-
1 De geneeskundige, die de verklaring van overlijden of levenloze geboorte als bedoeld
in het eerste lid van artikel 1 afgeeft, doet ten behoeve van de statistiek afzonderlijk opgave van de doodsoorzaak.
-
2 De verklaring, behelzende de opgave van de doodsoorzaak, wordt tegelijk met de in
artikel 1 bedoelde verklaring in een gesloten omslag aan de ambtenaar van de burgerlijke stand
overgelegd. Deze zendt haar ongeopend aan de Inspecteur van de Volksgezondheid, op
zodanige wijze dat niet kan blijken op wie de opgave betrekking heeft. Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan bepalen dat deze enveloppen rechtstreeks
zullen worden toegezonden aan de medisch ambtenaar van het Centraal bureau voor de
statistiek.
-
3 De modellen van de verklaringen als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 en in het tweede lid van artikel 2 en van de bijbehorende omslag worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
De verklaringen zijn vrij van het recht van zegel en van registratie. De invulling
geschiedt na voorafgaande kennisneming van geboorte-bewijzen of andere officiële stukken,
welke omtrent naam, voornamen en leeftijd van de overledene, respectievelijk van de
ouders van het doodgeboren kind inlichtingen bevatten.
-
4 De vorm en de inrichting van de modellen van de mededeling en het verslag, bedoeld
in artikel 1, derde lid, en van het formulier, bedoeld in artikel 5, worden vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van
Volksgezondheid.
De nodige exemplaren van de modellen in de vorige artikelen bedoeld, worden door de
Inspecteur van de volksgezondheid, kosteloos en vrachtvrij met de daarbij behorende
enveloppen, aan de geneeskundigen toegezonden.
Ontbreekt de verklaring in art. 1 bedoeld, dan wordt de doodschouw verricht, door het bestuurscollege daartoe aangewezen
geneeskundige, die daarna eene schriftelijke verklaring, ten behoeve van den ambtenaar
van den Burgerlijken Stand, afgeeft.
Indien sprake is van een mededeling als bedoeld in artikel 1, derde lid brengt de op grond van artikel 4 aangewezen geneeskundige door invulling van een formulier onverwijld verslag uit
aan:
De op grond van artikel 4 aangewezen ambtenaar zendt het beredeneerd verslag als bedoeld in artikel 1, derde lid mee.
De ambtenaar van den Burgerlijken Stand betracht omtrent de bij hem ingekomen verklaringen,
in deze wet genoemd, de noodige geheimhouding.
Indien de verklaringen, bedoeld in art. 1 en art. 4, ontbreken, is het hoofd van het gezin, of wie in zijne plaats treedt, verplicht
hiervan onverwijld den ambtenaar van den Burgerlijken Stand kennis te geven.
-
2 Op het binnentreden in woningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is titel
X van het Derde boek van het Wetboek van strafvordering BES van overeenkomstige toepassing,
met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de Gezaghebber.
De ambtenaar van den Burgerlijken Stand mag geen verlof tot begraven of verbranden
geven zoolang eene der verklaringen, in deze wet aangeduid, niet bij hem zijn ingekomen.
Ontbreekt eene der verklaringen, in deze wet aangeduid, op het tijdstip, dat het lijk
uit de woning moet worden verwijderd, dan gelast de ambtenaar van den burgerlijken
Stand de overbrenging van het lijk naar het lijkenhuis der begraafplaats, waarop de
teraardebestelling zal plaats vinden, dan wel het lijkenhuis van het crematorium,
waarin de verbranding zal gescheiden.
Bij het verleenen van het verlof, genoemd in art. 9, en bij de lastgeving bedoeld in art. 10, verbiedt de ambtenaar van den Burgerlijken Stand uitdrukkelijk het anders dan op
eene baar dragen van een kinder-lijk, indien blijkt, dat het kind is overleden aan
eene besmettelijke ziekte.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet verklaringen van overlijden BES.