U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-07-2011.]Geraadpleegd op 19-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 06-03-2010. Geldend van 01-01-2010 t/m 05-03-2010
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2009, nr. MEVA/ICT-2939425, houdende vaststelling van regels voor het subsidiëren van innovatie in de zorg (Subsidieregeling zorginnovatie)
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 3, 5 en 7 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
In deze regeling wordt verstaan onder
a. minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. zorg:
1°. zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
2°. vorm van hulp voor de kosten waarvan een subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of artikel 68 van de Zorgverzekeringswet;
c. zorgaanbieder:
1°. zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen;
2°. degene die in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg staat ingeschreven of die een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, van die wet is geregeld of aangewezen, en zijn beroep uitoefent anders dan in het kader van een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen;
d. zorginnovatie: vernieuwing van producten, productieprocessen, diensten of dienstverleningsprocessen, met inbegrip van de wijze waarop de arbeid is georganiseerd:
1°. ter versterking van het verlenen van patiëntgerichte zorg aan chronisch zieken of ouderen in een netwerk van zorgaanbieders of
2°. ter verhoging van de effectiviteit van de arbeid die wordt geleverd voor het verlenen van zorg aan chronisch zieken of ouderen;
e. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:
– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
– volledig aansprakelijk vennoot is van, of
– overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en
2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
f. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;
g. ondernemer: natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;
h. MKB-ondernemer: ondernemer die een kleine of middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214) in stand houdt;
i. de-minimis verordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379) ), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);
j. Europees steunkader: mededeling, richtsnoer, kaderregeling, beschikking of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Commissie van de Europese Gemeenschappen, gelet op de artikelen 86, derde lid , 87 en 88 van het EG-Verdrag heeft vastgesteld;
k. opbrengsten: de met de subsidiabele activiteiten samenhangende opbrengsten, met inbegrip van subsidies, afkomstig van personen of rechtspersonen met wie de subsidie-ontvanger niet in een groep verbonden is .
De Hoofdstukken I en II van de Subsidieregeling VWS-subsidies zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van een subsidie op grond van deze regeling.
1 Voor een aanvraag van een verlening of vaststelling van een subsidie of voucher op grond van deze regeling wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
2 De minister kan op grond van artikel 25, derde lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies voor het projectverslag en de subsidiedeclaratie een formulier vaststellen dat uitsluitend geldt voor een subsidie die op grond van deze
1 Voor subsidie komen de kosten in aanmerking die:
a. verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit;
b. de gewone bedrijfsuitoefening betreffen.
2 De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.
3 De eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur maakt geen deel uit van de subsidiabele kosten.
4 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
5 Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden alleen in aanmerking genomen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen.
6 De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidie-ontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidie-ontvanger stelselmatig toepast.
7 Indien het aantal direct productieve uren niet blijkt uit de methode, bedoeld in het zesde lid, wordt het aantal direct productieve uren voor een fulltime dienstverband gesteld op 1650 uur.
8 Bij subsidie aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer waar een Europees steunkader op van toepassing is, komen alleen de kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
1 Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).
2 De minister beslist geheel of gedeeltelijk afwijzend op een aanvraag van een subsidie of voucher op grond van deze regeling voor zover dit nodig is om te voldoen aan een de-minimis verordening of een Europees steunkader.
1 De subsidie-ontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:
a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte activiteiten;
b. het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;
c. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte kosten.
2 De administratie wordt tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. collectieve activiteiten: activiteiten die op basis van zorginnovatieplannen door vijf of meer ZIPC-deelnemers gezamenlijk zullen worden gefinancierd en uitgevoerd krachtens een samenwerkingsovereenkomst tussen die deelnemers, waarin hun onderlinge rechten en verplichtingen en een evenredige verdeling van de resultaten van die activiteiten worden geregeld;
b. zorginnovatieplan: planmatige beschrijving van de activiteiten, inclusief de planning, kosten en opbrengsten daarvan, die een ZIPC-deelnemer in het kader van een ZIPC-verband zal verrichten met het oog op zorginnovatie, met inbegrip van de activiteiten die hij tezamen met een of meer andere ZIPC-deelnemers zal verrichten en van zijn verplichtingen jegens de ZIPC-penvoerder van het ZIPC-verband;
c. zorginnovatietraject: activiteiten die de ZIPC-penvoerder en de ZIPC-deelnemers verrichten ter uitvoering van de zorginnovatieplannen en het overkoepelende plan;
d. ZIPC-deelnemer: zorgaanbieder of MKB-ondernemer die deelneemt aan een ZIPC-verband;
e. ZIPC-penvoerder: niet krachtens publiek recht ingestelde rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die geen winstoogmerk heeft, die volgens haar statuten tot doel heeft de behartiging van belangen van zorgaanbieders, van MKB-ondernemers of van cliënten van zorgaanbieders en die namens de ZIPC-deelnemers optreedt als projectleider van een ZIPC-verband op basis van een met de ZIPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst, dan wel – voor de toepassing van paragraaf 2 van dit hoofdstuk – degene die de mogelijkheden onderzoekt om tot een ZIPC-verband te komen;
f. ZIPC-verband: geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit een ZIPC-penvoerder en ZIPC-deelnemers, dat is aangegaan ten behoeve van de uitvoering van een zorginnovatietraject;
g. overkoepelend plan: beschrijving van de activiteiten, die krachtens een tussen de ZIPC-penvoerder en de ZIPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst gedurende de looptijd van een zorginnovatietraject door de ZIPC-penvoerder ten behoeve van de ZIPC-deelnemers zullen worden uitgevoerd alsmede een omschrijving van de planning en de geraamde kosten en opbrengsten van die activiteiten.
Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond, bedoeld in artikel 12 of 20, zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.
De Minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan een ZIPC-penvoerder in het kader van de voorbereiding en totstandkoming van een ZIPC-verband voor:
a. het uitvoeren van een innovatiepositiestudie resulterende in een innovatiepositierapport, waarin de ontwikkelingen binnen een deel van de zorgsector, de behoefte aan innoverende technologieën of kennis daarbinnen en de mogelijkheden om aan die behoefte te voldoen, worden geanalyseerd,
b. het verspreiden van dat innovatiepositierapport onder de betrokken zorgaanbieders en MKB-ondernemers of
c. het selecteren van deelnemers aan een ZIPC-verband en het voorbereiden van de totstandkoming van een ZIPC-verband.
1 Voor de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking:
a. het aantal uren gemaakt door personeel van de ZIPC-penvoerder, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 60;
b. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte overige kosten, gemaakt bij personen of rechtspersonen met wie de ZIPC-penvoerder niet in een groep verbonden is.
2 Kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking.
In afwijking van artikel 11, eerste lid, eerste zin, van de Subsidieregeling VWS-subsidies bedraagt de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9, ten hoogste 50 procent van het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 10, en de opbrengsten tot een bedrag van ten hoogste € 125.000.
1 De minister ontvangt gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 aanvragen van projectsubsidies als bedoeld in artikel 9.
2 Het subsidieplafond voor het verstrekken van projectsubsidies op aanvragen ontvangen in de periode, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 2.000.000.
De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9:
a. indien minder dan drie jaar voor de beslissing op de aanvraag reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk, de Subsidieregeling innoveren of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is toegekend, betrekking hebbend op eenzelfde of vergelijkbare zorginnovatie;
b. indien de ZIPC-penvoerder niet aannemelijk maakt dat er een aanzienlijke kans is dat de subsidiabele activiteiten zullen leiden tot het tot stand komen van een ZIPC-verband, waarvan de deelnemers overeenkomstig paragraaf 3 van dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen of de ZIPC-penvoerder niet het vertrouwen geeft in staat te zijn om de daarbij benodigde inzet te leveren;
c. van de activiteiten onvoldoende positieve gevolgen voor de zorgsector te verwachten zijn.
In afwijking van artikel 16 van de Subsidieregeling VWS-subsidies:
a. verstrekt de minister ambtshalve voorschotten op de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9;
b. wordt het eerste voorschot verstrekt binnen twee weken na de datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het projectplan is opgenomen voor de start van de activiteiten;
c. worden de volgende voorschotten ambtshalve verstrekt binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken subsidiabele kosten;
d. bedraagt het voorschot 90% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt;
e. wordt de hoogte van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag berekend door de volgens het projectplan in dat kalenderjaar te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 11, en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode;
f. bedraagt het geheel van voorschotten niet meer dan 90% van de projectsubsidie.
1 De activiteiten, bedoeld in artikel 9 vinden plaats voor 1 januari 2011.
2 Indien het uitsluitend activiteiten betreft als bedoeld in artikel 9, onderdeel c, vinden de activiteiten plaats binnen een periode van zes maanden na de in de aanvraag aangegeven startdatum van het project, doch uiterlijk voor 1 januari 2011.
3 De ZIPC-penvoerder stelt het innovatiepositierapport, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, voor een ieder op aanvraag verkrijgbaar.
De minister stelt het bedrag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9, vast op ten hoogste het bedrag dat is verleend.
1 De Minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan een ZIPC-deelnemer voor de uitvoering van zijn zorginnovatieplan.
2 De aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend via een ZIPC-penvoerder.
3 De Minister verzendt de beschikking op de aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in het eerste lid, aan de ZIPC-penvoerder.
1 Voor de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking:
a. het aantal uren gemaakt door personeel van de ZIPC-deelnemer, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 40;
b. de kosten die de ZIPC-deelnemer maakt bij de ZIPC-penvoerder;
c. de specifiek ten behoeve van de uitvoering van het zorginnovatieplan gemaakte overige kosten, gemaakt bij personen of rechtspersonen met wie de ZIPC-deelnemer niet in een groep verbonden is.
2 Met betrekking tot kosten, die de ZIPC-deelnemer maakt voor de inzet van personeel van een andere ZIPC-deelnemer ten behoeve van gezamenlijke collectieve activiteiten, is het eerste lid, onderdeel a, van toepassing.
3 Kosten in verband met op verkoop gerichte marketing- en sales-activiteiten, investeringen in en afschrijvingen van bedrijfsmiddelen, herhalingstesten of het deelnemen aan tentoonstellingen en symposia komen niet voor subsidie in aanmerking.
4 Kosten die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking.
1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, eerste zin, van de Subsidieregeling VWS-subsidies bedraagt de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, ten hoogste:
a. 50 procent van het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en c, en de opbrengsten, doch ten hoogste € 45.000, en
b. 100 procent van het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, en de opbrengsten, doch ten hoogste € 6.500.
2 Het in het eerste lid eerstgenoemde subsidiepercentage wordt verlaagd:
a. indien minder dan 60 procent van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende verschil tussen de subsidiabele kosten en de opbrengsten is gemaakt bij personen of rechtspersonen, die niet met de deelnemer in een groep verbonden zijn dan wel, voor zover betrekking hebbend op collectieve activiteiten, geen ZIPC-deelnemer zijn met wie die collectieve activiteiten gezamenlijk worden uitgevoerd noch met die deelnemer in een groep verbonden zijn;
b. indien bij de vaststelling van de projectsubsidie blijkt dat het percentage subsidiabele kosten voor collectieve activiteiten minder bedraagt dan 20 procent van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende verschil tussen de subsidiabele kosten en de opbrengsten.
3 Het subsidiepercentage wordt in de in het tweede lid, onderdeel a en b, bedoelde gevallen met hetzelfde aantal procenten verlaagd als het aantal procentpunten bedraagt dat zich bevindt tussen het bij de vaststelling van de subsidie gebleken percentage en het percentage van 60 onderscheidenlijk 20.
4 Indien de ZIPC-deelnemer collectieve activiteiten uitvoert in samenwerking met een gemeente of een provincie, wordt het maximum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verhoogd tot € 50.000.
5 De minister stelt het bedrag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, vast op ten hoogste het bedrag dat is verleend.
1 De Minister ontvangt gedurende de periode van 1 november 2009 tot en met 28 februari 2010 aanvragen van projectsubsidies als bedoeld in artikel 17.
2 Het subsidieplafond voor het verstrekken van projectsubsidies op aanvragen ontvangen in de periode, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 5.000.000.
De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, indien:
a. de ZIPC-deelnemer een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379);
b. minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk, de Subsidieregeling innoveren of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is verstrekt aan de ZIPC-deelnemer;
c. het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, en de opbrengsten, zoals beschreven in het bij de aanvraag gevoegde zorginnovatieplan, minder bedraagt dan € 60.000;
d. het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, en de opbrengsten voor collectieve activiteiten, zoals beschreven in de gezamenlijke zorginnovatieplannen, niet ten minste € 10.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemers, bedraagt;
e. het overkoepelende plan niet het vertrouwen geeft dat de ZIPC-penvoerder de begeleiding van de ZIPC-deelnemers bij het uitvoeren van hun zorginnovatieplannen en de totstandkoming en begeleiding van de in het plan opgenomen samenwerkingsprojecten naar behoren kan uitvoeren;
f. uit het zorginnovatieplan onvoldoende blijkt dat de ZIPC-deelnemer activiteiten verricht die gericht zijn op zorginnovatie;
g. het ZIPC-verband bestaat uit minder dan 10 en meer dan 35 ZIPC-deelnemers;
h. de ZIPC-deelnemer in een groep is verbonden met een andere ZIPC-deelnemer aan het ZIPC-verband.
a. verstrekt de minister ambtshalve voorschotten op de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17;
b. wordt binnen acht weken na de datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het projectplan is opgenomen voor de start van de activiteiten een voorschot verstrekt van 50% van het bedrag van de verleende projectsubsidie;
c. wordt binnen twee weken na het verstrijken van 12 maanden na de datum, bedoeld in onderdeel b, een voorschot verstrekt van 30% van het bedrag van de verleende projectsubsidie.
De activiteiten ter uitvoering van het zorginnovatieplan vangen voor 1 januari 2011 aan en vinden plaats gedurende ten minste 18 en ten hoogste 30 maanden na de in de aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, aangegeven startdatum van het project.
1 De aanvraag voor de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 25 van de Subsidieregeling VWS-subsidies, wordt ingediend via een ZIPC-penvoerder.
2 De Minister verzendt de beschikking op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, aan de ZIPC-penvoerder.
1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. zorginnovatievoucher: op grond van dit hoofdstuk door de minister aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer afgegeven waardedocument, dat deze zorgaanbieder of MKB-ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van het verkrijgen door een kennisinstelling van een projectsubsidie op grond van artikel 31 voor de uitvoering van een kennisoverdrachtproject;
b. kleine zorginnovatievoucher: zorginnovatievoucher ter waarde van maximaal € 2.500;
c. grote zorginnovatievoucher: zorginnovatievoucher ter waarde van maximaal € 7.500 waarbij van de zorgaanbieder of MKB-ondernemer ingevolge artikel 32, eerste lid, een eigen bijdrage wordt verlangd;
d. extra grote zorginnovatievoucher: zorginnovatievoucher ter waarde van maximaal € 21.000 waarbij van de zorgaanbieder of MKB-ondernemer ingevolge artikel 32, eerste lid, een eigen bijdrage wordt verlangd;
e. kennisoverdrachtproject: activiteit waarvan de gevolgen naar verwachting grotendeels ten goede zullen komen aan de zorgsector en die bestaat uit het beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een zorgaanbieder of MKB-ondernemer dan wel ten hoogste 10 niet in een groep verbonden zorgaanbieders of MKB-ondernemers gezamenlijk, uitgaande van voor de zorgaanbieder of MKB-ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot zorginnovatie, marktonderzoek ten behoeve van zorginnovatie of methoden van zorginnovatie. Geen kennisoverdrachtsproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag uitsluitend plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal.
2 Voorts wordt in dit hoofdstuk verstaan onder kennisinstelling:
a. kennisinstelling als bedoeld in de Subsidieregeling innoveren;
b. ondernemer met als economische activiteit ondernemers waarmee de ondernemer niet in een groep is verbonden te adviseren over het verbeteren van hun organisatie, het verrichten van marktonderzoek of het begeleiden van veranderingsprocessen en welke ondernemer voor de inwerkingtreding van deze regeling tenminste drie verschillende adviesprojecten in de zorg heeft afgerond.
De Minister kan op aanvraag een zorginnovatievoucher verstrekken aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de zorgaanbieder of MKB-ondernemer in Nederland verricht.
1 Geen zorginnovatievoucher wordt verstrekt aan een onder i van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoeld academisch ziekenhuis.
2 Geen kleine zorginnovatievoucher wordt verstrekt aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer aan wie reeds een zorginnovatievoucher is verstrekt of aan wie op grond van de Subsidieregeling innovatievouchers, de Subsidieregeling innoveren, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers 2004, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005 tweede fase of artikel 2:22 van de Regeling LNV-subsidies een voucher is verstrekt.
3 Geen kleine zorginnovatievoucher wordt verstrekt ten behoeve van een kennisoverdrachtproject dat een kennisvraag betreft van een aantal zorgaanbieders of MKB-ondernemers gezamenlijk.
4 In enig kalenderjaar wordt geen grote of extra grote zorginnovatievoucher verstrekt aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer aan wie in dat kalenderjaar reeds een grote of extra grote zorginnovatievoucher of een grote innovatievoucher op grond van de Subsidieregeling innoveren is verstrekt.
5 Geen grote of extra grote zorginnovatievoucher wordt verstrekt aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
6 Geen grote of extra grote zorginnovatievoucher wordt verstrekt aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken zorgaanbieder of MKB-ondernemer behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening. Indien het voor de betrokken zorgaanbieder of MKB-ondernemer geldende de-minimisplafond niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de zorginnovatievoucher kan worden vergoed, op de zorginnovatievoucher vermeld.
7 Indien de zorgaanbieder ten tijde van de indiening van de aanvraag van een zorginnovatievoucher meer dan 250 werknemers in dienst heeft, kan de Minister:
a. in afwijking van het tweede lid één kleine zorginnovatievoucher verstrekken ten behoeve van een vestiging, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, waar de zorgaanbieder zorg verleent, tot ten hoogste tien kleine zorginnovatievouchers per zorgaanbieder;
b. in afwijking van het vierde lid per kalenderjaar één grote of extra grote zorginnovatievoucher verstrekken ten behoeve van een vestiging, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, waar de zorgaanbieder zorg verleent, tot ten hoogste 10 grote en extra grote zorginnovatievouchers tezamen per zorgaanbieder.
8 Een zorginnovatievoucher die is verstrekt met inachtneming van het zevende lid, is uitsluitend geldig voor een kennisoverdrachtproject ten behoeve van de op de zorginnovatievoucher vermelde vestiging.
1 Een zorgaanbieder of een MKB-ondernemer kan ten hoogste één zorginnovatievoucher tegelijkertijd aanvragen.
2 Indien de zorgaanbieder ten tijde van de indiening van de aanvraag van een zorginnovatievoucher meer dan 250 werknemers in dienst heeft, kan de zorgaanbieder in afwijking van het eerste lid ten hoogste één zorginnovatievoucher tegelijkertijd aanvragen voor een vestiging, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, waar de zorgaanbieder zorg verleent.
3 Indien de zorgaanbieder of MKB-ondernemer meer zorginnovatievouchers aanvraagt dan op grond van de voorgaande leden is toegestaan, worden de andere aanvragen dan de aanvraag van de zorginnovatievoucher met de laagste waarde afgewezen.
1 Gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 kunnen kleine zorginnovatievouchers worden aangevraagd en zijn ten hoogste 400 kleine zorginnovatievouchers beschikbaar.
2 Gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 kunnen grote zorginnovatievouchers worden aangevraagd en zijn ten hoogste 400 grote zorginnovatievouchers beschikbaar.
3 Gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 kunnen extra grote zorginnovatievouchers worden aangevraagd en zijn ten hoogste 200 extra grote zorginnovatievouchers beschikbaar.
4 De Minister verdeelt de beschikbare kleine, grote en extra grote zorginnovatievouchers elk in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is ontvangen die voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.
5 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal kleine, grote of extra grote zorginnovatievouchers zou worden overschreden, stelt de Minister de onderlinge rangschikking van de aanvragen voor elk van de zorginnovatievouchers vast door middel van loting.
Stcrt. 2010, 3327, datum inwerkingtreding 06-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 Gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 1 maart 2010 kunnen kleine zorginnovatievouchers worden aangevraagd en zijn ten hoogste 400 kleine zorginnovatievouchers beschikbaar.
2 Gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 1 maart 2010 kunnen grote zorginnovatievouchers worden aangevraagd en zijn ten hoogste 400 grote zorginnovatievouchers beschikbaar.
1 De Minister geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.
2 Op de zorginnovatievoucher wordt de waarde ervan vermeld alsmede de datum waarop de geldigheid van de zorginnovatievoucher afloopt en de zorgaanbieder of MKB-ondernemer waaraan de zorginnovatievoucher is verstrekt alsmede, indien van toepassing, de vestiging ten behoeve waarvan de zorginnovatievoucher is verstrekt.
1 De Minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan een kennisinstelling die een kennisoverdrachtproject heeft uitgevoerd en in verband daarmee:
a. hetzij één of meer geldige grote of extra grote zorginnovatievouchers overlegt tot ten hoogste 10 zorginnovatievouchers van 10 verschillende zorgaanbieders of MKB-ondernemers;
b. hetzij één geldige kleine zorginnovatievoucher overlegt.
2 De projectsubsidie wordt zonder voorafgaande verlening vastgesteld.
3 De artikelen 9, 11, 12, 13, 14, eerste lid, derde lid en vierde lid, eerste en tweede volzin, 15, 16, 17, 20, 24, 25, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 26, tweede en derde volzin van de Subsidieregeling VWS-subsidies zijn niet van toepassing op de projectsubsidie.
4 De projectsubsidie is geen steun in de zin van artikel 87 en 88 EG-verdrag.
1 De projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, bedraagt ten hoogste tweederde deel van het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende subsidiabele kosten en de opbrengsten van de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar per overgelegde grote of extra grote zorginnovatievoucher niet meer dan tweederde van het op de zorginnovatievoucher vermelde bedrag en, indien het kennisoverdrachtproject gericht is op het beantwoorden van een kennisvraag van meerdere zorgaanbieders of MKB-ondernemers gezamenlijk, niet meer dan € 125.000 in totaal.
2 De projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, bedraagt ten hoogste het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende subsidiabele kosten en de opbrengsten van de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan het op de kleine zorginnovatievoucher vermelde bedrag.
De kosten die in aanmerking komen voor de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, zijn de in artikel 32 bedoelde subsidiabele kosten met dien verstande dat:
a. niet subsidiabel zijn kosten die in het kader van stages van studenten van kennisinstellingen worden gemaakt, noch kosten in het kader van activiteiten waarvoor studenten studiepunten krijgen;
b. de loonkosten van een kennisinstelling subsidiabel zijn tot ten hoogste € 100 per uur per persoon.
1 Een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, wordt na afloop van het kennisoverdrachtproject ingediend.
2 De Minister ontvangt de aanvraag voor 1 juli 2010. Op een voor het einde van de termijn daartoe ontvangen schriftelijk verzoek kan de Minister deze termijn eenmalig verlengen.
3 Het projectverslag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling VWS-subsidies, geeft inzicht in de aard, duur, omvang, doelstellingen en resultaten van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten.
4 De declaratie, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van de Subsidieregeling VWS-subsidies, geeft inzicht in de kosten en de opbrengsten van de verrichtte activiteiten en is voorzien van een postgewijze toelichting.
5 Indien het een eerste aanvraag betreft van een kennisinstelling als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel b, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van een zorgaanbieder ten aanzien van elk van de drie adviesprojecten die de kennisinstelling voor de inwerkingtreding van deze regeling heeft afgerond.
2 De Minister ontvangt de aanvraag voor 1 september 2010. Op een voor het einde van de termijn daartoe ontvangen schriftelijk verzoek kan de Minister deze termijn eenmalig verlengen.
De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, indien:
a. de zorgaanbieder of de MKB-ondernemer enerzijds en de kennisinstelling anderzijds reeds voor de afgiftedatum van de zorginnovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het kennisoverdrachtproject;
b. de zorgaanbieder of de MKB-ondernemer de zorginnovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt;
c. de bij de aanvraag overgelegde zorginnovatievoucher aan de kennisinstelling in zijn hoedanigheid van zorgaanbieder of MKB-ondernemer is verstrekt op grond van artikel 26;
d. het een kennisoverdrachtproject betreft ten behoeve van een zorgaanbieder of MKB-ondernemer waarmee de kennisinstelling in een groep is verbonden.
De Minister kan bij de vaststelling van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies en zorginnovatievouchers die op grond van deze regeling zijn verstrekt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling zorginnovatie.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
A. Klink
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling zorginnovatie", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.