Wet Verdrag Chemische Wapens BES

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2016.
Geldend van 25-01-2014 t/m heden

Wet Verdrag Chemische Wapens BES

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijving

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. verdrag: het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 1993, 162);

  • b. minister: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  • c. stoffen: chemische elementen en hun verbindingen, zoals zij voorkomen in hun natuurlijke toestand of bij produktie ontstaan, met inbegrip van additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit van het produkt en de onzuiverheden ten gevolge van het produktieprocédé;

  • d. giftige stoffen: stoffen die door hun fysische of chemische inwerking op levensprocessen van mensen en dieren de dood, tijdelijke functie-aantasting of blijvend letsel kunnen veroorzaken;

  • e. precursoren: chemische agens die zijn betrokken bij enigerlei stap in de produktie van een giftige stof, ongeacht de wijze van produktie, waartoe mede behoren hoofdbestanddelen van binaire of meerdere bestanddelen bevattende chemische systemen;

  • f. chemische wapens:

    • 1. giftige stoffen en hun precursoren, uitgezonderd die, bestemd voor ingevolge het verdrag niet verboden doeleinden, zolang de soorten en hoeveelheden met die doeleinden in overeenstemming zijn; en of

    • 2. munitie en andere inzetmiddelen, ontworpen om de dood of ander letsel te veroorzaken door de toxische eigenschappen van giftige stoffen, die kunnen vrijkomen als gevolg van het gebruik van zodanige munitie en andere inzetmiddelen; en of

    • 3. uitrusting ontworpen voor gebruik dat rechtstreeks verband houdt met het gebruik van munitie en andere inzetmiddelen;

  • g. inrichting: een inrichting als bedoeld in Afdeling I, onderdeel 6, van de Verificatiebijlage van het verdrag;

  • h. fabriekscomplex fabriek en eenheid: hetgeen daaronder wordt verstaan in Afdeling I, onderdeel 6, van de Verificatiebijlage van het verdrag;

  • i. produceren van stoffen: het vormen van stoffen door middel van een chemische reactie;

  • j. verwerken van stoffen: het toepassen van een fysisch proces, zoals de formulering, extractie en zuivering, waarbij de stoffen niet worden omgezet in andere stoffen;

  • k. verbruiken van stoffen: het omzetten in andere stoffen door middel van een chemische reactie;

  • l. invoer en uitvoer: invoer als bedoeld in artikel 1.1. onder s. van de Wet Douane- en Accijnswet BES. Onder uitvoer wordt verstaan het brengen van goederen buiten Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • m. internationale routine-inspectie: een inspectie als bedoeld in artikel VI, derde tot en met vijfde lid, van het verdrag ter verificatie van de naleving daarvan;

  • n. internationale uitdagingsinspectie: een inspectie als bedoeld in artikel IX, achtste lid, van het verdrag ter verificatie van de naleving daarvan;

  • o. internationaal inspectie-team: inspecteurs en inspectie-assistenten, door de Directeur-Generaal van de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens belast met het verrichten van een Internationale routine- of uitdagingsinspectie;

  • p. begeleidingsteam: de door de minister tot begeleiding van het internationale inspectieteam aangewezen ambtenaren of andere personen.

Hoofdstuk 2. Chemische wapens en stoffen en inrichtingen voor de produktie daarvan

§ 1. Verbodsbepalingen

Artikel 2

  • 1 Het is verboden chemische wapens te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, voorhanden te hebben, over te dragen of te gebruiken.

  • 2 Het is verboden, met het oog op de ontwikkeling, produktie, verwerving, opslag, overdracht of het gebruik van chemische wapens, giftige stoffen, daarbij inbegrepen hun precursoren, te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen of te gebruiken.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden de stoffen, bedoeld in artikel VI, derde lid, van het verdrag te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, voorhanden te hebben, over te dragen of te gebruiken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het produceren van de stoffen in laboratoria in hoeveelheden van minder dan 100 gram per jaar per inrichting, indien de stoffen zijn bestemd voor onderzoeksdoeleinden of voor medische dan wel farmaceutische doeleinden.

  • 3 Het eerste lid is voorts niet van toepassing ten aanzien van het ontwikkelen, het produceren, het verwerven, het opslaan, het voorhanden hebben en het gebruik van de stoffen voor onderzoek, medische, farmaceutische of beschermingsdoeleinden in een door de minister aangewezen inrichting.

  • 4 De minister kan een ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid voor:

    • a. het produceren, het verwerven, het opslaan, het voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen voor onderzoek dan wel medische of farmaceutische doeleinden in een andere dan in het derde lid bedoelde inrichting, indien de hoeveelheid van die stoffen minder dan 10 kg per jaar is;

    • b. het overdragen van de stoffen ten behoeve van de onder a genoemde doeleinden naar een inrichting als bedoeld in het derde lid en vierde lid onder a, of naar een staat die partij is bij het verdrag, tenzij de stoffen zijn bestemd voor doorvoer naar een andere staat die geen partij is bij het verdrag.

§ 2. Kennisgevingen

Artikel 4

  • 1 Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, in bedrijf houdt, is verplicht aan de minister de gegevens te verstrekken die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VI (D), onder 13 tot en met 16, van het verdrag. De eerste volzin is niet van toepassing indien de inrichting een ziekenhuis betreft.

  • 2 Degene aan wie een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder a, is verleend, is verplicht aan de minister de gegevens te verstrekken die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VI (D), onder 17 tot en met 20, van het verdrag.

  • 3 Degene aan wie een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder b, is verleend, is verplicht aan de minister de gegevens te verstrekken, die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VI (B), onder 5 en 6, van het verdrag.

Artikel 5

  • 1 Degene die een inrichting in bedrijf houdt waar de stoffen, bedoeld in artikel VI, vierde en vijfde lid, van het verdrag worden geproduceerd, verwerkt of verbruikt, in hoeveelheden, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur, is verplicht aan de minister de gegevens te verstrekken, die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VII (A), onder 6 tot en met 8, onderscheidenlijk Afdeling VIII (A), onder 6 tot en met 8, van het verdrag.

  • 2 Degene die een inrichting in bedrijf houdt of heeft gehouden waar de in het eerste lid bedoelde stoffen zijn geproduceerd in de periode van 1 januari 1946 tot en met de inwerkingtreding van deze wet, met het doel chemische wapens te ontwikkelen, is verplicht aan de minister de gegevens te verstrekken, die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VII (A), onder 10, onderscheidenlijk Afdeling VIII (A), onder 10, van het verdrag.

  • 3 Degene die de in het eerste lid bedoelde stoffen in- of uitvoert, is verplicht aan de minister mededeling te doen van de in- en uitgevoerde hoeveelheden, gespecificeerd naar land van herkomst of bestemming.

Artikel 6

Degene die een inrichting als bedoeld in artikel VI, zesde lid, van het verdrag in bedrijf houdt waar stoffen als bedoeld in Afdeling I, onder 4, van de Verificatiebijlage van het Verdrag worden geproduceerd, in hoeveelheden, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur, is verplicht aan de Minister de gegevens te verstrekken, die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Tot de aan te wijzen gegevens behoren de gegevens, bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling IX, onder 4 tot en met 6, van het verdrag.

Artikel 7

Degene die overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 een kennisgeving heeft gedaan, is verplicht de in die artikelen bedoelde gegevens ten minste tot tien jaar na de indiening van de kennisgeving te bewaren.

Artikel 8

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6.

Hoofdstuk 3. Straf- en toezichtsbepalingen

Artikel 9

  • 2 Overtreding van het in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, eerste lid, gestelde verbod, is, voor zover niet opzettelijk begaan, een overtreding en wordt gestraft met, hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete van de vierde categorie, hetzij met één van beide straffen.

Artikel 10

Handelen in strijd met de bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 8, 14, eerste lid, of 15, derde lid, gestelde voorschriften is een overtreding en wordt gestraft met, hetzij hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van de vierde categorie, hetzij met één van beide straffen.

Artikel 12

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe aangewezen ambtenaren of andere personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 13

  • 1 De in artikel 12 bedoelde personen maken van hun bevoegdheden slechts gebruik, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 2 Zij zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met behulp van de sterke arm.

  • 3 Is de in het tweede lid bedoelde plaats een woning, tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan op algemene of bijzondere schriftelijke last van de officier van justitie, of op een bijzondere schriftelijke last van een hulp-officier van justitie. Van dit binnentreden wordt door hen proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vierentwintig uur aan degene, wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt toegezonden.

  • 4 Zij zijn bevoegd alle inlichtingen te vorderen.

  • 5 Zij zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden, met inbegrip van informatiedragers. Zij zijn bevoegd daarvan kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatste kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

  • 6 Zij zijn bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen. Zij zijn bevoegd daartoe verpakkingen te openen. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs. Zij zijn bevoegd de meegenomen monsters elders buiten de Nederlandse Antillen nader te doen onderzoeken. De genomen monsters worden, voor zover mogelijk, teruggegeven.

  • 7 Zij zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe zij een toezichthoudende taak hebben.

  • 8 Zij zijn bevoegd vervoermiddelen waarmee naar hun redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe zij een toezichthoudende taak hebben, op hun lading te onderzoeken.

  • 9 Zij zijn bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking waartoe zij een toezichthoudende taak hebben.

  • 10 Zij zijn bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel tot stilstand brengt en stilhoudt en naar een door hen aangewezen plaats overbrengt.

Artikel 14

  • 1 Een ieder is verplicht de in artikel 12 bedoelde personen alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 2 Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

  • 3 De in artikel 12 bedoelde ambtenaren en andere personen zijn bevoegd, na vooraf verkregen goedkeuring van de minister, en onder de door deze te bepalen voorwaarden, gegevens te verstrekken aan van overheidswege aangestelde personen elders in het Koninkrijk met een vergelijkbare taak.

Hoofdstuk 4. Internationale routine- en uitdagingsinspecties

Artikel 15

  • 1 De minister wijst het hoofd van het begeleidingsteam aan.

  • 2 Het hoofd van het begeleidingsteam is bij een internationale routine- of uitdagingsinspectie bevoegd van een ieder alle medewerking te vorderen die nodig is voor de uitvoering van de taken die bij het verdrag zijn opgedragen aan het internationale inspectieteam en het begeleidingsteam.

  • 3 Een ieder is verplicht alle medewerking te verlenen aan een vordering als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 16

  • 1 Het internationale inspectieteam is bevoegd om, vergezeld door het begeleidingsteam en met medeneming van de benodigde apparatuur, bij het verrichten van een internationale routine-inspectie fabriekscomplexen, fabrieken en eenheden te betreden, voor zover het dat voor de uitvoering van die inspectie nodig acht. Het hoofd van het begeleidingsteam kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen.

  • 2 Het internationale inspectieteam is bevoegd om, vergezeld door het begeleidingsteam en met medeneming van de benodigde apparatuur, bij het verrichten van een internationale uitdagingsinspectie elke plaats te betreden, voor zover het dat voor de uitvoering van die inspectie nodig acht. Het hoofd van het begeleidingsteam kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen.

  • 3 Het internationale inspectieteam is, vergezeld door het begeleidingsteam, bevoegd om zonder last een woning zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden. Het hoofd van het begeleidingsteam maakt van dit binnentreden proces-verbaal op dat binnen twee maal vierentwintig uur aan degene, wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt toegezonden. In dit proces-verbaal vermeldt hij tevens de namen en de hoedanigheden van de leden van het begeleidingsteam en van de inspecteurs.