In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
AKW:
Algemene Kinderbijslagwet;
-
b.
Anw:
Algemene nabestaandenwet;
-
c.
AOW:
Algemene Ouderdomswet;
-
d. IOW: Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
-
e.
TW:
Toeslagenwet;
-
f.
WW:
Werkloosheidswet;
-
g.
WAZO:
Wet arbeid en zorg;
-
h.
Wajong:
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
-
i.
WAZ:
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
-
j.
WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-
k.
Wet WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
l.
ZW:
Ziektewet;
-
m.
schuldenaar: degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd of van wie een bedrag wordt teruggevorderd;
-
n.
werkgever: de schuldenaar die tevens werkgever of eigenrisicodrager is;
-
o.
bestuurlijke boete: een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid van de artikelen 17a van de AKW, 39 van de Anw, 17c van de AOW, 21 van de IOW, 14a van de TW, 27a van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:69 en 3:40 van de Wajong, 48 van de WAZ, 29a van de WAO, 91 van de Wet WIA, en in de artikelen 38, vierde lid, 38a, zevende lid, 45a, eerste lid, en 63c van de ZW;
-
p.
vordering:
-
a. het bedrag dat wordt teruggevorderd op grond van de artikelen 24 van de AKW, 53 van de Anw, 24 van de AOW, 34 van de IOW, 20 van de TW, 36 van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:59 of 3:56 van de Wajong, 63 van de WAZ, 57 van de WAO, 77 van de Wet WIA, of 33 van de ZW; ;
-
b. het bedrag dat als bestuurlijke boete is opgelegd;
-
c. het bedrag dat het UWV op de werkgever verhaalt op grond van de artikelen 71, tweede lid, 75a, vierde lid, 75b, zevende lid, 75f, eerste lid, van de WAO, 72, tweede lid, 83, derde lid, 84, tweede of vierde lid, van de Wet WIA, 39a, eerste lid, of 63a, derde, vierde of vijfde lid, van de ZW of
-
d. het bedrag van een aan een werkgever verstrekt re-integratie-instrument dat wordt
teruggevorderd op grond van artikel 77 van de Wet WIA;
-
q.
aflossingscapaciteit: het deel van het inkomen van de schuldenaar dat met inachtneming van de beslagvrije
voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan worden aangewend voor betaling of verrekening van de vordering;
-
r.
vermogen: vermogensrechten, onroerende en roerende zaken, niet zijnde gebruikelijke huisraad,
waarvan de dagwaarde per zaak € 1 134 of meer bedraagt;
-
s.
inlichtingenverplichting: de verplichting, bedoeld in de artikelen 15 van de AKW, 35 van de Anw, 49 van de AOW, 12, eerste lid, van de IOW, 12 van de TW, 25 van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:7 en 3:74 van de Wajong, 70 van de WAZ, 80 van de WAO, 27, eerste lid, van de Wet WIA en 31, eerste lid, en 49 van de ZW;
-
t.
bijstandsnorm: de voor de schuldenaar op grond van hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en paragraaf 3.3, van de Participatiewet geldende bijstandsnorm;
-
u.
UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
-
v.
SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Artikel 2. Bevoegdheid verrekening met werkgever
Het UWV is, naast de in artikel 1, onderdelen a tot en met l, genoemde wetten opgenomen bevoegdheden tot verrekening van vorderingen op werknemers,
tevens bevoegd tot verrekening van een vordering op de werkgever met een aan de werkgever
te betalen bedrag.
Artikel 3. Standaard regeling voor uitstel van betaling
-
1 Het UWV en de SVB stellen de termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend,
alsmede de daaraan verbonden periodieke betalingen of verrekeningen, vast na overleg
met de schuldenaar en met inachtneming van dit artikel, tenzij:
-
a. de vordering een bestuurlijke boete betreft;
-
b. de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvoor aan de schuldenaar
een bestuurlijke boete is opgelegd;
-
c. de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvan het UWV of de
SVB aangifte heeft gedaan of waarvan proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden; of
-
d. de vordering het gevolg is van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting.
-
3 In afwijking van het tweede lid, tweede zin, wordt op verzoek van de schuldenaar ten
minste de halve aflossingscapaciteit toegepast onder de voorwaarde dat de vordering
geheel wordt voldaan binnen de in het tweede lid genoemde termijn van 36 maanden.
De schuldenaar wordt erop gewezen dat kwijtschelding als bedoeld in de artikelen 24, vijfde lid, van de AKW, 53, vijfde lid, van de Anw, 24, vijfde lid, van de AOW, 35, vierde lid, van de IOW, 20, vijfde lid, van de TW, 36, vijfde lid, van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:59, vijfde lid, of 3:56, vijfde lid, van de Wajong, 63, vijfde lid, van de WAZ, 57, vijfde lid, van de WAO, 77, vijfde lid, van de Wet WIA of 33, vijfde lid, van de ZW niet mogelijk is.
-
6 Indien de schuldenaar, bij aanwending van zijn volledige aflossingscapaciteit, de
vordering niet binnen 36 maanden of bij aanwending van de volledige aflossingscapaciteit
verminderd met 5% van de bijstandsnorm, niet binnen 60 maanden volledig zal kunnen
voldoen, wendt hij zijn vermogen aan zodat een zodanig gedeelte van de vordering binnen
zes weken, nadat het UWV of de SVB aan de schuldenaar uitstel van betaling heeft verleend,
wordt voldaan dat hij het resterende deel van de geldschuld binnen 36 maanden, dan
wel 60 maanden, kan voldoen.
Indien echter de schuldenaar ten genoegen van het UWV of de SVB zekerheid stelt voor
voldoening van de gehele vordering binnen 36 maanden, dan wel 60 maanden, nadat uitstel
van betaling is verleend, behoeft de schuldenaar zijn vermogen niet aan te wenden.
Artikel 4. Regeling voor uitstel van betaling bij schending inlichtingenplicht
-
1 Het UWV en de SVB stellen in de uitzonderingsgevallen genoemd in artikel 3, eerste
lid, onderdelen a tot en met d, de termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend,
alsmede de daaraan verbonden periodieke betalingen of verrekeningen, vast na overleg
met de schuldenaar en met inachtneming van dit artikel.
-
4 Indien de schuldenaar de vordering niet binnen 12 maanden volledig zal kunnen voldoen,
wendt hij zijn vermogen aan zodat een zodanig gedeelte van de vordering binnen zes
weken, nadat het UWV of de SVB aan de schuldenaar uitstel van betaling heeft verleend,
wordt voldaan dat hij de resterende vordering binnen 12 maanden kan voldoen. Indien
echter de schuldenaar ten genoegen van het UWV of de SVB zekerheid stelt voor voldoening
van de gehele vordering binnen 12 maanden, nadat uitstel van betaling is verleend,
behoeft de schuldenaar zijn vermogen niet aan te wenden.
-
5 Onverminderd het bepaalde in artikel 8 stelt het UWV of de SVB de termijnen waarbinnen
wordt verrekend of moet worden betaald vast over een periode van meer dan 12 maanden
indien de schuldenaar, ook na aanwending van zijn vermogen, niet in staat is de vordering
binnen 12 maanden te voldoen.
Artikel 5. Voldoening vordering tot en met € 300,–
Indien de vordering op de schuldenaar niet meer bedraagt dan € 300,– stelt het UWV
of de SVB, in afwijking van de artikelen 3 en 4, de wijze waarop deze vordering moet
worden voldaan vast zonder de schuldenaar in de gelegenheid te stellen een voorstel
te doen met betrekking tot de wijze van voldoening van de vordering, met dien verstande
dat per periode van een maand de aflossing op niet meer dan € 52,– kan worden vastgesteld.
Artikel 6. Uitstel van betaling op voorstel schuldenaar
Het UWV en de SVB kunnen, in afwijking van de artikelen 3 en 4, uitstel van betaling
verlenen conform een voorstel van de schuldenaar indien:
-
a. de schuldenaar hierom gemotiveerd verzoekt tot uiterlijk zes weken na bekendmaking
van een beschikking tot betaling van een geldschuld; en
-
b. het voorstel inhoudt dat de gehele vordering binnen 12 maanden, eventueel door middel
van periodieke betalingen of verrekeningen, wordt voldaan.
Artikel 7. Voorschriften uitstel van betaling
Artikel 8. Versoepeling betalingsregeling na tien jaar
Indien de schuldenaar de vordering na tien jaren, waarin hij zich heeft gehouden aan
de vastgestelde periodieke betalingen of verrekeningen, nog niet volledig heeft voldaan
wordt de periodieke betaling of verrekening gesteld op de volledige aflossingscapaciteit
verminderd met 5% van de bijstandsnorm.
Artikel 9. Toerekening van betalingen
Tenzij de schuldenaar een andere vordering aanwijst wordt een betaling, die zou kunnen
worden toegerekend aan meerdere vorderingen, eerst toegerekend aan een verschuldigde
bestuurlijke boete.
Artikel 10. Toepasselijkheid op de werkgever
De artikelen 3, 4 en 8 zijn niet van toepassing op de werkgever.
Artikel 10a. Regeling verrekening bestuurlijke boete bij recidive
-
1 Indien artikel 14h, vijfde lid, van de TW, 27h, vijfde lid, van de WW, 54a, vijfde lid, van de WAZ, 24a, vijfde lid, van de IOW, 29h, vijfde lid, van de WAO, 3:44, vijfde lid, van de Wajong, 97, vijfde lid, van de Wet WIA, 45h, vijfde lid, van de ZW, 17h, vijfde lid, van de AKW, 45a, vijfde lid, van de Anw of 17j, vijfde lid, van de AOW van toepassing is, wordt bij de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in
deze artikelen, op aanvraag een deel van de toeslag, de uitkering, de kinderbijslag
of het ouderdomspensioen vrijgelaten overeenkomstig dit artikel met ingang van de
eerste betaling na de datum van aanvraag.
-
2 Voor zover de hoogte van de toeslag, de uitkering, de kinderbijslag of het ouderdomspensioen
daartoe de ruimte biedt, is het vrijgelaten deel, bedoeld in het eerste lid, met inachtneming
van het vierde en vijfde lid, gelijk aan de som van een naar een tijdseenheid te herleiden
gedeelte voor:
-
a. zorgkosten: € 530 per kalenderjaar voor een alleenstaande en € 1031 per kalenderjaar
voor een belanghebbende met een echtgenoot of geregistreerd partner met wie hij een
gezamenlijke huishouding voert, en
-
b. kosten van kinderen: indien de belanghebbende ouder is en voor een kind voor wie aan
die ouder op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald: 50 procent van het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, dat gelet op het aantal kinderen van toepassing is.
-
3 Voor zover dit artikel berust op artikel 27h, vijfde lid, van de Werkloosheidswet of artikel 17h, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet wordt als echtgenoot of geregistreerd partner als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
a, mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige
een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste
graad. Voor de toepassing van de eerste zin wordt mede als ongehuwd aangemerkt degene
die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
-
5 Het bedrag van het vrijgelaten deel, bedoeld in het tweede lid, wordt in verband met
woonkosten vermeerderd indien de belanghebbende huurder is van een woning met een
kale huur van niet meer dan € 681 per maand of mede een huurwoning bewoont met zo’n
huur.
-
6 De vermeerdering, bedoeld in het vijfde lid, bedraagt 50 procent van een naar tijdseenheid
te herleiden bedrag gelijk aan het verschil tussen de kale huur per maand minus een
basisbedrag van € 222 per maand.
-
8 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij het UWV indien de verrekening
plaatsvindt op grond van de TW, WW, WAZ, IOW, WAO, Wet Wajong, Wet WIA of de ZW en bij de SVB indien de verrekening plaatsvindt op grond van de AKW, Anw of de AOW.
-
10 Het op grond van het tweede, vijfde en zesde lid vastgestelde bedrag van de vrijlating
wordt slechts op aanvraag herzien met ingang van de eerste betaling na de datum van
aanvraag, in geval er sprake is van een wijziging van de persoonlijke omstandigheden
die zouden hebben geleid tot een wijziging van de zorgkosten, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel a, de kosten van kinderen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b,
of de woonkosten, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 11. Intrekken andere regelingen en overgangsrecht
-
1 De Regeling betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigde
betalingen, het Besluit incasso boeten en onverschuldigde betalingen werkgevers en
het Besluit invordering boeten en onverschuldigd betaalde bedragen AOW, Anw en AKW
worden ingetrokken.
Artikel 11a. Overgangsrecht versoepeling betalingsregeling
Voor de toepassing van artikel 8 geldt ten aanzien van vorderingen die zijn ontstaan voor 1 januari 2013 een tijdsduur
van 5 jaar.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Vierde tranche Algemene
wet bestuursrecht in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten
en terugvordering onverschuldigde betalingen.