Wet administratieve rechtspraak BES

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-10-2011.
Geldend van 10-10-2010 t/m 31-12-2014

Wet administratieve rechtspraak BES

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • b. Gerecht: het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • c. griffier: de griffier van het Hof onderscheidenlijk van het Gerecht.

Artikel 2

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder bestuursorgaan verstaan een persoon of een college met enig openbaar gezag bekleed, met uitzondering van:

    • a. de kamers en de verenigde vergadering van de Staten-Generaal;

    • b. de eilandsraden, tenzij het betreft het nemen van beschikkingen, bedoeld in artikel 3;

    • c. onafhankelijke, bij wet of rijkswet ingestelde, organen die met rechtspraak zijn belast;

    • d. de hoofdstembureaus en stembureaus, bedoeld in de Kieswet.

  • 2 Onder de organen, bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de voorzitters, de leden, de commissies uit hun midden, de griffiers en de secretarissen.

Artikel 3

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.

  • 2 Met een beschikking wordt een weigering om een beschikking te geven gelijk gesteld.

  • 3 Wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven of – bij het ontbreken van zulk een termijn – wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, geldt dat als het weigeren van het geven van een beschikking.

Artikel 5

  • 1 Alle voorgeschreven toezendingen, kennisgevingen en oproepingen vanwege de griffier, het Gerecht of het Hof geschieden bij aangetekende brief.

  • 2 Als dagtekening van de aangetekende brief geldt de dag, waarop de toezending, kennisgeving of oproeping heeft plaats gehad.

Artikel 6

  • 2 Stukken opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van deze wet zijn vrij van zegel en worden, voor zover zulks vereist wordt, kosteloos geregistreerd.

Hoofdstuk 2. Het beroep

Artikel 7

  • 1 Natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, kunnen daartegen beroep instellen bij het Gerecht. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden mede als hun belangen beschouwd de belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen.

  • 2 Geen beroep staat open tegen een beschikking:

    • a. houdende intrekking of vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift;

    • b. houdende goedkeuring van een in onderdeel a bedoelde beschikking;

    • c. die aan goedkeuring onderworpen is;

    • d. houdende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan;

    • e. inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit, tenzij deze beschikking de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft;

    • f. ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, met uitzondering van een beschikking houdende weigering van de goedkeuring van een dergelijke beschikking;

    • g. waartegen beroep bij een andere administratieve rechter kan of kon worden ingesteld;

    • h. waarover krachtens wet de rechterlijke macht is of moet worden gehoord;

    • i. die is gegeven op grond van bepalingen van strafrechtelijke aard;

    • j. houdende de beoordeling van het kennen of kunnen van iemand die te dier zake is geëxamineerd of op andere wijze is getoetst;

    • k. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig en de daarop of daarin aanwezige apparatuur alsmede een meetmiddel, een onderdeel daaraan of een hulpinrichting daarvoor;

    • l. op grond van een in een wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen;

    • m. op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of diens bondgenoten genomen;

    • o. op grond van een wettelijk voorschrift inzake de militaire dienst genomen, voor zover het betreft de inlijving, werkelijke dienst, groot verlof of ontslag, tenzij de beschikking betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst, kostwinnersvergoeding of vrijstelling van militaire dienst;

    • p. inzake de nummering van kandidaatlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de uitslag bij de verkiezing van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, de toelating van nieuwe leden van de eilandsraad, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

    • q. beschikkingen gegeven op grond van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES.

Artikel 8

Het Gerecht doet uitspraak op beroepschriften ingevolge artikel 9 van de Cessantiawet BES en beroepschriften inzake sociale en volksverzekeringen, voor zover in de daarop betrekking hebbende wetten beroep op het Gerecht is opengesteld. Alsdan is deze wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

  • 1 Beroep kan worden ingesteld ter zake dat de beschikking in strijd is met:

    • a. een algemeen verbindend voorschrift;

    • b. een algemeen rechtsbeginsel.

  • 2 Indien het eerste lid, onderdeel b, toepassing heeft gevonden, wordt in de uitspraak aangegeven welk algemeen rechtsbeginsel geschonden is geoordeeld.

Hoofdstuk 3. De behandeling in eerste aanleg

§ 1. Het Gerecht

Artikel 11

  • 1 De behandeling van het beroep en de uitspraak geschieden door het Gerecht.

  • 2 Wanneer artikel 8 van toepassing is, geschieden de behandeling en de uitspraak door een meervoudige kamer van het Gerecht, bestaande uit een lid van het Hof als voorzitter en twee bijzondere rechters.

Artikel 12

  • 1 De bijzondere rechters bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen. De benoeming geschiedt voor een tijdvak van zes jaren. Op hun verzoek wordt aan hen bij koninklijk besluit voor de afloop van voornoemd tijdvak ontslag verleend.

  • 2 Benoembaar tot bijzondere rechter is iedere Nederlander.

  • 3 Niet benoembaar zijn:

    • a. [vervallen]

    • b. de actief dienende of op non-activiteit gestelde ambtenaren alsmede hun levenspartners, met uitzondering van de voor het leven benoemde ambtenaren.

  • 4 Indien ten aanzien van een bijzondere rechter zich na zijn benoeming een van de gevallen voordoet die grond zijn voor niet-benoembaarheid, wordt hij bij koninklijk besluit uit zijn ambt ontslagen.

  • 5 Op met redenen omkleed voorstel van het Hof kan de bijzondere rechter worden ontslagen:

    • 1°. wanneer zij de leeftijd van vijfenzestig jaren hebben bereikt;

    • 2°. indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn om hun functies te vervullen;

    • 3°. bij het verlies van het Nederlanderschap;

    • 4°. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd, die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • 5°. wanneer zij bij een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, surseance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;

    • 6°. wegens handelen of nalaten, dat ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of aan het in haar te stellen vertrouwen;

    • 7°. wanneer zij, na eerder wegens gelijke overtreding te zijn gewaarschuwd, de bepalingen overtreden waarbij hun:

      • a. het uitoefenen van enig beroep wordt verboden;

      • b. een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen;

      • c. verboden wordt zich in enig onderhoud of gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden, of enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen;

      • d. de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren.

  • 6 In geval van tussentijds ontslag of overlijden wordt een nieuwe bijzondere rechter benoemd.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur, worden regels gegeven omtrent de aan de bijzondere rechters toekomende vergoedingen.

Artikel 13

  • 1 De bijzondere rechters leggen de volgende eed of belofte af:

    «Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.»

  • 2 Alvorens tot die eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af: «Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, aan iemand wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik nimmer enige giften of geschenken hoe ook genaamd, zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij in een rechtszaak is of zal worden betrokken, waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)».

  • 3 De eedsaflegging (verklaring en belofte) van de bijzondere rechters geschiedt ten overstaan van de president van het Hof of een door deze aangewezen ambtenaar.

Artikel 14

Bij de beraadslaging over rechtszaken maken eerst de bijzondere rechters, van de jongstbenoemde tot de oudste, en als laatste de voorzitter hun gevoelen kenbaar. In diezelfde volgorde heeft, zo nodig, de stemming plaats. Er wordt beslist bij meerderheid van stemmen. Een rechter, die niet bij de beraadslaging aanwezig kan zijn, kan zijn gevoelen niet schriftelijk kenbaar maken of door een van zijn mederechters doen voordragen.

§ 2. Het aanhangig maken van beroep

Artikel 15

  • 1 Het beroep wordt aanhangig gemaakt met een aan het Gerecht gericht beroepschrift, dat in tweevoud wordt ingediend bij de griffie van het Gerecht dat zijn zittingsplaats heeft in het eilandgebied waar de indiener zijn woonplaats heeft.

  • 2 Het beroepschrift kan worden ingediend door degene die tot het beroep gerechtigd is, of door een door deze aangewezen gemachtigde. De machtiging wordt schriftelijk gegeven en bij het beroepschrift overgelegd.

  • 3 In afwijking van het tweede lid behoeft een advocaat geen machtiging over te leggen.

  • 4 Als woonplaats van de indiener die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt aangemerkt de woonplaats van die gemachtigde.

  • 5 Het beroepschrift houdt in:

    • a. de naam, voornamen en woonplaats van de indiener van het beroepschrift en, indien het door een gemachtigde wordt ingediend, tevens de naam, voornamen en woonplaats van die gemachtigde;

    • b. een duidelijke omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht;

    • c. de gronden waarop het beroep berust, waaronder het belang dat de indiener bij het beroep heeft;

    • d. een aanduiding van hetgeen gevorderd wordt;

    • e. de ondertekening door de indiener of zijn gemachtigde;

    • f. de keuze van een domicilie op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien de indiener geen woonplaats heeft op Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • g. de dagtekening.

  • 6 Bij het beroepschrift worden zo mogelijk de beschikking waarop het beroepschrift betrekking heeft, en de overige op de beschikking betrekking hebbende stukken overgelegd.

Artikel 16

  • 1 Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.

  • 2 De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.

  • 3 Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

  • 4 Het bestuursorgaan doet bij zijn beschikking mededeling van de mogelijkheid van het indienen van beroep en de termijn, waarbinnen het beroepschrift moet worden ingediend. In de oorspronkelijke beschikking wordt gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift en de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moet worden ingediend.

Artikel 17

  • 1 Voor het indienen van een beroepschrift wordt van de indiener door de griffier een griffierecht geheven van USD 84,–, met uitzondering van beroepschriften als bedoeld in artikel 8, waarvoor een griffiegeld wordt geheven van USD 28,–. Indien twee of meer personen gezamenlijk een beroepschrift indienen terzake van eenzelfde beschikking is slechts éénmaal bedoeld recht verschuldigd. Het griffierecht kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.

  • 3 Aan de natuurlijke persoon die vrijstelling van het recht, bedoeld in het eerste lid, vraagt, maar die niet in staat is tijdig een bewijs van onvermogen over te leggen, kan het Gerecht voorlopige vrijstelling verlenen.

  • 4 Indien voorlopige vrijstelling wordt geweigerd, dient de indiener het volle griffierecht te storten. Zodra het bewijs van onvermogen alsnog door de indiener is overgelegd en hem op grond daarvan vrijstelling is verleend, wordt het gestorte bedrag zo spoedig mogelijk door de griffier aan hem terugbetaald.

  • 5 Het beroepschrift wordt niet in behandeling genomen voordat het verschuldigde griffierecht ter griffie is ontvangen. Indien het verschuldigde recht niet is gestort binnen vier weken na de dag van verzending van een mededeling waarin de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het bedrag heeft gewezen, wordt de indiener door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard.

  • 6 Aan de indiener van het beroepschrift wordt, bij intrekking ervan om redenen dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen, het door hem gestorte griffierecht vergoed door dat orgaan. In de overige gevallen heeft het bestuursorgaan bij intrekking van het beroepschrift de bevoegdheid het gestorte recht geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

  • 7 Bij gegrondverklaring van het beroepschrift houdt de uitspraak van het Gerecht tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem gestorte griffierecht wordt vergoed ten laste van het bij de uitspraak aangewezen overheidslichaam.

  • 8 Het gestorte griffierecht wordt terugbetaald door het Gerecht, indien artikel 54, derde lid, van toepassing is

§ 3. Bepalingen omtrent de griffier

Artikel 18

De griffier houdt een algemeen register bij, waarin alle bij het Gerecht aanhangige beroepschriften, elk beroepschrift onder een afzonderlijk nummer, worden ingeschreven met de namen van de indieners en andere partijen en hun woonplaatsen, alsmede, zo zij die hebben, van hun gemachtigden en hun woonplaatsen. In het register wordt, met vermelding van de dagtekening, tevens kort aantekening gehouden van het voorgevallene en de terzake gedane uitspraken. Het register is openbaar.

Artikel 19

De griffier is verplicht naar vermogen en kosteloos aan de indieners van een beroepschrift en de andere partijen de inlichtingen te verschaffen, die zij voor het aanhangig maken en de behandeling van een beroepschrift bij het Gerecht nodig hebben.

§ 4. Schriftelijke behandeling

Artikel 20

  • 1 De griffier tekent op het beroepschrift de datum van ontvangst aan en geeft op verzoek van de indiener of zijn gemachtigde kosteloos een bewijs van ontvangst af.

  • 2 Is het beroepschrift ingediend bij een onbevoegd Gerecht of het Hof, dan zendt het Gerecht of het Hof het beroepschrift naar de bevogde rechter of het bevoegde bestuursorgaan. De dag waarop het bij het eerste Gerecht of het Hof is ingediend, geldt als de dag waarop het is ontvangen.

Artikel 21

Het Gerecht is bevoegd samenhangende beroepschriften te voegen en gevoegde beroepschriften te splitsen.

Artikel 22

  • 1 Een beroepschrift dat niet aan de bij artikel 15 gestelde eisen voldoet, wordt door de griffier aan de indiener in persoon of, indien een gemachtigde is aangewezen, aan die gemachtigde met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen ter verbetering of aanvulling dan wel ter bijvoeging van de machtiging of andere bescheiden teruggegeven of teruggezonden. Daarbij wordt vermeld de termijn waarbinnen de verbetering of aanvulling van het beroepschrift dan wel de bijvoeging van de machtiging of andere bescheiden dient te geschieden.

  • 2 Indien binnen de vastgestelde termijn het beroepschrift niet is verbeterd of aangevuld, dan wel de machtiging of andere bescheiden niet zijn bijgevoegd, kan het Gerecht de indiener van het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 23

  • 1 De griffier zendt onverwijld een afschrift van het beroepschrift en van de daarbij behorende bescheiden aan het bestuursorgaan. Daarbij wordt een bevelschrift van het Gerecht gevoegd tot het onverwijld overleggen van alle op het beroepschrift betrekking hebbende stukken. Indien het bestuursorgaan weigert op het beroepschrift betrekking hebbende stukken over te leggen, kan het Gerecht bepalen dat het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de indiener een door hem vast te stellen dwangsom verbeurt voor elke dag, dat het orgaan in gebreke blijft.

  • 3 Bij de toezending van het beroepschrift aan het bestuursorgaan wordt vermeld de termijn waarbinnen een verweerschrift kan worden ingediend. Deze termijn kan het Gerecht verlengen zo dikwijls het belang van de behandeling van het beroepschrift dat vordert. Bij het indienen van het verweerschrift wordt een afschrift daarvan bijgevoegd.

Artikel 24

  • 1 Het bestuursorgaan kan, voorzover gewichtige redenen daartoe aanleiding geven, het verstrekken van inlichtingen of stukken weigeren dan wel meedelen dat uitsluitend het Gerecht kennis mag nemen van de verstrekte inlichtingen of stukken.

  • 2 Van gewichtige redenen is in ieder geval geen sprake, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur BES de verplichting bestaat om een verzoek om informatie, vervat in de te verstrekken stukken, in te willigen.

  • 3 Het Gerecht beslist terzake van de gerechtvaardigdheid van een weigering of beperking, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien het Gerecht beslist dat een weigering, bedoeld in het eerste lid, gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting, bedoeld in artikel 23.

  • 5 Indien het Gerecht beslist dat een beperking, bedoeld in het eerste lid, gerechtvaardigd is, kan het slechts met toestemming van de andere partijen mede op grondslag van de in dat lid bedoelde inlichtingen of stukken uitspraak doen.

Artikel 25

De griffier zendt een afschrift van het verweerschrift onverwijld aan de indiener van het beroepschrift of diens gemachtigde.

Artikel 26

  • 1 Degene die door het Gerecht als mede- of derde-belanghebbende wordt aangemerkt, wordt partij in de behandeling. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het beroepschrift en het verweerschrift aan deze partij.

  • 2 De griffier deelt de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, mee dat hij binnen een termijn van vier weken schrifturen en bewijsstukken, die hij voor de behandeling van het beroepschrift dienstig acht, kan indienen. Deze termijn kan door het Gerecht worden verlengd zo dikwijls het belang van de behandeling van het beroepschrift dat naar zijn oordeel vordert.

  • 3 Indien er naar het vermoeden van het Gerecht onbekende derde-belanghebbenden zijn, kan het Gerecht de griffier opdragen dat de mededeling, bedoeld in het tweede lid, tevens wordt gedaan door aankondiging in de Staatscourant. De laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De schrifturen moeten door de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, of zijn gemachtigde worden ondertekend. Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat twee afschriften van de schrifturen moeten worden bijgevoegd.

  • 5 De griffier tekent op de schrifturen de dag van ontvangst aan en zendt onverwijld een afschrift daarvan aan de indiener van het beroepschrift en het bestuursorgaan.

Artikel 27

  • 1 Op grond van bijzondere omstandigheden kan het Gerecht de indiener van het beroepschrift toestaan om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn een conclusie van repliek in te dienen. In dat geval wordt het bestuursorgaan toegestaan een conclusie van dupliek in te dienen, nadat het kennis heeft kunnen nemen van de conclusie van repliek. Het Gerecht stelt daarvoor eenzelfde termijn als is gesteld aan de indiening van de conclusie van repliek.

  • 2 Het Gerecht kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de betreffende partij verlengen of verkorten.

  • 3 De conclusies van repliek en dupliek, bedoeld in het eerste lid, worden door de griffier onverwijld toegezonden aan de andere partijen. Aan dezen wordt toegestaan een aanvullende schriftuur in te dienen binnen eenzelfde termijn als gegund is aan de indiener en het bestuursorgaan.

  • 4 Partijen kunnen tot zeven dagen voor de zitting, bedoeld in artikel 33, nadere stukken indienen. Op deze bevoegdheid wordt gewezen in de oproeping voor de zitting.

§ 5. Vooronderzoek

Artikel 28

  • 1 Het Gerecht kan aanvullende ambtsberichten inwinnen. Het kan deze ambtsberichten ook inwinnen bij andere overheidsinstanties dan het betrokken bestuursorgaan.

  • 2 De overheidsinstantie waaraan een ambtsbericht is gevraagd, zendt dit onder bijvoeging van alle zich onder zijn berusting bevindende, op het beroepschrift betrekking hebbende, stukken toe aan het Gerecht.

  • 3 Het Gerecht kan een termijn stellen waarbinnen het ambtsbericht moet worden uitgebracht.

Artikel 29

  • 1 Het Gerecht kan de indiener van het beroepschrift, de andere partijen en andere natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersonen verzoeken binnen een door het Gerecht te stellen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende of te hunner beschikking staande stukken over te leggen. Degene aan wie het Gerecht het verzoek richt, is verplicht tot het verschaffen van de gevraagde inlichtingen en het overleggen van de gevraagde stukken.

  • 2 Het Gerecht is bevoegd deskundigen op te dragen om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn schriftelijk verslag en advies uit te brengen. Van de opdracht aan de deskundige geeft de griffier aan alle partijen kennis. Partijen kunnen binnen zeven dagen na de dag van verzending van het verslag aan hen schriftelijk hun zienswijze ter zake naar voren brengen. Het Gerecht kan deze termijn verlengen.

Artikel 30

  • 1 Indien naar zijn oordeel de feiten of omstandigheden nog niet voldoende tot klaarheid zijn gebracht, kan het Gerecht een voorbereidend onderzoek gelasten.

  • 2 Het Gerecht kan bepalen dat het voorbereidend onderzoek wordt verricht door een lid of plaatsvervangend lid van het Hof dan wel door een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg, als rechter-commissaris.

  • 3 De rechter-commissaris is bevoegd:

    • a. de door het Gerecht als getuige of deskundige opgegeven personen of anderen wier verhoor hem ter uitvoering van zijn opdracht wenselijk voorkomt, op te roepen om te verschijnen op de plaats bij die oproeping bepaald;

    • b. aan deskundigen op te dragen schriftelijk verslag en advies uit te brengen binnen een door hem te bepalen termijn;

    • c. vergezeld van de door hem voor het onderzoek dringend noodzakelijke getuigen en deskundigen binnen te treden in alle plaatsen;

    • d. aanvullende ambtsberichten in te winnen als bedoeld in artikel 28;

    • e. schriftelijke inlichtingen in te winnen als bedoeld in artikel 29;

    • f. een comparitie van partijen te bevelen.

  • 4 Van het binnentreden wordt een proces-verbaal opgemaakt dat binnen tweemaal 24 uur aan de bewoner in afschrift wordt uitgereikt of toegezonden.

  • 5 Tijd en plaats van een voorgenomen plaatselijk onderzoek of een verhoor van getuigen en deskundigen worden door de rechter-commissaris, zo mogelijk, tijdig vooraf ter kennis van alle partijen gebracht. Deze kunnen bij het plaatselijk onderzoek en het verhoor van getuigen en deskundigen aanwezig zijn en verzoeken, dat door hen meegebrachte personen als getuige en deskundige zullen worden gehoord. De rechter-commissaris kan bevelen, dat dit geheel of gedeeltelijk zal plaats hebben buiten tegenwoordigheid van een partij. Van een plaatselijk onderzoek of verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt.

  • 6 De rechter-commissaris handhaaft de orde ter plaatse, waar hij zijn ambtsverrichtingen vervult. Hij heeft daarbij de bevoegdheden in artikel 41 aan het Gerecht verleend voor het handhaven van de orde ter terechtzitting.

  • 7 De uitkomsten van het voorbereidend onderzoek worden door de rechter-commissaris geconstateerd bij proces-verbaal. Na afloop van het onderzoek zendt de rechter-commissaris de door het Gerecht in zijn handen gestelde stukken van de behandeling terug. Hij voegt daarbij het opgemaakte proces-verbaal.

  • 8 De rechter-commissaris wordt in zijn ambtsverrichtingen bijgestaan door de griffier, die hem bij het voorbereidend onderzoek vergezelt, de vereiste processen-verbaal opstelt, deze met hem ondertekent en namens hem getuigen en deskundigen oproept. Artikel 46, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Indien het Gerecht of de rechter-commissaris bezichtiging ter plaatse nodig oordeelt, verlenen overheidsinstanties desgevraagd de medewerking die in het belang van het onderzoek vereist is. De artikelen 23 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 10 Artikel 44 is van overeenkomstige toepassing op het voorbereidend onderzoek.

§ 6. Terinzagelegging van het procesdossier

Artikel 31

  • 1 Het beroepschrift en de daarop betrekking hebbende schrifturen en bewijsstukken, bij het Gerecht aanwezig, worden, onverminderd de artikelen 23, 24, 28, 29 en 30, neergelegd ter griffie of op een andere door het Gerecht te bepalen plaats. Hiervan wordt aan alle partijen mededeling gedaan.

  • 2 Partijen kunnen de schrifturen en bewijsstukken binnen een door het Gerecht bepaalde en aan hen meegedeelde termijn, welke in de regel ten minste zeven dagen beloopt, inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen.

  • 3 Aan partijen worden de kosten van deze afschriften en uittreksels in rekening gebracht, uitgezonderd de indiener van een beroepschrift die is vrijgesteld van het betalen van het recht, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

Artikel 32

Het Gerecht kan in het belang van de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een partij, ambtshalve of op verzoek van het betrokken bestuursorgaan, bepalen dat het inzien van geneeskundige of psychologische rapporten niet is toegestaan aan een partij persoonlijk, maar uitsluitend aan een gemachtigde die hetzij geneeskundige, hetzij advocaat, hetzij academisch gevormd psycholoog is, dan wel van het Gerecht bijzondere toestemming heeft verkregen.

§ 7. De openbare behandeling

Artikel 33

  • 1 Alle partijen en hun gemachtigden worden opgeroepen om na afloop van de in artikel 31, tweede lid, genoemde termijn in een openbare zitting van het Gerecht te verschijnen, ten einde desgewenst hun standpunt toe te lichten.

  • 2 Het Gerecht bepaalt plaats en tijdstip van de zitting.

Artikel 34

  • 1 Voor aanvang van de openbare behandeling van een beroepschrift door het Gerecht kan de zittende rechter of, indien het een beroepschrift betreft als bedoeld in artikel 8, elk der zittende leden, door partijen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel zouden belemmeren.

  • 2 Een rechter wiens wraking is verzocht, kan in de wraking berusten.

  • 3 Omtrent de wraking beslist het Hof.

  • 4 Indien een rechter berust in de wraking of de wraking wordt toegestaan, wijst de President van het Hof een andere rechter aan.

Artikel 35

De behandeling van een beroepschrift in een openbare zitting kan met toestemming van alle partijen achterwege blijven.

Artikel 36

Een gemachtigde niet zijnde advocaat, moet voorzien zijn van een schriftelijke machtiging, tenzij de gemachtigde verschijnt in gezelschap van de betrokken partij.

Artikel 37

  • 1 Het Gerecht kan een partij schriftelijk doen oproepen om in een openbare zitting persoonlijk te verschijnen tot het geven van inlichtingen.

  • 2 Geldt de oproeping een privaatrechtelijke rechtspersoon of een overheidsinstantie, dan verschijnt een der bestuursleden onderscheidenlijk een der bestuurders, tenzij de oproeping een of meer bepaalde bestuursleden onderscheidenlijk een of meer bepaalde bestuurders aanwijst.

Artikel 38

  • 1 Het Gerecht is bevoegd, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van partijen of hun gemachtigden, getuigen, deskundigen en tolken schriftelijk te doen oproepen.

  • 2 Namen en woonplaatsen van de getuigen, deskundigen en tolken worden bij de oproeping, bedoeld in het eerste lid, aan alle partijen en hun gemachtigden zoveel mogelijk meegedeeld.

  • 3 Partijen of hun gemachtigden kunnen getuigen en deskundigen, wier verhoor zij wenselijk achten, meebrengen of bij deurwaardersexploot oproepen, mits daarvan tijdig aan het Gerecht is kennis gegeven, onder opgave van hun namen en woonplaatsen. Van een en ander wordt door de Griffier aan de andere partijen en hun gemachtigden mededeling gedaan.

  • 4 Zij die ingevolge dit artikel als getuige, deskundige of tolk zijn opgeroepen, zijn verplicht aan die oproeping gevolg te geven.

Artikel 39

Het Gerecht kan bevelen dat getuigen, deskundigen en tolken die, hoewel wettelijk opgeroepen, niet zijn verschenen, en partijen die aan een oproeping, bedoeld in artikel 37, geen gevolg hebben gegeven, door de sterke arm voor hem worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen.

Artikel 40

  • 1 Getuigen, deskundigen en tolken, op last van het Gerecht opgeroepen, kunnen op hun verzoek een vergoeding ten laste van de Staat ontvangen. Het Besluit tarieven in burgerlijke zaken BES is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Personen aangesteld in openbare dienst, ontvangen geen vergoeding indien zij in verband met hun taak zijn opgeroepen.

  • 3 Getuigen en deskundigen door partijen meegebracht of opgeroepen, ontvangen van dezen een vergoeding, indien zij daarom verzoeken. Het Besluit tarieven in burgerlijke zaken BES is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 41

Het Gerecht zorgt tijdens de zitting voor de handhaving van de orde en is bevoegd wanneer de orde op enige wijze door een aanwezige wordt verstoord, degene die dit doet of alle aanwezigen te doen vertrekken.

Artikel 42

Om gewichtige, in het proces-verbaal van de zitting te vermelden, redenen kan het Gerecht besluiten dat de behandeling van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in een zitting met gesloten deuren.

Artikel 43

  • 1 Ter zitting verschenen partijen of hun gemachtigden worden in de gelegenheid gesteld het woord te voeren.

  • 2 Het Gerecht is bevoegd aan partijen en hun gemachtigden vragen te stellen.

Artikel 44

  • 1 De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, de deskundigen en tolken hun diensten als zodanig te verlenen, een en ander behoudens geldige redenen van verschoning of overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering BES.

  • 2 Het Gerecht kan bevelen dat getuigen niet worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak worden toegelaten dan na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen in dat geval de eed of belofte af in handen van het Gerecht.

  • 3 De formule van de eed of belofte luidt voor de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; voor de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwgezetheid zullen vervullen.

  • 4 Het Gerecht ondervraagt de getuigen en deskundigen. Partijen of hun gemachtigden kunnen met toestemming van het Gerecht en door zijn tussenkomst aan getuigen en deskundigen vragen stellen.

  • 5 Getuigen en deskundigen, overeenkomstig artikel 38 ter zitting meegebracht of opgeroepen, kunnen ook bij verzuim van de daar vermelde kennisgeving worden gehoord, tenzij de andere partijen of hun gemachtigden daartegen bezwaar maken.

  • 5 De volgorde waarin de getuigen en deskundigen worden gehoord, alsmede de met het oog op hun onbevangenheid ter zitting te nemen maatregelen worden door het Gerecht bepaald.

  • 6 Getuigen, deskundigen en tolken mogen zich niet verwijderen dan nadat het Gerecht hun daartoe verlof heeft gegeven.

Artikel 45

Na afloop van het verhoor worden partijen of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van hetgeen door de getuigen en deskundigen is verklaard, het woord te voeren.

Artikel 46

  • 1 De griffier maakt proces-verbaal op van de zitting.

  • 2 Het proces-verbaal vermeldt het volgnummer van het beroepschrift, de datum van de zitting, de naam van de rechter of rechters, de naam van de griffier, de namen van de partijen en hun gemachtigden die ter zitting zijn verschenen, alsmede de namen van de ter zitting verschenen getuigen, deskundigen en tolken.

  • 3 Het proces-verbaal houdt verder een korte vermelding in van hetgeen ter zitting met betrekking tot het beroepschrift voorvalt.

  • 4 Het proces-verbaal wordt door de rechter of de voorzitter van de meervoudige kamer en de griffier ondertekend. Bij verhindering van één van hen wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.

  • 5 Het Gerecht kan, ambtshalve of op verzoek van een partij bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal van de zitting zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring terstond op schrift gesteld, aan die partij, getuige of deskundige voorgelezen en door deze met het Gerecht en de griffier medeondertekend. Heeft geen ondertekening plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.

  • 6 De rechter kan bepalen dat geen griffier aanwezig zal zijn ter zitting. In dat geval wordt het proces-verbaal door hem opgemaakt en slechts door hem ondertekend.

§ 8. Verdere behandeling en beslissing

Artikel 47

  • 1 Het Gerecht beraadslaagt en beslist in raadkamer en grondt de uitspraak uitsluitend op hetgeen ter zitting te berde is gebracht en op de stukken, bedoeld in § 6 van dit hoofdstuk.

  • 2 Het Gerecht vult ambtshalve de rechtsgronden aan. Het Gerecht kan ambtshalve de feiten aanvullen.

Artikel 48

  • 1 Blijkt tijdens de behandeling in raadkamer dat het onderzoek niet volledig is geweest, dan kan de behandeling van het beroepschrift worden hervat. Van een hervatting wordt terstond door de griffier schriftelijk mededeling gedaan aan alle partijen.

  • 2 § 5 van dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op de voortgezette behandeling van het beroepschrift.

  • 3 Indien nieuwe schrifturen of bewijsstukken aan het procesdossier worden toegevoegd, wordt opnieuw toepassing gegeven aan § 6 van dit hoofdstuk.

  • 4 Alvorens opnieuw in raadkamer te beraadslagen en te beslissen, vindt wederom een openbare behandeling plaats met inachtneming van § 7 van dit hoofdstuk.

§ 9. De uitspraak

Artikel 49

  • 1 Het Gerecht doet, behoudens artikel 52, schriftelijk uitspraak. De uitspraak bevat de gronden waarop zij berust.

  • 2 De uitspraak vermeldt wanneer en door welke rechter of rechters zij is vastgesteld.

  • 3 De uitspraak wordt door de rechter of de voorzitter van de meervoudige kamer en de griffier ondertekend. Bij verhindering van één van hen wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld.

Artikel 50

  • 1 De uitspraak van het Gerecht strekt tot:

    • a. onbevoegdverklaring van het Gerecht;

    • b. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;

    • c. ongegrondverklaring van het beroep; of

    • d. gegrondverklaring van het beroep.

  • 2 Voor zover uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld, wordt dat in de uitspraak vermeld. De burgerlijke rechter is aan die uitspraak gebonden.

  • 3 Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de beschikking geheel of gedeeltelijk. Vernietiging van de beschikking of een deel daarvan brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van die beschikking of het vernietigde deel daarvan mee. Het Gerecht kan bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking of het vernietigde deel daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.

  • 4 Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, kan het bestuursorgaan opdragen een nieuwe beschikking te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van de uitspraak, dan wel kan het bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking of het vernietigde deel daarvan. Het Gerecht kan een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe beschikking of het verrichten van een andere handeling.

  • 5 Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, kan het, indien daarvoor gronden zijn, bepalen dat een vergoeding wordt toegekend ten laste van het bij de uitspraak aangewezen over lichaam. Wordt de vergoeding toegekend op verzoek van de partij zelf, dan wordt deze geacht daarmee afstand te hebben gedaan van het recht om op grond van andere wettelijke voorschriften schadevergoeding te vragen.

  • 6 Indien het Gerecht de omvang van de schadevergoeding bij de uitspraak niet of niet volledig kan vaststellen, bepaalt het in de uitspraak, dat ter voorbereiding van een nadere uitspraak het onderzoek daarover wordt heropend en bepaalt het daarbij hoe het onderzoek wordt voortgezet.

  • 7 Het Gerecht kan bepalen dat een voorlopige voorziening op een later tijdstip dan het tijdstip waarop het uitspraak heeft gedaan, vervalt.

  • 8 Het Gerecht kan bepalen dat indien en zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan de uitspraak, het door het Gerecht aangewezen overheidslichaam aan een door het Gerecht aangewezen partij een bij de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Het Gerecht is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep en in voorkomend geval het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Artikel 58, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, is van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld, in geval van een kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de kosten waarop de veroordeling, bedoeld in de eerste volzin, uitsluitend betrekking kan hebben, en omtrent de wijze waarop in de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

  • 10 In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, kan het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het negende lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

  • 11 Het Gerecht stelt de partij, bedoeld in het tiende lid, zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Het stelt hiervoor termijnen. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan het Gerecht bepalen, dat het toelichten en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden. Indien het toelichten en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit het Gerecht het onderzoek. In de overige gevallen zijn de hoofdstukken 3, § 7, en 6, § 1, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 51

  • 1 De uitspraak van het Gerecht wordt zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt door mededeling daarvan in een openbare zitting van het Gerecht. Het Gerecht kan bepalen dat de mededeling plaatsvindt in een ander eilandgebied dan waar de behandeling heeft plaats gevonden.

  • 2 Van de uitspraak van het Gerecht zendt de griffier onverwijld na de openbaarmaking daarvan kosteloos een door hem getekend afschrift aan partijen.

Artikel 52

  • 1 Het Gerecht kan aan het slot van de zitting mondeling uitspraak doen, indien de behandeling van het beroepschrift zich daartoe leent. De uitspraak kan met het oog daarop voor ten hoogste veertien dagen worden verdaagd onder aanzegging aan de op de zitting verschenen partijen van dag en uur van de uitspraak. De mondelinge uitspraak bestaat uit een opgave van de beslissing van het Gerecht en van de daarvoor gebezigde gronden.

  • 2 Van de mondelinge uitspraak wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt door de rechter of, wanneer toepassing is gegeven aan artikel 11, tweede lid, door de voorzitter van de meervoudige kamer en de griffier ondertekend. Artikel 46, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Met betrekking tot het proces-verbaal, bedoeld in het tweede lid, is artikel 51, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 53

De griffier is bevoegd afschriften en uittreksels van uitspraken van het Gerecht te verstrekken. Aan de verzoeker worden in rekening gebracht de kosten ten behoeve van het maken van deze afschriften en uitreksels.

Hoofdstuk 4. Bestuurlijke heroverweging

§ 1. Heroverweging op verzoek van het Gerecht

Artikel 54

  • 1 Het Gerecht kan, indien nog geen gebruik is gemaakt van artikel 55, in elke fase voorafgaand aan de openbare behandeling van het beroepschrift het beroepschrift toezenden aan het bestuursorgaan dat de bestreden beschikking heeft gegeven, met het gemotiveerde verzoek om binnen een door het Gerecht te stellen termijn te verklaren of het bereid is de beschikking in heroverweging te nemen.

  • 2 Luidt het antwoord op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, ontkennend of blijft dit binnen de gestelde termijn achterwege, dan wordt het beroepschrift door het Gerecht in behandeling genomen.

  • 3 Luidt het antwoord op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, bevestigend, dan wordt het beroepschrift niet door het Gerecht in behandeling genomen. De artikelen 59, eerste lid, en 61 tot en met 74 zijn alsdan van toepassing.

  • 4 Indien het Gerecht een beroepschrift niet in behandeling neemt om de reden, genoemd in het derde lid, dan geeft het daarvan onverwijld kennis aan de indiener van het beroepschrift.

§ 2. Heroverweging naar aanleiding van een bezwaarschrift

Artikel 55

De personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, zijn bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.

Artikel 56

  • 1 Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven of geldt als geweigerd.

  • 2 De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.

  • 3 Wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.

  • 4 Het bestuursorgaan doet bij zijn beschikking mededeling van de mogelijkheid van het indienen van bezwaar bij het bestuursorgaan en de beroepstermijn.

Artikel 57

  • 1 Het bezwaarschrift wordt ingediend door de bezwaarde of een door deze aangewezen gemachtigde.

  • 2 De machtiging wordt bij het bezwaarschrift overgelegd. Een advocaat behoeft geen machtiging over te leggen.

  • 3 Als woonplaats van de bezwaarde die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt aangemerkt de woonplaats van die gemachtigde.

  • 4 Het bezwaarschrift houdt in:

    • a. de naam, voornamen en de woonplaats van de bezwaarde en, indien het door een gemachtigde wordt ingediend, tevens de naam, voornamen en woonplaats van de gemachtigde;

    • b. een duidelijke omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaarschrift zich richt;

    • c. de gronden waarop het bezwaar berust, waaronder het belang dat de bezwaarde bij de beschikking heeft;

    • d. een aanduiding van hetgeen wordt gevorderd;

    • e. de ondertekening door de bezwaarde of zijn gemachtigde;

    • f. de keuze van een woonplaats op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien de bezwaarde geen woonplaats heeft op Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 5 Bij het bezwaarschrift worden zo mogelijk een kopie van de beschikking en de overige op de beschikking betrekking hebbende stukken overgelegd.

Artikel 58

  • 1 Voor het indienen van een bezwaarschrift zijn geen rechten verschuldigd.

  • 2 De kosten die een partij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het betrokken overheidslichaam uitsluitend vergoed op verzoek van die partij voor zover de beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen. In geval van een vergoeding van de kosten ten behoeve van een partij aan wie een toevoeging is verleend krachtens de Wet kosteloze rechtskundige bijstand BES, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de raadsman.

  • 3 Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten, waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben, en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

Artikel 59

  • 1 Het bestuursorgaan geeft bezwaarden kosteloos een bewijs van ontvangst van het bezwaarschrift af en doet daarbij schriftelijk mededeling van de verdere behandeling.

  • 2 Is het bezwaarschrift ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan, dan zendt dat bestuursorgaan het bezwaarschrift naar het bevoegde bestuursorgaan. De dag waarop het bij het onbevoegde bestuursorgaan is ingediend, geldt als de dag waarop het is ontvangen.

Artikel 60

  • 1 Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 57, vierde lid, stelt het bestuursorgaan de bezwaarde in de gelegenheid de gebreken te herstellen. Daarbij wordt vermeld de termijn, die minimaal veertien dagen bedraagt, waarbinnen het herstel van de gebreken dient te geschieden.

  • 2 Indien de gebreken niet binnen de gestelde termijn zijn hersteld, kan het bestuursorgaan de bezwaarde niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 61

  • 1 Indien de bezwaarde niet de persoon is tot wie de beschikking is gericht, zendt het bestuursorgaan onverwijld een afschrift van het bezwaarschrift aan degene tot wie de beschikking is gericht. Deze wordt als mede-belanghebbende, desgewenst, aangemerkt als partij bij de behandeling van het bezwaarschrift.

  • 2 Indien er naar het vermoeden van het bestuursorgaan derde-belanghebbenden zijn, kan het bestuursorgaan dezen in kennis stellen van het indienen van het bezwaarschrift door middel van een publicatie in de Staatscourant.

  • 3 De belanghebbenden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn bevoegd om binnen een termijn van vier weken na de datum van verzending van het afschrift, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk de publicatie, bedoeld in het tweede lid, schrifturen en bewijsstukken, die zij voor de behandeling van het bezwaarschrift dienstig achten, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 4 Bij overschrijding van de termijn, bedoeld in het derde lid, worden de schrifturen en bewijsstukken niet in behandeling genomen. Artikel 56, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 62

Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift en in voorkomend geval de schrifturen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, voor commentaar in handen van de afdeling of dienst van het betrokken overheidslichaam die de bestreden beschikking voorbereid heeft. Het bestuursorgaan stelt daarbij een termijn van maximaal dertig dagen.

Artikel 63

  • 1 Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift, de eventuele schrifturen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, en het commentaar, bedoeld in artikel 62, binnen veertien dagen na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 62, gedurende veertien dagen voor de bezwaarde en andere partijen ter inzage op een door het bestuursorgaan te bepalen toegankelijke plaats. Hiervan doet het bestuursorgaan te voren aan de bezwaarde en andere partijen schriftelijk mededeling. Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De bezwaarde en andere partijen kunnen van de ter inzage liggende stukken eenmaal kosteloos kopieën verkrijgen van het bestuursorgaan.

Artikel 64

  • 1 Het bestuursorgaan nodigt de bezwaarde en andere partijen binnen veertien dagen na afloop van de inzagetermijn, bedoeld in artikel 63, eerste lid, uit voor een hoorzitting waar zij zich in persoon of bij gemachtigde kunnen doen horen. Zij worden in elkaars aanwezigheid gehoord.

  • 2 Gemachtigden, niet zijnde advocaten, zijn om te kunnen worden gehoord voorzien van een schriftelijke machtiging, tenzij zij verschijnen in gezelschap van degene die zij vertegenwoordigen.

  • 3 Tijdens de hoorzitting is voor het verstrekken van inlichtingen tenminste één vertegenwoordiger van de afdeling of dienst van het betrokken overheidslichaam die de bestreden beschikking heeft voorbereid, aanwezig.

  • 4 Tijdens de hoorzitting kunnen de bezwaarde, de andere partijen, hun gemachtigden en de vertegenwoordiger, bedoeld in het derde lid, het woord voeren en vragen beantwoorden.

  • 5 Tijdens de hoorzitting worden geen nieuwe stukken overgelegd, indien de andere partijen of hun gemachtigden daartegen bezwaar maken.

  • 6 Het bestuursorgaan kan om gewichtige redenen besluiten dat de hoorzitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren wordt gehouden.

Artikel 65

  • 1 Het bestuursorgaan is bevoegd voorafgaand aan of tijdens de hoorzitting, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van de bezwaarde, de andere partijen of hun gemachtigden, getuigen, deskundigen en tolken voor de hoorzitting uit te nodigen. Indien noodzakelijk, wordt binnen een termijn van veertien dagen een nieuwe hoorzitting belegd.

  • 2 Getuigen, deskundigen en tolken, ambtshalve door het bestuursorgaan uitgenodigd, kunnen op verzoek een vergoeding ten laste van het betrokken overheidslichaam ontvangen. Het Besluit tarieven in burgerlijke zaken BES is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 66

Het verslag van de hoorzitting wordt ter kennisneming gezonden aan de bezwaarde, de andere partijen of hun gemachtigden, alsmede, indien van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 65, eerste lid, gebruik is gemaakt, de getuigen, deskundigen en tolken.

Artikel 67

Van het houden van een hoorzitting kan worden afgezien, indien:

  • a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b. het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is;

  • c. de bezwaarde en de andere partijen schriftelijk hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord; of

  • d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en de andere partijen daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Artikel 68

  • 1 Het bestuursorgaan grondt de beschikking in heroverweging op het bezwaarschrift, in voorkomend geval op de stukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, het commentaar, bedoeld in artikel 62, en hetgeen blijkens het verslag tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht.

  • 2 De beschikking bevat de gronden waarop zij berust, en neemt de plaats in van de bestreden beschikking.

Artikel 69

  • 1 Het bestuursorgaan beslist uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn kan, onder kennisgeving aan de bezwaarde en de andere partijen, eenmaal met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

  • 2 Het bestuursorgaan zendt de beschikking onverwijld aan de bezwaarde en de andere partijen.

Artikel 70

  • 1 Het bestuursorgaan is bevoegd de behandeling van bezwaarschriften, waaronder begrepen het houden van de hoorzitting, bedoeld in artikel 64, op te dragen aan een adviescommissie. Die adviescommissie adviseert het bestuursorgaan omtrent de in heroverweging te nemen beschikking.

  • 2 Het bestuursorgaan kan, indien het zich verenigt met het advies van de adviescommissie, het advies met de gronden waarop het berust, tot zijn standpunt maken en opnemen in de beschikking.

  • 3 Indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de adviescommissie, geeft het in zijn beschikking de redenen daarvoor aan.

  • 4 Indien het derde lid van toepassing is, zendt het bestuursorgaan het advies van de adviescommissie met de beschikking aan de bezwaarde en de andere partijen.

Artikel 71

  • 1 Het bestuursorgaan wijst een oneven aantal en tenminste drie personen aan als lid van de adviescommissie. Het bestuursorgaan wijst uit hun midden een voorzitter aan.

  • 2 De leden van de adviescommissie mogen niet inhoudelijk betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de bestreden beschikking.

  • 3 De adviescommissie wordt terzijde gestaan door een door het bestuursorgaan aan te wijzen secretaris, afkomstig uit de afdeling of dienst van het betrokken overheidslichaam, die belast is met juridische aangelegenheden.

Artikel 72

Het bestuursorgaan stelt de adviescommissie voor het uitoefenen van haar taak de benodigde faciliteiten beschikbaar.

Artikel 73

De voorzitter van de adviescommissie oefent de bevoegdheden uit, bedoeld in de artikelen 59, 60, eerste lid, 61, 62, 63, 64, eerste en zesde lid, en 65, en regelt de orde van de hoorzitting, bedoeld in artikel 64. Hij wordt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden terzijde gestaan door de secretaris.

Artikel 74

  • 1 De adviescommissie beraadslaagt aansluitend aan de hoorzitting in raadkamer over het aan het bestuursorgaan uit te brengen advies. Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris en met stukken, bedoeld in artikel 68, eerste lid, ter beslissing aangeboden aan het bestuursorgaan.

  • 2 Het bestuursorgaan is niet bevoegd nader advies te vragen inzake het advies van de adviescommissie.

Hoofdstuk 5. Het hoger beroep

Artikel 75

  • 1 Tegen de uitspraken van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 52, 80, tenzij het verzet gegrond is verklaard, en 95, staat voor alle partijen hoger beroep open op het Hof.

  • 2 De behandeling van het hoger beroep en de uitspraak geschieden door het Hof.

Artikel 76

Het hoger beroep wordt binnen zes weken na de datum waarop van de uitspraak van het Gerecht kennis is gegeven op de wijze, bedoeld in de artikelen 51, tweede lid, en 52, derde lid, aanhangig gemaakt middels een aan het Hof gericht beroepschrift, dat ingediend wordt ter griffie van het Gerecht waarvan de uitspraak wordt aangevochten.

Artikel 77

  • 1 Op de behandeling van het hoger beroep en de uitspraak van het Hof is hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het verschuldigde griffiegeld het tweevoud bedraagt van dat bedoeld in artikel 17, eerste lid.

Artikel 78

  • 1 Het Hof bevestigt de uitspraak, hetzij met overneming hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen het Gerecht had behoren te doen.

  • 2 Wanneer het Gerecht de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkverklaring, wordt het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond. Hoofdstuk 3 is van toepassing. Tegen de nieuwe uitspraak van het Gerecht staat binnen de in artikel 76 genoemde hoger beroep open op het Hof.

  • 3 Het Hof kan de terugverwijzing, bedoeld in het tweede lid, achterwege laten indien het beroepschrift kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is.

Hoofdstuk 6. Bijzondere procedures

§ 1. Vereenvoudigde behandeling

Artikel 79

  • 1 Het Gerecht kan onmiddellijk uitspraak doen indien het kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet ontvankelijk is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt, omdat:

    • a. het verzoek kennelijk ongegrond is;

    • b. de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven;

    • c. de bestreden beschikking door het bevoegde bestuursorgaan is ingetrokken of gewijzigd, en daarmee kennelijk aan de bezwaren van de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen.

  • 3 Indien het betreft een beroep, bedoeld in artikel 8, wordt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid uitgeoefend door de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid alsmede artikel 80 zijn van overeenkomstige toepassing in het kader van hoger beroep, bedoeld in artikel 75. Alsdan wordt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid uitgeoefend door de voorzitter van het Hof.

Artikel 80

  • 1 Tegen een uitspraak, bedoeld in artikel 79, kunnen alle partijen binnen twee weken na de dag van verzending schriftelijk verzet doen bij het Gerecht. De indiener van het verzetschrift dient gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen in de uitspraak hij zich niet kan verenigen. De artikelen 15, eerste tot en met derde lid, 20 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Alvorens uitspraak te doen op het verzet stelt het Gerecht de indiener van het verzetschrift die daarom vraagt, in de gelegenheid om in een openbare zitting te worden gehoord en de schrifturen, ambtsberichten en bewijsstukken in te zien, tenzij het aanstonds van oordeel is dat het verzet gegrond is. De artikelen 41, 42 en 46 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt de uitspraak, bedoeld in artikel 79, en wordt het beroepschrift in verdere behandeling genomen door het Gerecht.

§ 2. Behandeling van spoedeisende aangelegenheden

Artikel 81

  • 1 Indien het belang van een partij een onverwijlde uitspraak vordert, kan deze het Gerecht gemotiveerd verzoeken het beroepschrift versneld te behandelen, zonder toepassing van de artikelen 23 tot en met 32.

  • 2 In afwijking van artikel 17, vijfde lid, wordt een beroep waarbij een verzoek als bedoeld in het eerste lid, is gedaan, ook in behandeling genomen voordat ter griffie het verschuldigde recht is ontvangen en wordt de indiener niet-ontvankelijk verklaard indien ter griffie het verschuldigde recht niet is ontvangen binnen de termijn, bedoeld in artikel 17, vijfde lid. Het Gerecht kan een kortere termijn stellen.

Artikel 82

  • 1 Na ontvangst van een verzoek, bedoeld in artikel 81, eerste lid, bepaalt het Gerecht zo spoedig mogelijk plaats, dag en uur, waarop de openbare zitting zal plaatsvinden en doet daarvan onverwijld mededeling aan partijen. Aan het bestuursorgaan dat de beschikking waartegen beroep wordt ingesteld, heeft genomen, wordt een afschrift van de ingediende stukken gezonden.

  • 2 Het bestuursorgaan is bevoegd tot zeven dagen voor de zitting schrifturen en bewijsstukken in te dienen ter griffie, tenzij het Gerecht anders bepaalt. De griffier zendt een afschrift van deze stukken aan de andere partijen.

  • 3 Blijkt het Gerecht ter zitting dat het beroepschrift niet voldoende spoedeisend is om een versnelde behandeling te rechtvaardigen, of dat een versnelde behandeling van het beroepschrift een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dan bepaalt het Gerecht dat alsnog toepassing wordt gegeven aan de artikelen 23 tot en met 32.

Artikel 83

In afwijking van artikel 82, eerste lid, kan het Gerecht een verzoek als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onmiddellijk afwijzen indien dit kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond is. De artikelen 49 tot en met 53 zijn van overeenkomstige toepassing op deze uitspraak.

Artikel 84

  • 1 Een verzoek als bedoeld in artikel 81, eerste lid, kan ook worden gedaan in het kader van een beroep, als bedoeld in artikel 8. Alsdan worden de bevoegdheden van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 81, tweede lid, 82 en 83, uitgeoefend door de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in artikel 81, eerste lid, kan ook worden gedaan in het kader van het hoger beroep, bedoeld in artikel 75. Alsdan worden de bevoegdheden van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 81, tweede lid, 82 en 83, uitgeoefend door de voorzitter van het Hof.

§ 3. Schorsing en voorlopige voorziening

Artikel 85

  • 1 Een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, kan op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt gericht tot het Gerecht, bedoeld in artikel 15.

Artikel 86

Het Gerecht beslist in raadkamer met spoed op het verzoek, na het horen, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe, van alle partijen of hun gemachtigden. De artikelen 33, tweede lid, en 37 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 87

  • 1 Het Gerecht is bevoegd, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van partijen of hun gemachtigden, getuigen, deskundigen en tolken te doen oproepen. Partijen kunnen getuigen en deskundigen, wier verhoor zij wenselijk achten, meebrengen ter zitting, mits zij voor aanvang van de zitting het Gerecht kennis geven van de namen en woonplaatsen van deze personen. De artikelen 40 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing. De artikelen 38, derde en vierde lid, en 39 zijn van overeenkomstige toepassing indien de oproeping schriftelijk geschiedt.

  • 2 Het horen geschiedt in het openbaar. De artikelen 41, 42 en 46 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien het Gerecht van oordeel is dat partijen er niet door in hun belangen worden geschaad, kan het op het verzoek beslissen met terzijdestelling van artikel 86 en het eerste en tweede lid.

Artikel 89

  • 1 Het Gerecht kan in zijn beslissing bepalen dat indien of zolang het bestuursorgaan aan de schorsing of voorlopige voorziening niet of niet volledig gevolg heeft gegeven, het door hem bij die beslissing aan te wijzen overheidslichaam aan de indiener van het beroepschrift een dwangsom verbeurt. Artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Zonodig kan het Gerecht bij nadere beslissing bepalen dat een dwangsom als in het eerste lid bedoeld, verbeurd wordt. Het kan daaraan ook zijn eerdere beslissing, bedoeld in artikel 86, aanpassen. Het Gerecht beslist na verhoor, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe, van partijen of hun gemachtigden. De artikelen 33, tweede lid, 37, 23, tweede lid, en 87 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 90

De schorsing, voorlopige voorziening en beslissing tot oplegging van een dwangsom kunnen worden opgeheven of gewijzigd door het Gerecht nadat het partijen of hun gemachtigden heeft gehoord, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe. De artikelen 33, tweede lid, 37, 50, zesde lid, en 87 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 91

De schorsing en voorlopige voorziening vervallen zodra door het Gerecht op het beroepschrift uitspraak is gedaan, voor zover in de beslissing van het Gerecht geen eerder tijdstip is aangegeven.

Artikel 92

  • 1 De schorsing van een beschikking ten aanzien waarvan bij wettelijk voorschrift openbare bekendmaking is voorgeschreven, zomede de wijziging en opheffing van een dergelijke schorsing worden door het tot die bekendmaking bevoegde gezag op gelijke wijze bekend gemaakt.

  • 2 Ten aanzien van een voorlopige voorziening handelt het bevoegde gezag zoveel mogelijk overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 93

Een afschrift van de beslissing met betrekking tot een schorsing, voorlopige voorziening of oplegging van een dwangsom, alsmede van die met betrekking tot de opheffing of wijziging daarvan wordt onverwijld aan alle partijen gezonden.

Artikel 94

  • 1 Een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, kan ook worden ingediend in het kader van het in artikel 8 bedoelde beroep. Alsdan worden de bevoegdheden van het Gerecht, bedoeld in deze paragraaf, uitgeoefend door de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, kan ook worden gedaan in het kader van het in artikel 75 bedoelde het hoger beroep. Alsdan worden de bevoegdheden van het Gerecht, bedoeld in deze paragraaf, uitgeoefend door de voorzitter van het Hof.

§ 4. Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak

Artikel 95

  • 1 Indien een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, is gedaan en het Gerecht oordeelt dat de feiten geen nader onderzoek vergen en mits met schriftelijke toestemming van alle partijen, dan wel indien het Gerecht oordeelt dat de behandeling van het beroepschrift zelf moet leiden tot de uitspraak dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan het onmiddellijk uitspraak op het beroepschrift doen.

  • 2 Op de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 49 tot en met 53 van overeenkomstige toepassing. Indien het Gerecht kennelijk onbevoegd is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, is artikel 80 van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien het betreft een beroep als bedoeld in artikel 8, wordt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid uitgeoefend door de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht.

§ 5. Herziening

Artikel 96

  • 1 Herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 en 95, en van het Hof, bedoeld in de artikelen 78, 79, 80 en 84 kan op verzoek van een partij plaatsvinden op grond van nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, die de verzoekende partij redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die waren zij eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

§ 6. Voorziening bij niet gevolg geven aan een uitspraak

Artikel 97

  • 1 Indien een bestuursorgaan aan een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 of 95, voor zover deze niet verplicht tot betaling van een bepaald geldbedrag, naar zijn oordeel geen of geen volledig gevolg kan geven binnen de bij die uitspraak gestelde termijn of – bij het ontbreken van zulk een termijn – binnen redelijke tijd, geeft het daarvan kennis aan de andere partijen. Indien het niet of niet volledig gevolg geven zijn oorzaak vindt in nieuwe feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de beschikking waarop de uitspraak betrekking heeft, is gegeven, doet het bestuursorgaan daarvan gelijktijdig mededeling.

  • 2 Indien een mededeling als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, is gedaan, kunnen de andere partijen zich met een verzoek om voorziening wenden tot het Gerecht. Op dit verzoek is hoofdstuk 3, met uitzondering van artikel 17, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 98

  • 1 Indien een kennisgeving zonder mededeling of geen kennisgeving als bedoeld in artikel 97, eerste lid, is gedaan, kunnen de andere partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek om toekenning van een vergoeding dan wel om te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan binnen zes weken na verzending van de kennisgeving, of indien geen kennisgeving is gedaan, binnen zes weken na het einde van het tijdsverloop, bedoeld in artikel 97, eerste lid.

  • 3 Indien de grief, dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven, gegrond wordt bevonden, kan het Gerecht uitspreken dat de partijen, bedoeld in het eerste lid, ten laste van het bij zijn uitspraak aangewezen overheidslichaam een bij die uitspraak vast te stellen vergoeding wordt toegekend, dan wel dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In het laatste geval bepaalt het Gerecht tevens dat indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen, bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt. Artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 99

De in de artikelen 97 en 98 aan het Gerecht toegekende bevoegdheden komen toe aan het Hof indien een bestuursorgaan geen of geen volledig gevolg geeft aan een uitspraak van het Hof, bedoeld in de artikelen 78, 79, 80 en 84.

Hoofdstuk 7. Geheimhoudingsplicht

Artikel 100

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk 8. Strafbepalingen

Artikel 101

  • 1 Met de straf, bedoeld in de artikelen 198 en 463 het Wetboek van Strafrecht BES, wordt bedreigd degene die als getuige, deskundige of tolk, ingevolge deze wet ter zitting verschenen, een in deze wet omschreven verplichting niet nakomt.

  • 2 Met dezelfde straf wordt bedreigd degene die opzettelijk of wederrechtelijk weigert de gevraagde medewerking, bedoeld in artikel 29, eerste lid, te verlenen.

  • 3 Met dezelfde straf wordt bedreigd degene die opzettelijk of wederrechtelijk niet voldoet aan de in artikel 100 opgenomen verplichting.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 102

De datum van inwerkingtreding van deze landsverordening wordt vastgesteld bij of krachtens een landsverordening regelende de invoering en het overgangsrecht van deze landsverordening.