Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2018.]
Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 01-01-2014.
Geldend van 01-01-2010 t/m 22-01-2014

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 mei 2009, nr. BVE/I&I/118094, houdende regels voor de subsidiëring van schoolmaatschappelijk werk in de bve-sector (Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2, 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van instellingen ambtshalve subsidie ten behoeve van schoolmaatschappelijk werk in de instelling, erop gericht dat deelnemers met psychosociale problemen die een voorspoedige schoolloopbaan in de weg staan, tijdig en professioneel geholpen worden dan wel worden doorverwezen naar gespecialiseerde hulp.

  • 2 Indien het bevoegd gezag van een instelling de in het vorige lid bedoelde subsidie niet (langer) wenst te ontvangen, kan het gezag dit schriftelijk kenbaar maken bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs stelt hiertoe een formulier vast dat via de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs beschikbaar is. De ontvangst en verwerking van een ingediend formulier wordt door de Dienst Uitvoering Onderwijs aan het betreffende bevoegd gezag schriftelijk bevestigd onder vermelding van de mutatiedatum.

Artikel 3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is per kalenderjaar een bedrag van € 15.000.000 beschikbaar.

Artikel 4. Berekening subsidiebedrag

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het bedrag van de subsidie voor een instelling in een kalenderjaar is een voor de instelling evenredig gedeelte van het in artikel 3 genoemde bedrag en wordt berekend naar rato van het aandeel van de instelling in het landelijke totaal van deelnemers die op 1 oktober van het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar zijn ingeschreven in een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder a en b van de wet en daadwerkelijk de opleiding volgen en die niet in het bezit zijn van ten minste een diploma of bewijsstuk als bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet of een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder a, van de wet.

Artikel 5. Begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de met inachtneming van artikel 4 verleende of te verlenen subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieontvangers en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 6. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Het subsidiebedrag wordt jaarlijks in een keer uitbetaald in de maand januari. In 2009 wordt het subsidiebedrag betaald binnen 10 weken na inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 7. Besteding subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van de subsidie zullen worden teruggevorderd. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgend op het jaar van verstrekking besteed.

Artikel 8. Verantwoording en controle

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, behorende bij de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 2 In aanvulling op de verantwoording van de subsidie in de jaarverslaggeving stelt de subsidieontvanger een inhoudelijk verslag op. Het verslag wordt ingericht volgens het blad met richtlijnen dat als bijlage bij deze regeling is opgenomen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage: Richtlijnen voor registratie schoolmaatschappelijk werk mbo-instellingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Jaarlijks verzamelt het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) gegevens over leerlingenzorg en Zorg en Adviesteams voor de landelijke ZAT-monitor, de jaarlijkse rapportage van het NJI over de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingenzorg in het onderwijs en de samenwerking met externe partijen. De noodzakelijke beleidsinformatie omtrent het schoolmaatschappelijk werk wordt in deze monitor opgenomen.

De vragen die door elke instelling beantwoord worden zijn:

  • 1. Hoeveel keer is er een beroep gedaan op het schoolmaatschappelijk werk in kalenderjaar n? Welk tijdsbeslag was hiermee in totaal gemoeid?

    • Hoe is de verdeling van de gemelde problemen over de categorieën als gedragsproblematiek;

    • lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten;

    • woon- en gezinsproblematiek;

    • functioneren op school;

    • sociaal netwerk en vrije tijd;

    • ingrijpende traumatische gebeurtenis.

  • 2. Wat is de aard en duur van de geboden hulp?

  • 3. Hoe is de geboden hulp door docenten en hulpvragers gewaardeerd?

Het NJI neemt bij het van kracht worden van de regeling deze vragen letterlijk op in de reeds bestaande monitor van de ontwikkeling van de zorgstructuur in de bve-instellingen.