5.1. Vliegtuigcategorieën
In de luchtvaart zijn vele vliegtuigtypen in gebruik, waarvan verder veelal diverse
configuraties zijn ontwikkeld. Met name bij geluidbelastingsberekeningen is het praktisch
het aantal te onderscheiden typen en configuraties te beperken. Bovendien zijn niet
van alle typen en configuraties de voor de berekening van de geluidbelasting benodigde
geluids- en prestatiegegevens bekend en beschikbaar. Daarnaast zijn, bij de berekening
van de geluidbelasting voor toekomstige situaties, schattingen noodzakelijk met betrekking
tot de geluids- en prestatiegegevens van de in de toekomst te verwachten en nog niet
bestaande vliegtuigtypen.
Om deze redenen worden voor de berekening van de geluidbelasting de bestaande vliegtuigtypen
ingedeeld in een beperkt aantal gespecificeerde categorieën. De categorieën voor de
overige burgerluchthavens, en de toedeling van vliegtuigtypen (met ICAO code) naar
de categorieën, zijn vastgelegd in de Appendices [Ref. 2]. Per categorie is een representatief
vliegtuigtype aangegeven, hetgeen inhoudt dat alle vliegtuigtypen die tot één categorie
behoren, worden verondersteld identieke geluids- en prestatiegegevens te hebben. Alleen
de in de Appendices vermelde categorieën mogen bij de berekening van de geluidbelasting
worden toegepast.
5.2. Prestatiegegevens
De prestatiegegevens voor het groot verkeer en helikopterverkeer, zoals vastgelegd
in de Appendices [Ref. 2], bevatten een beschrijving van de vlieghoogte (het hoogteprofiel),
de motorstuwkracht (het stuwkrachtprofiel) en de vliegsnelheid langs het grondpad
(het snelheidsprofiel) als functie van de afgelegde weg langs het grondpad. Deze gegevens
zijn per vliegtuigcategorie afhankelijk gesteld van de te volgen klim- of daalprocedure
en het vliegtuiggewicht (afhankelijk van bestemming). Bij het vaststellen van deze
prestatiegegevens is veelal gebruik gemaakt van door de vliegtuigfabrikant of door
de vliegtuiggebruikers verstrekte gegevens. De prestatiegegevens zijn bepaald op basis
van de gebruikelijke vliegtuigconfiguraties en -procedures, en zijn van toepassing
voor een rechtlijnige vlucht.
De afgelegde weg is onderverdeeld in een aantal segmenten, vastgelegd door een begin-
en eindpunt, waarbij per segment geldt:
-
a) een lineaire toe- of afname van de vlieghoogte, dan wel een constante vlieghoogte.
Het verloop wordt vastgelegd door de waarde van de vlieghoogte in het begin- en eindpunt
van het segment.
-
b) een lineaire toe- of afname van de motorstuwkracht, dan wel een constante motorstuwkracht.
Het verloop wordt vastgelegd door de motorstuwkrachtwaarden in het begin- en eindpunt
van het segment. Een geïndexeerde motorstuwkracht is per definitie constant over een segment.
-
c) een constante vliegsnelheid. De waarde ervan is per segment bepaald.
Ten aanzien van de, in de prestatietabellen vermelde afstanden wordt het volgende
opgemerkt; alle afstanden langs het grondpad worden gegeven ten opzichte van het beginpunt
van het grondpad. Voor starts is dit het beginpunt van de startrol; in het algemeen
betreft dit de baankop. De af te leggen afstand in het eerste segment is afhankelijk
van de specifieke vliegtuiggegevens en is vermeld bij de prestatiegegevens in de Appendices
[Ref. 2]. Voor naderingen is de afgelegde weg langs het grondpad in omgekeerde richting
opgenomen in de Appendices en zijn de afstanden gegeven ten opzichte van de baandrempel
aan het begin van de landingsbaan. De af te leggen afstand in het eerste grondpadsegment is doorgaans
de beschikbare landingsbaanlengte, d.w.z. de afstand vanaf het landingpunt tot aan
de baandrempel aan het einde van de landingsbaan (zie figuur 3). Omdat deze afstand per luchthaven en per landingsbaan
kan variëren, is de af te leggen afstand in het eerste grondpadsegment dus ook afhankelijk
van de luchthaven en de landingsbaan. Dit is de reden dat in de Appendices [Ref. 2],
voor wat betreft landingen, bij het eerste grondpadsegment veelal een fictieve lengte
van 0 meter is aangegeven. Indien in het prestatieprofiel voor de lengte van het grondpadsegment
een waarde > 0 is aangegeven, dan begint het prestatieprofiel aan het begin van het
grondpad. De afgelegde weg langs het grondpad en de afgelegde weg in het prestatieprofiel
komen in dit geval dus overeen.
Figuur 3 Afstanden langs het grondpad bij start en landing (bron: NLR-CR-2001-372-PT-2, 2001)
De prestatiegegevens zijn in tabelvorm per vliegtuigcategorie vermeld in de Appendices
[Ref. 2]. Per vliegtuigcategorie is vervolgens een onderscheid gemaakt naar start-,
landing- of circuitprocedure. De vliegprocedures zijn verder onderverdeeld in zogenaamde
afstandsklassen. Voor startprocedures is in de Appendices [Ref. 2] een indeling in
afstandsklassen opgenomen.
Met behulp van een representatief vliegtuiggewicht, gelet op de te overbruggen afstand,
en de gehanteerde startprocedure (zoals close-in (ICAO-A) en far-out (ICAO-B)), worden
het in de berekening te gebruiken hoogteprofiel, het stuwkracht- en vliegsnelheidsverloop
op basis van de gegevens in de Appendices [Ref. 2] bepaald. Immers, afhankelijk van
de hoeveelheid meegenomen brandstof zal een vliegtuig sneller dan wel langzamer stijgen.
In deze methodiek inzake indeling in klassen zijn de representatieve vliegtuiggewichten
bepaald op basis van rekenkundige middeling van vliegtuiggewichten binnen het interval
van de te overbruggen afstand. De reden voor het indelen op grond van de af te leggen
weg is gelegen in het feit dat er over het algemeen meer gegevens beschikbaar zijn
van aantallen vliegtuigen per bestemming dan van aantallen vliegtuigen per gewicht.
Aangezien voor zowel landings- als circuitprocedures de respectievelijke vliegtuiggewichten
per categorie relatief weinig variëren, wordt op basis hiervan geen indeling naar
klassen gemaakt. Voor wat betreft landingsprocedures is een onderverdeling gemaakt
op basis van de initiële naderingshoogte. Bovendien zijn voor een beperkt aantal types
noise abatement procedures opgenomen, zoals continuous descent approaches en reduced
flap procedures.
Voor elk van de vliegtuigcategorieën van het klein verkeer (categorie 001 t/m 008)
zijn in de Appendices algemene prestatiegegevens opgenomen voor verschillende vluchtfasen
(startrol, stijgvlucht, kruisvlucht, daalvlucht van kruishoogte naar circuithoogte,
horizontale vlucht in circuit en nadering vanaf circuithoogte). Voor iedere vliegtuigcategorie
is voor elk van de vluchtfasen in de Appendices informatie opgenomen omtrent de stijg-
of daalhoek, het motorvermogen en de grondsnelheid. Voor de verschillende vluchtfases
geldt een lineaire toe- of afname van de vlieghoogte, dan wel een constante vlieghoogte.
In de Appendices wordt verder beschreven hoe uit de algemene prestatiegegevens voor
het klein verkeer luchthavenspecifieke prestatieprofielen kunnen worden afgeleid.
De lengte van prestatieprofielen (dit betreft hoogte-, snelheids- en stuwkrachtprofielen)
is gelijk aan de som van de lengten van alle profielsegmenten. Als het grondpad van
een route, waarvoor de geluidbelasting moet worden berekend, langer is dan de bijbehorende
lengte van de prestatieprofielen, dan moeten deze prestatieprofielen worden geëxtrapoleerd.
Hiervoor wordt de volgende procedure voorgeschreven:
-
– de vlieghoogte wordt lineair geëxtrapoleerd, m.a.w. de functie, die de hoogte, afhankelijk
van de afgelegde weg, beschrijft op het laatste segment, geldt ook voor de extrapolatie.
-
– de waarde van de stuwkracht (index) en de snelheid zijn constant, en gelijk aan de
waarde aan het einde van het laatste profielsegment.
De bij de bepaling van de prestatiegegevens gebruikte atmosferische grootheden zijn
ontleend aan de ICAO standaard-atmosfeer op zeeniveau:
• luchtdruk op zeeniveau:
|
1013 hPa
|
• luchtdichtheid op zeeniveau:
|
1,225 kg/m3
|
• temperatuur op zeeniveau:
|
15° C
|
• relatieve vochtigheid:
|
70%
|
• geen wind
|
|
De prestatiegegevens zijn als representatief gekozen voor alle meteorologische omstandigheden.
Alleen de in de Appendices [Ref. 2] vermelde prestatiegegevens mogen bij de berekening
van de geluidbelasting worden toegepast.