Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2015 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-05-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende regels omtrent erkenning en toezicht op erkende instanties inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen (Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 10a en 34 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet, met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid;

  • wet: Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

  • erkenning: erkenning als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • erkende instantie: onderneming die beschikt over een geldige erkenning;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • ADNR: Règlement pour le transport des matières dangereuses sur le Rhin;

  • ADN: Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses par voie de Navigation (ADN);

  • ADR: Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route;

  • RID: Règlement concernant le transport international ferroviaire des marchandises dangereuses;

  • IMSBC-Code: de bij resolutie MSC.268(85) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties aangenomen Internationale Maritieme Code voor het vervoer van vaste lading in bulk (International Maritime Solid Bulk Cargoes Code).

Artikel 2

  • 1 Deze regeling is uitsluitend van toepassing op:

    • a. ondernemingen die een aanvraag tot erkenning hebben gedaan, en

    • b. erkende instanties.

  • 2 Deze regeling is van toepassing op de volgende handelingen:

    • a. keuren of certificeren van verpakkingen, drukhoudende tanks, of de bouw en uitrusting van binnenvaartschepen, als bedoeld in de vermelde randnummers in de bijlage bij deze regeling;

    • b. classificeren van gevaarlijke vaste lading in bulk en afgeven van ladingcertificaten, als bedoeld in de IMSBC-Code.

Artikel 3

De aanvrager verstrekt bij de aanvraag tot erkenning in elk geval de volgende bescheiden en gegevens:

  • a. een kwaliteitsborgingsysteem als bedoeld in artikel 9;

  • b. gegevens die de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de aanvrager aantonen, en

  • c. de polis van een verzekering als bedoeld in artikel 12.

Artikel 4

De Minister kan een erkenning verlenen aan een onderneming, indien die onderneming voldoet aan de in de paragraaf 2 van deze regeling opgenomen voorwaarden.

Artikel 6

Indien een erkende instantie handelingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voornemens is wijzigingen door te voeren in de bescheiden en gegevens als bedoeld in artikel 3, die gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van die handelingen, overlegt die erkende instantie deze gewijzigde bescheiden en gegevens voorafgaand aan de voorgenomen wijziging, aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

§ 2. Organisatorische en inhoudelijke vereisten voor erkende instanties

Artikel 7

De erkende instantie hanteert geen tarieven of andere vereisten, die de toegang tot het uitvoeren van handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, door die erkende instantie onnodig belemmeren.

Artikel 8

  • 1 De erkende instantie waarborgt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de onderneming zowel als die van de personen die zijn betrokken bij handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ten opzichte van een opdrachtgever en andere betrokken partijen.

  • 2 Indien de bezoldiging van personen die zijn betrokken bij handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, op enige wijze afhankelijk is van het aantal van die handelingen dat is uitgevoerd, of het resultaat van die handelingen, is dat in elk geval in strijd met het eerste lid.

Artikel 9

De erkende instantie beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingsysteem, schriftelijk vastgelegd in een document dat de organisatorische, personele en procedurele kwaliteitsborgen beschrijft.

Artikel 10

  • 1 De erkende instantie heeft voor de uitvoering van handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, de beschikking over medewerkers met voldoende vakbekwaamheid voor de uitvoering van die werkzaamheden alsmede voor het toezicht op de uitvoering van die werkzaamheden.

  • 2 In het kwaliteitsborgingsysteem, bedoeld in artikel 9, wordt aandacht besteed aan opleiding, kwalificatie en ervaring.

Artikel 12

De erkende instantie beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering met een dekking van tenminste vijf miljoen euro.

Artikel 13

Voorafgaand aan de uitvoering van handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, stelt de erkende instantie aan een opdrachtgever een document ter beschikking waarin per categorie objecten is vastgelegd welke van de handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden uitgevoerd, de te hanteren methode en de eisen waaraan zal worden getoetst.

Artikel 14

  • 1 De erkende instantie verstrekt zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever geen informatie aan derden over handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, met uitzondering van overheidsdienaren in de uitoefening van hun functie.

  • 2 De erkende instantie verplicht alle bij handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, betrokken medewerkers tot geheimhouding als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 15

De erkende instantie doet jaarlijks verslag aan de Minister, waarbij voor elke handeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, het aantal verrichte handelingen en het resultaat van de beoordeling wordt vermeld.

Artikel 16

  • 1 De erkende instantie maakt binnen twaalf maanden na het verlenen van een erkenning daarvan gebruik.

  • 2 De erkende instantie laat een erkenning niet langer dan een aaneengesloten periode van twaalf maanden ongebruikt.

Artikel 17

De erkende instantie besteedt het uitvoeren van de handelingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, niet uit, tenzij:

  • a. de te hanteren methode schriftelijk is vastgelegd in een modelovereenkomst voordat de werkzaamheden worden uitbesteed;

  • b. de opdrachtgever van het voornemen tot uitbesteding op de hoogte wordt gesteld en uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij instemt met de voorgenomen uitbesteding en de betreffende onderaannemer;

  • c. het geven van een eindoordeel over de keuring of certificering voorbehouden blijft aan de erkende instantie;

  • d. de onderaannemer tenminste voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 14, en

  • e. de erkende instantie waarborgt dat geen verdere onderaanbesteding dan de onderaannemer plaatsvindt.

Artikel 18

  • 1 De erkende instantie houdt een register bij van elke uitbesteding van keuring of certificatie.

  • 2 Het register bevat voor een gekeurd object of certificatie de naam van de onderaannemer, het kenmerk van het certificaat en het kenmerk van het keuringsrapport.

§ 3. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 19

  • 2 Een erkenning als bedoeld in de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemde regelingen, vervalt in elk geval met ingang van twee jaar na de datum waarop deze regeling in werking is getreden.

Artikel 19a

Een wijziging van de IMSBC-Code gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Bijlage behorend bij artikel 2, tweede lid, onder a en b, van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen

Tabel 1. Randnummers in het ADN

3.2.3, Toelichting colom 20, Extra eisen of Aantekeningen nr. 33, constructievoorschriften i.2

7.2.3.7.6

9.1.0.40.2.7

9.3.1.23.1

Tabel 2. Randnummers in het ADR

1.6.2.12

3.3.1, bijzondere bepaling 371(2)

3.3.1, bijzondere bepaling 662

4.1.2.2.b)

4.1.3.6.2

4.1.4.1, P200 (13), P201(1)

4.1.4.1, P601 (3g)

4.1.4.1, P902, P905

4.1.4.2, IBC99

4.1.4.3, LP99 en LP902

4.1.6.14

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

4.2.5.3 TP10, TP16, TP24, TP41

4.3.2.1.5, voetnoot 2

4.3.3.2.5

6.1.3.1 g), 6.1.3.7, 6.1.3.8 i)

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10

6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1 opmerking, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2

6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5

6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3

6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4

6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2, 6.2.6.3.3 a) en b)

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8

6.5.1.1.3

6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3

6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14, 6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1

6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.4, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1,

6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10

6.7.4.1, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1,

6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b)

6.7.4.14.10

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1, 6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2

6.8.2.2.10

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 10, 6.8.2.4.2 voetnoot

10, 6.8.2.4.5 (als erkend deskundige)

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6, 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11, voetnoot 10

6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16

6.8.4 TT2, 6.8.4 TT7, 6.8.5.2.2

6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1

6.9.5.3,

6.11.4.4, 6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2, 6.12.3.2.6, 6.12.5

7.5.2.2a)

Tabel 3. Randnummers in het RID

1.6.2.12

3.3.1, bijzondere bepaling 371(2)

3.3.1, bijzondere bepaling 662

4.1.2.2.b), 4.1.3.6.2

4.1.4.1, P 200 (13), P201(1)

4.1.4.1, P601 (3) g)

4.1.4.1, P902, 4.1.4.1, P905

4.1.4.2, IBC99, 4.1.4.3, LP99

4.1.4.3 LP902

4.1.6.14

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

4.2.5.3 TP10, TP16, TP24, TP41

4.3.2.1.5, voetnoot 2

4.3.3.2.5

6.1.3.1 g), 6.1.3.7, 6.1.3.8 i)

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10

6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1 opmerking, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2

6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5, 6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4, 6.2.5.4.2

6.2.6.3.2, 6.2.6.3.3 a) en b)

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8

6.5.1.1.3

6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3

6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14

6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1,

6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.4, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1

6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.1, 6.7.4.2.1,

6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4

6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

6.8.2.1.2, 6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23

6.8.2.1.29

6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 12, 6.8.2.4.2, voetnoot 12

6.8.2.4.5 (als erkend deskundige)

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6, 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11 voetnoot 6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16

6.8.4, TT2, TT7

6.8.5.2.2

6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1

6.9.5.3

6.11.4.4

7.3.3.1, VC3

7.5.2.2 voetnoot a)