
Wanneer de vaste wand aan de onderzijde niet rechtstreeks aan de carrosserie wordt
verbonden, terwijl dit technisch wel tot de mogelijkheden behoort, voldoet de constructie
van de vaste wand in beginsel dus niet aan de gestelde voorwaarden. Het is immers
mogelijk de vaste wand aan de onderzijde aan de carrosserie te bevestigen. Wanneer
echter de houten laadvloer of de vloerbedekking is vastgelijmd aan de carrosserie
en de vaste wand is vastgelijmd aan de houten laadvloer of de vloerbedekking, wordt
er geacht sprake te zijn van een permanente constructie mits de vaste wand aan de
zijwanden rechtstreeks met de carrosserie is verbonden. Op deze wijze wordt voldaan
aan de eis dat de vaste wand zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze met
de carrosserie moet zijn verbonden.
Wanneer de vaste wand met een hoogte van 30 cm op een plaats wordt geconstrueerd waar
de vaste wand de zijbekleding raakt, mag de scheidingswand met een zijflap aan de
B-stijl worden bevestigd. Ook is het in deze omstandigheid toegestaan de scheidingswand,
in plaats van aan de zijbekleding of aan de B-stijl, door middel van een constructie
aan de wielkuipen dan wel door middel van een schoor aan de laadvloer te bevestigen.
Als de constructie op deze wijze is uitgevoerd moeten ook alle bevestigingen worden
gelijmd, gelast of vastgezet met breekbouten of popnagels (of een combinatie van deze
technieken) waardoor er een permanente constructie ontstaat.
In motorrijtuigen met een dubbele cabine is het toegestaan de vaste wand door middel
van zijflappen, die gedeeltelijk voor de ramen van de achterdeuren vallen, aan de
carrosserie te bevestigen. Deze zijflappen lopen parallel aan de ramen in de deuren.
Vooralsnog is toegestaan dat de zijflappen ook schuin aflopend mogen worden aangebracht,
voor zover noodzakelijk voor een goede loop van de achtergordels. Dit geldt dus niet
voor bestelauto’s met een enkele cabine. De laadruimte van deze motorrijtuigen moet
worden geblindeerd zoals beschreven in paragraaf 3.7.5. Het toepassen van zijflappen
is voor deze motorrijtuigen niet toegestaan.
Een vaste wand is ook ‘zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks
met de carrosserie verbonden’ als de wand, die zowel aan de linker zijwand als aan
de vloer op onverbrekelijke wijze is verbonden met de carrosserie, door middel van
een rubberen profiel aansluit op een schuifdeur (in gesloten toestand) zonder ruit,
die zich aan de rechterzijde van een motorrijtuig met een dubbele cabine bevindt.
Die wand sluit immers de gehele laadruimte af, wanneer de zijdeur is gesloten. Dat
het door deze constructie mogelijk is om via de geopende zijdeur niet alleen de zitplaatsen
in de dubbele cabine, doch ook de laadruimte te bereiken, is dus geen bezwaar.