Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs)

Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-03-2010 t/m heden

Wet van 17 december 2009, tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de medezeggenschapsstructuur in de educatie en het beroepsonderwijs in overeenstemming te brengen met de kenmerken en omstandigheden van deze onderwijssector en in dat verband de medezeggenschap van personeel en deelnemers in deze onderwijssector te versterken door middel van invoering van een gedeelde medezeggenschapsstructuur;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

  • 1 De aan een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs bestaande medezeggenschapsraad houdt op te bestaan op de datum waarop het bevoegd gezag voor de instelling waaraan de medezeggenschapsraad is verbonden, of mede voor die instelling, een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden heeft ingesteld, doch uiterlijk één jaar na inwerkingtreding van deze wet. Tot de datum waarop de bestaande medezeggenschapsraad voor een instelling ophoudt te bestaan, blijft op die instelling van toepassing de Wet medezeggenschap onderwijs 1992, zoals die wet luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Met ingang van de datum waarop de bestaande medezeggenschapsraad voor een instelling ophoudt te bestaan, houden eveneens op te bestaan de voor die instelling ingestelde geledingenraden en deelraden en de mede voor die instelling ingestelde gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en gemeenschappelijke geledingenraden.

  • 3 Met ingang van de in het eerste en tweede lid bedoelde datum, is de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend na inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.

Artikel VI

  • 2 Binnen drie maanden na de datum, bedoeld in het eerste lid, legt het bevoegd gezag een reglement voor de raad als voorstel voor aan de deelnemersraad. Deze termijn kan met instemming van de deelnemersraad worden verlengd. Artikel 8a.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is van toepassing.

  • 3 Binnen drie maanden na de datum, bedoeld in het eerste lid, legt het bevoegd gezag een medezeggenschapsstatuut als voorstel voor aan de deelnemersraad en de ondernemingsraad. Deze termijn kan met instemming van de deelnemersraad en de ondernemingsraad worden verlengd.

Artikel VII

  • 1 Indien de medezeggenschapsraad van een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs een voorstel inzake een aangelegenheid, de instelling betreffende, aan het bevoegd gezag heeft gedaan, blijft op dit voorstel en op de reactie van het bevoegd gezag dienaangaande van toepassing de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 zoals die luidde op de dag, voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Indien het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in het eerste lid, de medezeggenschapsraad of het betrokken deel van de medezeggenschapsraad heeft verzocht om advies of instemming inzake een door het bevoegd gezag te nemen besluit, blijft op dit verzoek om advies of instemming en op het te nemen besluit en de daarop betrekking hebbende rechtsmiddelen van toepassing de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 zoals die luidde op de dag, voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 3 Op geschillen of procedures inzake de toepassing van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 die aanhangig zijn gemaakt voor de datum waarop de medezeggenschapsraad van een instelling als bedoeld in het eerste lid krachtens artikel V, tweede lid, ophoudt te bestaan, blijft van toepassing de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 zoals die luidde op de dag, voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 4 Met ingang van de datum waarop de bestaande medezeggenschapsraad voor een instelling als bedoeld in het eerste lid krachtens artikel V, tweede lid, ophoudt te bestaan, worden de onderscheiden belangen als volgt behartigd:

    • a. de belangen van de medezeggenschapsraad worden behartigd door de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging die voor die instelling of mede voor die instelling is ingesteld, en de aan die instelling verbonden deelnemersraad gezamenlijk;

    • b. de belangen van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen dan wel de desbetreffende geledingenraad, worden behartigd door de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging die voor die instelling of mede voor die instelling is ingesteld;

    • c. de belangen van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de deelnemers is gekozen dan wel de desbetreffende geledingenraad, worden behartigd door de aan die instelling verbonden deelnemersraad.

Artikel VIII

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de artikelen 8a.2.2, zesde lid, en 9.1.4, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 17 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twaalfde januari 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin