Maatregel I. : uitstelbeleid voor ondernemers
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
Het uitstelbeleid als opgenomen in art. 25.6. Leidraad Invordering 2008 blijft van kracht. Dat betekent dat aan de ondernemer die in betalingsmoeilijkheden
verkeert desgevraagd uitstel van betaling kan worden verleend voor een periode van
ten hoogste twaalf maanden gerekend vanaf de vervaldag van de betrokken belastingaanslagen,
onder voorwaarde dat de lopende verplichtingen worden nagekomen en zekerheid wordt
gesteld voor de volle omvang van de belastingschuld waarvoor het uitstel geldt.
Daarnaast kunnen ondernemers voor wie uitstel gedurende een periode van twaalf maanden
niet volstaat, die vanwege de geprognotiseerde liquiditeitsposities voorzien dat zij
de lopende verplichtingen gedurende een bepaalde periode niet tijdig zullen kunnen
nakomen of die de vereiste zekerheid niet of niet volledig kunnen stellen in aanmerking
komen voor de tijdelijke maatregel. Daartoe is van belang dat ten genoegen van de
ontvanger aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van tijdelijke betalingsmoeilijkheden
die niet via zakelijke kredietverlening kunnen worden opgelost. Aannemelijk moet bovendien
worden gemaakt dat de betalingsmoeilijkheden het directe gevolg zijn van de economische
crisis; de situatie waarin de onderneming al voor 2009 of mede om andere redenen betalingsmoeilijkheden
ondervindt, kwalificeert niet voor toepassing van de maatregel. Tenslotte moet aannemelijk
worden gemaakt op welk tijdstip de betalingsachterstand waarvoor uitstel wordt gevraagd
uiterlijk zal zijn ingelopen. Daarbij zal inzicht moeten worden geboden in de getroffen
en nog te treffen maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van de economische crisis
het hoofd te bieden; deze maatregelen moeten adequate onderbouwing bieden voor de
liquiditeitsprognose aan de hand waarvan de betalingsmogelijkheid aannemelijk wordt
gemaakt.
Het uitstel wordt verleend voor bepaalde tijd; wanneer de toegestane termijn is verstreken
of het uitstel tussentijds moet worden ingetrokken, bijvoorbeeld omdat niet voorziene
oploop van schulden daartoe aanleiding geeft, zal in beginsel niet opnieuw uitstel
worden verleend. Het uitstel kan zowel de door de ondernemer verschuldigde zakelijke
belastingen, waaronder ook de (sociale) verzekeringspremies en de inkomensafhankelijke
bijdrage zorgverzekeringswet, als de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting
betreffen.
Een besluit tot opschorting van de betalingsverplichting met betrekking tot de door
een onderneming verschuldigde belastingen kent meerdere facetten en dient daarom zorgvuldig
en op goede gronden te worden genomen. Dit laatste is met name van belang vanwege
de notie dat de overheid, i.c. de Belastingdienst, een neutrale positie dient in te
nemen waar het betreft de binnen het bedrijfsleven bestaande concurrentieverhoudingen.
Een belangrijk uitgangspunt (voorwaarde voor toepassing) van de maatregel in dat kader
is dan ook de betrokkenheid van een derde deskundige. Met deze betrokkenheid is beoogd
bij te dragen aan de kwaliteit van de verzoeken waaronder in het bijzonder de objectiviteit
van de verstrekte informatie. Een tweede belang van de betrokkenheid van de derde
deskundige is gelegen in de kwaliteit en de voortgang van de inhoudelijke behandeling
van het verzoek door de Belastingdienst. Dit laatste is ook de reden dat met betrekking
tot de inhoud van de door de derde deskundige op te stellen verklaring een handreiking
wordt geboden in de vorm van een voorgeschreven model (bijlage). De betrokkenheid van de derde deskundige laat overigens onverlet dat de ontvanger
volledig verantwoordelijk is voor de te nemen beslissing en in dat verband ook eisen
kan stellen.
Op grond van de maatregel kan worden afgeweken van de verschillende onderdelen van
het vigerend uitstelbeleid waaronder de voorwaarde dat vooraf volwaardige en toereikende
zekerheid dient te worden gesteld. Met betrekking tot het laatste wordt opgemerkt
dat de ontvanger de belastingvordering zoveel als mogelijk van zekerheden voorziet,
teneinde bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen te beperken.
De maatregel heeft uitsluitend betrekking op belastingaanslagen en niet op (uitstel
ter zake van) aangifteverplichtingen. Laatstbedoelde verplichtingen spelen in dit
verband slechts een rol waar het betreft de gebruikelijke eis tot nakoming van lopende
verplichtingen; in het kader van een op grond van de tijdelijke maatregel getroffen
maatwerkoplossing kan de ontvanger in voorkomend geval afzien van de (gebruikelijke)
eis tot tijdige voldoening aan nieuwe of lopende betalingsverplichtingen.
In het geval van een geschil omtrent de toepassing van maatregel I kan belanghebbende
beroep instellen tegen het betreffende besluit van de ontvanger bij de directeur (conform
art. 25.7. Leidraad Invordering 2008).