2. De uitnodiging tot vrijwillig ontslag
Indien het bevoegde gezag besluit tot een reorganisatie over te gaan, stelt het, op
de wijze als in dit besluit nader bepaald, de overheidsdienaren die in de dienst,
het bedrijf of de instelling welke door de voorgenomen reorganisatie wordt betroffen
werkzaam zijn, in de gelegenheid om kenbaar te maken dat zij zelf het dienstverband
wensen te beëindigen, alvorens aan een of meer van hen ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldbesluit ambtenaren BES te verlenen.
-
1 Het bevoegde gezag kan besluiten ten aanzien van een of meer bepaalde diensten, bedrijven
of instellingen tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldbesluit ambtenaren BES over te gaan zonder vooraf de gelegenheid te geven tot het kenbaar maken van de wens
tot beëindiging van het dienstverband.
-
3 Als reden tot het nemen van het besluit kan onder meer gelden dat het aantal overheidsdienaren
dat als gevolg van de reorganisatie naar verwachting ontslagen zal dienen te worden
gering is in verhouding tot het totale aantal overheidsdienaren dat in de door de
reorganisatie betroffen diensten, bedrijven of instellingen werkzaam is.
-
1 Het bevoegde gezag kan voorts besluiten een of meer bepaalde categorieën van overheidsdienaren,
werkzaam in diensten, bedrijven of instellingen die door een voorgenomen reorganisatie
worden betroffen, uit te sluiten van de gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens
tot beëindiging van het dienstverband. Onder categorie wordt hierbij verstaan een
groep van overheidsdienaren met een zelfde of vergelijkbare taak of functie, of van
een zelfde of vergelijkbaar opleidingsniveau.
-
2 Een dergelijk besluit wordt aan alle betrokken overheidsdienaren schriftelijk en met
redenen omkleed bekend gemaakt op hetzelfde tijdstip waarop een mededeling als bedoeld
in artikel 10 aan de overige overheidsdienaren die in de betreffende diensten, bedrijven of instellingen
werkzaam zijn wordt gedaan.
-
3 Het besluit kan slechts gegrond zijn hetzij op de verwachting van een quantitatieve
onderbezetting van de betreffende diensten, bedrijven of instellingen, of van bepaalde
functie- of opleidingsniveau’s daarbinnen, hetzij op een dringende behoefte aan soortgelijk
personeel in een andere dienst, bedrijf of instelling, onder hetzelfde bevoegde gezag
gesteld.
Indien er enige vorm van georganiseerd overleg bestaat tussen een bevoegd gezag en
een organisatie van overheidsdienaren ten aanzien van wie een reorganisatie overwogen
wordt, worden de voorgenomen besluiten aangaande die reorganisatie door het bevoegde
gezag in dit overleg ter behandeling aangebracht, en zijn daarop de betreffende het
overleg tot stand gekomen regelen van toepassing.
Het besluit om de in een bepaalde dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren
in verband met een voorgenomen reorganisatie in de gelegenheid te stellen kenbaar
te maken dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen wordt aan alle betrokkenen
schriftelijk en zoveel mogelijk te zelfder tijd medegedeeld. De mededeling houdt tevens
in algemene gegevens over de voorgenomen reorganisatie en over de lumpsum-regeling
als bedoeld in dit besluit, over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de wens
tot beëindiging van het dienstverband kenbaar dient te worden gemaakt, over de ingangsdatum
van het alsdan te verlenen ontslag en over de persoon of instantie waarbij nadere
inlichtingen over de financiële en rechtspositionele gevolgen van een vrijwillige
beëindiging van het dienstverband kunnen worden ingewonnen.
Gerekend vanaf de dagtekening van de in het vorige artikel bedoelde mededeling hebben zij aan wie deze is gedaan gedurende twee maanden de gelegenheid
om hun wens tot beëindiging van het dienstverband schriftelijk kenbaar te maken.
Na afloop van de in het voorgaande artikel bedoelde termijn wordt in verband met dezelfde reorganisatie noch aan enige daarbij
betrokken overheidsdienaar afzonderlijk, noch aan een groep of categorie van overheidsdienaren
gezamenlijk opnieuw de gelegenheid gegeven om de wens tot beëindiging van het dienstverband
met de in dit besluit bepaalde rechtsgevolgen kenbaar te maken.
-
2 Het besluit tot ontslagverlening met toepassing van dit besluit wordt aan de betrokkenen
schriftelijk bekend gemaakt binnen een maand na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld
in artikel 11, geëindigd is.
-
3 Is een strafvervolging tegen de overheidsdienaar aanhangig of wordt overwogen hem
in aanmerking te brengen voor een disciplinaire straf, dan kan de ontslagverlening
worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake
de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.
-
3 Het besluit kan slechts gegrond zijn op de overweging dat verlening van het gevraagde
ontslag tot een quantitatieve of qualitatieve onderbezetting van de (het) betreffende
dienst, bedrijf of instelling, of van bepaalde functie- of opleidingsniveau’s daarbinnen,
zou leiden.
De termijn van een maand, bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, en 14, tweede lid, kan door het bevoegde gezag met een maand verlengd worden. Het besluit tot verlenging
wordt aan de betrokkenen vóór de afloop van de oorspronkelijke termijn medegedeeld;
het is met redenen omkleed.
-
1 Het ontslag gaat voor alle overheidsdienaren die in een zelfde dienst, bedrijf of
instelling werkzaam zijn zoveel mogelijk op hetzelfde tijdstip in. Dit tijdstip valt
niet eerder dan op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het besluit, bedoeld
in artikel 13, bekend gemaakt is, en niet later dan een maand vóór die waarin voor een of meer
in dezelfde (hetzelfde) dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren in
verband met dezelfde reorganisatie het ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldbesluit ambtenaren BES zal ingaan.
Degene aan wie ingevolge dit besluit op zijn verzoek ontslag verleend is, heeft op
grond van dat ontslag geen aanspraak op wachtgeld.
-
1 Op de overheidsdienaar, die, hoewel hij behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 7 of die door een weigering als bedoeld in artikel 14 getroffen is, niettemin ontslag aanvraagt is dit besluit niet van toepassing. Zijn
ontslagaanvraag wordt door het bevoegde gezag behandeld in overeenstemming met de
bepalingen van artikel 91 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES of daarmede vergelijkbare, op de betrokkene toepasselijke rechtspositionele bepalingen.
-
1 Degene aan wie ingevolge dit besluit ontslag verleend is wordt geacht ermede te hebben
ingestemd dat hij in beginsel gedurende een tijdvak van vier jaren, gerekend vanaf
het tijdstip waarop het ontslag ingaat, in dienst zal treden van een lichaam als bedoeld
in artikel 1, onderdeel c, van de Pensioenwet ambtenaren BES.
-
2 Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of bij
eilandsverordening, al naar gelang de lumpsum is toegekend door een bevoegd gezag
als bedoeld in artikel 2, onder a, onderscheidenlijk door een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2, onder b, kunnen
privaatrechtelijke rechtspersonen of instellingen aan de werking van het eerste lid
worden onttrokken of daaronder worden gebracht.
Aan de overheidsdienaar die de wens tot beëindiging van het dienstverband kenbaar
heeft gemaakt en aan wie dienvolgens ontslag verleend is, wordt bij of uiterlijk een
maand na de ingang van het ontslag een bepaalde geldsom uitgekeerd, volgens de in
deze paragraaf en in paragraaf 6 van dit besluit te stellen regelen.
-
1 Tot uitkering van een geldsom als bedoeld in artikel 20 wordt tevens overgegaan ten aanzien van de overheidsdienaar aan wie op grond van
het bepaalde in artikel 6 ontslag verleend is, indien hij tot zodanige uitkering uiterlijk binnen één maand
na ontvangst van het besluit tot ontslagverlening een schriftelijk verzoek richt tot
het bevoegd gezag.
Het bedrag van de lumpsum, bedoeld in artikel 20, is afhankelijk van het wachtgeld, de kindertoelage daaronder mede begrepen, dat
de betrokken overheidsdienaar ontvangen zou hebben, indien het hem verleende ontslag
niet door de bepalingen van dit besluit, doch door die van de Wachtgeldbesluit ambtenaren BES beheerst zou zijn. Verminderingen op grond van paragraaf 4 van het laatstgenoemde besluit en inhoudingen in verband met premie- of andere verplichtingen worden bij de berekening
van dit wachtgeld buiten beschouwing gelaten. De kindertoelage wordt voor de gehele
duur van de wachtgeld-periode die voor de betrokkene gegolden zou hebben berekend
naar de toestand op de dag voorafgaande aan die waarop het ontslag ingaat.
-
1 Van het wachtgeld, berekend overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande artikel, wordt de gekapitaliseerde waarde op de dag van de ingang van het ontslag vastgesteld,
waarbij wordt uitgegaan van een rentevoet van 9% ’s jaars.
Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan in
overleg met de bestuurscolleges van de openbare lichamen ten aanzien van welker ambtenaren
dit besluit in werking getreden is, het in het eerste of het tweede lid van artikel 22 genoemde percentage of het in het tweede lid van dat artikel genoemde bedrag worden
gewijzigd. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, geschiedt de wijziging
bij algemene maatregel van bestuur.
-
1 Indien de gewezen overheidsdienaar aan wie een lumpsum is toegekend, in afwijking
van het beginsel bedoeld in artikel 19, niettemin binnen het aldaar genoemde tijdvak en bij een aldaar bedoelde rechtspersoon
of instelling een dienstbetrekking aanvaardt, is hij verplicht van die lumpsum terug
te betalen, indien de indiensttreding geschiedt:
-
– binnen één jaar: 90%;
-
– na één jaar, maar binnen twee jaren: 75%;
-
– na twee jaren, maar binnen drie jaren: 50%;
-
– na drie jaren, maar binnen vier jaren: 25%.
-
2 Bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag worden inhoudingen, uit hoofde
van artikel 39 toegepast, buiten beschouwing gelaten. Van de ingevolge de Wet inkomstenbelasting
BES over de lumpsum betaalde of verschuldigde belasting wordt op verzoek van de betrokkene
een gedeelte, overeenkomende met de in het eerste lid genoemde percentages in aldaar
bedoelde gevallen, op het bedrag in mindering gebracht; in dit geval wordt in het
jaar waarin de terugbetaling geschiedt het inkomen voor de vaststelling van de aanslag
niet met het terugbetaalde bedrag verminderd. Onze Minister van Financiën kan nadere
regelen vaststellen aangaande de wijze waarop de vermindering dient te geschieden,
ingeval nog geen definitieve aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar waarin
de lumpsum is ontvangen, is opgelegd, deze aanslag nog niet is voldaan, de belastingplichtige
tegen de aanslag bezwaar gemaakt heeft of in beroep gekomen is, of tot navordering
wordt overgegaan.
-
3 De terugbetaling geschiedt aan de staat, indien de lumpsum is toegekend door een bevoegd
gezag als bedoeld in artikel 2, onder a; indien de lumpsum is toegekend door een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2,
onder b, geschiedt de terugbetaling aan het betrokken openbaar lichaam.
5. Investeringsfaciliteiten
Aan de gewezen overheidsdienaar die in het genot is gesteld van een lumpsum, en die
voornemens is investeringen te verrichten ten behoeve van een in het openbare lichaam
Bonaire, Sint Eustatius of Saba bestaand of nieuw te stichten bedrijf van voldoende
economische levensvatbaarheid, kunnen bijzondere faciliteiten ter beschikking worden
gesteld overeenkomstig de in deze paragraaf vastgestelde regelen, indien hij zijn
voornemen uiterlijk zes maanden na de dag waarop zijn ontslag is ingegaan ter beoordeling
heeft voorgelegd aan een ingevolge artikel 26 daartoe aangewezen instelling en de beoordeling positief is.
-
1 De beoordeling of voorgenomen investeringen voor de terbeschikkingstelling van bijzondere
faciliteiten in aanmerking komen wordt, zoveel mogelijk reeds voordat het aan de betrokkenen
verleende of te verlenen ontslag is ingegaan, uitgevoerd door een of meer publiek-
of privaatrechtelijke instellingen, daartoe aangewezen door
-
– Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het betreft
de voorgenomen investeringen van gewezen overheidsdienaren die een lumpsum ten laste
van de staat genieten;
-
– het bestuurscollege van een openbaar lichaam, voor zover het betreft de voorgenomen
investeringen van gewezen overheidsdienaren die een lumpsum ten laste van dat openbaar
lichaam genieten.
-
3 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onderscheidenlijk het
bestuurscollege, kan aan de aangewezen instellingen algemene voorschriften geven omtrent
de wijze waarop de beoordeling, begeleiding en advisering dienen te worden uitgevoerd.
De aanwijzing van de instelling of instellingen, bedoeld in het eerste lid van het voorgaande artikel, en de vaststelling van de voorschriften, bedoeld in het derde lid daarvan, geschieden,
door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het betrokken
bestuurscollege zoveel mogelijk gelijkluidend. Indien Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en het bestuurscollege tot volledige overeenstemming
geraken, geschiedt de vaststelling en/of aanwijzing bij dit besluit, dat in dit geval
op alle binnen het betreffende openbaar lichaam werkzame overheidsdienaren betrekking
heeft.
-
1 Aan de gewezen overheidsdienaar die een lumpsum ten laste van de staat geniet kan
ter financiering van de door deze voorgenomen investering, indien de beoordeling daarvan
positief is, door de instelling die deze beoordeling heeft verricht een lening worden
verstrekt, waarvoor de Staat haar de middelen verschaft.
-
3 De voorwaarden van de lening worden voor elk afzonderlijk geval door de instelling,
na overleg met de betrokken gewezen overheidsdienaar, vastgesteld. Zij zijn uitsluitend
of mede afhankelijk van de beoordeling van de voorgenomen investering.
Ter uitvoering van het voorgaande artikel worden door de Staat, aan de ermede belaste instellingen, naarmate de behoefte ontstaat,
leningen verstrekt tot het in totaal benodigde bedrag. Over deze leningen wordt door
het land geen rente geheven. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering
van dit artikel.
De staat staat jegens elke instelling borg voor 90% van hetgeen deze uit hoofde van
een ingevolge artikel 28 verstrekte lening aan hoofdsom en renten van de betrokken gewezen overheidsdienaar
te vorderen heeft.
-
1 De instelling die ingevolge artikel 28 een lening aan een gewezen overheidsdienaar verstrekt is bevoegd te verlangen dat
deze daarvoor te haren genoegen zekerheid stelt. Indien zulke zekerheid gesteld is,
kan het land voor de voldoening van zijn uit de borgtocht voortvloeiende verbintenis
slechts worden aangesproken, indien en voor zover de zekerheid die de gewezen overheidsdienaar
gesteld heeft onvoldoende blijkt te zijn.
-
2 De instelling is eveneens bevoegd te verlangen dat door de gewezen overheidsdienaar
een bedrag, ten hoogste gelijk aan de door hem genoten lumpsum, uit eigen middelen
wordt besteed voor de medefinanciering van de investering waarvoor ook het geleende
bedrag wordt aangewend.
Indien de beoordeling van een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 26 negatief is en/of de daarmede belaste instelling kenbaar maakt niet tot het verstrekken
van een lening als bedoeld in artikel 28 of in een daarmede overeenkomende bepaling van een eilandsverordening te zullen overgaan,
kan de betrokkene, zolang het hem verleende of te verlenen ontslag nog niet is ingegaan,
zijn mededeling dat hij zelf het dienstverband wenst te beëindigen intrekken. Indien
hij zijn ontslagaanvraag intrekt, wordt hij geacht geen ontslag te hebben verzocht.
-
1 Het bedrag en de tijdvakken, genoemd in artikel 28, tweede lid, en de percentages, genoemd in dat zelfde artikellid en in artikel 30, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
-
2 Indien in een openbaar lichaam een eilandsverordening wordt voorbereid of tot stand
gekomen is, inhoudende een regeling overeenkomstig die welke in de artikelen 28 tot en met 31 is opgenomen, tracht Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
door overleg met het bestuurscollege van dat openbaar lichaam een zo groot mogelijke
gelijkluidendheid tussen de beide regelingen te bewerkstelligen, onderscheidenlijk
te behouden.
6. Verschillende bepalingen
-
2 De premie die de in het eerste lid bedoelde overheidsdienaar over deze zes maanden
verschuldigd zou zijn geweest, ware hij in dienst gebleven, wordt in haar geheel op
de aan hem toegekende lumpsum in mindering gebracht.
-
1 Indien het ingevolge dit besluit verleende ontslag ingaat op een zodanig tijdstip
dat, ware aan de betrokkene met ingang van dit tijdstip ontslag als bedoeld in artikel 4 van het Wachtgeldbesluit ambtenaren BES verleend, hij aan het einde van de wachtgeld-periode uitzicht op een later ingaand
pensioen zou hebben verworven, kan hij een zelfde uitzicht verwerven door betaling
ineens van de gekapitaliseerde waarde van de bijdrage voor het eigen pensioen welke
door hem zelf gedurende de wachtgeld-periode verschuldigd zou zijn geweest tot aan
het tijdstip waarop hij het eerder bedoelde uitzicht alsdan zou hebben verworven,
berekend tegen een rentevoet van 9% ’s jaars. Het door hem verschuldigde bedrag wordt
op de lumpsum in mindering gebracht.
-
2 Indien de rentevoet, bedoeld in artikel 22, eerste lid, met toepassing van artikel 23 wordt gewijzigd, wordt de in het voorgaande lid genoemde rentevoet dienovereenkomstig
gewijzigd.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
De werkman die op de wijze, bepaald in het voorgaande artikel, uitzicht op pensioen heeft verworven, komt op het tijdstip waarop het hem verleende
ontslag ingaat in aanmerking voor het vrijwillig deelgenootschap ter zake van weduwen-
en wezenpensioen, bedoeld in artikel 28 van de Werkliedenwet 1944 BES.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2011, 15554, datum inwerkingtreding 30-08-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-10-2010.
Het artikel vervalt.
Beslag, gelegd op het loon of de bezoldiging van een overheidsdienaar, wordt geacht
tevens op de hem toekomende lumpsum te zijn gelegd. Evenwel is in geval van samenloop
van beslag en inhouding als bedoeld in het volgende artikel slechts dat gedeelte van de lumpsum voor beslag vatbaar, hetwelk overblijft nadat
de inhouding heeft plaats gevonden.
Hetgeen bij het ingaan van het ontslag door de gewezen overheidsdienaar aan het bevoegde
gezag of aan enig openbaar lichaam verschuldigd is wordt op de lumpsum ingehouden.
Op deze inhouding zijn beperkende bepalingen welke aan inhouding op de bezoldiging
of het loon zijn gesteld niet van toepassing.
Korting ten behoeve van andere schuldeiser van de gewezen overheidsdienaar dan de
in het voorgaande artikel bedoelde wordt op de lumpsum niet toegepast. Indien de bezoldiging of het loon van
een overheidsdienaar onmiddellijk voorafgaand aan de ingang van het hem ingevolge
dit besluit verleende ontslag aan zodanige korting onderworpen is, doet het bevoegde
gezag aan de betrokken schuldeisers mededeling omtrent het aanstaande ontslag, ten
minste een maand vóór de ingang daarvan.
Aan de overheidsdienaar ten behoeve van wie de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon
in welke dienst hij is, een overeenkomst van borgtocht met zijn schuldeiser heeft
aangegaan, wordt de hem toekomende lumpsum niet uitbetaald alvorens hij heeft aangetoond
dat hij met de betrokken schuldeiser een nieuwe overeenkomst heeft aangegaan waarbij
in ieder geval de betrokken rechtspersoon uit de borgtocht wordt ontslagen.
Voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting BES wordt degene aan wie de lumpsum
is uitbetaald geacht ten tijde van de uitbetaling in de openbaar lichaam Bonaire,
Sint Eustatius en Saba te wonen.
Indien de overheidsdienaar overlijdt alvorens het hem ingevolge dit besluit te verlenen
of verleende ontslag is ingegaan, wordt hij geacht niet voor een zodanig ontslag in
aanmerking te zijn gekomen.
Indien de gewezen overheidsdienaar overlijdt nadat hem ingevolge dit besluit verleende
ontslag is ingegaan, doch voordat hem de lumpsum is uitgekeerd, geschiedt de betaling
daarvan aan zijn erfgenamen.
Indien degene die aanspraak heeft op een lumpsum onder curatele gesteld of in staat
van faillissement verklaard wordt, geschiedt de betaling aan de curator.
Indien de overheidsdienaar of gewezen overheidsdienaar opzettelijk onjuiste gegevens
heeft verschaft, als gevolg waarvan hem ten onrechte een lumpsum dan wel een lumpsum
tot een te hoog bedrag is toegekend, wordt al datgene van hem teruggevorderd dat hem
niet zou zijn toegekend, indien hij de onjuiste gegevens niet had verschaft.
-
1 Ten aanzien van overheidsdienaren en gewezen overheidsdienaren jegens wie het bevoegde
gezag wordt gevormd door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
of het bestuurscollege van een openbaar lichaam, en ten aanzien van de erfgenamen
van dezen, oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen om te beschikken
of te handelen in verband met de toepassing van de paragrafen 2, 3, 4 en 6 van dit besluit bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en
in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken, zulks ook dan wanneer de bezwaarde
geen ambtenaar in de zin van de Wet ambtenarenrechtspraak BES is.