In deze Aanwijzing wordt de achtergrond geschetst van de regeling die door de Wet OM-afdoening met ingang van 1 februari 2008 in het Wetboek van Strafvordering (Sv) is doorgevoerd , waarna definities van de belangrijkste op basis van deze wet geïntroduceerde termen,
worden gegeven. De Wet OM-afdoening regelt kort gezegd dat het Openbaar Ministerie
(verder: OM) in plaats van het aanbieden van een transactie, een zaak zelf buitengerechtelijk
kan bestraffen. Ook de (buitengewoon) opsporingsambtenaar kan bij feitgecodeerde overtredingen
een zaak zelf buitengerechtelijk bestraffen. Een schematisch overzicht van de gefaseerde
invoering is te vinden in Bijlage 1: Zaakstromen. Deze Aanwijzing is gezien de invoering per zaakstroom een groeidocument dat periodiek
wordt aangepast. Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor
1) overtredingen van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994), waarbij uitsluitend een geldboete en/of ontzegging van de bevoegdheid
motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd en 2) feitgecodeerde overtredingen (zie
Bijlage 1).
Naast de strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie op grond van
artikel 257a Sv, kan de strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv worden uitgevaardigd door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar. De (buitengewoon)
opsporingsambtenaar kan strafbeschikkingen uitvaardigen voor feitgecodeerde overtredingen,
voor zover hij bevoegd is tot opsporing van die zaken.
De bestuurlijke strafbeschikking , met als grondslag artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering, wordt uitgevaardigd met betrekking tot een overlastfeit door buitengewoon opsporingsambtenaren
in dienst van een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking.
Het OM gaat in geval de bestrafte verzet instelt in beginsel tot oproeping van de
verdachte over. Er is in beginsel geen ruimte voor het OM om zaken op beleidsmatige
gronden te seponeren door middel van intrekking van de bestuurlijke strafbeschikking.
Het OM zal in de praktijk derhalve uitsluitend seponeren om juridisch-technische redenen.
Na verzet bestaat wel de mogelijkheid dat de bestuurlijke strafbeschikking wordt gewijzigd.
Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. Als een zaak
voldoet aan de in deze Aanwijzing uitgewerkte beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen
van een strafbeschikking, kan deze niet meer worden afgedaan met het aanbieden van
een transactie. Wanneer gewerkt gaat worden met het geven van (gedrags)aanwijzingen
in een strafbeschikking, zal het voorwaardelijk sepot in beperkte mate mogelijk blijven
voor feiten die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan.
Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten,
bestaan eveneens beleidsmatige contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking.
Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In Bijlage 2a: contra-indicaties zijn de wettelijke criteria en belangrijkste contra-indicaties voor het uitvaardigen
van strafbeschikkingen opgenomen. Ter verduidelijking zijn de bepalingen uit de Bijlagen 1 en 2a in Bijlage 2b in een stroomschema opgenomen.
Voor het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid een motorrijtuig te besturen
verplicht de wet het OM de verdachte te horen. Het College van procureurs-generaal heeft besloten
dat dit horen niet mag worden gemandateerd. Daarnaast moet het horen fysiek gebeuren
op een OM-zitting. In de Memorie van Toelichting van de Wet OM-afdoening wordt de
mogelijkheid gecreëerd ook telefonisch te horen, maar daarvan wordt nog geen gebruik
gemaakt. De verdachte dient te worden gehoord over het feit en over zijn bereidheid
aan de OBM te voldoen. Zonder deze bereidverklaring kan de OBM wettelijk gezien niet
worden opgelegd. Op de OM-zitting is een administratief medewerker aanwezig die een
schriftelijk verslag opstelt; tevens kunnen een tolk en een raadsman aanwezig zijn.
Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels
van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hij kan tegen de strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de
rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt
of de strafbeschikking wijzigt waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking
wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of afstand doen van
verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking
of schriftelijk, in aanwezigheid van een raadsman. De verzetstermijn bedraagt twee
weken vanaf het moment dat de strafbeschikking hem in persoon is uitgereikt of zich
anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking
hem bekend is. Naar aanleiding van het verzet kan de officier van justitie na een
herbeoordeling de strafbeschikking intrekken of wijzigen of een oproeping voor de
terechtzitting doen uitgaan. Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking
of schort de executie van de strafbeschikking op. Deze kan echter worden hervat als
naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet evident na het verstrijken van
de termijn is gedaan.
Ter zitting zal de officier van justitie geen hogere boete eisen dan het bedrag van
de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke gronden aanvoert waarop
zijn verzet is gebaseerd. Als de zaak terechtzitting is aangebracht na mislukte executie,
wordt in principe een zwaardere straf geëist. Daarbij moet rekening worden gehouden
met de reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegde straf.
De executie van de strafbeschikking vindt plaats op basis van artikel 257g Sv, minimaal veertien dagen na toezending of uitreiking in persoon van het afschrift
van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet is gedaan. Bij strafbeschikkingen
is geen betekening voorschreven.
Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter
in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het
dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. Op
het parket Leeuwarden is de Landelijk strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder
meer door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling beoordeelt. Na mislukte
executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.
Ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman kan op grond van artikel 257h Sv een afschrift van een stafbeschikking aanvragen bij het OM. De procedure voor dergelijke
verstrekkingen is afgestemd met het beleid van de Raad voor de rechtspraak met betrekking
tot het verstrekken van afschriften en vonnissen. De wijze van verstrekking is beschreven
in Bijlage 3: Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening.
De bestrafte zelf kan op basis van artikel 33 Sv inzake krijgen in alle processtukken.
Een strafbeschikking bevat een schuldvaststelling. Dit houdt in dat geen strafbeschikking
wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft
begaan. Daarnaast betekent dit dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust,
achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld.
De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor
de rechter wordt gebracht, deze de zaak alsnog integraal beoordeelt. Tegen het vonnis
van de rechter staan de gewone rechtsmiddelen open.