Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010

[Regeling vervallen per 01-07-2016.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2009 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 30-06-2016

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 september 2009, nr. FEZ/CC/150185, houdende regels voor beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek (Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010)

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • derivaat: contract met betrekking tot een transactie gericht op het beperken van financiële risico’s, waarin is bepaald dat het moment waarop deze transactie zal of kan plaatsvinden afhankelijk is van bepaalde voorwaarden en dat de waarde van deze transactie afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices;

  • financiële onderneming: onderneming als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht die het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen;

  • instelling: door de Minister bekostigde onderwijsaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 en artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, met uitzondering van de onderwijsaanbieders, bedoeld in titel II, afdeling II van die wet, artikel 1.1.1 onder b van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 1, onder c, van de TNO-wet en niet aangewezen op grond van artikel 45, eerste of derde lid van de Comptabiliteitswet 2001;

  • jaarverslaggeving: verantwoording van de instelling conform Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die minimaal bestaat uit het bestuursverslag en de jaarrekening, voor het onderwijs het jaarverslag, de jaarrekening en de overige gegevens, bedoeld in artikel 1 onder c. van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs;

  • kasstroomprognose: liquiditeitsplanning voor de korte termijn en de financieringsplanning voor de lange termijn;

  • lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte – Noorwegen, IJsland en Liechtenstein – en ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus;

  • Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor zover het onderwijs en onderzoek betreft op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • overige middelen: alle gelden waarover een instelling beschikt, niet zijnde publieke middelen en voor zover niet op een adequate wijze afgescheiden van de publieke middelen;

  • publieke middelen: gelden verkregen ten laste van de rijksbegroting of anderszins uit hoofde van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen verkregen gelden, alsmede de opbrengsten daarvan, waarover een instelling de beschikking heeft gekregen om de wettelijke taak te verrichten;

  • rating: taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land;

  • ratingbureau: bureau dat de kredietwaardigheid van financiële ondernemingen en landen taxeert;

  • solvabiliteitsratio: het in een lidstaat voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen van een financiële onderneming tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activa;

  • waardepapieren: documenten met een geldwaarde, zoals een bewijs van een aandeel of obligatie of een derivaat.

Artikel 2. Jaarverslaggeving

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Instellingen doen jaarlijks in de jaarverslaggeving ten aanzien van de publieke middelen ten minste verslag van:

  • a. het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen en belenen;

  • b. de soorten en omvang van de beleggingen en beleningen;

  • c. de looptijden van de beleggingen en beleningen.

Artikel 3. Verplichtingen bij beleggen en belenen

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

  • 1 Instellingen leggen de hoofdlijnen van de op het beleggen en belenen betrekking hebbende administratieve organisatie en interne controle vast, waaronder in ieder geval wordt begrepen de verdeling van taken en bevoegdheden, de voor de instelling toegestane beleggings- en beleningsvormen, de bijbehorende informatievoorziening minimaal bestaande uit een kasstroomprognose, de verantwoordingsinformatie en de wijze waarop onderscheid wordt aangebracht tussen publieke middelen en overige middelen die niet op een adequate wijze afgescheiden zijn van de publieke middelen enerzijds en andere middelen anderzijds.

  • 2 Instellingen beleggen en belenen hun niet voor lopende betalingen benodigde publieke en overige middelen:

    • a. in de vorm van waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt;

    • b. al dan niet tegen waardepapieren bij financiële ondernemingen in lidstaten in vormen waarvan de hoofdsom bij opname intact is;

    • c. bij financiële ondernemingen in lidstaten in de vorm van derivaten.

  • 3 De ratingeisen voor de beleggings- en beleningsvormen waarbij de hoofdsom bij opname intact is zijn als volgt afhankelijk van de looptijd van die vormen:

    • a. beleggings- en beleningsvormen voor een periode tot en met drie maanden mogen worden betrokken van financiële ondernemingen die aantonen dat ze voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren beschikken over minstens een A-rating, afgegeven door minstens twee ratingbureaus.

    • b. beleggings- en beleningsvormen voor een periode van meer dan drie maanden mogen worden betrokken van financiële ondernemingen die aantonen dat ze voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren beschikken over minstens een AA-minusrating afgegeven door minstens twee ratingbureaus.

  • 4 Op derivatenzijn de in het derde lid, onder b, bedoelde ratingeisen van toepassing, tenzij de derivaten zijn afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, bedoeld in Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten bij een in deze Richtlijn bedoelde financiële onderneming. Een wijziging van deze Richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

  • 5 Het tweede, derde en vierde lid hebben betrekking op beleggingen en beleningen die na de datum van inwerkingtreden nieuw worden verworven, respectievelijk gesloten.

Artikel 5. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 6. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk