Wijzigingsregeling Besluit bezoldiging politie, Regeling bijzondere ontslaguitkering [...] (Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008–2010)

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-09-2009 en zichtdatum 02-09-2009.
Geldend van 02-09-2009 t/m 31-12-2009

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 augustus 2009, nr. CZW/WVOB 2009-0000414307, tot wijziging van het Besluit bezoldiging politie, de Regeling bijzondere ontslaguitkering politie en de Tijdelijke regeling nachtdienstontheffing politie en tot de toekenning van bijzondere uitkeringen in de jaren 2008, 2009 en 2010, in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008–2010

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 88, achtste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie en de artikelen 21, tweede lid, 25a en 50a van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Artikel III

[Treedt in werking op 01-01-2010]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel IV

  • 2 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt voor de ambtenaar met een andere betrekking dan een volledige betrekking naar evenredigheid vastgesteld met een maximum per maand van € 100,– in 2008 en € 50,– in 2009.

  • 4 Bij beëindiging of aanvang van een dienstverband in de loop van een kalendermaand heeft de ambtenaar aanspraak op de gehele uitkering voor die maand.

Artikel V

Artikel VII

  • 2 Onder studerend kind, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:

    • a. Een kind, daaronder begrepen, pleegkind of aangehuwd kind dat de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, en

    • b. is ingeschreven bij een door het Ministerie van OCW erkende onderwijsinstelling, en

    • c. aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een tegemoetkoming of aanspraak in verband met het volgen van onderwijs op grond van een andere wet.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde aanspraak is van overeenkomstige toepassing op gewezen ambtenaren, voor zover aanspraak bestaat op een uitkering wegens werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, pensioen of functioneel leeftijdsontslag. De aanvraag wordt ingediend bij het voormalig bevoegd gezag.

  • 4 Het recht op de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, begint op 1 januari 2008 voor zover het studerende kind de leeftijd van 18 jaar op dat moment heeft bereikt, dan wel met ingang van de maand volgend op de datum waarop het studerend kind in de in het eerste lid genoemde periode de leeftijd van 18 jaar bereikt, en eindigt in de eerstvolgende maand na uitschrijving van het kind bij de in het tweede lid, onder b bedoelde onderwijsinstelling, dan wel met ingang van 1 januari 2011.

  • 5 Het bevoegd gezag kan besluiten de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, ten dele toe te kennen indien beide ouders of pleegouders ambtenaar zijn als bedoeld in het eerste lid en beide een aanvraag met betrekking tot het zelfde studerende kind hebben ingediend voor een tegemoetkoming.

Artikel IX

  • 1 Artikel VI, onderdeel A, van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

  • 2 De artikelen IV, V en VII van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werken terug tot en met 1 januari 2008 en vervallen met ingang van 1 januari 2011.

  • 3 De artikelen I en VIII, onderdeel A, van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 februari 2008.

  • 4 De artikelen II en VIII, onderdeel B, van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst