Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009–2012

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-12-2008 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 21-09-2008 t/m heden

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009–2012

De Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

Overwegende dat:

Er op 2 april 2008 tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) bestuurlijke afspraken over de stimulering van de cultuurparticipatie zijn gemaakt

Het wenselijk is een regeling op te stellen op basis waarvan de decentralisatie- uitkering cultuurparticipatie wordt vastgesteld

Besluit:

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. fonds: de stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, het fonds is een stichting als bedoeld in artikel 9 van de Wet op Specifiek Cultuurbeleid;

  • b. bestuur van het fonds: het bestuur van het fonds, als bedoeld in artikel 5 van de statuten van het fonds;

  • c. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • d. provincies: de 12 provincies;

  • e. gemeenten: de 35 gemeenten met meer dan 90.000 inwoners en/of de cultuurconvenantpartners.

    De lijst met gemeenten is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. In de bijlage is een nader onderscheid gemaakt tussen de 26 gemeenten enerzijds (meer dan 90.000 inwoners peildatum 1 januari 2007 en/of de cultuurconvenantpartners) en de G9 te weten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen anderzijds;

  • f. deelnemer: een college van burgemeester en wethouders van een gemeente of gedeputeerde staten van een provincie;

  • g. programmalijnen: amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur;

  • h. amateurkunst: het actief beoefenen van kunst, uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien;

  • i. cultuureducatie: de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie.

    Cultuureducatie is leren over, door en met cultuur. Ook het leren beoordelen, genieten en zelf beoefenen van kunst – binnen- en buitenschools – hoort daarbij;

    Kunsteducatie omvat de disciplines: beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, theater en audiovisuele kunst. Ook toegepaste kunsten en wereldcultuur maken hier onderdeel van uit;

    Erfgoededucatie heeft betrekking op archeologie, cultuurlandschap, monumenten, musea, archieven en bibliotheken en omvat een breed spectrum aan activiteiten voor allerlei publieksgroepen, die zowel kennis en begrip als beleving van erfgoed tot doel hebben;

    Media-educatie gaat over het leren interpreteren van de inhoud van media, het bepalen door welke belangen of waardesystemen deze worden gestuurd en het bewust worden van de plaats en rol van media in het persoonlijke en maatschappelijke leven;

  • j. volkscultuur: het geheel van cultuuruitingen die als wezenlijk worden ervaren voor specifieke groepen, steeds onder verwijzing naar traditie, verleden en nationale, regionale of lokale identiteiten;

  • k. thema’s: diversiteit, vernieuwing en verankering;

  • l. diversiteit: brede deelname aan cultuurparticipatie. Het gaat om alle leeftijden, bevolkingsgroepen en opleidingsniveaus;

  • m. vernieuwing: bevordert ontwikkeling en innovatie van de drie programmalijnen op alle niveaus (scholing/opleiding, productie, presentatie en afname);

  • n. verankering: het opnemen van verrichte succesvolle activiteiten in regulier beleid en daarbij behorende programma’s van de deelnemers na afloop van de bijdrage door het fonds;

  • o. culturele loopbaan: de mogelijkheid voor de culturele burger om op elk gewenst moment van zijn leven in aanraking te komen – voor het eerst dan wel opnieuw te beginnen – met een cultuurdiscipline;

  • p. cultuurparticipatie: actieve en passieve deelname aan cultuuruitingen;

  • q. beleid van de deelnemer: een beredeneerde keuze voor de sectoren, lacunes of juist kansen, specifieke disciplines of samenwerkingsverbanden, bepaalde doelgroepen of combinaties daarvan waarop een gemeente of provincie zich in 2009-2012 wil richten;

  • r. programmacoördinator: een coördinator als bedoeld in het huishoudelijk reglement van het fonds;

  • s. monitoring: het door middel van een monitorinstrument jaarlijks volgen van de ontwikkelingen per deelnemer;

  • t. evaluatie: het (tussentijds) beoordelen van de werking van de regeling;

  • u. verklaring: model verklaring tot deelname aan deze regeling, ondertekend door het college van burgemeester en wethouders of door gedeputeerde staten, met bijgevoegd een vier-jarenprogramma voor de stimulering van de cultuurparticipatie, volgens het bij de verklaring gevoegde format, bestaande uit een sterktezwakte analyse, een daarop gebaseerde inhoudelijke visie, de beoogde doelen en resultaten voor de programmalijnen en doorsnijdende thema’s en een meerjarenbegroting;

  • v. decentralisatie-uitkering: de decentralisatie- uitkering als bedoeld in artikel 13, lid 5 van de Financiële verhoudingswet, waarbij het in deze regeling steeds gaat om de decentralisatie- uitkering cultuurparticipatie.

Artikel 2. Doel

  • 1 De decentralisatie-uitkering wordt verstrekt voor het stimuleren van cultuurparticipatie van alle burgers opdat iedere Nederlander, te beginnen bij jongeren, actief in aanraking komt met een cultuurdiscipline. De missie wordt ondersteund door de volgende doelstellingen:

    • a. Meer mensen doen mee, georganiseerd en ongeorganiseerd;

    • b. Er komt betere ondersteuning (begeleiding, scholing, presentatiemogelijkheden, samenwerking met professionals).

  • 2 De activiteiten in het kader van de decentralisatie-uitkering zijn dienstig aan de culturele loopbaan. De decentralisatie- uitkering wordt verstrekt met het oog op het bereiken van (nieuwe) doelgroepen, het continu blijven ontwikkelen van en vernieuwing aanbrengen in activiteiten, alsmede het verankeren van succesvolle activiteiten in structureel beleid waarvoor geen decentralisatie-uitkering meer nodig is.

  • 3 De decentralisatie-uitkering is bedoeld voor het (laten) uitvoeren van beleid van de deelnemer, welk beleid in substantiële mate overeenstemt met het beleid van het fonds.

  • 4 De decentralisatie-uitkering wordt derhalve verleend voor het (laten) uitvoeren van beleid van de deelnemer dat in ieder geval betrekking heeft op de programmalijnen en binnen deze gebieden gericht is op het bevorderen van de thema’s.

Artikel 3. Hoogte van de decentralisatie- uitkering

  • 1 Het totale beschikbare bedrag voor deze regeling bedraagt in de periode 2009–2012 minimaal € 55,6 miljoen, onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen door de minister.

  • 2 Voor provincies en gemeenten is voor de periode 2009-2012 de volgende decentralisatie-uitkering per jaar beschikbaar:

    • a. per provincie van 0,79 euro per inwoner van de provincie, met aftrek van de inwoners waarvoor gemeenten reeds een bijdrage ontvangen;

    • b. per gemeente, met uitzondering van de gemeenten genoemd onder sub c, van 0,79 euro per inwoner van de gemeente;

    • c. voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen van 1,13 euro per inwoner.

  • 3 Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens per 1 januari 2007.

Artikel 4. Duur van de decentralisatieuitkering

De decentralisatie-uitkering wordt voor de periode 2009-2012 verstrekt.

Artikel 5. Verklaring

  • 1 De verklaringen als bedoeld in artikel 6 kunnen uiterlijk 15 november 2008 bij het fonds worden ingediend.

  • 2 Het bestuur kan vanwege bijzondere redenen ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 3 Het fonds kan, indien de verklaring daartoe aanleiding geeft, de deelnemer om nadere informatie verzoeken. De deelnemer is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het bestuur van het fonds redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

Artikel 6. Accordering van de verklaring

Het bestuur van het fonds accordeert de verklaring indien de deelnemer door middel van ondertekening van de verklaring aangeeft ook zelf een bedrag dat ten minste overeenstemt met de decentralisatie-uitkering van het aan de uitvoering van zijn beleid te zullen besteden en de deelnemer daarin naar het oordeel van het bestuur heeft aangetoond in voldoende mate bij te dragen aan:

  • de doelstelling ‘meer cultuurparticipatie’;

  • de doelstelling ‘ betere ondersteuning’;

  • de programmalijnen;

  • de thema’s.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 2 De verklaring wordt in ieder geval niet geaccordeerd, indien:

    • de verklaring niet voldoet aan de eisen in artikel 2, artikel 5 of artikel 6;

    • de deelnemer geen provincie is of geen gemeente is als bedoeld in artikel 1;

    • de activiteiten niet worden uitgevoerd in de periode 2009–2012.

Artikel 8. Procedure

  • 1 Het bestuur van het fonds beoordeelt de verklaringen met inachtneming van het bepaalde in de regeling.

  • 2 Indien het bestuur van het fonds overweegt de verklaring niet te accorderen, stelt het bestuur de deelnemer daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3 Indien de situatie als bedoeld in het tweede lid zich voordoet, verleent het fonds de deelnemer een termijn waarbinnen hij zijn verklaring met inachtneming van de overwegingen van het bestuur van het fonds kan aanpassen.

  • 4 Uiterlijk 31 december 2008 stelt het bestuur van het fonds de deelnemer schriftelijk van zijn besluit in kennis.

  • 5 Indien de kennisgeving bedoeld in het vorige lid niet vóór 31 december 2008 kan worden gegeven, stelt het fonds de deelnemer daarvan in kennis en noemt daarbij de termijn waarbinnen het besluit tegemoet gezien kan worden.

  • 6 De kennisgeving bedoeld in het vierde lid vermeldt in ieder geval het besluit om de verklaring al dan niet te accorderen, en, indien er sprake is van accordering:

    • a. de hoogte van de decentralisatieuitkering;

    • b. de doelen waarvoor de decentralisatie- uitkering is bestemd;

    • c. de beoogde kwalitatieve en meetbare kwantitatieve resultaten;

    • d. de voorwaarden die samenhangen met het doel waarvoor de decentralisatie- uitkering wordt verstrekt.

  • 7 De mededeling als bedoeld in lid 6 onder a gebeurt mede namens de beheerders van het gemeentefonds respectievelijk provinciefonds.

Artikel 9. Meldplichten

Een deelnemer legt een voornemen tot wijziging van het beleid, doelstellingen en beoogde resultaten, alsmede van alle andere relevante informatie die hij bij de verklaring heeft verstrekt, schriftelijk voor aan het bestuur van het fonds. Daarbij dient de deelnemer aan te geven op welke wijze de wijziging zich verhoudt tot of bijdraagt aan de centrale doelstelling van het fonds, alsmede welke gevolgen dit heeft voor het besluit tot verstrekking van de decentralisatieuitkering.

Artikel 10. Evaluatie, monitor en onderzoek

  • 1 Deze regeling wordt uiterlijk in 2012 in opdracht van het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de minister door het bestuur van het fonds geëvalueerd waarbij desgevraagd medewerking van de deelnemers wordt verwacht.

  • 2 De deelnemers leveren jaarlijks input voor de monitor van het fonds. Het bestuur van het fonds kan naar aanleiding van de uitkomsten van de monitor de minister adviseren. De advisering vindt plaats met het oog op bestuurlijke afspraken met het Interprovinciaal Overleg en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over binnen gemeenten of provincies tussentijds te implementeren beleidsaccenten.

  • 3 De deelnemers verlenen medewerking aan overig door het fonds geïnitieerd onderzoek, dat samenhangt met deze regeling.

Artikel 11. Format

  • 1 De verklaring en bijbehorende format zijn te raadplegen op de website van het fonds (www.cultuurparticipatie. nl).

  • 2 Op verzoek zendt het fonds de in het eerste lid genoemde documenten per post toe.

Artikel 12. Bezwaar

  • 1 Het fonds kent een commissie voor de bezwaarschriften zoals bedoeld in art 7:13 van de Awb.

  • 2 De commissie voor de bezwaarschriften bestaat uit drie leden, waarvan één lid wordt benoemd op voordracht van het Interprovinciaal Overleg, één lid wordt benoemd op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en één lid op voordracht van het bestuur van het fonds. Het laatste lid bekleedt het voorzitterschap.

  • 3 De commissie voor de bezwaarschriften wordt benoemd door de Raad van Toezicht. Bij ontstentenis van de Raad van Toezicht geschiedt benoeming door het bestuur van het fonds.

  • 4 De commissie voor de bezwaarschriften hoort e indiener van het bezwaarschrift, tenzij er reden is om onder toepassing van artikel 7:3 Awb het horen achterwege te laten.

  • 5 De commissie voor de bezwaarschriften beslist met meerderheid van stemmen.

  • 6 De commissie voor de bezwaarschriften brengt gemotiveerd advies uit over het ingediende bezwaar. Het advies bevat in elk geval de volgende onderdelen:

    • i. de namen van de leden van de commissie voor de bezwaarschriften,

    • ii. de namen en woonplaatsen van partijen,

    • iii. De dagtekening van heten

    • iv. de gronden voor de beslissing.

  • 7 Het advies van de commissie voor de bezwaarschriften wordt aan partijen op hetzelfde moment toegezonden.

  • 8 Het bestuur van het fonds besluit met inachtneming van het advies.

  • 9 De bij het geschil betrokken partijen zenden elkaar steeds per gelijke post een afschrift van de overige correspondentie met de commissie voor de bezwaarschriften.

Artikel 13. Overig

Op deze regeling is het Huishoudelijk Reglement van toepassing, waarin de interne organisatie van het fonds wordt geregeld.

Artikel 14. Afwijkingsmogelijkheid

Het bestuur van het fonds beslist in die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, met inachtneming van de strekking van deze regeling.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009–2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 september 2008

De stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Verklaring deelname

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente…

(> 90.000 inwoners en/of cultuurconvenantgemeente)

of

Gedeputeerde staten van de provincie…

handelend ter uitvoering van artikel 160 Gemeentewet

of

handelend ter uitvoering van artikel 158 Provinciewet

kennis genomen hebbende van

de ‘Bestuurlijke Afspraken over het programmafonds cultuurparticipatie’ tussen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: Bestuurlijke Afspraken) van 2 april 2008;

het advies ‘Programmafonds Cultuurparticipatie, een basismodel’ van 29 januari 2008;

de Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 (hierna: Regeling) van de stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

de bestaande afspraken, regelingen c.a. inzake cultuureducatie en amateurkunst waaronder:

de Wet op het specifiek cultuurbeleid

en

de Financiële verhoudingswet

overwegende dat hieruit blijkt dat de stimulering van de cultuurparticipatie van alle burgers in ons land inhoudelijk meerwaarde kan krijgen door een fonds op basis van Hoofdstuk IV Wet op het specifiek cultuurbeleid waarbij er een wisselwerking mogelijk is binnen en tussen de twee daarbinnen beoogde loketten voor instellingen, experimenten en bijzondere voorbeeldprojecten van landelijke betekenis enerzijds en gemeentelijke en provinciale programma’s voor cultuurparticipatie anderzijds

genoemd fonds in opdracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitvoering zal geven aan de landelijke regelingen op het terrein van cultuurparticipatie (amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur)

in acht nemende

de missie van het fonds: iedere Nederlander, te beginnen met jongeren, komt op termijn actief in aanraking met een cultuurdiscipline, zodat een culturele loopbaan mogelijk wordt.

de doelstellingen die de missie ondersteunen:

  • Meer mensen doen mee, georganiseerd en ongeorganiseerd;

  • Er komt betere ondersteuning (begeleiding, scholing, presentatiemogelijkheden, samenwerking met professionals)

de daarbij geldende programmalijnen amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur en de doorsnijdende thema’s diversiteit, vernieuwing en verankering, waarbij ook activiteiten van professionele kunstenaars en instellingen een rol kunnen spelen

alsmede

de rijksmiddelen voor cultuurparticipatie die in 2009-2012 als decentralisatie- uitkering ter beschikking komen in het gemeentefonds (resp. provinciefonds)

de verdeling van deze rijksmiddelen: € 0,79 per inwoner per jaar, provincies exclusief direct deelnemende gemeenten

€ 1,13 per inwoner, G9 (Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Maastricht, Eindhoven, Arnhem, Enschede, Groningen)

€ 0,79 per inwoner per jaar, overige 26 gemeenten > 90.000 inwoners en/of cultuurconvenant-gemeenten

de noodzaak tot het ondertekenen van een inhoudelijke en financiële gemeentelijke (of provinciale) verklaring om voor de rijksmiddelen in aanmerking te komen

verklaart/verklaren dat de gemeente (resp. provincie)

zal deelnemen aan de uitvoering van de Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie overeenkomstig het bijgevoegde vier-jaren programma

de gemeente (resp. provincie) in de periode 2009-2012 de in de Bestuurlijke afspraken en de Regeling genoemde en hierboven gememoreerde rijksmiddelen en eigen middelen voor de stimulering van de cultuurparticipatie inzet. Deze eigen middelen zijn:

€ 0,79 per inwoner per jaar, provincies exclusief direct deelnemende gemeenten

€ 1,13 per inwoner, G9 (Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Maastricht, Eindhoven, Arnhem, Enschede, Groningen)

€ 0,79 per inwoner per jaar, overige 26 gemeenten

het vier-jaren programma voor de stimulering van de cultuurparticipatie, volgens het bijgaande format met een sterkte-zwakte analyse, een daarop gebaseerde inhoudelijke visie, de beoogde doelen en resultaten voor de programmalijnen en doorsnijdende thema’s ter wille van de beoogde inhoudelijke meerwaarde bij deze indient ter accordering door de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

en zijn tevens bereid tot deelname aan

kennisuitwisseling en kennisverankering

jaarlijkse monitoring, die kan leiden tot adviezen vanuit de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met het oog op bestuurlijke afspraken met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over binnen gemeenten (of provincies) te implementeren tussentijdse beleidsaccenten

evaluatie met het oog op eventuele aanpassing van de Regeling cultuurparticipatie voor gemeenten en provincies na 2012 en onderzoek

Plaats,

Datum,

Het College voornoemd,

(of Gedeputeerde Staten voornoemd)

de burgemeester,

de secretaris,

(de commissaris

de secretaris)

Format Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP)

1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat provincies en gemeenten zelf vormgeven aan hun programma’s, zij formuleren daartoe:

  • Sterkte-zwakte analyse. Gemeenten of provincies maken een sterkte zwakte- analyse cultuurparticipatie waarbij de lokale situatie wordt gerelateerd aan de centrale doelstelling van het FCP;

  • Visie. Provincies en gemeenten formuleren beknopt hun visie op de wijze waarop zij cultuurparticipatie willen bevorderen en daarmee bij willen dragen tot het realiseren van de landelijke doelstellingen (meer mensen doen mee en betere faciliteiten);

  • Een beknopt plan per programmalijn. Gemeenten en provincies onderbouwen daarmee hun programma, rekening houdend met de volgende elementen: doelstellingen, beoogde resultaten (concreet en meetbaar), haalbaarheid;

  • Meerjarenbegroting.

1.2 Proces

  • Gemeenten en provincies overleggen in de periode juli-november met het FCP over hun (in ontwikkeling zijnde) programma’s.

  • Het tijdpad voor het indienen van de verklaringen ziet er vervolgens als volgt uit:

  • o 15 november 2008: uiterlijk 15 november 2008 dienen provincies en gemeenten verklaring met de bijbehorende format in bij het Fonds Cultuurparticipatie;

  • o Tussen 15 november en 31 december kan overleg plaatsvinden plaats tussen het fonds en de provincie of gemeente over de ingediende verklaring;

  • o 31 december 2008: uiterlijk 31 december 2008 ontvangen provincies en gemeenten bericht;

  • o 1 januari 2009: start vierjarige programma’s cultuurparticipatie.

1.3 Nadere informatie

Een nadere toelichting op de verklaring, de onderdelen van het format en op het proces is te vinden op www.cultuurparticipatie.nl.

Bijlage 245189.png

A. Sterkte / zwakte analyse

De analyse geeft in ieder geval antwoord op de volgende vragen:

  • Hoe is het gesteld met cultuurparticipatie in uw gemeente of provincie in het algemeen en gelet op de landelijke doelstellingen in het bijzonder?

  • Wat doet u er tot op heden aan om cultuurparticipatie te bevorderen en hoe effectief en efficiënt zijn die inspanningen (noem hierbij de ervaringen met het Actieplan in de afgelopen periode)?

  • Welke kansen en bedreigingen (externe ontwikkelingen) doen zich voor of zijn te verwachten die cultuurparticipatie kunnen beïnvloeden?

B. Visie

Formulering van de visie: omschrijf, gelet op de sterkte/zwakte analyse, de wijze waarop uw gemeente of provincie de cultuurparticipatie wil bevorderen en daarmee bij wil dragen aan het realiseren van de landelijke doelstellingen (meer mensen doen mee en betere faciliteiten). Motiveer op basis van de sterkte/ zwakte analyse uw ambities en prioriteiten en waarom en de mate waarin wordt gekozen voor de inzet op de afzonderlijke programmalijnen en thema’s. Geef daarbij aan hoe deze provinciale of gemeentelijke doelstellingen bijdragen aan het bereiken van de centrale landelijke doelstellingen van het beleidskader programmafonds cultuurparticipatie 2009-2012.

Bijlage 245190.png

C. Programmalijnen

Voor elke programmalijn afzonderlijk (amateurkunst, cultuureducatie, volkscultuur of eventueel een mix hiervan) worden door middel van onderstaand schema de doelstellingen, doelgroepen, beoogde resultaten en de doorsnijdende thema’s, toegelicht.

Bijlage 245191.png
Bijlage 245192.png

D. Meerjarenbegroting

Geef voor elke programmalijn afzonderlijk het budget per jaar aan, onderverdeeld naar de doelstellingen.

In principe dienen de bedragen op te tellen tot het bedrag dat u vanuit de decentralisatie-uitkering maximaal kan verwerven, vermeerderd met de bijdrage vanuit uw gemeente of provincie. Het is wel mogelijk dat uw gemeente of provincie meer geld besteedt aan cultuurparticipatie.

Bijlage 245193.png