Subsidieregeling BIOS PO en VO

Geraadpleegd op 19-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2015 en zichtdatum 01-08-2015.
Geldend van 20-04-2010 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 april 2010, nr. IB/184632, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor het bevorderen van internationale oriëntatie en samenwerking in het primair en voortgezet onderwijs (Subsidieregeling BIOS PO en VO)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 70 van de Wet op het primair onderwijs, 71 van de Wet op de expertisecentra, 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs, 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht en 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Mandaat Europees Platform

De directeur van de Stichting Europees Platform – internationaliseren in onderwijs is bevoegd om namens de Minister vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2013 besluiten te nemen en bezwaren af te handelen voor zover die strekken tot uitvoering van deze subsidieregeling. Hij is daarbij tevens bevoegd tot het treffen van een ondermandaatregeling.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De Minister kan aan het bevoegd gezag van een instelling subsidie verstrekken voor de introductie van internationalisering in het curriculum en voor internationale uitwisseling van leerlingen en docenten.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, hebben onder meer betrekking op:

    • a. samenwerking of uitwisseling van leerlingen en studenten met een buitenlandse partnerinstelling;

    • b. nascholing van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders;

    • c. internationalisering via ICT in het primair onderwijs;

    • d. introductie van tweetalig onderwijs in een school voor voortgezet onderwijs;

    • e. introductie van versterkt talenonderwijs in een school voor voortgezet onderwijs; of

    • f. introductie van vroeg vreemde talenonderwijs in een school voor primair onderwijs.

Artikel 4. Subsidieplafonds

  • 1 Het subsidieplafond voor de schooljaren 2010–2011, 2011–2012, 2012–2013 en 2013–2014 bedraagt jaarlijks € 2.900.000.

  • 2 De subsidieplafonds voor het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving bedragen voor de schooljaren 2010–2011, 2011–2012, 2012–2013 en 2013 jaarlijks € 4.000 voor de lerarenopleidingen en € 74.000 voor het voortgezet beroepsonderwijs.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het toepasselijke aanvraagformulier zoals dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage I .

Artikel 6. Subsidieverstrekking

  • 1 Een beschikking tot subsidieverstrekking wordt gegeven binnen 9 weken na indiening van de aanvraag.

  • 2 Op aanvragen die worden ingediend voor 15 april van het jaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden, wordt gelijktijdig beslist.

  • 3 De Minister weigert de gevraagde subsidie, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, reeds op andere wijze worden gesubsidieerd;

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd betrekking hebben op de introductie van internationalisering in het curriculum en voor die activiteiten reeds in de drie voorafgaande jaren subsidie is verstrekt op grond van deze regeling; of

    • c. toekenning zou leiden tot overschrijding van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 4.

  • 4 De Minister kan de gevraagde subsidie voorts geheel of gedeeltelijk weigeren, indien hij van oordeel is dat:

    • a. de activiteiten, mede gelet op het beschikbare budget, bedoeld in artikel 4, in onvoldoende mate bijdragen aan de internationalisering in het primair en het voortgezet onderwijs; of

    • b. de activiteiten in onvoldoende mate een relatie hebben met de leerdoelen van de instelling.

  • 5 Indien, na de gelijktijdige beslissing, bedoeld in het tweede lid, de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 4, niet zijn bereikt, wordt het resterende budget aangewend voor aanvragen die na de termijn, bedoeld in het tweede lid, zijn ingediend, mits die aanvragen tevens 9 weken voordat de activiteiten zullen plaatsvinden, zijn ingediend. De aanvragen worden beoordeeld overeenkomstig het derde en het vierde lid en met inachtneming van de maximumbedragen genoemd in artikel 7.

Artikel 7. Berekening subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie wordt als volgt berekend:

  • a. voor uitwisseling van leerlingen in het primair onderwijs: minimaal € 80 en maximaal € 150 per deelnemende leerling, plus maximaal € 1.000 voor voorbereiding en begeleiding door leraren, plus een opslag van maximaal 100% van de reële kosten voor deelname van leerlingen met een handicap met een maximum van € 5.000 per instelling per schooljaar,

  • b. voor uitwisseling van leerlingen in het voortgezet onderwijs: minimaal € 80 en maximaal € 150 per deelnemende leerling, plus maximaal € 2.000 opslag voor voorbereiding en begeleiding door leraren, plus een opslag van maximaal 100% van de reële kosten voor deelname van leerlingen met een handicap met een maximum van € 10.000 per instelling per schooljaar,

  • c. voor uitwisseling van studenten aan lerarenopleidingen, niet zijnde extraneï: maximaal € 750 per deelnemende student per stage.

  • d. voor nascholingsactiviteiten van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders: maximaal € 750 per deelnemer en maximaal € 3.000 per instelling per schooljaar,

  • e. voor internationalisering via ICT in het primair onderwijs: maximaal € 2.500 per instelling per schooljaar,

  • f. voor tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs: maximaal € 6.000 per instelling per schooljaar,

  • g. voor versterkt talenonderwijs in het voortgezet onderwijs: maximaal € 2.500 per instelling per schooljaar,

  • h. voor vroeg vreemde talenonderwijs in het primair onderwijs: maximaal € 3.000 per instelling per schooljaar.

Artikel 8. Betaling

De betaling van het subsidiebedrag vindt plaats binnen 6 weken nadat de subsidie is verstrekt.

Artikel 9. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

  • 2 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 10. Verantwoording en terugvordering

  • 1 Binnen 6 weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten,legt de subsidieontvanger daarover verantwoording af door middel van een verslag.

  • 2 Voor de verantwoording maakt de subsidieontvanger gebruik van het toepasselijke formulier zoals dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage II.

  • 3 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zijn verricht of niet is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden, kan de Minister besluiten tot gehele of gedeeltelijke terugvordering.

Artikel 11. Informatieplichten

  • 1 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen.

  • 2 De instelling informeert de Minister onverwijld schriftelijk indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd, gedeeltelijk zijn uitgevoerd of voortijdig worden beëindigd.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met bijlagen en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart