Verordening bestemmingsheffing banketbakkersbedrijf 2010

[Regeling materieel uitgewerkt per 22-01-2011.]
Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-12-2009 en zichtdatum 25-12-2009.
Geldend van 25-12-2009 t/m heden

Verordening van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 4 november 2009, houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het banketbakkersbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2010 (Verordening bestemmingsheffing banketbakkersbedrijf 2010)

Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten;

Gelet op artikel 95, tweede lid en artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gezien het advies van de Commissie detailhandel in brood en banket;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling en toepassingsgebied

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven;

  • b. franchiseformule: een commerciële samenwerkingsvorm tussen ondernemers, waarbij de ene partij (de franchisegever) aan de andere partij (de franchisenemer) tegen een vergoeding het recht verleent om een onderneming te exploiteren volgens een door de franchisegever ontwikkeld systeem en onder een door hem voorgeschreven handelsnaam;

  • c. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten;

  • d. verkoopplaats: elke voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waar waren aan particulieren worden verkocht;

  • e. banketbakkersproducten: gebak dat is toebereid met slagroom, banketbakkersroom of een dergelijke grondstof, of met vers of gesteriliseerd fruit alsmede overige banketbakkersartikelen die geheel of gedeeltelijk uit meel of bloem worden bereid en die gewoonlijk in banketbakkerswinkels worden verkocht zoals beschuit, koek, koekjes, ragoutwerk, kerstbrood of dergelijke (gelegenheids)producten.

Artikel 2

  • 1 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het banketbakkersbedrijf wordt uitgeoefend.

  • 2 Deze verordening is niet van toepassing op ondernemers die het banketbakkersbedrijf uitoefenen in het kader van een franchiseformule en de franchisegever schriftelijk heeft verklaard, dat de vestigingen van de franchisenemers kunnen worden aangemerkt als eigen vestigingen in de zin van deze verordening.

§ 2. De heffing

Artikel 3

  • 1 Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het banketbakkersbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2010 een heffing opgelegd ten behoeve van activiteiten op het terrein van promotie en professionalisering die een gezonde sociaal-economische ontwikkeling van het banketbakkersbedrijf bevorderen.

  • 2 De heffing bedoeld in het eerste lid bedraagt € 135,- per verkoopplaats waarin hoofdzakelijk banketbakkersartikelen worden verkocht, met een maximum van € 675,- voor ten hoogste 5 verkoopplaatsen.

Artikel 4

  • 1 Aan de ondernemer die lid is van:

    • a. de Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging (MBOV); of

    • b. de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB);

    en over het jaar 2009 aan een van deze organisaties contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 40%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2009 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit de door de in de eerste volzin genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald.

  • 2 Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2010 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2010.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:

    • a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen,

    • b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties,

    • c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,

    • d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en

    • e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan.

  • 5 Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.

Den Haag, 4 november 2009

P. Kalle

voorzitter

J.W. Nelson

secretaris