Rijkswet van 7 juli 2010, houdende regels voor het financieel toezicht op de landen
Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van de Nederlandse Antillen
en Nederland en de bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten zijn overeengekomen
-
– dat op de voet van samenwerking tussen gelijkwaardige partners financieel toezicht
wordt ingesteld op de landen Curaçao en Sint Maarten dat er op gericht is dat die
landen structureel voldoen aan de in deze wet opgenomen begrotingsnormen die tevens
zijn verankerd in de eigen wetgeving zodat het toezicht op termijn overbodig wordt,
-
– dat in verband daarmee in deze rijkswet bepalingen zijn opgenomen die voorzien in
evaluatie ter voorbereiding van beslissingen inzake voortzetting, beperking en beëindiging
van het toezicht,
-
– dat Nederland aan deze ontwikkelingen een bijdrage levert door middel van overname
bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen van de dan resterende hoofdsom
van het totaal van de door Nederland over te nemen schulden,
-
– dat zij deze samenwerking onderling willen regelen in een rijkswet op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk,
-
– dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland en de bestuurscolleges
van Curaçao en Sint Maarten instemmen met de inhoud van deze rijkswet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze: