Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2010. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling treedt (deels) in werking per 10-10-2010.]
Geraadpleegd op 15-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2000 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-07-2012 t/m heden

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet worden verstaan onder:

  • motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om over de grond te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht; als een deel daarvan wordt aangemerkt al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt, zolang het nog niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen;

  • verzekerden: zij wier aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van deze wet is gedekt;

  • benadeelden: zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden;

  • vergunning: vergunning die ingevolge de Wet financiële markten BES is vereist voor de branche motorrijtuigverzekering;

  • verzekeraar: onderneming die ingevolge de Wet financiële markten BES het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche motorrijtuigverzekering mag uitoefenen;

  • weg: voor het openbaar verkeer openstaand pad, verharde of onverharde rijbaan met inbegrip van de middenberm of middengeleiding, de parkeerstroken en parkeerhavens en vluchtstroken alsmede de in de weg gelegen bruggen en de naast de rijbaan gelegen paden, bermen en zijkanten;

  • Waarborgfonds Motorverkeer en fonds: de krachtens artikel 23, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen aangewezen rechtspersoon.

Artikel 2

  • 1 De wettelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, moet zijn gedekt door een verzekeringsovereenkomst welke aan de bij en krachtens deze wet gestelde bepalingen beantwoordt, indien dat motorrijtuig zich op de weg bevindt, of indien het daarbuiten deelneemt aan het verkeer op een terrein dat toegankelijk is voor het publiek of voor een zeker aantal personen die recht hebben daar te komen.

  • 2 De verplichting tot verzekering rust op de bezitter van het motorrijtuig, tenzij dit in duurzaam gebruik is bij een houder; in dat geval rust de verplichting op deze houder.

  • 3 De verzekering moet zijn gesloten bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

  • 1 De verzekering moet de wettelijke aansprakelijkheid dekken van ieder bezitter, houder en bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die daarmede worden vervoerd.

  • 2 De verzekering moet in elk geval de schade omvatten, welke wordt toegebracht door in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorgevallen feiten. Hierin is begrepen de schade, toegebracht aan personen die onder welke titel ook, worden vervoerd door het motorrijtuig, dat de schade veroorzaakt; de zaken, door dat motorrijtuig vervoerd, kunnen van de verzekering worden uitgesloten.

  • 3 De verzekering moet de wettelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade dekken zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet.

Artikel 4

  • 1 De verzekering behoeft niet te dekken de aansprakelijkheid voor schade, toegebracht aan:

    • a. de verzekeringnemer, alsmede de bezitter, de houder en de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt;

    • b. de echtgenoten van de hierboven bedoelde personen, alsmede hun bloed- en aanverwanten in de rechte linie, mits dezen bij hen inwonen en door hen worden onderhouden.

  • 2 Van de verzekering kan worden uitgesloten de schade die voortvloeit uit het deelnemen van het motorrijtuig aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten en -wedstrijden, waarvoor door de Gezaghebber van een openbaar lichaam vergunning is verleend.

Artikel 5

  • 1 Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft.

  • 2 De verzekeraar kan echter tegenover een benadeelde beroep doen op een beding, inhoudende dat hij slechts aansprakelijk is voor het bedrag waarmede de schade een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag te boven gaat.

Artikel 6

  • 1 De benadeelde heeft jegens de verzekeraar door wie de aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding. Het tenietgaan van zijn schuld aan de verzekerde bevrijdt de verzekeraar niet jegens de benadeelde, tenzij deze is schadeloosgesteld. Indien de benadeelde, als beledigde partij in een strafgeding tegen de aansprakelijke persoon, zijn vordering tegen deze beperkt tot het wettelijk maximum, is deze beperking niet van invloed op zijn vordering tegen de verzekeraar.

  • 2 Indien er bij een ongeval meer dan een benadeelde is en het totaalbedrag van de verschuldigde schadeloosstelling de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid teruggebracht tot het beloop van die som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.

Artikel 7

De verzekerden moeten van ieder ongeval waarvan zij kennis dragen, mededeling doen aan de verzekeraar, indien bij dat ongeval het verzekerde motorrijtuig is betrokken en er schade is ontstaan tot welker dekking door verzekering deze wet verplicht. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen. De overige verzekerden moeten aan de verzekeraar op zijn verzoek alle nodige inlichtingen en bescheiden verschaffen.

Artikel 8

  • 1 Aan een vonnis gewezen in een geschil ter zake van door een motorrijtuig veroorzaakte schade, komt tegenover de verzekeraar, de verzekerde of de benadeelde gezag van gewijsde toe, indien zij in het geding de positie van een procespartij hebben gehad.

  • 2 Voorts kan het vonnis dat is gewezen in een geschil tussen de benadeelde en de verzekerde, worden tegengeworpen aan de verzekeraar, indien is komen vast te staan dat de laatste in feite de leiding van het geding op zich heeft genomen; aan de verzekeraar staat alsdan geen tegenbewijs open tegen de bij gewijsde als bewezen aangenomen feiten.

  • 3 De verzekeraar kan de verzekerde in het geding roepen, dat door de benadeelde tegenover hem wordt ingesteld. De oproeping dient te geschieden door middel van een deurwaardersexploot voor het nemen van de conclusie van antwoord. De in het geding geroepene heeft de positie van een procespartij.

Artikel 9

  • 1 Iedere uit deze wet voortvloeiende rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar te rekenen vanaf de dag van het ontstaan van het feit waaruit de schade is ontstaan.

  • 2 Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen een verzekerde stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van die benadeelde tegen de verzekeraar. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen de verzekeraar stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekerden.

  • 3 De verjaring wordt ten opzichte van een verzekeraar gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de benadeelde. Een nieuwe termijn van drie jaar begint te lopen te rekenen van het ogenblik waarop een van de partijen bij deurwaardersexploot of aangetekende brief aan de andere partij heeft kennisgegeven dat zij de onderhandelingen afbreekt.

Artikel 10

  • 1 Geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit deze overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen. Het bepaalde in de vorige zin geldt niet met betrekking tot het bedrag, waarmede het van de verzekeraar gevorderde de krachtens artikel 14 vastgestelde som of sommen overschrijdt.

  • 2 De verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten overeenkomst was gedekt, heeft voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon, en indien daartoe grond bestaat, op de verzekeringnemer.

  • 3 De in het vorige lid bedoelde schadevergoeding kan niet verhaald worden op degene die het motorrijtuig waarmede de schade is veroorzaakt in opdracht van zijn werkgever gebruikte, tenzij hij niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekeringsovereenkomst was gedekt.

    Tot verhaal van de schadevergoeding op de verzekeringnemer bestaat geen grond, indien deze aantoont dat de omstandigheden die geleid hebben tot de ten gevolge van een polisuitsluiting niet gedekte schade zich buiten zijn weten of tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem terzake van die omstandigheden in redelijkheid geen verwijt treft.

  • 4 De verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, heeft een recht van verhaal op degene die zich door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig, waarmee de schade is veroorzaakt, heeft verschaft of van hem die dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruikt heeft.

Artikel 11

  • 1 De bestuurder van een motorrijtuig moet bij zich hebben een bewijs van verzekering. Met betrekking tot dit bewijs worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld.

  • 2 De bestuurder van een motorrijtuig die bij een ongeval is betrokken, is verplicht het in lid 1 bedoelde document desgevraagd behoorlijk ter inzage te verstrekken aan degenen die eveneens bij dat ongeval zijn betrokken.

Artikel 12

  • 1 De houder van een bewijs als bedoeld in artikel 11, eerste lid, waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken, is verplicht dit binnen acht dagen nadat de verplichting tot verzekering met betrekking tot het motorrijtuig op een ander overgegaan is, bij de verzekeraar door wie het werd uitgereikt in te leveren.

  • 2 De verzekering eindigt, wanneer de verplichting tot verzekering op een ander overgaat, met dien verstande dat de verplichtingen van de verzekeraar jegens een benadeelde blijven bestaan zolang het verzekeringsbewijs niet bij de verzekeraar is ingeleverd, behoudens het gestelde in het volgende lid.

  • 3 De verplichtingen van de verzekeraar eindigen van rechtswege door het van kracht worden van een nieuwe verzekering welke met betrekking tot hetzelfde motorrijtuig het in artikel 3 bedoelde risico dekt. In ieder geval zullen de verplichtingen van de verzekeraar jegens de benadeelden geëindigd zijn na het verstrijken van zestien dagen nadat de verplichting tot verzekering op een ander overgegaan is.

Artikel 13

Van een bepaling van deze wet kan slechts worden afgeweken, indien de bevoegdheid daartoe uit de bepaling zelve blijkt.

Verzekerde sommen

Artikel 14

De som of sommen, waarvoor de in deze wet bedoelde verzekering ten minste moet zijn gesloten, worden bij algemene maatregel van bestuur bepaald.

Waarborgfonds Motorverkeer

Artikel 15

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 16

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 17

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 18

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 19

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Gevolgen van de intrekking van een vergunning

Artikel 20

  • 1 De artikelen 5 tot en met 10 blijven van toepassing op een verzekeringsonderneming met betrekking tot de schade tengevolge van een ongeval dat heeft plaatsgevonden voor of binnen 30 dagen na de datum van intrekking van de vergunning.

  • 2 Degene die met een verzekeringsonderneming die niet of niet meer in het bezit is van een vergunning, een verzekering heeft gesloten ter dekking van de wettelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, is bevoegd deze verzekering door opzegging te beëindigen. De verzekeringsonderneming geeft alsdan de vooruitbetaalde premie terug voor het gedeelte dat evenredig is aan het op de datum van de ontvangst der opzegging nog niet verstreken gedeelte van de termijn waarvoor de premie werd betaald, onder aftrek van een door de Nederlandsche Bank N.V. te bepalen percentage van het terug te betalen bedrag aan onkosten.

Toezicht

Artikel 21a

  • 2 Op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dit te doen stil houden en het document, bedoeld in artikel 11, behoorlijk ter inzage af te geven.

Verbods- en strafbepalingen

Artikel 22

  • 1 De bestuurder alsmede degene op wie met betrekking tot een motorrijtuig de verplichting rust tot het sluiten van een verzekering welke voldoet aan de bij en krachtens deze wet gestelde bepalingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie indien aan deze verzekeringsplicht niet is voldaan.

  • 2 Bij veroordeling wegens het strafbare feit, omschreven in het eerste lid, kan de rechter tevens de schuldige de bevoegdheid ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de tijd van ten hoogste één jaar en, ingeval tijdens het plegen van het strafbare feit nog geen vijf jaren zijn verlopen na het einde van de tijdsduur, waarvoor bij een vroegere onherroepelijke veroordeling de schuldige de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd, voor de tijd van ten hoogste vijf jaren.

  • 3 Bij veroordeling wegens het strafbare feit, omschreven in het eerste lid, kan de rechter tevens degene die de verplichting tot verzekering niet is nagekomen en de bestuurder de bijkomende straf van storting van een bedrag van ten hoogste USD 1.680,– in het Waarborgfonds Motorverkeer opleggen.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde bijkomende straf wordt ten uitvoer gelegd op wijze als voor tenuitvoerlegging van geldboeten is bepaald, met dien verstande dat geen vervangende vrijheidsstraf wordt toegepast. Het openbaar ministerie draagt er zorg voor, dat geïnde bedragen tegen kwijting aan het Waarborgfonds Motorverkeer worden uitgekeerd.

Artikel 23

Handelen in strijd met artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste USD 84,–.

Artikel 24

Op overtreding van krachtens deze wet gestelde regelen kan bij algemene maatregel van bestuur geen andere of hogere straf worden gesteld dan hechtenis van ten hoogste dertig dagen en geldboete van de eerste categorie of een van deze beide.

Artikel 26

De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Slotbepalingen

Artikel 28

Voor de uitvoering van deze wet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regelen worden gesteld.

Artikel 29

De vergunning bedoeld in artikel 4 lid 2 kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond, dat maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van deelneming aan de wedstrijd zonder dat de wettelijke aansprakelijkheid voor de schade waartoe het gebruik van een motorrijtuig tijdens de wedstrijd aanleiding kan geven, is gedekt door een verzekering overeenkomstig deze wet; de verzekering dient mede te dekken de aansprakelijkheid van degenen die de wedstrijd organiseren.

Artikel 31

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES.

Artikel 32

  • 1 De artikelen 15 tot en met 19 van deze wet treden in werking met ingang van een daartoe bij afzonderlijk koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 Het fonds is niet aansprakelijk voor schade, ontstaan uit feiten die hebben plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met 19.