Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES

[Regeling treedt (deels) in werking per 10-10-2010.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-08-1999 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-07-2012 t/m heden

Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES

Hoofdstuk I. Algemene Bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. Uitvoeringsorgaan: de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

  • c. Fonds: het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid;

  • d. Indicatiecommissie: de Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid;

  • e. [vervallen]

  • f. Inspecteur:

    • i. ten aanzien van de werkgever, die hetzij zijn woonplaats, hetzij zijn vestigingsplaats, of bij gebreke daarvan zijn vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft

      • 1. in het openbaar lichaam Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire;

      • 2. in het openbaar lichaam Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao;

      • 3. in één van de overige openbare lichamen: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

    • ii. ten aanzien van de verzekerde, die bij het begin van het desbetreffende jaar of bij de aanvang van zijn premieplicht in de loop van dat jaar, zijn woonplaats heeft:

      • 1. in het openbaar lichaam Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire;

      • 2. in het openbaar lichaam Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao;

      • 3. in één van de overige openbare lichamen: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

  • g. toezichthouder: de toezichthouder, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

  • h. ingezetene: degene die blijkens inschrijving in het bevolkingsregister van een der openbare lichamen, metterwoon in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigd is;

  • i. instelling: een instelling die zich jegens het Uitvoeringsorgaan heeft verbonden om onder bij overeenkomst, bedoeld in artikel 13, te bepalen voorwaarden, behandeling, verpleging of verzorging te verlenen;

  • j. zorgverlener: een medische beroepsbeoefenaar of andere deskundige die zich jegens het Uitvoeringsorgaan heeft verbonden om onder bij overeenkomst, bedoeld in artikel 13, te bepalen voorwaarden, behandeling, verpleging of verzorging te verlenen;

  • k. chronische zieke: degene die als gevolg van een ziekte of een complicatie ervan of door ouderdom dermate verpleeg- of zorgbehoeftig is geworden, dat deze zich in zowel sociaal, maatschappelijk als economisch opzicht, niet meer als zelfstandig individu in de samenleving kan handhaven;

  • l. psychiatrisch zieke: degene die door een combinatie van persoonlijke en maatschappelijke factoren in psychische nood verkeert;

  • m. gehandicapte: degene die in een nadelige positie verkeert door een stoornis of een beperking die de normale rolvervulling van die persoon begrenst of verhindert; onder stoornis wordt verstaan iedere afwezigheid of afwijking van een psychologische, fysiologische of anatomische structuur of functie; onder beperking wordt verstaan iedere vermindering of afwezigheid van de mogelijkheid van een voor de mens normale activiteit;

  • n. lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, andere verenigingen van personen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;

  • o. prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie: het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde afgeleide prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 2

  • 1 Waar een lichaam feitelijk gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2 Degene die Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba metterwoon heeft verlaten en binnen één jaar nadien metterwoon terugkeert zonder inmiddels in Nederland, Aruba of op het grondgebied van een andere mogendheid te hebben gewoond, wordt ook voor de duur van zijn afwezigheid geacht in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te hebben gewoond.

Artikel 3

Behoudens hetgeen in deze wet ten aanzien van de heffing en de invordering van premies is bepaald, wordt in de uitvoering van de in deze wet geregelde verzekering voorzien door het Uitvoeringsorgaan.

Hoofdstuk II. Kring der verzekerden

Artikel 4

  • 1 Verzekerd ingevolge deze wet is degene die:

    • a. ingezetene is; of

    • b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verrichte arbeid, aan loonbelasting onderworpen is.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur, kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.

  • 3 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de Staten-Generaal overgelegd. Het treedt in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, bij wet wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door de Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven dat de uitbreiding of beperking bij wet wordt goedgekeurd. In dat geval wordt een daartoe strekkende ontwerp-wet zo spoedig mogelijk aan de Staten-Generaal aangeboden.

Hoofdstuk III. Aanspraken

Artikel 5

  • 1 Verzekerden hebben met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het tweede lid aanspraak op de volgende vormen van zorg in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba:

    • a. behandeling, verpleging en verzorging van chronisch zieken in een verpleeghuis;

    • b. behandeling, verpleging en verzorging van psychiatrisch zieken in een psychiatrisch ziekenhuis voor zover deze een ononderbroken periode van tenminste 90 verpleegdagen in een psychiatrisch ziekenhuis te boven gaat;

    • c. verpleging en verzorging van psychiatrisch zieken in een gezinsvervangend tehuis voor psychiatrisch zieken;

    • d. verzorging en begeleiding van psychiatrisch zieken in een dagverblijf voor psychiatrisch zieken;

    • e. verzorging en begeleiding van psychiatrisch zieken in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • f. behandeling, verpleging en verzorging van verstandelijk gehandicapten in een instelling voor verstandelijk gehandicapten;

    • g. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in een gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten;

    • h. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in ten dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten;

    • i. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • j. behandeling, verpleging en verzorging van lichamelijk gehandicapten in een instelling voor lichamelijk gehandicapten;

    • k. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in een gezinsvervangend tehuis voor lichamelijk gehandicapten;

    • l. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in een dagverblijf voor lichamelijk gehandicapten;

    • m. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • n. voortzetting van de behandeling in een algemeen ziekenhuis van een somatisch chronisch zieke na een ononderbroken verblijf in een ziekenhuis van tenminste 365 dagen alsmede indien na ontslag uit het ziekenhuis na 365 dagen binnen een periode van 182 dagen wederom om dezelfde reden opname in het ziekenhuis noodzakelijk is;

    • o. verpleging en verzorging van een somatisch chronisch zieke in de thuissituatie na een periode van 90 dagen door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • p. verstrekking van kunst- of hulpmiddelen voor zover noodzakelijk in het kader van de ingevolge deze wet te verstrekken zorg;

    • q. de voorziening van geneesmiddelen ten behoeve van de nazorg van psychiatrisch zieken aansluitend op de zorg, bedoeld in onderdeel b;

    • r. andere bij algemene maatregel van bestuur, de Sociaal-Economische Raad gehoord, te bepalen vormen van zorg.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur, worden inhoud en omvang van de zorg waarop en de tijdsduur gedurende welke aanspraak bestaat, geregeld; daarbij kan met betrekking tot de inhoud en omvang van de desbetreffende zorg worden bepaald dat deze onder beperkingen wordt verleend en kan als voorwaarde voor het verkrijgen van zorg worden gesteld, dat degene die zorg geniet, bijdraagt in de kosten daarvan. Daartoe worden in de algemene maatregel van bestuur mede criteria gesteld voor het bepalen van deze bijdrage.

  • 3 Voor zover de zorg als bedoeld in het eerste lid mede de verstrekking van geneesmiddelen, verbandmiddelen daaronder begrepen, omvat, geschiedt deze verstrekking overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, gestelde regels.

  • 4 Indien in verband met de uitvoering, bedoeld in het derde lid, diensten worden verleend waaraan kosten zijn verbonden, kan bij algemene maatregel van bestuur, een vergoeding worden vastgesteld voor de verlening van elk van die diensten.

  • 5 Aanspraken op zorg als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts geldend gemaakt worden indien daarop niet krachtens een andere wettelijke voorziening noch krachtens een particuliere ziektekostenverzekering aanspraak gemaakt kan worden. Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het in de eerste volzin bepaalde.

Artikel 6

  • 1 Het Uitvoeringsorgaan draagt zorg, dat de aanspraken van verzekerden tot gelding kunnen worden gebracht. Ten aanzien van de wijze waarop aanspraken tot gelding kunnen worden gebracht, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

  • 2 Alvorens de verzekerde de aanspraken, welke hem ingevolge deze wet toekomen, tot gelding kan brengen, dient de verzekerde daartoe een aanvraag in bij het Uitvoeringsorgaan met inachtneming van het ingevolge het derde lid bepaalde. Het Uitvoeringsorgaan legt deze aanvraag voor aan de Indicatiecommissie. Na ontvangst van het advies van de Indicatiecommissie neemt het Uitvoeringsorgaan een beslissing.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, kunnen nadere regels worden gesteld inzake de aanvraag, de daarbij over te leggen bescheiden en de te volgen procedure.

  • 4 De verzekerde die zijn aanspraak op zorg daadwerkelijk tot gelding wil brengen, wendt zich na de beslissing, bedoeld in het tweede lid, voor de gewenste zorg tot de door het Uitvoeringsorgaan bij de beslissing aangewezen instelling of tot een zorgverlener.

Artikel 7

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur, wordt bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op vergoeding wegens kosten terzake van in of buiten Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verleende zorg als bedoeld in artikel 5, eerste lid, in gevallen, waarin aan een verzekerde als gevolg van in dat algemene maatregel van bestuur omschreven omstandigheden zorg is verleend, welke deze, indien die omstandigheden zich niet zouden hebben voorgedaan, op de krachtens artikel 6 omschreven wijze had kunnen verkrijgen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde krachtens artikel 5, tweede lid, kan het Uitvoeringsorgaan degene die zorg behoeft, en aan wiens opzet of grove schuld is te wijten dat hij deze zorg behoeft, extra in de kosten van de te verlenen zorg doen bijdragen.

Artikel 8

  • 1 Ieder is verplicht aan het Uitvoeringsorgaan of aan een daartoe door of vanwege het Uitvoeringsorgaan aangewezen persoon de ten behoeve van de uitvoering van deze wet van hem verlangde inlichtingen te geven.

  • 2 De inlichtingen moeten, indien dit wordt verzocht, schriftelijk worden verstrekt binnen een door het Uitvoeringsorgaan of een daartoe door of vanwege het Uitvoeringsorgaan aangewezen persoon schriftelijk te stellen termijn.

  • 3 Ieder is verplicht aan het Uitvoeringsorgaan of een door of vanwege het Uitvoeringsorgaan daartoe aangewezen persoon desgevraagd inzage te verlenen van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover dit nodig is ten behoeve van de uitvoering van deze wet.

  • 4 Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan het Uitvoeringsorgaan de door deze gevraagde uittreksels uit die registers kosteloos te verstrekken. Publiekrechtelijke lichamen zijn verplicht op de door de Minister aan te geven wijze kosteloos hun medewerking te verlenen tot het verkrijgen van de inlichtingen, benodigd voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 9

Het Uitvoeringsorgaan vordert van degene die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, aanspraken heeft doen gelden, alsmede van degene die met wetenschap daarvan zijn medewerking daaraan heeft verleend, het bedrag aan ten onrechte of te veel verleende zorg terug.

Hoofdstuk IV. Uitvoering

§ 1. Uitvoeringsorgaan

Artikel 10

  • 1 Met de uitvoering van deze wet wordt belast de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen.

  • 2 Het Uitvoeringsorgaan is gevestigd op Curaçao. Het Uitvoeringsorgaan kan op elk der andere eilanden een hulpkantoor vestigen.

  • 3 Het Uitvoeringsorgaan heeft mede tot taak:

    • a. het doelmatig financieel beheer van het Fonds; en

    • b. het adviseren van Onze Minister inzake de uitvoering van deze wet.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, worden regels gesteld inzake de uitvoering van deze wet door het Uitvoeringsorgaan.

  • 5 Onze Minister kan het Uitvoeringsorgaan met het oog op de uitvoering van deze wet aanwijzingen geven.

Artikel 11

  • 1 Het Uitvoeringsorgaan stelt een meerjarenbeleidsplan op dat een periode van ten minste drie jaren omvat en dat jaarlijks wordt bijgesteld. Dit plan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Jaarlijks stelt het Uitvoeringsorgaan voor het daaropvolgende kalenderjaar een overzicht van de geraamde kosten, investeringen en middelen vast welke ten laste onderscheidenlijk ten gunste van het Uitvoeringsorgaan komen. Dit overzicht wordt vóór 15 november van elk kalenderjaar aan Onze Minister aangeboden.

  • 3 Jaarlijks stelt het Uitvoeringsorgaan over het afgelopen kalenderjaar een jaarverslag vast bestaande uit een algemeen verslag en een financieel verslag.

  • 4 Het algemeen verslag geeft een overzicht van de in het afgelopen kalenderjaar verrichte werkzaamheden.

  • 5 Het financieel verslag bevat een overzicht van de ten laste van het Uitvoeringsorgaan gemaakte kosten en investeringen, van de door het Uitvoeringsorgaan ontvangen middelen en van de bezittingen van het Uitvoeringsorgaan.

  • 6 Het jaarverslag wordt, vergezeld van een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel BES, vóór 1 juli van het jaar volgend op dat waarop het verslag betrekking heeft, aangeboden aan Onze Minister en de Bank.

  • 7 Met het oog op de controle van de administratie en van het financieel verslag wijst het Uitvoeringsorgaan een deskundige aan als bedoeld in het zesde lid.

§ 2. Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten

Artikel 12

  • 1 Er is een Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten.

  • 2 De Indicatiecommissie heeft tot taak het beoordelen van door het Uitvoeringsorgaan aan haar voorgelegde aanvragen van verzekerden voor zorg en het uitbrengen van advies aan het Uitvoeringsorgaan of er voor de toewijzing van een aanvraag voor zorg een noodzakelijke indicatie bestaat.

  • 3 De Indicatiecommissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter, die beschikken over ruime en veelzijdige ervaring op gebieden van zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 5 te weten:

    • a. een arts;

    • b. een verpleegkundige;

    • c. een maatschappelijk werker.

  • 4 De arts bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bekleedt het voorzitterschap.

  • 5 De leden worden benoemd, geschorst en ontslagen bij wet. Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd. Het bepaalde in de eerste volzin is van toepassing.

  • 6 Een benoeming geldt voor een periode van vijf jaren.

  • 7 Een lid of plaatsvervangend lid van de Indicatiecommissie wordt ontslagen:

    • a. op eigen verzoek;

    • b. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een zodanige uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • d. indien hij uit hoofde van ziekte of gebrek gedurende langere tijd ongeschikt is geworden zijn functie te vervullen;

    • e. bij ongeschiktheid voor zijn functie anders dan door ziekten of gebreken.

  • 8 De Indicatiecommissie stelt een reglement op betreffende haar werkwijze, dat de goedkeuring van Onze Minister behoeft.

  • 9 De Indicatiecommissie raadpleegt steeds deskundigen indien zulks voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk is.

  • 10 De leden en plaatsvervangende leden van de Indicatiecommissie alsmede de deskundigen, bedoeld in het negende lid, ontvangen een bij wet te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden.

  • 11 De Indicatiecommissie wordt bijgestaan door een secretaris die door de Directeur van het Uitvoeringsorgaan wordt aangewezen uit de medewerkers van dat orgaan.

§ 3. Instellingen en zorgverleners

Artikel 13

  • 1 Het Uitvoeringsorgaan sluit met in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde instellingen en zorgverleners overeenkomsten ter verwezenlijking van de aanspraken van verzekerden, neergelegd in hoofdstuk III, in zodanige omvang dat het in staat is zijn verplichtingen jegens de verzekerden naar behoren na te komen.

  • 2 Een overeenkomst wordt schriftelijk aangegaan.

  • 3 Een overeenkomst houdt ten minste bepalingen in over:

    • a. het tijdstip waarop de overeenkomst aanvangt te werken en de periode waarvoor zij is gesloten;

    • b. de te verlenen vorm van zorg, de omvang en de kwaliteit van die zorg;

    • c. de acceptatie van patiënten;

    • d. de medewerking aan kwaliteitsbewaking;

    • e. de voorwaarden van administratieve aard waaraan partijen hebben te voldoen;

    • f. de controle op de naleving van de overeenkomst

    • g. de gegevensverstrekking ten behoeve van die controle;

    • h. de vergoedingen die bij het Uitvoeringsorgaan in rekening kunnen worden gebracht, de berekeningswijze en de hoogte van die vergoedingen en de regeling van de betaling;

    • i. de wijze waarop de overeenkomst kan worden beëindigd.

  • 4 Onze Minister kan nadere regels omtrent de inhoud van de overeenkomsten vaststellen.

  • 5 Het Uitvoeringsorgaan brengt een overeenkomst ter kennis van Onze Minister.

Artikel 14

Het Uitvoeringsorgaan stelt kwaliteitseisen vast voor instellingen en zorgverleners die worden gehanteerd bij het aangaan van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde overeenkomsten. Deze kwaliteitseisen behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 15

Onze Minister stelt, gehoord het Uitvoeringsorgaan, eens per vier jaren per instelling het jaarlijkse totaalbedrag vast van de ten laste van het Fonds komende middelen ter dekking van de kosten van de ingevolge deze wet door die instelling te verlenen zorg.

Artikel 16

Elke bepaling in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde overeenkomsten, die in strijd is met deze wet of de daarop berustende bepalingen is nietig.

§ 4. Toezicht op het Uitvoeringsorgaan

Artikel 17

  • 1 Onze Minister houdt toezicht op het Uitvoeringsorgaan. Zij adviseert, op verzoek of uit eigen beweging, Onze Minister, de Minister van Financiën en het Uitvoeringsorgaan met betrekking tot aangelegenheden het Uitvoeringsorgaan betreffende, overeenkomstig de bij of krachtens de Wet financiële markten BES met betrekking tot de uitoefening van het verzekeringsbedrijf gestelde regels.

  • 2 [vervallen]

  • 3 [vervallen].

  • 4 De artikelen 42 tot en met 45 zijn van overeenkomstige toepassing op het door de Bank ingevolge het eerste lid te houden toezicht.

Hoofdstuk V. Dekking van de kosten

Artikel 18

  • 1 Er is een Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

  • 2 De middelen tot dekking van de uitgaven voor de zorg ingevolge deze wet en van de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten alsmede de middelen nodig voor het vormen en in standhouden van een bij algemene maatregel van bestuur, te bepalen reserve, bestaan uit:

    • a. het heffen van premie;

    • b. het heffen van bijdragen als bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 7, tweede lid, van degenen die zorg genieten;

    • c. de jaarlijkse bijdrage van het Land; en

    • d. overige inkomsten.

  • 3 De premies, de bijdragen van degenen die zorg genieten, de jaarlijkse bijdrage van het Land en de overige inkomsten worden gestort in het Fonds

  • 4 Het Fonds wordt beheerd door het Uitvoeringsorgaan.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot belegging van de gelden van het Fonds.

Artikel 19

Onze Minister geeft jaarlijks, gehoord het Uitvoeringsorgaan, een aanwijzing voor het totaal van de ten laste van het Fonds komende besteedbare middelen ter dekking van de kosten van de ingevolge deze wet te verlenen zorg.

Artikel 20

  • 1 De premie, bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel a, wordt, met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden, geheven naar de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en bedraagt een percentage van dat inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar in de plaats.

  • 3 Premie is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op het bereiken van de vijftienjarige leeftijd.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen met betrekking tot het bepaalde in het eerste en tweede lid nadere regelen worden gesteld.

Artikel 21

  • 1 Het premiepercentage, bedoeld in artikel 20, eerste lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur, gehoord het Uitvoeringsorgaan en de Sociaal-Economische Raad, vastgesteld.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde percentage kan voor een zuiver inkomen dat minder bedraagt dan het laagste bedrag dat wordt genoemd in de tabel, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, afwijkend worden vastgesteld doch niet meer dan de helft minder bedragen.

  • 3 Het premie percentage bedraagt ter zake van het zuiver inkomen voorzover bestaande uit pensioen het percentage bedoeld in het eerste lid, verminderd met het percentage, bedoeld in het vijfde lid. Onder pensioen wordt verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke terzake van een vroegere dienstbetrekking wordt ontvangen

  • 4 Indien het inkomen meer bedraagt dan USD 202.054,19 dan is over het meerdere geen premie verschuldigd.

  • 5 Werkgevers die personen in dienst hebben, die krachtens deze wet verzekerd zijn, betalen aan deze werknemers ter compensatie van de door hen verschuldigde premie een toeslag op het loon. Deze toeslag bedraagt een bij algemene maatregel van bestuur, te bepalen deel van het in het eerste lid bedoelde percentage.

  • 6 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 7 Het in het derde [bedoeld zal zijn: vierde] lid genoemde bedrag wordt bij algemene maatregel van bestuur, aangepast aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

  • 8 De aanpassing, bedoeld in het zesde [bedoeld zal zijn: zevende] lid, heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie ultimo augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer ultimo augustus van het voorafgaande jaar.

  • 9 Het is een werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze wet voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer.

Artikel 22

  • 1 Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, geschiedt de heffing van de ingevolge deze wet verschuldigde premie, onder verrekening van eventueel krachtens het derde lid geheven premie, bij wege van aanslag en met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regelen.

  • 3 De premie van de verzekerde, die in dienstbetrekking werkzaam is, wordt geheven bij wege van inhouding door de werkgever. Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4 en 5, 4, 21, lid 1, 21a, 21b, 21c en 21d van de Wet loonbelasting BES is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze wet verschuldigde premies, met dien verstande dat in plaats van «inhoudingsplichtige» telkens gelezen wordt «werkgever(s)». Indien de ingevolge artikel 20, eerste lid, in totaal over een kalenderjaar verschuldigde premie door inhouding is geheven, blijft het bepaalde in het eerste lid buiten toepassing. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een werkgever gelijkgesteld de Sociale Verzekeringsbank, het Algemeen Pensioenfonds BES, alsmede pensioenfondsen in zin van de Wet ondernemingspensioenfondsen BES, verzekeringsmaatschappijen voor zover het betreft door deze uit te betalen pensioenen en de bestuurscolleges van de onderscheiden openbare lichamen voor wat betreft door deze te verstrekken onderstanduitkeringen.

  • 4 De werkgever is verplicht de premie in te houden op het tijdstip waarop het loon:

    • a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt

    • b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.

  • 5 De premie wordt geïnd door de ontvanger.

  • 6 Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn ten aanzien van de invordering van de ingevolge deze wet verschuldigde premie, de regels geldende voor de invordering van directe belastingen als opgenomen in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Onze Minister en de Minister van Financiën kunnen nadere regels geven inzake de heffing, de invordering en de afdracht van de premie ingevolge deze wet.

Artikel 23

De Minister van Financiën is bevoegd, met inachtneming van het vastgestelde premiepercentage, bedoeld in artikel 20, eerste lid, de ingevolge deze wet verschuldigde premie te doen berekenen volgens tabellen. Bij het opstellen van deze tabellen en voor de toepassing daarvan bepaalt de Minister van Financiën de door hem nodig geachte afrondingen.

Artikel 24

  • 1 De werkgever is verplicht de premie, die hij over een tijdvak van een maand of korter heeft ingehouden of had moeten inhouden te zamen met de te zijnen laste komende toeslag, vóór de zestiende dag van de daarop volgende maand, op aangifte af te dragen. Indien de inhouding over een tijdvak van langer dan een maand geschiedt, is de werkgever verplicht de premie vóór de zestiende dag na het einde van dat tijdvak op aangifte af te dragen.

  • 2 De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de Landsontvanger die de ontvangen premies zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst, stort op de rekening van het Fonds.

  • 3 De Inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel van het indienen van aangifte verlenen.

  • 4 De Inspecteur kan van de werkgever die de premie over een tijdvak van langer dan een maand moet afdragen, vorderen dat hij binnen vijftien dagen na het einde van elke maand een gedeelte van de in te houden premie bij wijze van voorlopige betaling afdraagt.

  • 5 De werkgever houdt in en draagt af onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer inhouden, behoudens een andersluidende beslissing van de Inspecteur. Indien onverschuldigd is betaald, zal de onverschuldigd betaalde premie op verzoek door de Inspecteur worden gerestitueerd aan de rechthebbenden. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is afgedragen.

  • 6 Een werkgever die Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba metterwoon wenst te verlaten, is verplicht terstond aangifte en afdracht te doen over het lopende kalenderjaar.

  • 7 Ook in de gevallen, dat geen premie behoeft te worden ingehouden, moet de aangifte op de in de vorige leden aangegeven tijden ingediend worden. Personen, die stellen geen werkgever te zijn, moeten niettemin de hen verstrekte aangifteformulieren vóór de zestiende dag van de daarop volgende maand, waarin de aangifteformulieren aan hen zijn verstrekt, indienen.

Artikel 25

  • 1 De Inspecteur verstrekt de inhoudingsplichtige het benodigde aantal aangifteformulieren, hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve. De werkgever is, in het geval hij deze formulieren niet van de Inspecteur heeft ontvangen, verplicht om de Inspecteur te verzoeken deze te verstrekken.

  • 2 De werkgever is gehouden het aangifteformulier duidelijk, volledig, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen of te doen invullen en te ondertekenen.

  • 3 Onze Minister stelt het model voor het aangifteformulier vast

Artikel 26

Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn door de werkgever is afgedragen, kan de niet of te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, door de Inspecteur nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag te verhalen op zijn werknemer voor zover het betrekking heeft op van de werknemer ten onrechte niet ingehouden premie.

Artikel 27

  • 1 Indien de werkgever niet binnen de voorgeschreven termijn aangifte en afdracht doet, dan wel het aangifteformulier onjuist of onvolledig invult, wordt het bedrag van de premie verhoogd met ten hoogste 100%.

  • 2 De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt als premie beschouwd. De werkgever is niet gerechtigd deze verhoging op zijn werknemers te verhalen.

  • 3 De verhoging, bedoeld in het eerste lid, blijft buiten toepassing, indien de in gebreke geblevene uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig premie is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt.

Artikel 28

  • 1 Indien bij het vaststellen van de premie-aanslag of bij controle van de door de werkgever ingehouden premie blijkt dat teveel of te weinig is ingehouden dan wel teveel of te weinig is betaald op een voorlopige premie-aanslag, wordt gedurende een periode van ten hoogste vijf jaren de teveel ingehouden premie gerestitueerd of verrekend en de te weinig ingehouden premie alsnog ingevorderd.

  • 2 Geen restitutie of invordering als bedoeld in het eerste lid heeft plaats, indien het te restitueren of alsnog in te vorderen bedrag lager is dan USD 27,93.

  • 3 In een geval als bedoeld in het tweede lid blijft het opleggen van de definitieve premieaanslag achterwege.

Artikel 29

  • 1 De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend en ingehouden.

  • 2 De werkgever is gehouden na afloop van het kalenderjaar aan de werknemer, die bij het einde van het kalenderjaar in zijn dienst is of persoonlijk in aangenomen werk arbeid voor hem verricht, een verklaring af te geven betreffende het in dat kalenderjaar verkregen loon en de ingehouden premie. Bij beëindiging van het dienstverband of de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar is de werkgever gehouden aan de werknemer eenzelfde verklaring af te geven over de tijd, waarin hij bij hem in dat kalenderjaar in dienstverband werkzaam was onderscheidenlijk voor hem werkzaamheden verrichtte. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.

  • 3 De loonadministratie moet gedurende tien jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden bewaard.

Artikel 30

  • 1 Hoofdelijk aansprakelijk is:

    • a. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een niet binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba wonende of gevestigde werkgever de leider van zijn vaste inrichting binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, zijn binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger dan wel degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden;

    • b. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders;

    • c. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van de werkgevers.

  • 2 De werknemer kan hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de van hem ten onrechte niet of te weinig ingehouden premie, tenzij hij de Inspecteur tijdig van de nalatigheid van de werkgever in kennis heeft gesteld.

  • 3 Indien de werkgever niet binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont of gevestigd is, kan de werknemer mede aansprakelijk worden gesteld voor het gedeelte van de premie dat ten laste komt van de werkgever.

  • 4 De werknemer die in dienstbetrekking is bij of werkzaamheden verricht voor een niet binnen Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba wonende of gevestigde werkgever en die Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba metterwoon wenst te verlaten, dient hiervan schriftelijk mededeling te doen aan de Inspecteur en kan terstond mede aansprakelijk gesteld worden voor het gedeelte van de premie dat te zijnen laste komt.

  • 5 De heffing van de premie ingevolge het eerste tot en met het vierde lid geschiedt door middel van een aanslag.

Artikel 31

  • 1 De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan de Inspecteur of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke voor de vaststelling van de premie redelijkerwijs van belang zijn.

  • 2 Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt.

  • 3 Bij een weigering om te voldoen aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden, niet met vrucht een beroep doen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.

Artikel 32

  • 2 Onze Minister en de Minister van Financiën kunnen regelen geven inzake de betaling van de in het eerste lid bedoelde bijdrage aan het Uitvoeringsorgaan.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt jaarlijks bij algemene maatregel van bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid aangepast aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

  • 4 Aanpassing van de in het eerste lid bedoelde bijdrage heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie ultimo van de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer ultimo augustus daaraan voorafgaand.

Hoofdstuk VI. Bezwaar en beroep

Artikel 33

  • 1 Aan de belanghebbende wordt schriftelijk kennis gegeven van een beslissing betreffende:

    • a. het verlenen van zorg en het vaststellen van een bijdrage als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • b. het vaststellen van een bijdrage in de kosten van geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 2 Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vermeldt de dagtekening van de beslissing, de gronden waarop deze berust, alsmede de rechtsmiddelen die tegen de beslissing openstaan.

Artikel 34

  • 1 De belanghebbende die bezwaar heeft tegen een beslissing van het Uitvoeringsorgaan, kan binnen zes weken na de dagtekening daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij het Uitvoeringsorgaan. Een bezwaarschrift kan tevens worden ingediend, indien het Uitvoeringsorgaan, na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, niet binnen zes weken na de aanmaning een beslissing heeft genomen. In laatstgenoemd geval vangt de termijn van zes weken aan op de dag volgend op die waarop de termijn van zes weken na de aanmaning verstreken is.

  • 2 Indien de reclamant zich buiten Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt, bedraagt de termijn, genoemd in de eerste volzin van het eerste lid, zes weken.

  • 3 Indien de reclamant redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht binnen de in het eerste of tweede lid gestelde termijnen een bezwaarschrift in te dienen, worden die termijnen verlengd, zodanig dat een nieuwe termijn van zes weken begint te lopen vanaf de dag waarop hij redelijkerwijs wel in staat kan worden geacht een bezwaarschrift in te dienen.

  • 4 Het bezwaarschrift heeft geen schorsende werking.

Artikel 35

  • 2 Indien de reclamant in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe heeft te kennen gegeven, wordt hij vooraf door of vanwege het Uitvoeringsorgaan gehoord. Hij kan ook ambtshalve worden opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen of om de overwegingen te vernemen die bij het nemen van de beslissing hebben gegolden.

  • 3 De reclamant kan zich door een gemachtigde doen vertegenwoordigen.

  • 4 De reclamant is, desgevraagd, gehouden aan het Uitvoeringsorgaan of aan de door deze aangewezen personen inzage te verlenen van boeken of andere bescheiden, die tot staving zijner beweringen kunnen dienen.

Artikel 36

  • 1 Het Uitvoeringsorgaan beschikt binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift. In voorkomende gevallen kan het Uitvoeringsorgaan onder schriftelijke mededeling aan de reclamant de genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen. Indien het Uitvoeringsorgaan niet binnen bedoelde termijn heeft beschikt, geldt zulks als een weigering om te beschikken.

  • 2 De beschikking van het Uitvoeringsorgaan op het bezwaarschrift is met redenen omkleed.

  • 3 Afschrift wordt door het Uitvoeringsorgaan aan de reclamant uitgereikt bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.

Artikel 37

Tegen een beschikking van het Uitvoeringsorgaan staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 39

  • 1 Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, zijn ter zake van de ingevolge deze wet verschuldigde premies, die bij wege van aanslag dan wel bij wijze van inhouding worden geheven, de rechtsmiddelen die gelden in het kader van de heffing van de inkomstenbelasting, bedoeld in de artikelen 43 tot en met 47 van de Wet inkomstenbelasting BES en in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De Inspecteur doet op een bezwaarschrift eerst uitspraak nadat is komen vast te staan, dat geen feiten en omstandigheden in geding zijn, welke tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, dan wel voor zover zulks wel het geval is, de beslissing daaromtrent voor de heffing van die belasting onherroepelijk is geworden.

  • 3 Met betrekking tot een naheffingsaanslag, welke geheel of gedeeltelijk berust op feiten welke mede tot het opleggen van een naheffingsaanslag [bedoeld zal zijn: navordering] in de inkomstenbelasting ten laste van belanghebbende aanleiding hebben gegeven, neemt de termijn voor het instellen van beroep eerst een aanvang op de datum, waarop laatstbedoelde naheffingsaanslag onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 4 Tegen hetgeen omtrent de toepassing van artikel 2 van deze wet alsmede omtrent het zuiver inkomen in de zin van de Wet inkomstenbelasting BES voor de heffing van die belasting onherroepelijk is komen vast te staan, is beroep niet toegelaten.

Hoofdstuk VII. Toezicht en opsporing

Artikel 40

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:

    • a. de bij wet aangewezen ambtenaren of personen werkzaam bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor wat betreft alle aangelegenheden met uitzondering van die betreffende de premieheffing alsmede die betreffende het toezicht op het Uitvoeringsorgaan; en

    • b. de bij wet aangewezen ambtenaren werkzaam bij de Inspectie der Belastingen, voor wat betreft alle aangelegenheden de premieheffing betreffende.

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

Artikel 41

  • 1 Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthouders een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2 Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3 Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 42

  • 1 De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2 Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3 Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

  • 4 Indien de plaats, bedoeld in het eerste lid, een woning is, treedt een toezichthouder de woning zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid.

Artikel 43

Toezichthouders zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 44

  • 1 Toezichthouders zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2 Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3 Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

  • 4 Indien zulks voor de uitoefening van hun taak wenselijk is, kunnen zij de hulp van deskundigen inroepen voor de beoordeling van gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45

  • 1 Een ieder is verplicht aan toezichthouders alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen vorderen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 2 Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 46

  • 1 Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet zijn, behalve de ambtenaren, bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast de bij wet aangewezen:

    • a. ambtenaren of personen werkzaam bij het Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, voor wat betreft alle aangelegenheden met uitzondering van die betreffende de premieheffing alsmede die betreffende het toezicht op het Uitvoeringsorgaan; en

    • b. ambtenaren werkzaam bij de Inspectie der Belastingen, voor wat betreft alle aangelegenheden betreffende de premieheffing.

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Hoofdstuk VIII. Strafbepalingen

Artikel 47

  • 3 Indien een aanslag, welke werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting van artikel 24, zevende lid, in zijn geheel moet worden verminderd, wordt een boete geheven van ten hoogste de eerste categorie.

  • 4 Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste tot en met het derde lid, verdubbeld.

  • 5 De boete wordt geheven door middel van aanslagen.

Artikel 48

  • 1 De werkgever die de voor hem uit de bepalingen van deze wet voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk verhaalt op het loon van de werknemer wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2 De werkgever, die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd krachtens artikel 21, vijfde lid, wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen. Deze straffen kunnen worden opgelegd voor elk geval waarin een werkgever voor één zijner werknemers de in dit lid bedoelde verplichting niet nakomt.

Artikel 49

Degene, die niet voldoet aan een der verplichtingen opgelegd in artikel 27 wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

Artikel 50

  • 1 Degene, die de bij artikel 61 opgelegde geheimhouding opzettelijk schendt, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste de zesde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2 Degene, aan wiens schuld schending van die geheimhouding te wijten is wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 3 Geen vervolging heeft plaats dan op klacht van hem, te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

Artikel 51

Degene, die op grond van de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste de zesde categorie, hetzij met beide straffen

Artikel 52

Degene, die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift, dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk een opgave doet in strijd met de waarheid, zulks met het oogmerk om aldus de verlening van zorg of een uitgebreidere verlening van zorg te verkrijgen, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste de zesde categorie, hetzij met beide straffen.

Artikel 53

Overtredingen van bepalingen van een krachtens deze wet vastgesteld algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, worden gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie hetzij met beide straffen.

Artikel 54

De in de artikelen 50, eerste lid, 51 en 52 bedoelde strafbare feiten zijn misdrijven, de in de artikelen 48, 49, 50, tweede lid, en 53, bedoelde strafbare feiten zijn overtredingen.

Artikel 56

Een administratieve boete vervalt, indien degene die haar heeft belopen, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging.

Hoofdstuk X. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 57

  • 1 Verzekerden die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet krachtens enige wettelijke voorziening of particuliere verzekering zorg genieten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en zoals nader uitgewerkt ingevolge het tweede lid van dat artikel, genieten, in afwijking van artikel 5, vierde lid, deze zorg krachtens deze wet met ingang van het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

  • 2 Voor zover de betrokkenen daarvoor reeds premie hadden betaald, verlaagt de desbetreffende ziektekostenverzekeraar voor alle betrokken verzekerden in gelijke mate en naar rato van het vervallen gedeelte van de in het derde lid bedoelde overeenkomsten de tarieven van gesloten en nieuw af te sluiten ziektekostenverzekeringsovereenkomsten.

  • 3 De premie, welke degene wiens verzekering krachtens het bepaalde in het tweede lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de ziektekostenverzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst, terugbetaald onder aftrek van ten hoogste 25 percent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.

Artikel 58

Zolang de Landsontvanger nog niet over de mogelijkheid beschikt tot dwanginvordering over te gaan, geschiedt de dwanginvordering op verzoek van de Landsontvanger door de Eilandsontvanger. Artikel 27, vierde lid, is van toepassing.

Artikel 59

Het Uitvoeringsorgaan is voor de bij of krachtens deze wet opgedragen taken geen winstbelasting verschuldigd.

Artikel 60

Alle ingevolge deze wet opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen, zijn vrij van recht van zegel en formaliteit van registratie.

Artikel 61

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 62

  • 1 Ieder beding dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze wet uitsluit of vermindert, is nietig.

  • 2 De aansprakelijkheid van de niet hier te lande gevestigde werkgever krachtens de bepalingen van deze wet wordt gedragen door zijn hier te lande gevestigde vertegenwoordiger dan wel degene die de leiding heeft over de hier te lande verrichte werkzaamheden.

  • 3 Degene die gehouden is tot vergoeding der schade door de verzekerde geleden als gevolg van ziekte of ongeval, is voor ingevolge deze wet aan de verzekerde verleende zorg aansprakelijk jegens het Uitvoeringsorgaan.

Artikel 63

Het meerjarenbeleidsplan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt voor de eerste keer vastgesteld binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 65

Artikel 67

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES.