Afkoop eigen risico bij autoverhuur (1988)

Geraadpleegd op 16-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2004.
Geldend van 04-08-1988 t/m heden

Besluit van 4 augustus 1988, nr. VB 88/1246

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten

  • 1. I.h.a. is bij de verhuur van auto's de huurauto krachtens de daartoe in het huurcontract opgenomen standaardvoorwaarden door het autoverhuurbedrijf verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid en tegen cascoschade, waarvan de desbetreffende premies, t.w. de WA-premie en de casco-premie, aan de huurder worden doorberekend.

    Indien en v.z.v. een in de afgesproken huurperiode ontstane schade niet op de verzekeraar dan wel een derde kan worden verhaald, wordt de huurder voor deze schade aansprakelijk gesteld.

    Dit laatste komt voor indien in de gesloten cascoverzekering een bepaald bedrag aan eigen risico is ingebouwd.

    In veel gevallen wordt de huurder evenwel de mogelijkheid geboden om desgewenst tegen een naast de overeengekomen huurprijs te betalen bedrag zich t.o.v. de verhuurder in te dekken tegen het aldus te lopen risico. Deze regeling wordt ook wel aangeduid als "afkoop eigen risico". In dit verband is de vraag gerezen of dit extra bedrag, dat overigens niet aan een verzekeraar wordt doorbetaald, al dan niet deel uitmaakt van de t.z.v. de verhuur in rekening gebrachte vergoeding in de zin van art. 8 OB '68 en in samenhang hiermee of dat bedrag is onderworpen aan de heffing van assurantiebelasting.

  • 2. In dezerzijdse brief van 13-04-1988, nr. VB88/456, Infobulletin 88/301, is nader ingegaan op de problematiek i.z. de heffing van OB t.a.v. de zgn. bijkomende kosten.

    Mede gelet op hetgeen daarin is opgemerkt omtrent de als ruim te kenschetsen reikwijdte van het vergoedingsbegrip in de OB ben ik van mening dat i.c. naast de normale huurprijs niet alleen de WA-premie en casco- premie, zo deze al niet in de huurprijs zijn begrepen, doch eveneens het bedrag aan "afkoop eigen risico", tot de t.z.v. de verhuur van de auto in rekening gebrachte vergoeding behoort.

    In dit verband dient te worden bedacht dat de direct op de verhuurprestatie betrekking hebbende regeling "afkoop eigen risico" evenals evengenoemde premies zo zeer is verbonden met en dienstbaar is aan de verhuurde auto dat terzake niet van een afzonderlijk voor de heffing van OB in aanmerking te nemen prestatie kan worden gesproken. Daaraan doet niet af het feit dat het bedrag aan "afkoop eigen risico" afzonderlijk wordt berekend.

    De regeling "afkoop eigen risico" dient m.i. in het geheel van de op de verhuur betrekking hebbende contractsbepalingen aldus te worden verstaan dat de huurder in feite de keuze heeft uit een All-Risk-verzekerde huurauto met eigen risico en een All-Risk-verzekerde huurauto zonder eigen risico, derhalve tussen een niet-volledig en een volledig verzekerde huurauto.

  • 3. Het hiervoor weergegevene heeft tot gevolg dat het autoverhuurbedrijf de t.z.v. de verhuur van auto's verschuldigde OB dient te berekenen over de volledige huurprijs, waaronder mede begrepen de W.A.-premie, de casco-premie alsook het bedrag aan "afkoop eigen risico". Voor alle duidelijkheid zij er echter op gewezen dat de W.A.-premie en de casco-premie als zodanig niet in de vergoeding behoeven te worden meegenomen, v.z.v. deze kosten aan de verzekeraar moeten worden voldaan en afzonderlijk in rekening worden gebracht.

    Dergelijke assurantiekosten behoren immers uit hoofde van art. 8, lid 6 van de Wet juncto art. 4, letter b UitvBesl OB '68 tot de groep van de zgn. quasi-doorlopende posten.

    Deze omstandigheid brengt op zichzelf geen beperkingen met zich in de sfeer van de aftrek van de zgn. voorbelasting op de voet van art. 15 van de Wet

  • 4. Het spreekt overigens vanzelf dat de conclusie dat het bedrag aan "afkoop eigen risico" in OB-technisch opzicht niet kan worden geacht de vergoeding te vormen voor een aparte verzekeringsprestatie, niet automatisch kan worden doorgetrokken naar de heffing van assurantiebelasting.

    Hieromtrent zij opgemerkt dat naar mij is gebleken, de hoogte van genoemd bedrag niet van zodanige onbetekenende aard is dat zulks het niet in de heffing van assurantiebelasting betrekken van dit bedrag rechtvaardigt. Deze omstandigheid in aanmerking nemende lijkt het mij in dit bijzondere geval van samenloop van OB en assurantiebelasting redelijk dat tot nader order het bedrag aan "afkoop eigen risico", mede gelet op het nauwe verband met de casco-premie, voor de heffing van OB op analoge wijze als genoemde premie wordt behandeld (zie punt 3 hiervoor).

    Overigens verbind ik hieraan de voorwaarde dat ook daadwerkelijk assurantiebelasting wordt betaald.

    Deze goedkeuring geldt vanaf heden en kan mede toepassing vinden in gevallen waarin de heffing van OB nog niet onherroepelijk vaststaat. Overigens wordt op het verleden niet teruggekomen.

  • 5. Voor alle duidelijkheid zij er tot slot op gewezen dat reisverzekeringen, inzittende-/ladingverzekeringen, ongevallenverzekeringen e.d. gelijk met de verhuur van auto's gesloten verzekeringen in een verwijderd verband staan met de verhuurde auto en mitsdien voor de heffing van OB afzonderlijk in aanmerking dienen te worden genomen.

    Deze prestaties delen alsdan in de in art. 11, lid 1, letter k van de Wet vervatte vrijstelling -o.g.v. art. 15, lid 2 van de Wet bestaat terzake geen aanspraak op de aftrek van voorbelasting- en zijn krachtens art. 20 WBR in beginsel aan de heffing van assurantiebelasting onderworpen.