Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2014 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit van 26 augustus 2010 tot uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen BES (Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 juni 2010, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/SDA/2010/11893, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 3, aanhef en onderdeel e, 5, derde en achtste lid, 6, derde lid, 8, eerste lid, aanhef en onderdelen c en f, en derde lid, en 9, aanhef en onderdeel e, van de Wet arbeid vreemdelingen BES;

De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2010, nr. W12.10.0261/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 augustus 2010, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/SDA/2010/15109, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 2. Aanvraag tewerkstellingsvergunning

Artikel 2

  • 1 Een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning wordt ingediend bij Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2 De aanvrager ontvangt binnen twee weken een schriftelijk bewijs dat hij de aanvraag heeft ingediend, onder vermelding van de datum van ontvangst.

Artikel 3

Bij een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning verstrekt de werkgever de volgende gegevens:

  • a. naam, adres, telefoon- en faxnummer en emailadres van de werkgever;

  • b. naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat en toekomstig adres van de vreemdeling;

  • c. de aard van de door de vreemdeling te verrichten arbeid;

  • d. de plaats van de door de vreemdeling te verrichten arbeid;

  • e. of, en zo ja, welke diploma’s zijn vereist, welke ervaring nodig is dan wel welke andere eisen worden gesteld aan de vreemdeling voor het verrichten van de arbeid;

  • f. de motivering van de noodzaak voor het aantrekken van de vreemdeling ter vervulling van de arbeidsplaats evenals de inspanningen die zijn verricht om uit de lokale arbeidsmarkt voor vervulling daarvan zorg te dragen.

Artikel 4

Bij een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning worden de volgende bewijsstukken overgelegd:

  • a. de overeenkomst tot het verrichten van arbeid die met de betrokken vreemdeling zal worden aangegaan;

  • b. een afschrift van de ter zake van de identiteit van de vreemdeling van belang zijnde pagina’s van een geldig document voor grensoverschrijding van de vreemdeling;

  • c. twee goed gelijkende pasfoto’s van de vreemdeling;

  • d. een kopie van de directie- en vestigingsvergunning van de werkgever alsmede een kopie van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van het openbaar lichaam;

  • e. kopieën van diploma's, gewaarmerkt door de bevoegde instanties in het land waar de diploma’s zijn gehaald, indien deze zijn vereist conform de opgave, bedoeld in artikel 3, onderdeel e, en referenties omtrent de door de vreemdeling opgedane relevante werkervaring;

  • f. een kopie van het voorblad van het arbeidsregister, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES;

  • g. verklaring van het openbaar lichaam waaruit blijkt dat de beschikbaarheid van de te vervullen arbeidsplaats ten minste vijf weken voor het indienen van de aanvraag is gemeld aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht;

  • h. een door het bevoegd gezag van de woonplaats van betrokken vreemdeling binnen 2 maanden vóór aankomst in het openbaar lichaam afgegeven verklaring van goed gedrag gedurende de laatste vijf jaren, of een schriftelijke verklaring waaruit, ter beoordeling van Onze Minister, genoegzaam van het gedrag van betrokkene blijkt;

  • i. een situatietekening van het vertrek en bijbehoren waar de vreemdeling zal verblijven;

  • j. een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt dat de werkgever belasting afdraagt.

Artikel 5

Onverminderd de artikelen 3 en 4 verstrekt de werkgever de volgende gegevens of legt hij de volgende bewijsstukken over in geval de vreemdeling arbeid zal verrichten:

  • a. in een onderneming waarvoor een drank- en horecavergunning vereist is: een kopie van de desbetreffende vergunning;

  • b. in de landbouw: een beschrijving van de infrastructuur van het landbouwterrein, een weergave van hetgeen op dat terrein wordt verbouwd en het bewijs dat het terrein in eigendom toebehoort aan de werkgever dan wel door deze wordt gehuurd of gepacht;

  • c. in de huishouding: bewijsstukken waaruit blijkt dat de werkgever in staat is het salaris, bedoeld in artikel 10, onderdeel c, te voldoen.

Artikel 6

  • 1 Onverminderd de overige vereisten voor het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning, wordt deze voor het verrichten van arbeid door inwonend huishoudelijk personeel slechts verleend, indien de arbeid wordt verricht ten behoeve van:

    • a. een echtpaar met minderjarige kinderen, waarvan beide echtelieden werkzaam zijn;

    • b. een alleenstaande met inwonende minderjarige kinderen;

    • c. een echtpaar waarvan een der echtelieden door ziekte of ouderdom hulpbehoevend is;

    • d. een alleenstaande die bejaard of anderszins hulpbehoevend is;

    • e. een echtpaar, waarvan een of beide echtelieden wegens diens positie in een bedrijf of in de gemeenschap regelmatig uithuizig is.

  • 2 Ten bewijze van het gestelde in het eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, wordt een doktersverklaring overgelegd.

  • 3 Het eerste lid, aanhef en onderdelen a, c en e, en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op niet-huwelijkspartners die duurzaam samenleven.

§ 3. Functies en personen waarvoor geen tewerkstellingsvergunning is vereist

Artikel 7

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet is niet van toepassing met betrekking tot de huwelijkspartner of de niet-huwelijkspartner die duurzaam samenleeft met:

  • a. een Nederlander die is geboren in een van de openbare lichamen;

  • b. een Nederlander die op grond van artikel 3 van de Wet toelating en uitzetting BES van rechtswege toelating tot verblijf heeft in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • c. een persoon die tijdens verblijf in een openbaar lichaam de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door optie of naturalisatie.

Artikel 8

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet is niet van toepassing met betrekking tot de vreemdeling:

    • a. die zijn hoofdverblijf heeft buiten de openbare lichamen en gedurende maximaal 4 aaneengesloten weken in een periode van 13 weken incidentele arbeid verricht uitsluitend bestaande uit:

      • 1°. het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen, indien deze vreemdeling ook al werkzaam is in de huishouding van de desbetreffende toeristen in het land van herkomst;

      • 2°. het monteren of repareren van door zijn buiten de openbare lichamen gevestigde werkgever geleverde machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van door zijn buiten de openbare lichamen gevestigde werkgever geleverde software of het instrueren over het gebruik daarvan;

      • 3°. het werkzaam zijn als artiest, musicus of beeldend kunstenaar;

      • 4°. het werkzaam zijn als accountant, olie-inspecteur, advocaat, bankier of als technicus telecommunicatie in dienst van een werkgever die is gevestigd het buiten het openbaar lichaam waar de werkzaamheden worden verricht;

      • 5°. het voeren van zakelijke besprekingen;

    • b. die zijn hoofdverblijf heeft buiten de openbare lichamen, werkzaam is voor een buiten de openbare lichamen gevestigde werkgever en uitsluitend werkzaamheden verricht op vervoermiddelen in het internationale verkeer;

    • c. die zijn hoofdverblijf heeft buiten de openbare lichamen en als lid van de bemanning schepelingendienst verricht aan boord van een zeeschip in de zin van artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van de Scheepvaartverkeerswet, niet zijnde een sleepboot;

    • d. aan wie op grond van de Wet vestiging bedrijven BES een directievergunning is verleend;

    • e. die beschikt over een door Onze Minister van Justitie afgegeven verblijfsvergunning die voorzien is van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid;

    • f. zijn hoofdverblijf heeft buiten de openbare lichamen en als vrijwilliger deelneemt aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient, met een maximale duur van 12 weken in een periode van 52 weken.

§ 4. Voorschriften

Artikel 9

Aan een tewerkstellingsvergunning kan het voorschrift worden verbonden dat de werkgever bijdraagt aan de opleiding en training van een lokale arbeidskracht voor de functie waarvoor de werkgever een tewerkstellingsvergunning heeft ontvangen.

§ 5. Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 10

Onverminderd artikel 8 van de wet wordt een tewerkstellingsvergunning geweigerd indien:

  • a. op grond van de gegevens uit de aanvraag of na controle blijkt dat de bedrijfsvoering zodanig is dat niet kan worden gesproken van een normale bedrijfsvoering of van normale bedrijfsactiviteiten;

  • b. niet is aangetoond dat de vreemdeling beschikt over de opleiding dan wel de werkervaring die is vereist voor het verrichten van de arbeid;

  • c. de vreemdeling niet een vergoeding ontvangt die ten minste op het voor de desbetreffende functie gebruikelijke niveau ligt;

  • d. het een vreemdeling betreft:

    • 1°. die niet beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning, noch een zodanige vergunning heeft aangevraagd, noch, voor zover ter verkrijging van een dergelijke vergunning vereist, een machtiging tot voorlopig verblijf heeft aangevraagd;

    • 2°. aan wie een verblijfsvergunning is geweigerd of wiens verblijfsvergunning is ingetrokken;

    • 3°. aan wie verlenging van de verblijfsvergunning is geweigerd.

Artikel 11

Onverminderd artikel 9 van de wet kan een tewerkstellingsvergunning worden geweigerd indien:

  • a. de vreemdeling arbeid zal verrichten die behoort tot een categorie van beroepen of functies waarvan aan het aantal arbeidsplaatsen ten behoeve van vreemdelingen een maximum is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en dit maximum ten tijde van de aanvraag is bereikt;

  • b. het vertrek en bijbehoren, bedoeld in artikel 4, aanhef en onderdeel i, naar het oordeel van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ongeschikt zijn gebleken;

  • c. overige aan de functie gestelde eisen voor het verrichten van de arbeid als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel e, kennelijk onredelijk zijn, met dien verstande dat zij te hoog zijn gesteld of kennelijk onjuist zijn;

  • d. de vreemdeling jonger is dan 18 jaar of ouder dan 45 jaar op de dag waarop de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning wordt ingediend.

§ 6. Bijzondere categorieën

Artikel 12

Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor het verrichten van arbeid in een functie in een casino in het openbaar lichaam Bonaire.

Artikel 13

Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden geheel of ten dele bestaande uit het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden.

Artikel 14

Een tewerkstellingsvergunning voor een vreemdeling die een geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie uitoefent, waarvoor een specifieke opleiding, of specifieke kennis of ervaring vereist is en die van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag, kan zonder toepassing van artikel 5, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet worden verleend.

Artikel 15

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid legt de werkgever, in afwijking van artikel 4, aanhef en onderdeel a, de volgende bewijsstukken over:

    • a. een stageovereenkomst, waarin in ieder geval wordt geregeld:

      • 1°. de door de stagiaire te verrichten werkzaamheden;

      • 2°. de stagevergoeding;

    • b. een verklaring van de onderwijsinstelling, waaruit blijkt dat de stage noodzakelijk is voor de voltooiing van de opleiding.

  • 3 Het aantal stagiaires bedraagt per bedrijf:

    • a. indien het personeelsbestand bestaat uit minder dan 10 personen: niet meer dan één persoon;

    • b. indien het personeelsbestand bestaat uit tien of meer personen: maximaal 10% van het totale personeelsbestand, waarbij voor deze berekening het personeelsbestand naar beneden wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele tiental personeelsleden.

Artikel 16

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid legt de werkgever, in afwijking van artikel 4, aanhef en onderdeel a, de volgende bewijsstukken over:

    • a. een leerplan;

    • b. een overeenkomst tussen de buitenlandse werkgever en de in het openbaar lichaam gevestigde werkgever;

    • c. een verklaring van de buitenlandse werkgever, waaruit blijkt dat de vreemdeling door deze weer in dienst wordt genomen na afloop van de praktijkperiode.

  • 3 Het aantal vreemdelingen, bedoeld het eerste lid, bedraagt per bedrijf:

    • a. indien het personeelsbestand bestaat uit minder dan tien personen: niet meer dan één persoon;

    • b. indien het personeelsbestand bestaat uit tien of meer personen: maximaal 10% van het totale personeelsbestand, waarbij voor deze berekening het personeelsbestand naar beneden wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele tiental personeelsleden.

Artikel 17

  • 2 Onder arbeid van bijkomende aard als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: arbeid met een duur van maximaal 10 uur per week of arbeid die uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt.

  • 3 In aanvulling op artikel 4 legt de werkgever een verklaring van de onderwijsinstelling over, waaruit blijkt dat de vreemdeling als student is ingeschreven.

  • 4 Een tewerkstellingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt niet verlengd.

Artikel 18

Ten aanzien van de vreemdeling die gedurende de looptijd van een voor hem verstrekte tewerkstellingsvergunning onvrijwillig werkloos wordt en die van rechtswege of bij vergunning is toegelaten op grond van de Wet toelating en uitzetting BES, kan worden afgeweken van artikel 5, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, indien hij als werkzoekende staat ingeschreven bij de arbeidsbemiddelingsorganisatie van het openbaar lichaam, voor zover de werkgever de aanvraag voor een nieuwe tewerkstellingsvergunning heeft ingediend binnen 6 weken nadat de vreemdeling onvrijwillig werkloos is geworden en voor zover de duur van de nieuw aangevraagde tewerkstellingsvergunning niet langer is dan de resterende termijn gedurende welke de vreemdeling van rechtswege of bij vergunning verleend, is toegelaten op grond van de Wet toelating en uitzetting BES.

Artikel 19

  • 1 Een tewerkstellingsvergunning voor de vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met internationale bescherming kan worden verleend zonder toepassing van artikel 5, vijfde lid, aanhef en onderdeel c en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, zolang op de aanvraag voor een verblijfsvergunning nog niet onherroepelijk is beslist en de vreemdeling deze beslissing in de openbare lichamen mag afwachten op grond van een beslissing van Onze Minister van Justitie dan wel op grond van een rechterlijke beslissing.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid legt de werkgever de volgende bewijsstukken over:

    • a. een document waaruit blijkt dat de vreemdeling een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend;

    • b. een document waaruit blijkt dat de vreemdeling de beslissing op zijn aanvraag in de openbare lichamen mag afwachten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 augustus 2010

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin