Rijkswet van 7 juli 2010, houdende regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en
Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van de landen van het Koninkrijk
en de bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten binnen het Koninkrijk willen samenwerken
door inrichting van één rechterlijke organisatie voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat zij deze samenwerking onderling willen
regelen in een rijkswet op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk en dat de regeringen van de landen van het Koninkrijk en de bestuurscolleges van
Curaçao en Sint Maarten instemmen met de inhoud van deze regeling;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: