Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit inspecteur-generaal SZW 2010

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-12-2015 en zichtdatum 30-09-2024.
Geldend van 18-06-2011 t/m 31-12-2011

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2010, nr. 11780, houdende de toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit inspecteur-generaal SZW 2010)

§ 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

In deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§ 2. Organisatie

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Onder de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid ressorteren:

  • a. de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;

  • b. de directie AI Arbeidsomstandigheden;

  • c. de directie AI Major Hazard Control;

  • d. de directie AI Arbeidsmarktfraude;

  • e. een Concernstaf AI;

  • f. de afdeling Personeelsontwikkeling AI;

  • g. de afdeling Informatievoorziening AI;

  • h. de Inspectie Werk en Inkomen;

  • i. een stafbureau.

§ 3. Verantwoordelijkheden

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor de planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het voorbereiden en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde uitgangspunten, met dien verstande dat voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen geldt dat de plannen, genoemd in artikel 38, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden voorbereid en uitgevoerd binnen de uitgangspunten, vastgesteld door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • i. het rapporteren aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoering van de jaarplannen en meerjarenplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het na overeenstemming daarover met de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op de gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen;

    • o. het bijdragen aan taken betreffende de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de ontwikkeling daarvan.

  • 2 Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel k, is van overeenkomstige toepassing op de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI, alsmede de teamleider stafbureau.

  • 3 De directeuren van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Inspectie Werk en Inkomen zijn tevens verantwoordelijk voor het inzake hun directie optreden als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is – onder gezag van de officier van justitie – verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten op de beleidsterreinen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt en de strafbare feiten, welke worden geconstateerd in het kader van genoemde opsporing en welke daarmee verband houden.

  • 2 In het kader van de opsporing van deze strafbare feiten is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst verantwoordelijk voor het verzamelen van criminele inlichtingen en een juiste verwerking van persoonsgegevens binnen het kader van de geldende privacywetgeving.

  • 3 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is mede in verband met de opsporing, bedoeld in het eerste lid belast met het toetsen van voorgenomen wet- en regelgeving op handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid, het verzamelen van beleidsrelevante informatie, het opstellen van rapportages (criminaliteitsbeelden, risicoanalyses en onderzoeksevaluaties) en het adviseren van beleidsdirecties en andere betrokkenen daarover.

  • 4 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het technisch beheer, de exploitatie en de beveiliging van de ICT-infrastructuur, voor zover dit betrekking heeft op digitaal bewijsmateriaal dat door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is opgeslagen en zich bevindt op de door de directie Bedrijfsvoering specifiek daartoe aangewezen computerapparatuur binnen het netwerkdomein van het ministerie.

  • 5 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de beleidsvorming, de instrumentenontwikkeling en de controle op de naleving van het beveiligingsbeleid (ICT, gebouwen en personen) welke specifiek is voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 6 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van de archieven met opsporingsinformatie van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.

  • 7 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van diverse financiële processen welke specifiek zijn voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 8 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het SZW-informatieknooppunt. Het SZW-informatieknooppunt verzamelt informatie, analyseert deze informatie en verstrekt deze vervolgens aan deelnemende partijen. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst borgt een uitvoeringspraktijk van het SZW-informatieknooppunt, waarbij geheel onafhankelijk van het opsporingsproces van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst wordt geopereerd.

  • 9 De activiteiten van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst strekken zich slechts uit tot het grondgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover hiertoe door of namens de directeur-generaal Werk om wordt verzocht of dit door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de directeur-generaal Werk wordt overeengekomen, dan wel dit voortvloeit uit wet- of regelgeving.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door werkgevers en werknemers door middel van controles, het opsporen van strafbare feiten, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk, de verlening van vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen en bestuursdwang, op het gebied van arbeidsomstandigheden met inbegrip van stralingsbescherming, gewasbeschermingsmiddelen en biociden, gevaarlijke werktuigen en stoffen, arbeidstijden en milieubeheer. De directie AI Arbeidsomstandigheden is tevens verantwoordelijk voor aan de minister opgedragen toezichtswerkzaamheden op grond van wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsveiligheid, arbeidsgezondheid en productveiligheid aangewezen certificatie- en keuringsinstellingen die zijn belast met het verstrekken van certificaten, dan wel het verrichten van keuringen in het belang van veiligheid en gezondheid in de arbeid.

  • 2 De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden.

  • 3 De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op zijn terrein.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 2 De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de naleving van het bij of krachtens artikel 2a, eerste lid, van de Arbeidsveiligheidswet BES bepaalde, door middel van het opsporen van strafbare feiten en het hanteren van juridische instrumenten als de aanwijzing, stillegging van het werk, vrijstellingen en ontheffingen.

  • 3 De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot de uitoefening van het toezicht en de handhaving, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4 De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Major Hazard Control.

  • 5 De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het onderhouden van de samenwerkingsverbanden met de instanties die mede betrokken zijn bij de uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en het Besluit zware ongevallen BES.

  • 7 De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het adviseren en ondersteunen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen b tot en met g, met betrekking tot financiële, materiële en huisvestingszaken, alsmede het organiseren van het daaraan verbonden beheer.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 2 De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën en projecten met betrekking tot de aanpak van arbeidsmarktfraude.

  • 3 De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de participatie in multidisciplinaire- en interventieteams.

  • 4 De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Arbeidsmarktfraude.

  • 5 De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het verbindingsbureau detacheringsarbeid, genoemd in artikel 4 van Richtlijn 96/71/EG.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

De Concernstaf AI is verantwoordelijk voor de advisering van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn functie als algemeen directeur van de Arbeidsinspectie omtrent strategische vraagstukken met betrekking tot de missie, positionering, taken, handhaving, presentatie en het functioneren van de Arbeidsinspectie.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

De afdeling Personeelsontwikkeling AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het te voeren personeelsontwikkelingsbeleid van de Arbeidsinspectie en het organiseren van voor de Arbeidsinspectie specifieke opleidingen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het informatiebeleid van de Arbeidsinspectie.

  • 2 De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het implementeren van nieuwe informatiesystemen en het beheer van de binnen de Arbeidsinspectie gangbare informatiesystemen, voor zover dit niet de verantwoordelijkheid is van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

De Inspectie Werk en Inkomen is verantwoordelijk voor:

Artikel 13

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Het stafbureau is verantwoordelijk voor het beheersmatig en beleidsinhoudelijk adviseren van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

§ 4. Bevoegdheden

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Elk van de directeuren, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van het onder hem ressorterende dienstonderdeel, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2 Aan elke directeur, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

  • 3 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,- per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 6 Van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid is uitgezonderd het aangaan en ondertekenen van convenanten of samenwerkingsovereenkomsten die worden gesloten met een partij buiten het ministerie.

  • 7 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat niet het nemen van besluiten in bezwaar- en beroepsprocedures, welke bevoegdheid is voorbehouden aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onverminderd mandatering daarvan aan een andere functionaris.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De volgende bevoegdheden ten behoeve van de Inspectie Werk en Inkomen zijn voorbehouden aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen:

    • a. het vaststellen van de plannen, genoemd in artikel 38 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, jaarplannen van de Inspectie Werk en Inkomen betreffende door de Auditdienst van het ministerie uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het organisatiegerichte rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht van de Inspectie Werk en Inkomen, en rapporten die worden toegezonden aan de minister;

    • b. het vaststellen en ondertekenen van brieven, gericht aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal, alsmede brieven ter aanbieding van vastgestelde jaarplannen, meerjarenplannen en rapporten aan instellingen die onder toezicht staan van de Inspectie Werk en Inkomen.

  • 2 De in het artikel 14, eerste lid, genoemde bevoegdheid omvat voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen mede de bevoegdheid tot het maken van werkafspraken met de directeur van de Auditdienst van het ministerie over de uitvoering van door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, vastgestelde jaarplannen betreffende de door de Auditdienst van het ministerie in opdracht van de Inspectie Werk en Inkomen uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht (exclusief doeltreffendheid) van de Inspectie Werk en Inkomen, voor zover dat is gericht op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 2, respectievelijk artikel 3 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, en over afzonderlijk door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in bovengenoemde functie aan de directeur van de Auditdienst opgedragen werkzaamheden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De directeur van de Inspectie Werk en Inkomen is bevoegd tot het afsluiten van:

    • a. overeenkomsten die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal, gericht op de communicatie van toezichtsbevindingen;

    • b. overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen.

  • 2 Voor zover er geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens een ander organisatieonderdeel van het ministerie, niet zijnde het Agentschap SZW, is gehuisvest, is de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen bevoegd tot het aangaan van:

    • a. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen, tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt;

    • b. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de Haagse vestigingen van het ministerie.

  • 3 In afwijking van artikel 14, vijfde lid, geldt voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan tot een waarde van ten hoogste € 500.000 per overeenkomst.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De directeuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen directeuren bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden doorverlenen aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen, voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en voor zover de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarmee schriftelijk instemt. Voorzover de doorverlening van bevoegdheden de beoordeling van medewerkers betreft, geldt dat de vaststelling van een beoordeling van een medewerker altijd dient te geschieden door de functionaris die leiding geeft aan de functionaris die de beoordeling heeft opgemaakt.Daar waar de bevoegdheid tot het opmaken van de beoordeling is gemandateerd aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder een rechtstreeks onder een directeur ressorterende functionaris, kan de bevoegdheid tot het vaststellen van de beoordeling gemandateerd worden aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris.

  • 3 Onverminderd het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 17-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2010.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit inspecteur-generaal SZW 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juli 2010

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:

inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.A. van den Bos.