Ambtenarenwet BES

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-08-2016.
Geldend van 09-10-2011 t/m heden

Wet materieel ambtenarenrecht BES

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Ambtenaar in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen is degene die door het bevoegde gezag is aan gesteld om in openbare dienst op Bonaire, Sint Eustatius of Saba werkzaam te zijn en niet is aangesteld op grond van de Ambtenarenwet.

  • 2 Tot de openbare dienst behoren alle diensten en bedrijven door de staat en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beheerd, met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.

  • 3 Zij met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten naar burgerlijk recht zijn geen ambtenaren in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

  • 4 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder openbaar lichaam verstaan: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, niet onder ambtenaren verstaan:

  • a. de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • b. krachtens de Grondwet of de wet voor het leven benoemde ambtenaren;

  • c. de gezaghebber en de gedeputeerden;

  • d. leden van het College financieel toezicht;

  • e. onbezoldigde ambtenaren.

Artikel 3

De bepalingen van deze wet en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften vinden slechts toepassing voor zover niet bij een wet of uit kracht daarvan gegeven voorschriften anders is of wordt bepaald.

Artikel 4

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Overheid:

    • a. de staat, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld;

    • b. het openbaar lichaam, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld.

  • Bevoegd gezag:

    • a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor wat betreft de ambtenaren in dienst van de staat, niet zijnde personeel van het Bureau van de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • b. het bestuurscollege, voor wat betreft de ambtenaren in dienst van het openbare lichaam met inachtneming van sub c;

    • c. de eilandsraad, voor wat betreft de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren;

    • d. de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor wat betreft het personeel van het Bureau van de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoofdstuk II. Bepalingen van materieel recht

Artikel 6A

  • 1 Voor de vervulling van een vertrouwensfunctie komt slechts in aanmerking degene die Nederlander is. Degene die geen Nederlander is, kan niettemin voor de vervulling van een vertrouwensfunctie in aanmerking komen wanneer het dienstbelang dat bepaaldelijk vordert.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 13

Aanstelling en bevordering geschieden overeenkomstig de regels, vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 15

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld aangaande het beoordelen van ambtenaren.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt een leidraad inzake het houden van functioneringsgesprekken vastgesteld voor de ambtenaren in dienst van de staat.

  • 3 Bij besluit van het bestuurscollege van een openbaar lichaam wordt een leidraad inzake het houden van functioneringsgesprekken vastgesteld voor de ambtenaren in dienst van dat openbaar lichaam.

Artikel 15a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aangaande de inrichting en het bijhouden van een ranglijst, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 17

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de bezoldiging van de ambtenaren, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 42

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld met betrekking tot dienst- en werktijden, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 43

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor ambtenaren regels gesteld over verlening van verlof, het toekennen van verlofsbezoldiging en aanspraken bij ziekte.

  • 2 Met inachtneming van de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam nadere regels worden gesteld bij eilandbesluit, houdende algemene maatregelen, over de verlening van verlof en het toekennen van verlofsbezoldiging.

Artikel 46

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de verplichte aflegging van de eed of belofte door de ambtenaar bij zijn aanstelling.

Artikel 47

  • 1 De ambtenaar is verplicht zich als een goed ambtenaar te gedragen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verrichten van de arbeid.

Artikel 54

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor ambtenaren betreffende het bekleden van een andere functie bij de staat of een openbaar lichaam.

Artikel 55

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende het aanvaarden van nevenbetrekkingen en het verrichten van nevenwerkzaamheden, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 61a

  • 1 De ambtenaar dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 2 Het eerste lid is, voor wat betreft het recht van vereniging, niet van toepassing op het lidmaatschap van:

    • a. een politieke groepering, waarvan de aanduiding is ingeschreven overeenkomstig de Kieswet of

    • b. een vakvereniging.

Artikel 61b

De ambtenaar is verplicht tijdens het verblijf op zijn werk zich te onderwerpen aan een in het belang van de dienst door het bevoegde gezag gelast onderzoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding of van zijn daar aanwezige goederen. Het bevoegd gezag, op wiens last het onderzoek plaatsheeft, neemt de nodige maatregelen ten einde daarbij een onredelijke of onbehoorlijke bejegening te voorkomen.

Artikel 62

  • 1 De ambtenaar is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in zijn ambt is ter kennis gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, aan wie de ambtenaar onmiddellijk of middellijk ondergeschikt is, noch in zover hij door een boven hem gestelde van de verplichting tot geheimhouding is ontheven.

  • 3 De ambtenaar die opzettelijk handelt in strijd met regels, die betrekking hebben op de geheimhouding van inlichtingen en stukken, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden of een geldboete van de derde categorie.

  • 4 De ambtenaar aan wiens schuld het handelen in strijd met regels, die betrekking hebben op de geheimhouding van inlichtingen en stukken, te wijten is, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 5 Geen vervolging van de ambtenaar, bedoeld in het derde en vierde lid, heeft plaats dan op klachte van hem, te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

  • 6 De in het derde en vierde lid bedoelde strafbare feiten zijn misdrijven.

Artikel 81

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende overige rechten en verplichtingen van ambtenaren, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Artikel 82

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende disciplinaire straffen, met dien verstande dat een boete dan wel een inhouding of korting op de bezoldiging ten hoogste gelijk is aan het bedrag van het salaris van de ambtenaar over een maand.

Artikel 87

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende schorsing en ontslag van ambtenaren.

Artikel 99

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de toekenning van wachtgeld.

Artikel 100

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de toekenning van een geldsom of van investeringsfaciliteiten aan personen die op eigen verzoek, doch gevolg gevend aan een uitnodiging van het bevoegd gezag tot het doen van dat verzoek, zijn ontslagen.

Hoofdstuk IV. Inhouding, beslag en korting

§ 1. Algemeen

Artikel 110

  • 1 Onder bezoldiging wordt in dit hoofdstuk verstaan het geldsbedrag, dat een ambtenaar tijdens zijn ambtsbetrekking ter beloning van de door hem bewezen diensten, onder welke benaming ook, geniet, na aftrek van hetgeen hem in mindering wordt gebracht voor verhaal van pensioenbijdragen.

  • 2 Onder bezoldiging is in dit hoofdstuk wachtgeld begrepen.

  • 3 Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt een ter beschikking van een openbaar lichaam gestelde ambtenaar in dienst van de staat geacht in dienst van dat openbaar lichaam te zijn.

§ 2. Inhouding

Artikel 111

  • 1 Op de door de overheid en de openbare lichamen verschuldigde bezoldigingen kan worden ingehouden, hetgeen de ambtenaar aan hen zelf verschuldigd is.

  • 2 Belastingen en retributies worden geacht ten deze tevens verschuldigd te zijn aan het lichaam, met de invordering belast.

§ 4. Korting

Artikel 113

  • 1 De overheid kan op de door haar verschuldigde bezoldigingen ten behoeve van schuldeisers van de ambtenaar kortingen toepassen voor vorderingen mits deze door de ambtenaar, naar aanleiding van het verzoek om de korting toe te passen, schriftelijk worden erkend.

  • 2 Als door de ambtenaar erkend gelden mede de vorderingen, waarvan het bestaan blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of van een authentieke akte in executoriale vorm.

§ 5. Beperkingen

Artikel 114

  • 1 Bezoldigingen zijn voor inhouden, beslag of korting vatbaar voor één derde gedeelte.

  • 2 Deze beperking geldt evenwel niet ten aanzien van inhouding, beslag of korting:

    • a. tot verhaal van onderhoudsgelden waarvan de verplichting tot betaling bij rechterlijke uitspraak is opgelegd;

    • b. terzake van een disciplinaire strafoplegging;

    • c. tot verhaal van een boete door de strafrechter of een bijzonder gerecht opgelegd;

    • d. tot verhaal van vergoeding van schade, door de ambtenaar in verband met de uitoefening van de dienst aan de overheid toegebracht door onrechtmatige handelingen of door het nalaten van de zorg waartoe hij gehouden is.

  • 3 Bezoldigingen zijn tot de helft vatbaar voor inhouding, beslag en korting, tot verhaal van hetgeen op de bezoldiging is vooruitbetaald, voorgeschoten of te veel betaald.

§ 6. Faillissement

Artikel 115

  • 1 In geval van faillissement van de ambtenaar wordt het gedeelte van de bezoldiging, hetwelk ingevolge beschikking van de rechter-commissaris niet aan de gefailleerde behoeft te worden uitgekeerd, gekort ten behoeve van de curator, voor zover daarop geen inhouding heeft plaats gehad.

  • 2 Faillissement van de ambtenaar en hem verleende surséance van betaling sluiten overigens korting uit.

§ 7. Samenloop

Artikel 116

In geval van samenloop van inhouding, beslag en korting, zal, ongeacht in welke tijdsorde zij plaats hebben, het vatbare gedeelte van de bezoldiging eerst worden ingehouden; van het overblijvende zal ten hoogste één vierde geacht worden beslagen te zijn en van het alsdan overblijvende zal ten hoogste één vierde kunnen worden gekort.

§ 8. Verdeling

Artikel 117

  • 1 Indien een ingehouden, in beslag genomen of gekort bedrag tussen meer dan een schuldeiser moet worden verdeeld, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der vorderingen, voorzover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de andere.

  • 2 Indien naast vorderingen, voor welke de beperkingen van artikel 114, eerste lid niet gelden, ook andere in de verdeling moeten worden begrepen, wordt eerst het in artikel 114, eerste lid, bepaalde deel van dit bedrag onder alle schuldeisers zonder onderscheid verdeeld.

§ 9. Overdracht en inpandgeving

Artikel 118

  • 1 Overdracht of inpandgeving, waardoor de ambtenaar enig recht op bezoldiging aan een derde toekent, is slechts geldig, indien zij geschiedt met goedkeuring van de overheid, die hem de bezoldiging toegekend heeft.

  • 2 Zij is slechts geldig tot ten hoogste één derde gedeelte van de bezoldiging.

  • 3 Zij kan slechts geschieden bij hetzij authentieke akte, hetzij onderhandse in tweevoud opgemaakte akte, mits deze laatste geregistreerd is en geheel geschreven is met de hand van de ambtenaar die zelve ondertekend heeft of daaronder door deze geschreven is een goedkeuring, houdende voluitgeschreven in letters het overgedragen of in pand gegeven bedrag of gedeelte van zijn bezoldiging.

  • 4 Een afschrift van de authentieke akte dan wel een der dubbelen van de onderhandse akte moet bij de in het eerste lid bedoelde overheid worden ingeleverd.

§ 10. Verjaring van vorderingen

Artikel 118a

Tenzij in bijzondere wetgeving anders is bepaald, verjaren rechtsvorderingen ter zake van bezoldiging, pensioenen en andere geldelijke aanspraken, verschuldigd krachtens een rechtsverhouding waarop dit hoofdstuk van toepassing of van overeenkomstige toepassing is, door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. De artikelen 316 tot en met 323 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn van toepassing.

Hoofdstuk V. Opleidingen

Artikel 120a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende opleidingen en opleidingseisen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de staat en ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Hoofdstuk XIII. Slotbepalingen

Artikel 124b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen door ambtenaren in hun hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht opgebouwde of verworven rechten en aanspraken.