1
|
Elementaire thermodynamica
|
1.01
|
Kennis van de elementaire ISO-standaardeenheden zoals voor temperatuur, druk, massa,
dichtheid, energie.
|
T
|
T
|
–
|
T
|
1.02
|
Begrip van de basistheorie van stationaire/ mobiele koelinstallaties: elementaire
thermodynamica (kernbegrippen, -parameters en -processen zoals oververhitting, hogedrukzijde,
compressiewarmte, enthalpie, koelwerking, lagedrukzijde, onderkoeling), eigenschappen
en thermodynamische transformaties van gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde
stoffen inclusief identificatie van zeotropische mengsels en vloeibare toestanden.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
1.03
|
Gebruik van relevante tabellen en diagrammen en interpretatie ervan in de context
van indirecte lekcontrole (inclusief controle van de goede werking van de stationaire/
mobiele koelinstallatie): log p/h diagram, verzadigingstabellen voor gefluoreerde
broeikasgassen of gereguleerde stoffen, diagram van één compressiekoelkringloop.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
1.04
|
Beschrijving van de functie van de hoofdonderdelen van een stationaire/mobiele koelinstallatie
(compressor, verdamper, condensor, thermostatische expansieventielen) en de thermodynamische
transformaties van de gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
1.05
|
Kennis van de basiswerking van de volgende in een stationaire/mobiele koelinstallatie
toegepaste onderdelen en hun rol en belang voor preventie en identificatie van koellekkage:
(a) ventielen (kogelventielen, membranen, bolventielen, ontlastventielen), (b) temperatuur-
en drukregelaars, (c) kijkglazen en vochtindicators, (d) ontdooiingsregelaars, (e)
systeembeschermers, (f) meetinstrumenten zoals een manifoldthermometer, (g) olieregelsystemen,
(h) ontvangers, (i) vloeistof- en olieafscheiders.
|
–
|
–
|
–
|
2
|
Milieueffect van gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffenen bijbehorende milieuvoorschriften
|
2.01
|
Basiskennis van klimaatverandering en het Kyoto-protocol.1
|
T
|
T
|
T
|
T
|
2.02
|
Basiskennis van het concept aardopwarmingsvermogen (GWP), het gebruik van gefluoreerde
broeikasgassen en andere stoffen als koudemiddelen, het effect van de emissies van
gefluoreerde broeikasgassen op het klimaat (grootteorde van hun GWP), relevante bepalingen
van de f-gassenverordening, verordening 1516/20072 en verordening 1494/20073 en het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer.
|
T
|
T
|
T
|
T
|
2.03
|
Basiskennis van ozonlaagaantasting en het Montreal-protocol.4
|
T
|
T
|
T
|
T
|
2.04
|
Basiskennis van het concept ozon afbrekend vermogen (ODP), het gebruik van gereguleerde
stoffen en andere stoffen als koudemiddelen, het effect van de emissies van gereguleerde
stoffen op de ozonlaag (grootteorde van hun ODP) en het klimaat (grootteorde van hun
GWP) en relevante bepalingen van de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen, het
Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en de Regeling gefluoreerde
broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.
|
T
|
T
|
T
|
T
|
2.05
|
Basiskennis van het Warenwetbesluit drukapparatuur.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
3
|
Controles vóór de inwerkingstelling na een lange periode van niet-gebruik, na onderhoud
of reparatie, of tijdens de werking.
|
3.01
|
Uitvoeren van een druktest om de sterkte van de stationaire/mobiele koelinstallatie
te controleren.
|
P
|
P
|
–
|
–
|
3.02
|
Uitvoeren van een druktest om de ondoordringbaarheid van de stationaire/mobiele koelinstallatie
te controleren.
|
3.03
|
Gebruik van een vacuümpomp.
|
3.04
|
Lediging van de stationaire/ mobiele koelinstallatie om lucht en vocht te verwijderen
volgens een standaardpraktijk.
|
3.05
|
Invullen van de gegevens in het logboek en invullen van een rapport over een of meer
tests en controles die tijdens het onderzoek zijn uitgevoerd.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
4
|
Lekcontroles
|
4.01
|
Kennis van potentiële lekkagepunten van stationaire/mobiele koelinstallaties.
|
T
|
T
|
–
|
T
|
4.02
|
Controle van het logboek vóór een lekcontrole en vastleggen van de relevante informatie
over terugkerende punten of probleemgebieden die bijzondere aandacht vereisen
|
T
|
T
|
–
|
T
|
4.03
|
Visuele en manuele inspectie van de hele stationaire/mobiele koelinstallatie in overeenstemming
met verordening 1516/2007 en de relevante bepalingen van de Regeling gefluoreerde
broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.
|
P
|
P
|
–
|
P
|
4.04
|
Uitvoering van een lekcontrole van de stationaire/mobiele koelinstallatie aan de hand
van een indirecte methode in overeenstemming met verordening 1516/2007 en het instructieboekje
van de stationaire/ mobiele koelinstallatie.
|
P
|
P
|
–
|
P
|
4.05
|
Gebruik van draagbare meettoestellen zoals manometers, thermometers en multimeters
voor volt/amp/ohm-meting in de context van indirecte methoden voor lekcontrole, en
interpretatie van de gemeten parameters.
|
P
|
P
|
–
|
P5
|
4.06
|
Uitvoering van een lekcontrole van de stationaire/mobiele koelinstallatie aan de hand
van een van de directe methoden in de zin van verordening 1516/2007.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
4.07
|
Uitvoering van een lekcontrole van de stationaire/mobiele koelinstallatie aan de hand
van de directe methoden waarbij het koelcircuit niet wordt geopend, in de zin van
verordening 1516/2007.
|
P
|
P
|
–
|
P
|
4.08
|
Gebruik van een elektronisch lekdetectieapparaat.
|
P
|
P
|
–
|
P
|
4.09
|
Invullen van de gegevens in het logboek.
|
T
|
T
|
–
|
T
|
5
|
Milieuvriendelijke behandeling van de stationaire/mobiele koelinstallatie en gefluoreerde
broeikasgassen of gereguleerde stoffen tijdens installatie, onderhoud, revisie of
terugwinning
|
5.01
|
Verbinden en loskoppelen met minimale emissies van meetinstrumenten en leidingen.
|
P
|
P
|
–
|
–
|
5.02
|
Ledigen en vullen van een koudemiddelcilinder (gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde
stoffen zowel in vloeibare als in gasvormige toestand).
|
P
|
P
|
P
|
–
|
5.03
|
Gebruik van een terugwinningsapparaat om gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde
stoffen terug te winnen en verbinding en loskoppeling van het terugwinningsapparaat
met minimale emissies.
|
P
|
P
|
P
|
–
|
5.04
|
Aftappen van met
– gefluoreerd broeikasgas of
– een gereguleerde stof
verontreinigde olie uit een stationaire/ mobiele koelinstallatie.
|
P
|
P
|
P
|
–
|
5.05
|
Vaststellen van de fase (vloeibaar, gasvormig) en toestand (onderkoeld, verzadigd
of oververhit) van de gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen vóór het
vullen, om de correcte vulmethode en het correcte vulvolume te garanderen. Vullen
van de stationaire/ mobiele koelinstallatie met gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde
stoffen (zowel in de vloeibare als in de gasvormige fase) zonder verlies van gefluoreerde
broeikasgassen of gereguleerde stoffen.
|
P
|
P
|
–
|
–
|
5.06
|
Gebruik van weegschalen om gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen te
wegen.
|
P
|
P
|
P
|
–
|
5.07
|
Invullen in het logboek van alle relevante informatie betreffende het teruggewonnen
of toegevoegde gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
5.08
|
Kennis van eisen en procedures voor behandeling, opslag en vervoer van verontreinigde
gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen en oliën.
|
T
|
T
|
T
|
–
|
6
|
Onderdelen: installatie, inwerkingstelling en onderhoud van eentraps- en tweetraps-
zuiger-, schroef- en scroll-compressors
|
6.01
|
Uitleggen van de basiswerking van een compressor (inclusief capaciteitsregeling en
smeersysteem) en de daarop betrekking hebbende risico’s van lekkage of vrijkomen van
gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
6.02
|
Correcte installatie van een compressor, inclusief regel- en veiligheidsapparatuur,
zodat het geen gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen lekt of in grote
hoeveelheden vrijkomt zodra de stationaire/ mobiele koelinstallatie in werking is
gesteld.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
6.03
|
Afstellen van de veiligheids- en regelschakelaars.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
6.04
|
Afstellen van de aanzuig- en afvoerventielen.
|
6.05
|
Controle van het olieterugvoersysteem.
|
6.06
|
In- en uitschakelen van een compressor en regeling van de goede werking van de compressor,
inclusief door het verrichten van metingen terwijl de compressor in werking is.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
6.07
|
Schrijven van een rapport over de toestand van de compressor, waarin alle problemen
in verband met de werking van de compressor worden aangewezen die de stationaire/
mobiele koelinstallatie zouden kunnen beschadigen en uiteindelijk ertoe zouden kunnen
leiden dat, indien niets wordt ondernomen, gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde
stoffen lekken of vrijkomen.
|
T
|
–
|
–
|
–
|
7
|
Onderdelen: installatie, inwerkingstelling en onderhoud van luchtgekoelde en watergekoelde
condensors
|
7.01
|
Uitleggen van de basiswerking van een condensor en de risico's van lekkage die erop
betrekking hebben.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
7.02
|
Afstellen van een uitlaatdrukregeling van de condensor.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.03
|
Correcte installatie van een condensor, inclusief regel- en veiligheidsapparatuur,
zodat geen gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen lekken of in grote
hoeveelheden vrijkomen wanneer de koelinstallatie in werking is gesteld.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.04
|
Afstellen van de veiligheids- en regelschakelaars.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.05
|
Controle van de uitlaat- en vloeistofleidingen.
|
7.06
|
Afvoeren van niet-condenseerbare gassen uit de condensor door middel van een inrichting
voor ontluchting van de koeling.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.07
|
In- en uitschakelen van een condensor en controle van de goede werking van de condensor,
inclusief door het doen van metingen tijdens de werking ervan.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.08
|
Controle van het oppervlak van de condensor.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
7.09
|
Schrijven van een rapport over de toestand van de condensor waarin alle problemen
in verband met de werking worden aangewezen die de stationaire/mobiele koelinstallatie
zouden kunnen beschadigen en uiteindelijk ertoe zouden kunnen leiden dat, indien niets
wordt ondernomen, de stationaire/ mobiele koelinstallatie gefluoreerde broeikasgassen
of gereguleerde stoffen lekken of deze vrijkomen.
|
T
|
–
|
–
|
–
|
8
|
Onderdelen: installatie, inwerkingstelling en onderhoud van luchtgekoelde en watergekoelde
verdampers
|
8.01
|
Uitleggen van de basiswerking van een verdamper (inclusief ontdooisysteem) en risico’s
van lekkage die erop betrekking hebben.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
8.02
|
Afstellen van een verdamperdrukregeling.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
8.03
|
Installatie van een verdamper inclusief regel- en veiligheidsapparatuur, zodat geen
gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen lekken of in grote hoeveelheden
vrijkomen wanneer de stationaire/ mobiele koelinstallatie in werking is gesteld.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
8.04
|
Afstellen van de veiligheids- en regelschakelaars.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
8.05
|
Controle van de correcte positie van vloeistof- en zuigleidingen.
|
8.06
|
Controle van de persgas-ontdooileiding.
|
8.07
|
Afstellen van het verdamperdrukregelventiel.
|
8.08
|
In- en uitschakelen van een verdamper en controle van de goede werking van de verdamper,
inclusief door het doen van metingen tijdens de werking.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
8.09
|
Controle van het oppervlak van de verdamper.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
8.10
|
Schrijven van een rapport over de toestand van de verdamper waarin alle problemen
in verband met de werking worden aangewezen die de stationaire/ mobiele koelinstallatie
zouden kunnen beschadigen en uiteindelijk ertoe zouden kunnen leiden dat, indien niets
wordt ondernomen, gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen lekken of vrijkomen.
|
T
|
–
|
–
|
–
|
9
|
Onderdelen: installatie, inwerkingstelling en revisie van thermostatische expansieventielen
(TEV’s) en andere onderdelen
|
9.01
|
Uitleggen van de basiswerking van verschillende soorten expansieregelaars (thermostatische
expansieventielen, capillaire buizen) en risico’s van lekkage die erop betrekking
hebben.
|
T
|
T
|
–
|
–
|
9.02
|
Installatie van ventielen in de correcte stand.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
9.03
|
Afstellen van een mechanisch/elektronisch TEV.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
9.04
|
Afstellen van mechanische en elektronische thermostaten.
|
9.05
|
Afstellen van een drukregelventiel.
|
9.06
|
Afstellen van mechanische en elektronische drukbegrenzers.
|
9.07
|
Controle van de werking van een olieafscheider.
|
P
|
–
|
–
|
–
|
9.08
|
Controle van de toestand van een filterdroger.
|
9.09
|
Schrijven van een rapport over de toestand van deze onderdelen waarin alle problemen
in verband met de werking worden aangewezen die de stationaire/mobiele koelinstallatie
zouden kunnen beschadigen en uiteindelijk ertoe zouden kunnen leiden dat, indien niets
wordt ondernomen, gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen lekken of vrijkomen.
|
T
|
–
|
–
|
–
|
10
|
Leidingwerk: bouw van een lekdicht leidingsysteem in een stationaire/mobiele koelinstallatie
|
10.01
|
Lekdichte verbinding door lassen, hardsolderen en/of zachtsolderen van metalen buizen
en leidingen die te gebruiken zijn in stationaire/mobiele koelinstallaties.
|
P
|
P
|
–
|
–
|
10.02
|
Vervaardiging/controle van steunen voor leidingen en onderdelen.
|
P
|
P
|
–
|
–
|