Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

[Regeling treedt (deels) in werking per 10-10-2010.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2000 en zichtdatum 31-10-2024.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Artikel A

In dit wetboek en de daarop berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften wordt verstaan onder:

  • algemeen erkende feestdagen, onderscheidenlijk met de zondag gelijkgestelde dagen: de in de Algemene termijnenlandsverordening, de Algemene termijnenverordening onderscheidenlijk de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens die landsverordening onderscheidenlijk wet daarmee gelijkgestelde dagen;

  • Burgerlijk Wetboek: Het Burgerlijk Wetboek van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • Gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg: Gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • hier te lande: in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • Hof van Justitie en Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • in het buitenland: buiten Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Boek 1. De wijze van procederen voor de Gerechten in eerste aanleg en voor het Hof van Justitie

Titel 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Exploten van oproeping, aanzegging en betekening

Artikel 1

  • 1 Elk exploot wordt gedaan door een deurwaarder die daartoe bevoegd is; hij laat afschrift van het exploot aan de persoon of aan de woonplaats van de geëxploiteerde.

  • 2 Het afschrift geldt voor degene die het ontvangen heeft, als het oorspronkelijke.

  • 3 Indien de geëxploiteerde weigert het afschrift in ontvangst te nemen, wordt hij geacht het afschrift in persoon te hebben ontvangen. De deurwaarder vermeldt die weigering op het exploot. Artikel 2 is van toepassing.

Artikel 2

  • 1 Indien de deurwaarder noch de geëxploiteerde, noch aan zijn woonplaats iemand van diens huisgenoten of een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift de geëxploiteerde tijdig bereikt, vindt, laat hij, indien dat feitelijk mogelijk is, een afschrift aan de woonplaats achter in een gesloten envelop. Indien ook dat feitelijk onmogelijk is, bezorgt hij terstond een afschrift ter post. De deurwaarder maakt, zowel in het ene als het andere geval tevens onder vermelding van de reden van de feitelijke onmogelijkheid, van deze handelingen melding in het exploot.

  • 2 Op de envelop waarin het afschrift ingevolge het eerste lid wordt achtergelaten of ter post wordt bezorgd, worden vermeld de naam en de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd. De envelop vermeldt tevens de naam, de hoedanigheid, het kantooradres en het telefoonnummer van de deurwaarder, alsmede een aanduiding dat de inhoud de onmiddellijke aandacht behoeft.

  • 3 Indien de deurwaarder op de in dit artikel vermelde wijze zijn exploot doet, is hij verplicht een tweede afschrift te vervaardigen, dat hij gedurende ten minste drie maanden moet bewaren.

Artikel 4

Aan elk van de geëxploiteerden wordt een afschrift van het exploot gelaten.

Artikel 5

Alle exploten worden gedaan op de volgende wijze:

  • 1°. ten aanzien van het Land Aruba, Curaçao of Sint Maarten, ten aanzien van de Staat der Nederlanden, alsmede ten aanzien van de Gouverneur onderscheidenlijk de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in zaken hem in het bijzonder aangaande, aan de persoon of aan het parket van de procureur-generaal; indien afschrift van een voor het Land, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden bestemd exploot wordt gelaten aan een persoon die daartoe is aangewezen, is het exploot gedaan aan het Land, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden, in persoon;

  • 2°. ten aanzien van openbare rechtspersonen, aan de persoon of ter woonplaats van het hoofd van het bestuur of ter plaatse waar het bestuur zitting of kantoor houdt; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of aan een persoon die daartoe is aangewezen, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;

  • 3°. ten aanzien van andere rechtspersonen aan de persoon of aan de woonplaats van een van de bestuurders en, na de ontbinding, van een van de vereffenaars of aan hun zetel of kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;

  • 4°. ten aanzien van vennootschappen onder firma en en commandite aan de persoon of aan de woonplaats van een van de beherende vennoten en, na de ontbinding, van een van de vereffenaars of aan haar kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een beherende vennoot of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de vennootschap in persoon; ten aanzien van maatschappen die een gezamenlijke naam voeren, geschiedt de betekening aan hun kantoor;

  • 5°. ten aanzien van curators in een faillissement of bewindvoerders in een surséance van betaling, aan de persoon, het kantoor of de woonplaats van één van hen;

  • 6°. ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene, zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen:

    • a. aan de laatste woonplaats van de overledene, mits aldaar nog de overlevende echtgenoot of andere levensgezel, een broer, een zus of een nabestaande in de rechte lijn woont, of

    • b. aan de persoon of de woonplaats van een executeur-testamentair, van een ten tijde van het overlijden fungerend curator of bewindvoerder, of, indien hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld, aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder, bij wie de overledene in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, of

    • c. aan de persoon of de woonplaats van een van de erfgenamen, mits betekening geschiedt binnen een jaar na het overlijden, in welk geval het exploot tevens moet worden aangekondigd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter te bepalen, dagblad;

    een en ander onverminderd de mogelijkheid van betekening aan ieder van de erfgenamen afzonderlijk op de gewone wijze;

  • 7°. ten aanzien van degenen die hier te lande geen bekende woonplaats hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf;

    indien degenen die hier te lande niet een woonplaats hebben, daar ook niet een bekend werkelijk verblijf bezitten en hun woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland onbekend is, gelijk mede in geval in rechte worden opgeroepen onbekenden of houders van aandelen of andere effecten die niet op naam staan of waarvan de houders niet bij name bekend zijn, wordt het exploot gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is, te bepalen dagblad en wordt een afschrift overgegeven, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij die rechter en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die het oorspronkelijke voor gezien tekent; daarenboven wordt het gedane exploot aangekondigd in het nieuwsblad, waarin van Landswege de officiële berichten of in de Staatscourant worden geplaatst;

    op gelijke wijze wordt gehandeld ten aanzien van naamloze vennootschappen, bestaande of ontbonden, bij gebreke van gemeenschappelijk kantoor, bestuurder of vereffenaar, of indien van de bestuurder of vereffenaar een woonplaats of de plaats van diens werkelijk verblijf hier te lande niet bekend is;

    indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door het gerecht in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats of bij gebreke daarvan zijn verblijfplaats heeft, te bepalen dagblad en wordt een afschrift, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken overgegeven en geschiedt tevens aankondiging in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst of in de Staatscourant;

    indien het exploot ten verzoeke van de ene echtgenoot aan de andere wordt uitgebracht, houdt het de naam van de gemachtigde van die andere echtgenoot in, indien deze bekend is;

  • 8°. ten aanzien van degenen die niet hier te lande wonen en daarin evenmin een bekend verblijf hebben, doch wier woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die de oorspronkelijke oproeping voor gezien zal tekenen; de ambtenaar van het openbaar ministerie in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba doet het afschrift van het exploot ten behoeve van de belanghebbenden aan de procureur-generaal toekomen; de procureur-generaal, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;

    indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gedaan, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats heeft en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die daarmede handelt als in het eerste onderdeel van dit nummer omschreven;

  • 9°. ten aanzien van degene die met degene ten verzoeke van wie het exploot wordt gedaan, de woning deelt, aan hem in persoon; indien betekening in persoon niet kan geschieden, handelt de deurwaarder overeenkomstig artikel 2;

  • 10°. ten aanzien van de eigenaar en de leden, dan wel de boekhouder van een rederij van een schip dat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats;

  • 11°. ten aanzien van de opvarenden van een schip, die geen bekende woonplaats hier te lande hebben, en die noch aan boord van dat schip, noch elders worden aangetroffen, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan boord aan de kapitein van dat schip;

  • 11a°. ten aanzien van de eigenaar van een luchtvaartuig dat in het in artikel 1302 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het luchtvaartuig of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 1303, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats.

Artikel 5a

  • 1 In geval van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie, kan het exploot ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk terzake woonplaats heeft gekozen. Deze advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt.

  • 2 Aan een in verband met executie volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats kunnen alle exploten worden gedaan, zelfs van verzet, hoger beroep en cassatie.

Artikel 6

  • 1 Het exploot vermeldt:

    • a. de dag, de maand en het jaar;

    • b. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon tevens de voornamen, en de woonplaats van de persoon op verzoek van wie, of naar aanleiding van wiens aan de rechter gericht verzoek het gedaan is;

    • c. de naam, de voornamen en het kantooradres van de deurwaarder;

    • d. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon zo nodig de voornamen, en de woonplaats van de geëxploiteerde;

    • e. de persoon aan wie afschrift van het exploot gelaten is, onder vermelding van diens hoedanigheid.

  • 2 Indien een partij een rechtspersoon of vennootschap is, wordt haar benaming vermeld.

  • 3 Een oproeping om in rechte te verschijnen behelst bovendien de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis zal nemen, en dag en uur, waarop de geëxploiteerde in rechte moet verschijnen.

  • 4 De deurwaarder ondertekent het exploot en de afschriften daarvan.

Artikel 7

  • 1 De gewone termijn van oproeping is ten minste een week voor de geëxploiteerde die hier te lande woonachtig is of verblijf houdt.

  • 2 In spoed vereisende zaken, bij zijn beschikking als zodanig vermeld, is de rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie bevoegd om de tijd die tussen de oproeping van partijen en de rechtsdag verlopen moet, te verkorten.

  • 3 Tegen de beschikking, bedoeld in het tweede lid, staat geen hogere voorziening open.

Artikel 9

  • 1 In het tweede geval in artikel 5, ten 7°, uitgedrukt, is de termijn van oproeping ten minste drie maanden.

  • 2 De rechter is bevoegd om op verzoek van de eiser, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, deze termijn te verkorten. Artikel 7, tweede lid, vindt overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend, aan het hoofd van de oproeping worden vermeld.

Artikel 10

  • 1 Indien de geëxploiteerde hier te lande noch een bekende woonplaats noch een bekend werkelijk verblijf heeft en zijn woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, is de termijn van oproeping ten minste twee maanden.

Artikel 11

Indien een exploot aan iemand die in het buitenland woont, aan zijn persoon hier te lande gedaan wordt, of indien deze in een bepaalde zaak woonplaats hier te lande heeft gekozen, is artikel 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Indien meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moeten worden opgeroepen, geschiedt dit voor allen tegen de dag van verschijning, voor de verst verwijderd wonende bepaald.

Artikel 12a

Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de voor oproeping van de geëxploiteerde geldende termijnen. Tenzij de oproeping geschiedt bij hetzelfde exploot als de oproeping van de verweerder, wordt een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering aan de derde uitgereikt.

Artikel 13

De dag van het exploot en de dag van verschijning worden niet meegerekend onder de algemene termijn, bepaald voor oproeping, aanzegging en betekening.

Artikel 14

De aanzeggingen en oproepingen om tegenwoordig te zijn bij een akte van procedure of van instructie, drukken alleen plaats, dag en uur van de eerste terechtzitting uit; zij behoeven niet herhaald te worden, ook al wordt de terechtzitting op een andere dag verlegd of voortgezet.

Artikel 15

  • 1 Op een zondag of een algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag kan geen exploot geschieden. Evenmin kan zulks op andere dagen geschieden vóór vijf uur 's morgens of na negen uur ’s avonds.

  • 2 Indien de laatste dag van de termijn waarbinnen het exploot kan worden gedaan, op een zondag of een algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag valt, mag het exploot worden gedaan op de eerstvolgende dag die geen zondag of algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag is.

  • 3 De rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie kan verlof verlenen het exploot te doen in afwijking van het eerste lid op alle dagen en uren.

Artikel 17

  • 1 De deurwaarder mag een exploot niet uitbrengen voor zijn bloedverwanten of aangehuwden, in de rechte linie onbepaaldelijk en in de zijlinie tot de graad van kinderen van broers en zussen ingesloten. In geval van beletsel uit dien hoofde voorziet de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg in zijn plaatsvervulling.

  • 2 Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van bevoegde deurwaarders is de rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie bevoegd om een of meer personen aan te wijzen tot het verrichten van de vereiste werkzaamheden, daaronder begrepen die welke na elk eindvonnis nodig zijn.

Artikel 18

Indien een exploot door toedoen van de deurwaarder nietig verklaard wordt, is de rechter bevoegd om hem in de kosten van het exploot en van de vernietigde procedure te verwijzen, onverminderd het recht van de partij op schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn.

Artikel 18a

Indien op de laatste dag van een termijn waarbinnen de indiening van enig verzoekschrift of enige akte, dan wel de aflegging van enige verklaring ter griffie van het gerecht in eerste aanleg of van het Hof van Justitie moet geschieden, de griffie gesloten is, kan die indiening of aflegging alsnog geschieden op de eerstvolgende dag waarop de griffie geopend is.

Afdeling 2. De terechtzittingen

Artikel 18b

  • 1 De rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure en treft, zo nodig, op verzoek van een partij of ambtshalve maatregelen.

  • 2 Partijen zijn tegenover elkaar verplicht onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen.

Artikel 18c

Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig, naar waarheid en in een zo vroeg mogelijk stadium aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

Artikel 18d

De rechter kan bepalen dat geen griffier aanwezig zal zijn ter terechtzitting. In dat geval wordt het proces-verbaal door hem opgemaakt en slechts door hem ondertekend.

Artikel 19

De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of ’s lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden, waarin behandeling ter openbare terechtzitting het belang van de rechtspraak zou schaden.

Artikel 20

  • 1 Partijen verschijnen in persoon voor de rechter, desgewenst door een raadsman bijgestaan, tenzij zij verkiezen zich door een gemachtigde te doen vertegenwoordigen.

  • 2 De rechter is bevoegd om in alle gevallen en in elke stand van het geding, de persoonlijke verschijning van een of meer der partijen te gelasten ten einde een vereniging te beproeven indien de zaak hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt.

  • 3 De rechter houdt bij de beslissing van de zaak met het niet-verschijnen op een bevel tot persoonlijke verschijning of met een weigering om te antwoorden zodanige rekening, als hij met inachtneming van de wettelijke regels omtrent het bewijs meent te behoren.

Artikel 21

  • 1 Indien een minnelijke schikking tot stand komt, maakt de rechter, indien partijen zulks verlangen, een proces-verbaal op en doet dit ondertekenen door partijen of door hun daartoe bijzonderlijk gemachtigden; in dat proces-verbaal worden de verbintenissen die partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, uitgedrukt.

  • 2 De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm.

  • 3 Indien een minnelijke schikking niet tot stand komt, bepaalt de rechter aanstonds de dag waarop de zaak weer ter terechtzitting behandeld zal worden of waarop vonnis zal worden gewezen.

Artikel 21a

  • 1 De rechter kan, onder aanhouding van de zaak, partijen opdragen hun geschil voor te leggen aan een conflictbemiddelaar.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van deze bemiddeling.

Artikel 22

  • 1 De machtiging wordt verleend bij onderhandse of notariële akte van algemene of bijzondere lastgeving, bij akte van bijzondere lastgeving voor de griffier van een gerecht in eerste aanleg of mondeling ter terechtzitting, waarvan aantekening wordt gehouden in het proces-verbaal. De griffier geeft de voor hem verleden akten van lastgeving in het oorspronkelijke uit.

  • 2 Advocaten die als gemachtigden optreden, verklaren zulks in het door hen ondertekende stuk ofwel mondeling ter terechtzitting, tenzij een schriftelijke of een mondelinge door de vertegenwoordigde ter terechtzitting verleende machtiging gevorderd wordt.

  • 3 De partij die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt geacht woonplaats te hebben bij die gemachtigde.

Artikel 23

De partijen en haar gemachtigden of raadslieden verdedigen of bepleiten de zaak voor de rechter met bezadigdheid en nemen in alles de eerbied in acht die men aan de justitie schuldig is. Indien zij zich daarin te buiten gaan, is de rechter bevoegd hun het voortgaan te beletten.

Artikel 24

De toehoorders bewaren een betamelijk ontzag en stilzwijgen; al wat de fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg tot handhaving van de goede orde beveelt, wordt stipt en terstond ten uitvoer gelegd.

Artikel 25

Aan personen die gedurende de terechtzitting de stilte storen, beweging verwekken of tekenen van goed- of afkeuring geven, kan, indien zij zich niet dadelijk na de waarschuwing van de rechter of de deurwaarder stil houden, door de rechter het bevel gegeven worden te vertrekken; degene die daaraan geen gevolg geeft, kan terstond in bewaring gesteld worden en daarin voor een termijn van 24 uren blijven op vertoon van een bevelschrift van de rechter in eerste aanleg of fungerend voorzitter van het Hof van Justitie. De uitgifte van een dergelijk bevel moet in het proces-verbaal van de zitting vermeld worden.

Artikel 27

Indien de opschudding op de terechtzitting vergezeld is geweest van beledigingen of bedreigingen jegens een rechter of rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, welke beledigingen of bedreigingen het kenmerk van misdrijf dragen, is de rechter in eerste aanleg of de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie bevoegd om de dader terstond te doen aanhouden en proces-verbaal van het ter terechtzitting voorgevallene te doen opmaken.

Artikel 28

Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing indien de beledigingen of de bedreigingen tegen een rechter of tegen rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, doch buiten de terechtzittingen, hebben plaatsgehad.

Artikel 29

  • 1 Indien in de loop van een rechtsgeding de bijstand van een tolk vereist wordt, wordt die door partijen of, in geval van verschil van mening, door de rechter in eerste aanleg of fungerend voorzitter van het Hof van Justitie gekozen.

  • 2 Indien de gekozene niet een van overheidswege toegelaten beëdigd vertaler is, legt hij, alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen, op de terechtzitting de eed of de belofte af dat hij de van hem als tolk gevorderde diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrichten.

  • 3 Wordt bij verrichtingen van een rechter-commissaris een tolk vereist, dan gaan de bemoeienissen van de fungerend voorzitter op die rechter-commissaris over.

Afdeling 3. De rechters en het wraken van rechters

Artikel 30

  • 1 De rechters, met uitzondering van de rechters-plaatsvervangers, de ambtenaren van het openbaar ministerie en die van de griffie belasten zich niet met het verdedigen van de zaken der partijen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, hetzij bij wijze van consultatie.

  • 2 Echter mogen zij hun eigen zaken, die van hun echtgenoten, bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie en die van hun pupillen bepleiten.

Artikel 31

Op verzoek van een partij kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, zoals:

  • 1°. indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

  • 2°. indien hij aan een der partijen in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in de vierde graad ingesloten;

  • 3°. indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen een der partijen of haar echtgenoot of nabestaanden en aangehuwden in de rechte linie een vervolging wegens misdrijf op zijn beklag of door zijn toedoen heeft plaatsgehad;

  • 4°. indien hij een advies in de zaak gegeven heeft;

  • 5°. indien hij, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvangen of deze aan hem zijn beloofd en hij die belofte heeft aangenomen;

  • 6°. indien de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie een verschil over een gelijksoortig onderwerp hebben als hetwelk tussen partijen en geschil is;

  • 7°. indien er een burgerlijk rechtsgeding tussen de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie en een der partijen hangende is;

  • 8°. indien er tussen de rechter en een der partijen, sedert het aanleggen van het rechtsgeding of binnen zes maanden vóór de wraking, beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad.

Artikel 32

  • 1 Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

  • 2 Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van een terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3 Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.

  • 4 Een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.

  • 5 Aanstonds na een verzoek tot wraking wordt de behandeling geschorst.

Artikel 34

  • 1 Het verzoek tot wraking wordt zo spoedig mogelijk ter terechtzitting behandeld door een kamer van het Hof van Justitie waarin de rechter van wie wraking is verzocht, geen zitting heeft.

  • 2 De verzoeker en de rechter van wie wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het Hof kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter van wie wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord, in welk geval zij door het Hof van de resulaten van het verhoor in kennis worden gesteld.

  • 3 Het Hof beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld in het openbaar uitgesproken en aan de verzoeker, de andere partijen en de rechter van wie wraking was verzocht, medegedeeld.

  • 4 In geval van misbruik kan het Hof bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.

  • 5 Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 35

Indien het verzoek tot wraking betrekking heeft op een rechter in eerste aanleg, wordt het schriftelijk verzoek onderscheidenlijk het proces-verbaal van de terechtszitting waarop het mondeling verzoek is gedaan, door de griffier onverwijld ter behandeling overeenkomstig deze afdeling toegezonden aan het Hof.

Artikel 36

  • 1 Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 31 kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.

  • 2 Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van een terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3 Aanstonds na een verzoek zich te mogen verschonen wordt de behandeling geschorst.

Artikel 37

  • 1 Het verzoek zich te mogen verschonen wordt zo spoedig mogelijk behandeld door een kamer van het Hof van Justitie waarin de rechter die dat verzoek heeft gedaan, geen zitting heeft.

  • 2 Het Hof beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld aan partijen en de rechter die het verzoek had gedaan, medegedeeld.

  • 3 Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 38

Indien het verzoek tot verschoning wordt gedaan door een rechter in eerste aanleg, is artikel 35 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

Indien er geen of onvoldoende rechters zijn die van een geschil mogen of kunnen kennis nemen, wordt, op verzoek van de meest gerede partij, door de Gouverneur onderscheidenlijk de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een persoon, onderscheidenlijk het vereiste aantal personen aangewezen om dat geschil te berechten.

Afdeling 3a. Het openbaar ministerie

Artikel 40

  • 1 Het openbaar ministerie is bevoegd alle op een zaak betrekking hebbende en aan de rechter kenbaar gemaakte boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in te zien of voorwerpen te onderzoeken en op elke terechtzitting tegenwoordig te zijn.

  • 2 Blijkt van feiten of omstandigheden die een ernstig vermoeden doen rijzen dat een misdrijf is gepleegd, dan kan de rechter daarvan een proces-verbaal doen opmaken dat door hem en de griffier wordt ondertekend. De griffier doet het proces-verbaal toekomen aan het openbaar ministerie.

  • 3 Het openbaar ministerie kan op verzoek van de rechter of een partij boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, waarover het beschikt, in de procedure brengen. Indien een zodanig verzoek niet wordt ingewilligd, wordt het gemotiveerd.

Artikel 41

  • 1 Wanneer het openbaar ministerie als partij optreedt, geschieden de inleiding en de behandeling van de zaak volgens de gewone regels, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.

  • 2 Hoger beroep wordt ingesteld door en tegen de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg. Bij de verdere behandeling in hoger beroep treedt echter voor deze in de plaats de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het Hof van Justitie.

  • 3 Een beslissing omtrent de kosten wordt ten aanzien van het openbaar ministerie genomen ten name van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden.

Artikel 42

Ingeval het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord, indien het de wens daartoe te kennen heeft gegeven of de rechter zulks noodzakelijk oordeelt.

Afdeling 4. Het algemeen register, het proces-verbaal van de zitting en vonnissen in het algemeen

Artikel 45

  • 1 De griffier houdt een algemeen register bij, waarin alle aanhangige zaken, elke zaak onder een afzonderlijk nummer, worden ingeschreven met de namen van de partijen, alsmede van haar gemachtigden of raadslieden, zo zij die hebben.

  • 2 In het register wordt, met vermelding van de dagtekening, kortelijk aantekening gehouden van het in elke zaak voorgevallene en van de daarin genomen beslissingen.

Artikel 46

  • 1 Onverminderd artikel 18d, maakt de griffier op aanwijzing van de rechter van de behandeling van een zaak een afzonderlijk doorlopend proces-verbaal op, waarin de namen en de woon- of verblijfplaatsen van partijen en van haar gemachtigden of raadslieden, alsmede het volgnummer van de zaak in het algemeen register en de datum van iedere terechtzitting, worden vermeld.

  • 2 In dat proces-verbaal wordt, behoudens het bepaalde omtrent zaken die niet aan hoger beroep onderworpen zijn, al het ter terechtzitting voorgevallene vermeld. De fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekenen dit proces-verbaal binnen tweemaal 24 uren na iedere terechtzitting of verrichting.

  • 3 Indien hetzij de rechter in eerste aanleg, hetzij de griffier zich in de onmogelijkheid bevindt om het proces-verbaal te ondertekenen, maakt degene die niet in dat geval verkeert, daarvan melding in dat stuk.

  • 4 Indien de fungerend voorzitter zich in de onmogelijkheid bevindt het proces-verbaal te ondertekenen, geschiedt zulks door het oudste lid dat over de zaak gezeten heeft. Ten aanzien van het griffier van het Hof van Justitie vindt het derde lid toepassing.

  • 5 Eindvonnissen worden afzonderlijk opgemaakt en, behoudens in kort geding, vóór de uitspraak door de fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekend. Het derde en het vierde lid vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

  • 1 De rechter is bevoegd om, alvorens de zaak definitief te beslissen, een preparatoire of een interlocutoire beslissing te nemen.

  • 2 Voor preparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften die gegeven zijn tot instructie van de zaak en die strekken om het proces in staat van wijzen te brengen, zonder dat zulks op de zaak ten principale van enige invloed kan zijn.

  • 3 Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften waarbij de rechter, alvorens recht te doen, een bewijs, een onderzoek of een instructie beveelt, waarvan de beslissing in de zaak zelf afhankelijk kan zijn.

Artikel 48

  • 1 Indien tijdens een aanhangig rechtsgeding of buiten eigenlijk rechtsgeding een door de rechter in eerste aanleg te verrichten rechtshandeling moet geschieden buiten het rechtsgebied van de rechter in eerste aanleg die van de zaak of van het verzoek kennis neemt, roept hij daartoe de tussenkomst in van zijn ambtgenoot binnen wiens rechtsgebied de handeling moet worden verricht.

  • 2 Degene wiens tussenkomst is ingeroepen, geeft aan die opdracht gevolg en doet de rechter van wie de opdracht uitging, zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal van het krachtens die opdracht verrichte of bevonden toekomen. Dit afschrift heeft in het geding gelijke kracht als het proces-verbaal van de rechter van wie de opdracht uitging.

Artikel 48a

  • 1 De rechter bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij vonnis zal wijzen.

  • 2 Het vonnis wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 3 Het vonnis moet, tenzij uit de wet anders voortvloeit, met redenen zijn omkleed.

Artikel 49

  • 1 De vonnissen en beschikkingen die aan het eindvonnis voorafgaan, worden hetzij afzonderlijk opgemaakt, hetzij alleen in het proces-verbaal van de zitting aangetekend.

  • 2 Deze aantekening behelst ten minste de gronden van de beslissing, wat het rechtspunt betreft, en de beslissing zelf.

  • 3 Een vonnis waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart, wordt als een eindvonnis beschouwd.

Artikel 50

  • 1 Partijen mogen van de vonnissen en van de in artikel 49 bedoelde aantekeningen in hun zaak inzage en op hun kosten afschriften bekomen.

  • 2 Zij zijn bevoegd alle op hun zaak betrekking hebbende en aan de rechter kenbaar gemaakte boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in te zien of voorwerpen te onderzoeken.

Artikel 51

  • 1 Indien de beslissing in een zaak niet heeft plaatsgehad uiterlijk drie maanden nadat de behandeling ter terechtzitting geëindigd is, en na het horen van het openbaar ministerie, indien dat is geschied, heeft elke partij het recht om te vorderen dat de zaak wordt bepleit of, indien dat reeds is geschied, andermaal wordt bepleit.

  • 2 Indien de rechter de dag heeft bepaald, waarop de uitspraak zal plaatshebben, en partijen met elkaar in overleg zijn getreden over een schikking, is de rechter gehouden, bij hun gezamenlijk verzoek daartoe, de uitspraak gedurende een bepaalde tijd uit te stellen.

Artikel 52

Rechters vullen bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden aan, die partijen niet hebben aangevoerd.

Artikel 54

Indien er een provisionele eis gedaan is en de zaak zowel ten principale als op de provisie in staat van wijzen is, is de rechter bevoegd om op beide in hetzelfde vonnis uitspraak te doen.

Artikel 55

  • 1 Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 174 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

  • 2 De uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan het gehele vonnis betreffen of een gedeelte daarvan.

  • 3 De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.

Artikel 56

Indien het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis worden ingesteld.

Artikel 57

Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, evenwel zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat zekerheid wordt gesteld, en indien tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een daartoe strekkende incidentele vordering worden ingesteld.

Artikel 60

  • 1 Wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, wordt in de kosten verwezen. De kosten mogen echter geheel of ten dele gecompenseerd worden tussen echtgenoten of andere levensgezellen, bloedverwanten in de rechte linie, broers en zussen of aangehuwden in dezelfde graad, alsmede indien de partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos worden gemaakt of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die ze aanwendde of veroorzaakte.

  • 2 Bij provisionele, preparatoire en interlocutoire vonnissen is de rechter bevoegd om de beslissing over de kosten tot het eindvonnis voor te behouden.

Artikel 61

De veroordeling in de kosten strekt zich niet verder uit dan tot:

  • a. de kosten van exploten, oproepingen van de zaak ter terechtzitting en comparities;

  • b. de kosten van bewijsstukken;

  • c. de kosten voor gevorderde en gegeven afschriften;

  • d. de zegel- en registratierechten;

  • e. de kosten van getuigen, deskundigen, bewaarders, tolken, die van hun beëdiging of aflegging van de belofte daaronder begrepen, en die van plaatsopneming en andere gerechtelijke verrichtingen;

  • f. de kosten, veroorzaakt door het onderzoek omtrent de echtheid of onechtheid van geschriften;

  • g. een door de rechter vast te stellen bedrag voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van de wederpartij, tenzij de rechter om in het vonnis te vermelden redenen anders beslist;

  • h. de kosten van tenuitvoerlegging van het vonnis.

Artikel 62

  • 1 Bij het vonnis wordt het bedrag van de tot aan de uitspraak gemaakte kosten, voor zover zulks mogelijk is, bepaald.

  • 2 Indien partijen zich over de vereffening van de kosten die niet in het vonnis zijn opgenomen, of over die van de kosten van tenuitvoerlegging niet kunnen verstaan, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter in eerste aanleg te verzoeken het bedrag vast te stellen.

  • 3 De rechter in eerste aanleg gelast daarop dat de partij ten behoeve van wie de veroordeling in de kosten werd uitgesproken, binnen acht dagen ter griffie van het gerecht in eerste aanleg een opgave van de haar verschuldigde kosten ter inzage van de wederpartij zal overleggen, en bepaalt tevens de dag waartegen partijen zullen worden opgeroepen.

  • 4 Op de aldus bepaalde dag stelt de rechter, na verhoor van partijen, voor zover zij zijn opgekomen, het bedrag van de kosten vast en doet hij daarvan, behalve in het proces-verbaal van de zaak, ook op het vonnis aantekening houden.

  • 5 De vaststelling geschiedt volgens de bestaande tarieven en, bij gebreke daarvan, volgens begroting van de rechter.

Artikel 63

Indien na de in artikel 62 bedoelde vaststelling van de staat van de kosten nog nadere kosten gemaakt zijn en partijen het over de vereffening niet eens kunnen worden, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter in eerste aanleg te verzoeken het bedrag van de kosten, op de in de artikelen 61 en 62 bedoelde wijze, nader vast te stellen.

Artikel 63a

Ter zake van verrichtingen waarvoor de in de artikelen 60 tot en met 63 bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak, kan jegens de tegenpartij geen vergoeding op grond van artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES worden toegekend, maar zijn alleen de regels inzake proceskosten van toepassing.

Artikel 63b

  • 1 De rechter kan bedragen die geacht kunnen worden te zijn bedongen ter vergoeding van proceskosten of van buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, onderdelen b en c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, ambtshalve matigen, doch niet tot onder het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten, onderscheidenlijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien een overeenkomst is gesloten die strekt tot regeling van een reeds gerezen geschil.

Artikel 64

Advocaten, zaakwaarnemers en deurwaarders, die zich in hun bedieningen te buiten gaan, en al degenen die de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd, verwaarlozen, kunnen persoonlijk en uit hun eigen beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen en zelfs tot schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn, veroordeeld worden, zonder die op hun principalen te mogen verhalen.

Artikel 65

  • 1 Het vonnis, zodanig als dat door de rechter wordt uitgesproken, moet behelzen:

    • a. de namen en de woonplaats van de partijen en de namen van de gemachtigden of raadslieden, indien partijen die gehad hebben;

    • b. de slotsom van de conclusie van het openbaar ministerie, indien dit gehoord is; en

    • c. de gronden van de beslissing, zowel wat betreft de daadzaken als het rechtspunt, ieder afzonderlijk, en de beslissing zelf.

  • 2 Aan het slot van het vonnis worden vermeld de namen van de rechter of rechters die over de zaak hebben geoordeeld, en die van de ambtenaar van het openbaar ministerie, indien deze daarbij tegenwoordig is geweest.

Artikel 66

  • 1 De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.

  • 2 De verbetering wordt op een door de rechter te bepalen dag in het openbaar uitgesproken en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het eerste lid op de minuut van het vonnis gesteld.

  • 3 Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor haar kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige volzin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.

  • 4 Tegen de verbetering of de weigering daarvan staat geen voorziening open.

Artikel 66a

  • 1 De rechter vult te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.

  • 3 Tegen de weigering van de aanvulling staat geen voorziening open.

Artikel 67

De expeditie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking van partijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel 65 is vermeld:

  • a. de eis, het antwoord en de slotsom van de wederzijdse beweringen en, voor zover niet schriftelijk ingediend, de door de griffier daarvan gehouden aantekeningen;

  • b. de vermelding dat het vonnis in het openbaar is uitgesproken;

  • c. de dag van de uitspraak.

Artikel 68

Een griffier is verplicht om op aanvraag van de partijen aan hen, zodra mogelijk, expeditie van het vonnis uit te reiken, op straffe van schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.

Artikel 69

Elk vonnis dat wederkerige verplichtingen aan beide partijen oplegt, of waaruit rechten en verplichtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeien, kan door elke partij in haar belang ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 70

Preparatoire en interlocutoire vonnissen en bevelschriften behoeven niet betekend te worden, tenzij dit ingevolge Boek 2 tot verhaal van geldelijke verplichtingen die de wederpartij krachtens die vonnissen te vervullen heeft, nodig is.

Artikel 70a

  • 1 Beslissingen aangaande de rechtsbetrekking in geschil, vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.

  • 2 Onder partijen wordt in het eerste lid mede verstaan de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet het tegendeel volgt.

  • 3 Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast.

Afdeling 5. Vrijwaring

Artikel 71

  • 1 Indien de eiser op de dienende dag na het antwoord van de gedaagde meent gronden te hebben om van iemand vrijwaring te vorderen, is hij bevoegd om aan de rechter, onder aanvoering van die gronden, te verzoeken de oproeping van die persoon te bevelen.

  • 2 Het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de gedaagde, die zijn verzoek mag doen vóór schriftuur van antwoord of vóór zijn mondeling antwoord.

  • 3 Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter met inachtneming van de daarvoor aangegeven termijn een nadere rechtsdag waarop het rechtsgeding zal worden voortgezet, en gelast hij de oproeping van de waarborg, met gelijktijdige uitreiking van een afschrift van het antwoord of van een uittreksel uit het proces-verbaal van de terechtzitting, voor zover het de gronden, voor de vrijwaring aangevoerd, vermeldt en doet hij hem aanzeggen zich van zijn getuigen te doen vergezellen en zijn bewijsstukken mee te brengen.

  • 4 Dit uitstel is onnodig, indien de waarborg ter terechtzitting aanwezig en tot dadelijk antwoord bereid is.

Artikel 72

Indien het verzoek tot vrijwaring op de bovengemelde rechtsdag niet gedaan is, wordt zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak voortgeprocedeerd.

Artikel 73

In geval van vrijwaring wegens uitwinning van een goed of wegens een recht waarmee het goed niet belast had mogen zijn, is de waarborg bevoegd de zaak van de gewaarborgde over te nemen, met dien verstande dat deze als partij in het geding blijft.

Artikel 74

  • 1 In het geval van artikel 73 kan het tegen de waarborg gewezen vonnis tegen de gewaarborgde ten uitvoer worden gelegd.

  • 2 Wat de kosten en de vordering tot schadevergoeding betreft, kan de vereffening en de tenuitvoerlegging niet dan tegen de waarborg geschieden.

  • 3 In geval van kennelijk onvermogen van de waarborg, draagt echter de gewaarborgde de kosten en vergoedt hij, zo daartoe gronden zijn, ook de schade.

Artikel 75

In zaken van eenvoudige vrijwaring is de waarborg slechts bevoegd zich te voegen zonder de zaak van de gewaarborgde over te nemen.

Artikel 76

Indien de oorspronkelijke eis en die ter vrijwaring tegelijk in staat van wijzen zijn, wordt daarop gezamenlijk recht gedaan; is dit niet het geval, dan wordt de hoofdzaak, indien de oorspronkelijke eiser of gedaagde dit vordert, afzonderlijk beslist.

Artikel 77

Wie ter zake van vrijwaring opgeroepen is, behoort voor de rechter voor wie de oorspronkelijke zaak aanhangig is, te procederen, zelfs indien hij ontkent waarborg te zijn; doch indien duidelijk blijkt dat de oorspronkelijke eis alleen gedaan is om hem van zijn eigen rechter af te trekken, wordt hij naar deze verwezen.

Afdeling 6. Vonnissen bij verstek en verzet

Artikel 78

  • 1 Indien de eiser op de betekende rechtsdag niet verschijnt, wordt er verstek tegen hem verleend en wordt de gedaagde van de instantie ontslagen, met verwijzing van de eiser in de kosten.

  • 2 In dit geval mag verzet niet plaatshebben, maar is de eiser bevoegd om opnieuw oproeping van de gedaagde te verzoeken, na voorafgaande betaling van de kosten van het verstek.

Artikel 79

  • 1 Indien de gedaagde niet verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen zijn, wordt er tegen hem verstek verleend en wordt de vordering van de eiser toegewezen, tenzij zij de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

  • 2 Tegen de gedaagde die vóór of op de rechtsdag bij schriftuur heeft geantwoord, maar noch in persoon, noch bij gemachtigde ter terechtzitting verschijnt, wordt verstek niet verleend.

Artikel 80

Het verstek wordt na het uitroepen van de zaak op de terechtzitting verleend; de in artikel 79 bedoelde uitspraak omtrent de vordering van de eiser kan worden aangehouden tot een volgende terechtzitting.

Artikel 81

Indien er in hetzelfde geding meer dan een gedaagde is opgeroepen en niet een van hen verschenen is, wordt in één en hetzelfde vonnis tegen hen verstek verleend.

Artikel 82

  • 1 Indien van meerdere gedaagden een of meer niet verschijnen, bepaalt de rechter, na verstekverlening, een nieuwe rechtsdag waartegen de niet verschenen gedaagden nogmaals worden opgeroepen.

  • 2 Tussen al de partijen wordt daarna uitspraak gedaan bij hetzelfde vonnis, dat tegenover alle gedaagden als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd, en waartegen verzet niet wordt toegelaten.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 12a.

Artikel 84

  • 1 De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, is bevoegd om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt gedaan binnen twee weken na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.

  • 2 Buiten de in het eerste lid voorziene gevallen vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan, aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.

  • 3 De veroordeelde die in het vonnis heeft berust, kan daartegen niet meer in verzet komen.

Artikel 85

Het vonnis wordt gerekend ten uitvoer gelegd te zijn:

  • a. in geval van gerechtelijke verkoop van goederen, na de verkoop;

  • b. in geval van derdenbeslag op een vordering, na de uitbetaling aan de beslaglegger, of, indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling;

  • c. in geval van tenuitvoerlegging van een veroordeling tot levering of afgifte van goederen die geen registergoederen zijn, nadat de levering of afgifte heeft plaatsgevonden;

  • d. in geval van gedwongen ontruiming van onroerende zaken, nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden.

Artikel 86

Het verzet tegen een verstekvonnis wordt aanhangig gemaakt op de voor de indiening van vorderingen bepaalde wijze. De gronden van verzet kunnen op de dienende dag nog mondeling worden aangevuld.

Artikel 87

Het verzet, mits tijdig en op de voorgeschreven wijze gedaan, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, tenzij dit uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.

Artikel 88

De opposant die zich voor de tweede maal bij verstek laat vonnissen, wordt niet meer ontvangen tot het doen van een nieuw verzet.

Artikel 89

De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, alsmede die welke als gevolg van het niet-verschijnen van de defaillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste van de defaillant, tenzij deze bij verzet aantoont dat de oproeping om in rechte te verschijnen, niet op de juiste wijze is geschied en hij daarom niet verschenen is.

Artikel 90

De gedaagde tegen wie verstek is verleend, heeft, zolang het eindvonnis nog niet is gewezen, de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen, waardoor de gevolgen van het tegen hem verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten.

Afdeling 7. Nietigheid

Artikel 91

Een exploot of akte van rechtspleging wordt slechts nietig verklaard, indien de nietigheid daarvan uitdrukkelijk bevolen is.

Artikel 92

  • 1 De voorschriften in de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 13, 15 en 17 voorgeschreven, worden op straffe van nietigheid in acht genomen.

  • 2 Bij niet-verschijning van de gedaagde mag de rechter tegen hem geen verstek verlenen; de rechter moet, de nietigheid uitsprekende, de eiser veroordelen in de kosten.

Artikel 93

  • 1 Indien de gedaagde op de oproeping verschijnt en de nietigheid van het exploot inroept, is de rechter bevoegd om die exceptie te verwerpen, indien het verzuim of de overtreding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zijn verdediging niet is benadeeld, en er om die reden geen belang bij heeft zich op de nietigheid te beroepen.

  • 2 De rechter beveelt echter in die gevallen, zo daartoe gronden zijn, de aanvulling van het verzuim of de verbetering van de onregelmatigheden op kosten van de aanlegger.

Artikel 94

De kosten van nietige akten van rechtspleging komen ten laste van de advocaten, zaakwaarnemers of de deurwaarders die zich zodanige akten veroorloofd hebben. Deze zijn bovendien, zo daartoe gronden zijn, deswege tot vergoeding van de schade aansprakelijk.

Titel 2. De wijze van procederen voor de rechter in eerste aanleg

Afdeling 1. Voorafgaande bepalingen

§ 1. Relatieve bevoegdheid

Artikel 95

  • 1 Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de gedaagde.

  • 2 Bij gebreke van een bekende woonplaats van de gedaagde hier te lande is bevoegd de rechter in eerste aanleg van zijn werkelijk verblijf.

  • 3 Indien de gedaagde woonplaats heeft gekozen, is bevoegd de rechter in eerste aanleg van die gekozen woonplaats of de rechter in eerste aanleg van het werkelijk verblijf van de gedaagde, ter keuze van de eiser.

Artikel 96

Indien de rechtspersoon Aruba, Curaçao of Sint Maarten, eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats beschouwd de plaats waar de regering haar zetel heeft. Indien de Staat der Nederlanden eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats mede beschouwd de plaats van het Regional Service Center.

Artikel 97

In zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk verblijf van die natuurlijke persoon.

Artikel 98

In zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.

Artikel 99

In zaken betreffende onroerende zaken is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak is gelegen. In zaken betreffende huur van woonruimte is echter uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde is gelegen.

Artikel 100

  • 1 In zaken betreffende nalatenschappen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene.

  • 2 In zaken betreffende schuldvorderingen ten laste van de overledene is de in het eerste lid aangewezen rechter eveneens bevoegd

Artikel 101

In zaken betreffende de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen, de geldigheid, nietigheid of rechtsgevolgen van hun besluiten of die van hun organen dan wel de rechten en verplichtingen van hun leden of vennoten als zodanig, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of de plaats van vestiging van de vennootschap of de rechtspersoon.

Artikel 102

In zaken betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg die de functie van rechter-commissaris vervult en inzake surséance van betaling de rechter in eerste aanleg die over het verzoek tot het verlenen van surséance heeft geoordeeld.

Artikel 103

Indien een rechter in eerste aanleg ten aanzien van een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, is die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.

Artikel 103a

  • 1 Hebben partijen bij overeenkomst een rechter in eerste aanleg aangewezen voor de kennisneming van geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, dan is die rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen. Iedere andere rechter in eerste aanleg voor wie de zaak is gebracht, verklaart zich onbevoegd, mits de gedaagde zich op de onbevoegdheid beroept.

  • 2 Beloopt de vordering evenwel minder dan NAF. 10.000, USD 5.600, onderscheidenlijk Afl. 10.000, of betreft het een zaak als bedoeld in artikel 97, dan heeft een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid geen gevolg, tenzij:

    • a. zij is aangegaan na het ontstaan van het geschil, of

    • b. de partij die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf zich tot de aangewezen rechter wendt.

  • 3 Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

  • 4 Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. De aangewezen rechter is bevoegd te oordelen over de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kan het bedrag, genoemd in het tweede lid, worden aangepast aan de geldontwaarding.

Artikel 103b

Wijzen de artikelen 95 tot en met 103a geen bevoegde rechter in eerste aanleg in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba aan, dan is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of een van de eisers en, bij gebreke daarvan, de rechter in eerste aanleg te Curaçao.

§ 2. Overige voorafgaande bepalingen

Artikel 104

Indien de gedaagde, nadat hem de oproeping is betekend, ophoudt woonplaats of werkelijke verblijfplaats te hebben daar waar de rechter in eerste aanleg zitting houdt, zonder aldaar voor de verdere behandeling van de zaak woonplaats te hebben gekozen, worden alle verdere voor hem bestemde exploten aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters en wordt een tweede afschrift betekend, in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken; deze doet dit afschrift zo mogelijk aan de gedaagde toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken.

Artikel 105

Indien op de dag van het eindvonnis een der partijen in het in artikel 104 omschreven geval verkeert, wordt de in artikel 119 bedoelde aangetekende dienstbrief met de daarin bedoelde mededeling verzonden aan de bedoelde ambtenaar van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken die deze, zo mogelijk, aan de betrokken partij doet toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken, en wordt voorts een afschrift van die dienstbrief door of vanwege de griffier aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters.

Artikel 108

Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, kan de eiser te allen tijde zijn eis verminderen.

Artikel 109

  • 1 Zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter beslist, partijen gehoord, zo spoedig mogelijk. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering buiten beschouwing laten.

  • 2 Tegen de beslissingen van de rechter, bedoeld in het eerste lid, staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Indien een of meer gedaagden niet in het geding zijn opgekomen, zal de rechter, na het doen betekenen van de conclusie of akte aan de niet verschenen partijen met hun oproeping tegen een nadere rechtsdag, op een gemaakt bezwaar beslissen.

  • 4 Artikel 120, eerste volzin, is niet van toepassing, voor zover de gedaagde door die bepaling, in verband met een verandering of vermeerdering, in zijn verdediging zou worden benadeeld.

Afdeling 2. De rechtsingang, de verweren en het voldingen van de zaak

Artikel 110

  • 1 Elke rechtsingang voor de rechter in eerste aanleg vangt aan met een aan deze gericht verzoekschrift, door de eiser of diens daartoe gemachtigde ondertekend.

  • 2 Indien de eiser niet kan schrijven, mag hij zijn vordering mondeling voordragen aan de rechter in eerste aanleg, die haar in geschrifte brengt of doet brengen. Deze bevoegdheid tot mondelinge voordracht geldt niet voor de gemachtigde.

Artikel 111

  • 1 Het verzoekschrift of het ingevolge artikel 110, tweede lid, opgemaakte geschrift vermeldt:

    • a. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon tevens de voornamen, en de woonplaats van de eiser en, indien het verzoek door een gemachtigde wordt gedaan, de naam en de woonplaats van die gemachtigde;

    • b. de keuze van woonplaats daar waar de rechter zitting houdt, indien de eiser of zijn gemachtigde niet aldaar woonachtig is;

    • c. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon zo nodig de voornamen, en de woon- of verblijfplaats van de gedaagde;

    • d. een aanduiding en omschrijving van het onderwerp van de vordering en datgene wat gevorderd wordt; en

    • e. de dagtekening van het verzoekschrift.

  • 2 Behoudens artikel 22, tweede lid, wordt daarbij, indien het verzoekschrift door een gemachtigde is ondertekend, de akte van volmacht overgelegd.

Artikel 112

  • 1 Verzoekschriften die niet aan de in artikel 111 gestelde voorschriften voldoen, of waarbij de volmacht niet is overgelegd, kunnen aan de eiser in persoon of aan diens gemachtigde, met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen, ter verbetering of aanvulling dan wel ter bijvoeging van de volmacht worden teruggegeven of gezonden; zij worden in afwachting daarvan niet aangetekend in het algemeen register.

  • 2 De mondelinge voordracht wordt eerst in geschrift gebracht, nadat de eiser de gegevens heeft verstrekt om aan de in artikel 111 gestelde voorschriften te voldoen.

  • 3 Terugzending bij met redenen omklede beschikking heeft plaats en de in het eerste lid bedoelde aantekening wordt achterwege gelaten, indien het verzoekschrift bij een andere rechter in eerste aanleg had moeten worden ingediend. Indien in dit geval de vordering mondeling is ingediend, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om het in geschrift brengen daarvan bij met redenen omklede beschikking te weigeren.

  • 4 Van de in het derde lid bedoelde beschikkingen is hoger beroep toegelaten.

  • 5 De krachtens het derde lid genomen beschikkingen en de daarop gevallen beslissingen in hoger beroep worden aangetekend in het algemeen register.

Artikel 113

  • 1 Van de vordering houdt de griffier onverwijld aantekening in het algemeen register. Op de dag waarop die aantekening heeft plaatsgehad, wordt de vordering geacht ingesteld te zijn.

  • 2 De rechter in eerste aanleg bepaalt daarna dag en uur, waarop de zaak voor het gerecht in eerste aanleg zal dienen, en doet partijen oproepen teneinde alsdan te verschijnen, vergezeld van de getuigen die zij wensen te doen horen, en met medebrenging van de bewijsstukken waarvan zij zich willen bedienen.

  • 3 Bij de oproeping van de gedaagde zegt de deurwaarder of de tot exploiteren bevoegde persoon hem bij de uitreiking van een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering tevens aan dat hij daarop, desverkiezende, vóór of op de rechtsdag bij door hem of door zijn gemachtigde ondertekende schriftuur mag antwoorden.

  • 4 Het afschrift van de vordering geldt voor degene die het ontvangen heeft, als de oorspronkelijke vordering.

  • 5 Van de in het tweede lid bedoelde beschikking houdt de griffier aantekening in het algemeen register, alsmede op de minuut van de vordering.

Artikel 114

In zaken waarin een onmiddellijke beslissing wenselijk en mogelijk is, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om op het daartoe strekkende mondelinge verzoek van de eiser, en indien de gedaagde vrijwillig met deze is verschenen, onmiddellijk tot de behandeling en beslissing van de zaak over te gaan.

Artikel 115

  • 1 Alle oproepingen, aanzeggingen, betekeningen en in het algemeen alle exploten die voor de geregelde gang van de zaak nodig zijn en aan het eindvonnis voorafgaan, geschieden door tussenkomst en op last van de rechter in eerste aanleg.

  • 2 Oproepingen, aanzeggingen of betekeningen behoeven niet te geschieden aan hen die blijkens het proces-verbaal van de zaak ter terechtzitting waarop de desbetreffende aan het eindvonnis voorafgegane uitspraken of beschikkingen genomen zijn, in persoon of bij gemachtigde tegenwoordig waren.

Artikel 116

De rechter in eerste aanleg draagt zorg voor de inschrijving van de zaak op de rol van de zitting.

Artikel 117

De behandeling van de zaak geschiedt mondeling ter terechtzitting, onverminderd de bevoegdheid van de partijen om aldaar door haar of haar gemachtigden dan wel raadslieden ondertekende schrifturen, die vrij van zegel zijn, in te dienen.

Artikel 118

De rechter in eerste aanleg is bevoegd om, indien hij dit voor de goede en geregelde gang van zaken nodig acht, partijen bij de behandeling van de zaak de nodige voorlichting te geven, hen te ondervragen en zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, die zij kunnen aanwenden.

Artikel 119

  • 1 Wanneer beide partijen verschenen zijn, hoort de rechter haar over en weer en doet hij, zoveel mogelijk, dadelijk uitspraak.

  • 2 Indien partijen op de dienende dag enig uitstel verzoeken, staat de rechter dit verzoek, mits het hem gegrond voorkomt, toe en bepaalt de rechtsdag waarop partijen nader moeten verschijnen.

  • 3 Aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak of de mededeling van de beschikking ter terechtzitting tegenwoordig is, doet de rechter in eerste aanleg de inhoud van het vonnis of van de beschikking, voor zover zij aan het eindvonnis voorafgaan, aanzeggen bij exploot of op andere wijze, door hem te bepalen; hij doet hun de inhoud van eindvonnis bij aangetekende dienstbrief door de griffier mededelen.

  • 4 De dagtekening van deze aangetekende dienstbrief wordt geacht de dag te zijn, waarop de mededeling heeft plaatsgehad.

  • 5 Van de aanzeggingen of mededelingen en van de dag, waarop zij hebben plaatsgehad, houdt de griffier aantekening aan de voet van het vonnis of, voor zoveel het aan het eindvonnis voorafgaande vonnissen of beschikkingen betreft, aan de rand van de van het vonnis of de beschikking ter terechtzitting gedane aantekening.

Artikel 120

Alle excepties moeten tegelijk met het verweer op de hoofdzaak worden voorgesteld op straffe van verval van de niet voorgedragen excepties en, indien niet op de hoofdzaak geantwoord is, van het recht om zulks te doen. Echter kunnen erfgenamen die in termen van beraad zijn, en zij die na ontbinding van een gemeenschap van goederen in termen van beraad zijn, hun verweer tot een beroep daarop beperken.

Artikel 121

Indien de beslissing niet dadelijk kan plaatshebben, stelt de rechter in eerste aanleg die tot op een door hem bepaalde rechtsdag uit.

Artikel 121a

  • 1 Indien de rechter in eerste aanleg inlichtingen wil inwinnen overeenkomstig artikel 3 van de op 7 juni 1968 te Londen gesloten Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Trb. 1968, 142), doet hij aan partijen schriftelijk opgave van de te stellen vragen en te verzenden stukken.

  • 2 Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn schriftelijk hun mening omtrent de te stellen vragen en de te verzenden stukken geven.

  • 3 Met inachtneming van artikel 4 van de Overeenkomst stelt de rechter de inhoud van het verzoek om inlichtingen in een tussenvonnis vast.

  • 4 Indien aan de rechter op grond van artikel 13 van de Overeenkomst aanvullende inlichtingen worden gevraagd, stelt hij de partijen in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk op dit verzoek te reageren.

Artikel 121b

  • 1 De griffier zendt een afschrift van het antwoord op het verzoek om inlichtingen aan partijen. Alsdan bepaalt de rechter de dag waarop de procedure wordt voortgezet.

  • 2 Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun beschouwingen over het antwoord geven.

Afdeling 3. Voorlopige verzoeken en de exceptie van onbevoegdheid

Artikel 122

  • 1 Indien de eiser hier te lande geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, of indien zodanige persoon zich in een aangelegde rechtszaak voegt of tussenkomt, stelt hij op vordering van de wederpartij en alvorens deze in rechte enig verweer of tegenzeggen behoeft te doen, zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden.

  • 2 Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat:

    • a. indien dit voortvloeit uit een verdrag;

    • b. indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;

    • c. indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding hier te lande mogelijk zal zijn;

    • d. indien daardoor voor degene van wie zekerheid wordt gevorderd de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.

  • 3 De partij die het stellen van zekerheid vordert, wordt niet geacht daardoor de bevoegdheid van de rechter om van zijn zaak kennis te nemen, te hebben erkend.

Artikel 123

Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid bevolen wordt, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.

Artikel 124

Degene die geroepen is voor een rechter die onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, mag vorderen dat de rechter zich onbevoegd verklaart.

Artikel 125

Indien de rechter onbevoegd is uit hoofde van het onderwerp van het geschil, is hij, ook al is de exceptie van onbevoegdheid niet voorgesteld, ambtshalve gehouden zich onbevoegd te verklaren.

Artikel 126

  • 1 In zaken die reeds tevoren voor een andere rechter zijn aanhangig gemaakt tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of die reeds door dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp ter beslissing aan scheidsmannen zijn opgedragen en voor hen aanhangig zijn, of indien het geschil aan een zaak verknocht is, mag verwijzing gevraagd worden naar die andere rechter of naar de benoemde scheidsmannen.

  • 2 De verwijzing wordt met redenen omkleed gevraagd vóór alle verweren, op de dag voor het voordragen van het verweer bepaald.

  • 3 Die verwijzing kan ook door de eiser gevorderd worden, maar alleen bij het doen van de eis.

Artikel 127

Indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, mag daarvan op overeenkomstige wijze voeging worden gevraagd en bevolen.

Artikel 127a

  • 1 De exceptie dat een zaak aanhangig gemaakt of een verzoek ingediend moet worden bij een andere rechter in eerste aanleg, wordt met redenen omkleed voorgesteld vóór alle verweren, op de dag voor het voordragen van het verweer bepaald.

  • 2 Indien de exceptie gegrond wordt bevonden, verwijst de rechter de zaak ter verdere behandeling en afdoening naar de in het eerste lid bedoelde rechter.

  • 3 De rechter naar wie de zaak wordt verwezen, is aan die verwijzing gebonden.

  • 4 Tegen het in dit incident gewezen vonnis staat geen hogere voorziening open.

Artikel 127b

Indien een zaak naar een andere rechter wordt verwezen, doet de griffier de stukken toekomen aan die rechter, die na ontvangst daarvan dag en uur bepaalt, waarop de zaak weer zal dienen, en voorts partijen doet oproepen teneinde alsdan voort te procederen.

Afdeling 4. Algemene bepalingen van bewijsrecht

Artikel 128

  • 1 Tenzij uit de wet anders voortvloeit, legt de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag, die in het geding te zijner kennis zijn gekomen of zijn gesteld, en die overeenkomstig de voorschriften van deze en de volgende afdelingen zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende betwist, beschouwt de rechter als vaststaand, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.

  • 2 Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld, en behoeven geen bewijs.

Artikel 129

De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere rechtsregel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.

Artikel 130

  • 1 Dwingend bewijs houdt in dat de rechter hetzij de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aanneemt hetzij de bewijskracht erkent die de wet aan bepaalde gegevens verbindt.

  • 2 Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit.

Artikel 131

  • 1 Bewijs kan geleverd worden door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt.

  • 2 De waardering van het bewijs is, voor zover de wet niet anders bepaalt, aan het oordeel van de rechter overgelaten.

Artikel 132

Overeenkomsten waarbij van het wettelijk bewijsrecht wordt afgeweken, blijven buiten toepassing, indien zij betrekking hebben op het bewijs van feiten waaraan het recht gevolgen verbindt die niet ter vrije bepaling van partijen staan, onverminderd de gronden waarop zij krachtens het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijven.

Artikel 133

  • 1 Een gerechtelijke erkentenis is het in een aanhangig geding door een partij uitdrukkelijk erkennen van de waarheid van een of meer stellingen van de wederpartij.

  • 2 Een gerechtelijke erkentenis kan slechts worden herroepen, indien aannemelijk is dat zij door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd.

Afdeling 5. Akten en vonnissen

Artikel 135

  • 1 Akten zijn ondertekende geschriften, bestemd om tot bewijs te dienen.

  • 2 Authentieke akten zijn akten, in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door ambtenaren aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen of verrichtingen. Als authentieke akten worden tevens beschouwd de akten waarvan het opmaken aan ambtenaren is voorbehouden, doch waarvan de wet het opmaken in bepaalde gevallen aan anderen dan ambtenaren opdraagt.

  • 3 Onderhandse akten zijn alle akten die niet authentieke akten zijn.

Artikel 136

  • 1 Authentieke akten leveren tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard.

  • 2 Een authentieke of onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Onder partij wordt verstaan: de rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel, voor zover het desbetreffende recht verkregen is na het opmaken van de akte.

Artikel 137

  • 1 Op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, is, voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, artikel 136, tweede lid, niet van toepassing, tenzij deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op aandelen in een obligatielening en op verbintenissen, door de schuldenaar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegaan.

Artikel 138

  • 1 Een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt als zodanig, behoudens bewijs van het tegendeel.

  • 2 Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij waartegen zij dwingend bewijs zou opleveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Is degene tegen wie de akte wordt ingeroepen, een ander dan degene die haar ondertekend zou hebben, dan kan worden volstaan met de verklaring dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.

Artikel 139

  • 1 De kracht van het schriftelijk bewijs is in de oorspronkelijke akte gelegen.

  • 2 Grossen en gehele afschriften van een authentieke akte die volgens wettelijk voorschrift bewaard moet worden, leveren, indien zij zijn afgegeven door een daartoe bevoegde ambtenaar, hetzelfde bewijs op als de oorspronkelijke akte.

Artikel 140

Een in kracht van gewijsde gegaan op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter hier te lande bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, levert dwingend bewijs op van dat feit.

Afdeling 5a. Overlegging van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen en het verschaffen van inlichtingen

Artikel 141

  • 1 De rechter kan in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de overlegging bevelen van onder hen berustende boeken, bescheidenen, andere gegevensdragers of voorwerpen.

  • 2 Partijen kunnen dit weigeren indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

  • 3 De rechter beslist of die weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.

Artikel 142

  • 1 De rechter kan op verzoek van een der partijen aan anderen dan partijen, na deze te hebben gehoord of daartoe de gelegenheid te hebben gegeven, bevelen binnen een door de rechter te stellen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen. Degene tot wie de rechter het bevel richt, is verplicht tot het verschaffen van de gevraagde inlichtingen en het overleggen van de gevraagde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen.

  • 2 De rechter bepaalt, zo nodig, de wijze waarop, en de voorwaarden waaronder de inlichtingen zullen worden verschaft, dan wel de boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen zullen worden overgelegd.

  • 3 De rechter wijst het verzoek in elk geval af indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing der gegevens is gewaarborgd.

  • 4 Het in artikel 144 omtrent het verschoningsrecht van getuigen bepaalde is van overeenkomstige toepassing, maar ook andere gewichtige redenen, waaronder een gevaar voor onevenredige schade aan de belangen van degene tot wie het bevel is gericht of die van derden, kunnen een weigering rechtvaardigen.

  • 5 Tegen een afwijzing van het verzoek staat geen hogere voorziening open.

  • 6 Heeft de rechter het bevel gegeven, dan zijn de artikelen 152 en 152a van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 6. Getuigen

Artikel 143

Een getuigenverklaring kan slechts als bewijs dienen, voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten.

Artikel 144

  • 1 Een ieder, daartoe op wettige wijze opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen.

  • 2 Van deze verplichting kunnen zich verschonen:

    • a. de echtgenoot en de vroegere echtgenoot van een partij, de bloed- of aanverwanten van een partij of van diens echtgenoot, tot de tweede graad ingesloten, een en ander tenzij de partij in hoedanigheid optreedt;

    • b. zij die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.

  • 3 Een getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, indien hij daardoor zichzelf, een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad of zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.

Artikel 145

  • 1 Indien bewijs door getuigen bij de wet is toegelaten, beveelt de rechter een getuigenverhoor, zo vaak een der partijen het verzoekt en de door haar te bewijzen aangeboden feiten betwist zijn en tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. Hij kan dit ook ambtshalve doen.

  • 2 Het vonnis vermeldt aan welke partij en omtrent welke feiten bewijs wordt opgedragen, alsmede plaats, dag en uur van het getuigenverhoor. Plaats, dag en uur van het getuigenverhoor kunnen ook later door de rechter worden vastgesteld.

  • 3 Het verhoor van getuigen geschiedt ter terechtzitting.

  • 4 Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien verzocht wordt een partij als getuige te horen, tenzij dit verhoor geboden is uit een oogpunt van gelijkheid van partijen. In andere gevallen is de rechter vrij om op verzoek het verhoor van een partij als getuige te bevelen.

Artikel 146

De rechter kan bepalen dat partijen bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig moeten zijn.

Artikel 147

Het verhoor van getuigen tot het leveren van tegenbewijs staat van rechtswege vrij en wordt gehouden op de plaats, de dag en het uur, te bepalen dadelijk na afloop van het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen of op een later tijdstip, tenzij de rechter, na overleg met partijen, dit verhoor doet plaatsvinden in aansluiting op het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen.

Artikel 148

Indien een der partijen verkorting of verlenging van de termijnen, bedoeld in de artikelen 145 en 147, verzoekt, wordt op dit verzoek na verhoor of behoorlijke oproeping van de wederpartij beslist. Tegen de beslissing staat geen hogere voorziening open.

Artikel 149

  • 1 De namen en woonplaatsen van de getuigen worden ten minste drie dagen voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier opgegeven. De belanghebbende partij roept de getuigen ten minste drie dagen voor het verhoor op. Indien een partij meer getuigen heeft voorgebracht dan redelijkerwijs noodzakelijk was, kan de rechter met deze omstandigheden bij de veroordeling in de kosten rekening houden.

  • 2 De oproeping maakt melding van plaats, dag en uur van het verhoor, van de feiten waaromtrent bewijs moet worden geleverd, en van de gevolgen, verbonden aan het niet verschijnen ter terechtzitting.

Artikel 150

Indien een niet bij exploot opgeroepen getuige niet verschijnt, bepaalt de rechter op verzoek van de belanghebbende partij een dag waartegen de getuige bij exploot kan worden opgeroepen. Daarbij wordt de in artikel 149, eerste lid, genoemde termijn in acht genomen.

Artikel 150a

Indien een partij die gehouden is als getuige een verklaring af te leggen, niet ter zitting verschijnt, niet antwoordt op de haar gestelde vragen of weigert haar verklaring te ondertekenen, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

Artikel 151

De rechter kan bevelen dat de op een oproeping bij exploot niet verschenen getuige door de openbare macht voor hem wordt gebracht op een door hem te bepalen dag en uur om aan zijn verplichting te voldoen.

Artikel 152

  • 1 Indien een getuige weigert zijn verklaring af te leggen, kan de rechter op verzoek van de belanghebbende partij bevelen, dat hij op kosten van die partij in gijzeling zal worden gesteld, totdat hij aan zijn verplichting zal hebben voldaan, met dien verstande dat de gijzeling ten hoogste een jaar kan duren. De eerste volzin is niet van toepassing indien het een partij betreft, die als getuige wordt gehoord.

  • 2 De rechter beveelt de gijzeling slechts, indien naar zijn oordeel het belang van de waarheidsvinding toepassing van die maatregel rechtvaardigt.

  • 3 De rechter die de gijzeling heeft bevolen, beëindigt ambtshalve of op verzoek van de gegijzelde de gijzeling, indien voortzetting ervan naar zijn oordeel niet meer wordt gerechtvaardigd door het belang dat met toepassing van de dwangmaatregel werd gediend.

Artikel 152a

  • 1 De rechter kan op verzoek van een belanghebbende partij eveneens bepalen dat de getuige die weigert zijn verklaring af te leggen, een dwangsom verbeurt aan de door de rechter aangewezen partij of partijen. Het in titel 5, afdeling 3, van Boek 2 omtrent de dwangsom bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het een partij betreft, die als getuige wordt gehoord.

Artikel 153

  • 1 Indien een getuige niet woonachtig is of niet verblijf houdt waar de rechter zitting houdt, kan de rechter het verhoor opdragen aan zijn ambtgenoot die zitting houdt waar de getuige woonachtig is of verblijf houdt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het een partij betreft, die als getuige wordt gehoord.

Artikel 154

Indien een getuige uit hoofde van ziekte of anderszins verhinderd is om voor de rechter te verschijnen, kan deze zich bij hem vervoegen tot het ontvangen van zijn verklaring of de rechter, bedoeld in artikel 153, verzoeken hem te verhoren.

Artikel 155

  • 1 Voor zover niet bij verdrag anders is bepaald, kan de rechter, indien een getuige in het buitenland woont, aan een door hem aan te wijzen autoriteit van het land waar de getuige zijn woonplaats heeft, verzoeken het verhoor, indien mogelijk onder ede, te houden, of dat verhoor opdragen aan de Nederlandse consulaire ambtenaar tot wiens ressort de woonplaats van die getuige behoort.

  • 2 Bij een verzoek of opdracht als in het eerste lid bedoeld, zal de rechter voorts de buitenlandse autoriteit verzoeken, dan wel de Nederlandse consulaire ambtenaar opdragen om aan partijen tijdig bij aangetekende brief kennis te geven van dag, uur en plaats, waarop het verhoor zal worden gehouden, en tevens de dag vaststellen, waarop de zaak weer ter rolle zal worden afgeroepen.

  • 3 Het proces-verbaal van dit getuigenverhoor heeft gelijke kracht als dat van een door de rechter hier te lande gehouden verhoor.

Artikel 156

  • 1 Op de bepaalde dag vraagt de rechter de getuigen hun naam, voornamen, leeftijd, beroep en woon- of verblijfplaats, of zij bloed- of aanverwant zijn van de partijen of van een van hen en, zo ja, in welke graad, alsmede of zij in dienstverband staan tot de partijen of tot een van hen.

  • 2 De getuigen zweren, alvorens hun getuigenis af te leggen, op de bij de wet bepaalde wijze de eed of doen de belofte de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

  • 3 Indien een getuige de betekenis van de eed of de belofte niet voldoende kan beseffen of de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, wordt hij niet beëdigd en wordt hem niet de belofte afgenomen, doch wordt hij aangemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. Indien het bewijs mede wordt aangenomen op de verklaring van een zodanige getuige, geeft het vonnis daarvan in het bijzonder reden.

  • 4 Overigens mag de rechter aan een zonder eed of belofte afgelegde verklaring slechts bewijs ontlenen, indien hij in het vonnis vermeldt dat de eed of de belofte ten onrechte niet is afgenomen en het niet mogelijk is de getuige opnieuw te horen.

Artikel 157

De opgeroepen getuige die niet verschijnt of, verschenen zijnde, weigert de eed of de belofte of zijn verklaring af te leggen, kan worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeefs aangewende kosten, onverminderd zijn aansprakelijkheid tot schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.

Artikel 158

  • 1 De rechter hoort ieder van de getuigen buiten tegenwoordigheid van de mede ter terechtzitting verschenen getuigen die nog niet zijn gehoord, voor zover deze laatste getuigen niet tevens partij zijn.

  • 2 Partijen en hun gemachtigden of raadslieden kunnen aan de getuigen vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven. De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen getuigen tegenover elkaar of tegenover partijen of een van hen stellen.

  • 3 De rechter kan naar aanleiding van de getuigenverklaringen aan de partijen vragen stellen. Indien het betreft het verhoor van een getuige die niet tevens partij is, kunnen ook partijen elkaar zelf of bij monde van hun gemachtigden of raadslieden vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.

  • 4 De rechter kan uit de op de voet van het derde lid afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen ter terechtzitting of uit een weigering om te antwoorden of het proces-verbaal te ondertekenen de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht, behoudens hetgeen in artikel 133 is bepaald.

Artikel 159

  • 1 Van het getuigenverhoor wordt proces-verbaal opgemaakt, waarin achtereen-volgens aantekening geschiedt van de in acht genomen vormen en van al hetgeen met betrekking tot de zaak voorvalt.

  • 2 Dit proces-verbaal wordt aan iedere getuige voorgelezen voor het gedeelte dat hem betreft. Hij mag daarin zodanige veranderingen en bijvoegingen maken als hem goeddunkt.

  • 3 De getuige ondertekent zijn verklaring. Weigert hij te ondertekenen of verklaart hij dit niet te kunnen, dan wordt die weigering of die verklaring, inhoudende de oorzaak van verhindering, in het proces-verbaal vermeld.

  • 4 Op de door partijen afgelegde verklaringen zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Het proces-verbaal wordt ondertekend door de rechter voor wie het getuigenverhoor heeft plaatsgehad en door de griffier.

Artikel 160

In afwijking van artikel 159 behoeft in zaken die niet aan hoger beroep zijn onderworpen, geen proces-verbaal van het getuigenverhoor te worden opgemaakt. Het naar aanleiding van het getuigenverhoor te wijzen vonnis houdt, behalve de vermelding van de opgave, verklaringen en aflegging van eed of belofte, bedoeld in artikel 156, de summiere inhoud van de afgelegde getuigenverklaringen in.

Artikel 161

Indien de getuige schadeloosstelling vordert, wordt deze door de rechter overeenkomstig de wettelijke voorschriften begroot. Daarvan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. De schadeloosstelling wordt voldaan door de partij die de getuige heeft voorgebracht.

Artikel 162

Indien de getuigen niet op één dag gehoord kunnen worden, stelt de rechter het verdere horen tot een nadere dag uit, en geschiedt er noch aan de ter terechtzitting verschenen getuigen noch aan de al dan niet aldaar verschenen partijen enige nieuwe oproeping.

Artikel 163

Het nalaten van een van de in deze afdeling voorgeschreven vormvoorschriften heeft, met uitzondering van het bepaalde in artikel 156 omtrent het afleggen van de eed of de belofte, alleen de nietigheid van het verhoor ten gevolge, indien de belanghebbende partij daardoor in haar belangen is benadeeld en het verzuim niet kan worden hersteld; in elk ander geval kan de rechter, zo daartoe gronden zijn, herstel van begane onregelmatigheden bevelen.

Artikel 164

Na afloop van het getuigenverhoor of indien dit achterwege blijft, bepaalt de rechter de dag waarop de zaak weer ter rolle zal worden afgeroepen.

Afdeling 6a. Voorlopig getuigenverhoor

Artikel 166

  • 1 In de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten, kan, voordat een geding aanhangig is, op verzoek van de belanghebbende onverwijld een voorlopig getuigenverhoor worden bevolen.

  • 2 Tijdens een reeds aanhangig geding kan de rechter op verzoek van een der partijen een voorlopig getuigenverhoor bevelen.

Artikel 167

  • 1 Het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van het geding, indien het aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen, of aan de rechter binnen wiens rechtsgebied de personen die men als getuigen wil doen horen, of het grootste aantal van hen, woonachtig zijn of verblijven.

  • 2 Indien het geding reeds aanhangig is, wordt het verzoek gedaan aan de rechter voor wie het geding aanhangig is.

  • 3 Het verzoekschrift houdt in:

    • a. de aard en het beloop van de vordering;

    • b. de feiten of rechten die men wil bewijzen;

    • c. de namen en woonplaatsen van de personen die men als getuigen wil doen horen;

    • d. de naam en de woonplaats van de wederpartij of de redenen waarom de wederpartij onbekend is.

  • 4 Tenzij de wederpartij onbekend is en behoudens gevallen van onverwijlde spoed, wordt op het verzoekschrift niet eerder beschikt dan nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen.

Artikel 168

  • 1 Indien de rechter het verzoek toestaat, bepaalt hij plaats, dag en uur, waarop het voorlopig getuigenverhoor zal plaatshebben en doet hij onverwijld partijen, onder toezending aan iedere wederpartij van een afschrift van het verzoekschrift, oproepen door een aangetekende dienstbrief van de grifier.

  • 2 Voor zover het verzoek wordt toegewezen, staat geen hogere voorziening open.

Artikel 169

De bepalingen omtrent het getuigenverhoor zijn op het voorlopig getuigenver-hoor van overeenkomstige toepassing.

Artikel 170

Verschijnt de wederpartij bij het verhoor, dan bepaalt de rechter die het verhoor gehouden heeft, na afloop daarvan op haar verzoek de plaats waar, en het tijdstip waarop het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs kan plaatshebben.

Artikel 170a

  • 1 De rechter kan, op verzoek van partijen of een van hen dan wel ambtshalve, na afloop van het voorlopig getuigenverhoor of het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs een verschijning van partijen bevelen teneinde een schikking te beproeven of tot het geven van inlichtingen aan de rechter. Artikel 21, eerste en tweede lid, en artikel 177, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij een verschijning van partijen ter terechtzitting kan ook de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering worden besproken. Afspraken dienaangaande worden, wanneer een partij dat verlangt, met overeenkomstige toepassing van artikel 21, eerste en tweede lid, in een proces-verbaal vastgelegd. Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of voor zover een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan.

Artikel 171

  • 1 Indien alle partijen bij het verhoor aanwezig of vertegenwoordigd zijn geweest, hebben de getuigenverklaringen in een voorlopig getuigenverhoor afgelegd, dezelfde bewijskracht als die welke op de gewone wijze in een aanhangig geding zijn afgelegd.

  • 2 Zijn niet alle partijen bij het voorlopig getuigenverhoor aanwezig of vertegenwoordigd geweest, dan kan de rechter de daarin afgelegde verklaringen buiten beschouwing laten.

Artikel 172

Indien een getuige aannemelijk maakt dat de verzoeker met het voorlopig getuigenverhoor beoogt inlichtingen van hem te verkrijgen ten behoeve van een tegen hem in te stellen rechtsvordering, houdt de rechter het verhoor met inachtneming van de bepalingen die van toepassing zijn op het verhoor van de partij als getuige. Van een en ander wordt melding gemaakt in het proces-verbaal.

Afdeling 7. Deskundigen

Artikel 173

  • 1 De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een bericht of verhoor van deskundigen bevelen. Het vonnis vermeldt de punten waaromtrent het oordeel van deskundigen wordt gevraagd.

  • 2 De rechter benoemt bij vonnis of bij latere rolbeschikking een of meer deskundigen, na overleg met partijen, met opdracht bij hem schriftelijk bericht in te leveren of aan hem mondeling verslag uit te brengen.

  • 3 De griffier zendt afschrift van deze benoeming aan de deskundigen.

  • 4 Indien een deskundige de benoeming niet aanneemt of zijn taak niet naar behoren zal kunnen volbrengen of weigerachtig is dit te doen, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van de meest gerede partij, na overleg met partijen, een andere deskundige in zijn plaats benoemen.

  • 5 De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundigen het geven van nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling bevelen, dan wel, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen benoemen.

Artikel 174

  • 1 De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, indien dit is bepaald, een nader voorschot ter zake van die kosten ter griffie gedeponeerd, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 173, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen te zamen daartoe is of zijn aangewezen.

  • 2 De rechter kan, zonodig ambtshalve, bij de bepaling van een voorschot, of nadien, een termijn vaststellen voor de voldoening van het voorschot. Deze termijn kan een of meermalen worden verlengd. Tegen deze beslissingen staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

Artikel 174a

  • 1 Indien de deskundigen een onderzoek moeten verrichten, bepaalt de rechter bij hun benoeming of op een later tijdstip, waar en wanneer zij daartoe zullen overgaan.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde beslissing bepaalt de rechter tevens de termijn waarbinnen de deskundigen hun schriftelijk bericht ter griffie moeten inleveren, of de terechtzitting waarop zij mondeling verslag moeten uitbrengen. In het eerste geval wordt mede de dag bepaald waarop de zaak weer op de rol zal komen. In het tweede geval wordt deze dag bepaald op de terechtzitting waarop het verslag is uitgebracht.

  • 3 Indien op die dag het bericht van deskundigen nog niet mocht zijn ingekomen, kan de rechter op verzoek van partijen of van één van hen een nadere roldatum bepalen. Eveneens kan een nadere terechtzitting worden bepaald, indien op de daarvoor vastgestelde terechtzitting het mondeling verslag niet wordt uitgebracht.

Artikel 174b

  • 1 De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.

  • 2 De deskundigen stellen hun onderzoek in, hetzij onder leiding van de rechter, hetzij zelfstandig. De deskundigen moeten bij hun onderzoek partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken wordt in het schriftelijk bericht melding gemaakt. Indien een partij schriftelijk opmerkingen of verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, verstrekt hij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij.

  • 3 Partijen zijn verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

  • 4 Het schriftelijk bericht is met redenen omkleed, zonder dat het persoonlijke gevoelen van ieder van de deskundigen behoeft te blijken. Ieder van de deskundigen kan van zijn afwijkende mening doen blijken. Het schriftelijk bericht wordt door de deskundigen ondertekend. Indien een of meer deskundigen niet hebben ondertekend, wordt de oorzaak hiervan zo mogelijk op het schriftelijk bericht vermeld. Indien geen van de deskundigen zich in de gelegenheid bevindt te ondertekenen, wordt het bericht door de griffier ondertekend. De griffier zendt aan partijen afschrift van het schriftelijk bericht.

  • 5 Het proces-verbaal van de slotsom van het mondeling verslag wordt na voorlezing, behalve door de griffier, ondertekend door de rechter aan wie het verslag is uitgebracht en door de deskundigen. Verklaart een deskundige niet te kunnen ondertekenen, dan wordt die verklaring, inhoudende de oorzaak van verhindering, in het proces-verbaal vermeld.

Artikel 174c

  • 1 De deskundigen hebben aanspraak op schadeloosstelling en op loon, door de rechter te begroten onder de minuut van het schriftelijk bericht of onder het van het mondeling verslag opgemaakte proces-verbaal.

  • 2 De griffier betaalt het bedrag ten laste van het gestorte voorschot aan de deskundigen. Indien het vastgestelde voorschot niet toereikend is, wordt voor het resterende bedrag een bevelschrift van tenuitvoerlegging op de minuut van het schriftelijk bericht uitgegeven ten laste van de in de tweede volzin van artikel 174 genoemde partij of partijen. In geval van mondeling verslag wordt dit bevelschrift gegeven op een in executoriale vorm uitgegeven uittreksel uit het proces-verbaal van dat verslag.

Artikel 174d

  • 1 De rechter kan een partij op haar verzoek toestaan deskundigen te doen horen die niet door de rechter zijn benoemd.

  • 2 De rechter ten overstaan van wie in een zaak bewijs wordt bijgebracht, kan aan partijen toestaan, bij die gelegenheid ook zodanige deskundigen te doen horen.

  • 3 Indien de rechter een verhoor van een zodanige deskundige heeft toegestaan, is ook de wederpartij bevoegd op dezelfde voet deskundigen te doen horen.

  • 4 De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan een zodanige deskundige het geven van nadere mondelinge of schriftelijke toelichting bevelen.

Afdeling 8. Plaatsopneming en bezichtiging

Artikel 175

  • 1 De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve, vergezeld van de griffier, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen die niet of bezwaarlijk ter terechtzitting kunnen worden overgebracht.

  • 2 Het daartoe strekkende vonnis vermeldt de plaats of de zaak die in ogenschouw moet worden genomen, bepaalt de tijd van de plaatsopneming, de tijd en de plaats van de bezichtiging, de termijn waarbinnen het van de verrichting op te maken proces-verbaal ter griffie wordt neergelegd, alsmede de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen.

  • 3 De partijen worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken of verzoeken te doen. Uit het proces-verbaal moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen of verzoeken wordt in het proces-verbaal melding gemaakt. Het proces-verbaal wordt door de rechter die de verrichting heeft gedaan en door de griffier ondertekend. De rechter kan ter plaatse getuigen horen. Afdeling 6, behoudens artikel 149, is hierop van toepassing.

Afdeling 8a. Voorlopig bericht of verhoor van deskundigen,voorlopige plaatsopneming en bezichtiging

Artikel 176

  • 1 Voordat een zaak aanhangig is, kan op verzoek van de belanghebbende een voorlopig bericht of verhoor van deskundigen of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging worden bevolen.

  • 2 Tijdens een reeds aanhangig geding kan dit op verzoek van een partij worden bevolen.

Artikel 176a

  • 1 Het verzoek wordt gedaan aan de rechter bij wie het geding aanhangig is of, indien het niet aanhangig is, aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn daarvan kennis te nemen. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is.

  • 2 Het verzoekschrift houdt in:

    • a. de aard en het beloop van de rechtsvordering;

    • b. de punten waaromtrent het oordeel van de deskundigen wordt gevraagd, of de plaats of de zaak die in ogenschouw moet worden genomen;

    • c. de naam en de woonplaats van de wederpartij of de redenen waarom de wederpartij onbekend is.

  • 3 Tenzij de wederpartij onbekend is en behoudens gevallen van onverwijlde spoed, wordt op het verzoekschrift niet eerder beschikt dan nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen.

Artikel 176b

  • 1 Indien de rechter het verzoek toestaat, bepaalt hij tevens de uiterste dag waarop de verzoeker een afschrift van het verzoekschrift, indien dit nog niet is toegezonden, en van de beschikking aan de wederpartij doet toekomen, zo die bekend is.

  • 2 Voor zover het verzoek wordt toegewezen, staat daartegen geen hogere voorziening open.

Artikel 176c

De bepalingen omtrent deskundigen, plaatsopneming en bezichtiging zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 176d

Met inachtneming van de krachtens artikel 176b bepaalde termijn zendt de verzoeker een afschrift van het verzoekschrift, indien dit nog niet is toegezonden, en de beschikking van de rechter bij aangetekende brief aan de wederpartij, zo die bekend is, of doet hij deze afschriften bij deurwaardersexploot aan de wederpartij betekenen. Alvorens tot de verrichting over te gaan, vergewist de rechter zich ervan dat aan dit voorschrift is voldaan.

Artikel 176e

  • 1 Indien alle partijen bij de verrichting aanwezig zijn geweest, hebben de verklaringen van de deskundigen, de plaatsopneming en de bezichtiging dezelfde bewijskracht als die welke op de gewone wijze in een aanhangig geding hebben plaatsgehad.

  • 2 Zijn niet alle partijen aanwezig geweest, dan kan de rechter een en ander buiten beschouwing laten.

Afdeling 8b. Verschijning van partijen

Artikel 177

  • 1 In elke stand van het geding kan de rechter, op verzoek van een der partijen of ambtshalve, partijen gelasten, in persoon dan wel vertegenwoordigd, op de bepaalde dag en het bepaalde uur voor hem te verschijnen tot het geven van inlichtingen. De rechter kan daarbij of op een later tijdstip aan partijen of aan een van hen bevelen bepaalde stellingen bij de verschijning mondeling toe te lichten of, in overeenstemming met artikel 141, bepaalde op de zaak betrekking hebbende boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen.

  • 2 De rechter ondervraagt de partijen. Deze kunnen, ook bij monde van haar gemachtigden of raadslieden, elkaar vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.

  • 3 De rechter kan uit de afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen, uit een weigering om te antwoorden, dan wel uit een weigering om boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen zonder dat een gewichtige reden de weigering rechtvaardigt, de gevolgtrekking maken, die hij geraden acht, behoudens hetgeen in artikel 133 is bepaald.

Afdeling 9. Incidentele vorderingen

Artikel 178

Incidenten worden schriftelijk of mondeling ter terechtzitting aangebracht.

Artikel 180

  • 1 Incidentele vorderingen worden zoveel mogelijk tegelijk ingesteld.

  • 2 De kosten van dezulke die naderhand worden gedaan, en waarvan de oorzaken reeds tegelijkertijd met de vroegere bestonden, mogen niet worden teruggevorderd.

Artikel 181

  • 1 Op de incidentele vorderingen wordt, indien de zaak zulks meebrengt, eerst en vooraf beslist.

  • 2 Voor zover de zaak het toelaat, bepaalt de rechter bij de beslissing op het incident tevens, hoe met de behandeling van de zaak wordt voortgegaan.

Afdeling 10. Reconventie

Artikel 182

De gedaagde is bevoegd om eis in reconventie te doen, uitgezonderd indien:

  • a. de eiser in conventie is opgetreden in een kwaliteit en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen, en omgekeerd;

  • b. de rechter voor wie de eis in conventie aanhangig is, onbevoegd is kennis te nemen van de reconventie met betrekking tot het onderwerp van het geschil.

Artikel 183

De eis in reconventie moet dadelijk bij het antwoord in conventie worden gedaan.

Artikel 184

De zaken in conventie en in reconventie worden tegelijk voldongen en bij een en hetzelfde eindvonnis beslist, tenzij de rechter bevindt dat de ene vroeger dan de andere mag worden afgedaan.

Afdeling 11. De schorsing en het hervatten van het rechtsgeding

Artikel 185

De rechter schorst een rechtsgeding wegens:

  • a. de dood van een der partijen;

  • b. verandering in de persoonlijke staat van een der partijen;

  • c. het ophouden van de betrekking waarin een der partijen het geding voerde.

Artikel 186

Schorsing van een rechtsgeding heeft niet meer plaats, indien de behandeling ter terechtzitting reeds geindigd is.

Artikel 187

De belanghebbenden delen aan de rechter zo spoedig mogelijk mee de namen en de woonplaats van de persoon of de personen, ten name van wie het geding op de laatste gedingstukken kan worden hervat.

Artikel 188

De rechter bepaalt alsdan of ambtshalve dag en uur waarop het geding ter terechtzitting zal worden hervat, en doet partijen oproepen ten einde alsdan te verschijnen.

Artikel 189

Indien op de oproeping tot hervatting van het rechtsgeding verstek wordt verleend, verklaart de rechter het rechtsgeding niettemin op de laatste gedingstukken hervat.

Artikel 190

Het verzet tegen een beslissing bij verstek wordt op de terechtzitting behandeld.

Afdeling 12. Van ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen

Artikel 191

Indien gedurende de loop van een geding, in naam van een der partijen, enige aanbiedingen zijn gedaan en aangenomen, erkenningen hebben plaatsgehad, toestemmingen zijn gegeven en aangenomen, zonder dat die partij daartoe een bijzondere en bepaalde schriftelijke volmacht gegeven is, is deze bevoegd om zodanige verrichtingen bij de rechter te ontkennen en hem te verzoeken te beslissen, dat die daden zullen worden beschouwd als niet gepleegd en dat alle daaruit voortgevloeide akten van den processe, en vonnissen, gewezen om de zaak in staat van wijzen te brengen, worden verklaard van onwaarde.

Artikel 192

De rechter bepaalt de dag en het uur waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen, en doet de ontkennende partij en degene wiens daden ontkend worden, oproepen ten einde alsdan te verschijnen, met bevel tot uitreiking aan laatstgenoemde van een afschrift van het verzoekschrift.

Artikel 193

Ingeval degene wiens daden ontkend worden, overleden is, wordt de oproeping betekend aan zijn erfgenamen.

Artikel 194

De ontkentenis moet altijd gebracht worden voor de rechter voor welke de ontkend wordende verrichting in rechten is gebracht, ook indien de zaak, waarin zij voorvalt, voor een andere rechter hangende is.

Artikel 195

De rechter laat de wederpartij van de ontkennende partij in de hoofdzaak in het geding van ontkentenis oproepen en aan haar een afschrift van het verzoekschrift tot ontkentenis uitreiken.

Artikel 196

Het geding in de hoofdzaak wordt op straffe van nietigheid geschorst tot aan het vonnis van ontkentenis.

Artikel 197

De rechter is echter bevoegd om aan de ontkennende partij te bevelen, het geding van ontkentenis binnen zekere door hem bepaalde tijd voort te zetten; bij gebreke daarvan is de rechter bevoegd om in het rechtsgeding op de ontkentenis recht te doen.

Artikel 198

Indien de ontkentenis een zaak betreft, waarover een rechtsgeding niet hangende is, moet de eis worden gebracht voor de bevoegde rechter van de gedaagde.

Artikel 199

Indien de ontkentenis deugdelijk verklaard wordt, verklaart de rechter tevens de ontkende verrichting en het vonnis hetwelk daarop mocht zijn gewezen, of hetgeen in de bepalingen van het vonnis betrekking heeft tot de punten waarover de ontkentenis gaat, nietig en van onwaarde.

Artikel 200

Bijaldien echter in de zaak reeds het eindvonnis is gevallen en de termijn van hoger beroep nog niet is verlopen, is de partij bevoegd om de nietigheid van de in het voorgaande artikel vermelde akten en vonnissen te doen uitspreken in het hoger beroep en de zaak ten principale te doen vervolgen.

Artikel 201

  • 1 Is echter het eindvonnis gewezen in het hoogste ressort of in kracht van gewijsde gegaan, dan is de benadeelde partij, zelfs nog gedurende de tenuitvoerlegging, bevoegd om van de rechter, die het heeft gewezen, de intrekking daarvan te vorderen.

  • 2 Hangende het geding daarover, wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst.

Artikel 202

  • 1 De gemachtigde, tegen wie de eis van ontkentenis wordt toegewezen, wordt, zo daartoe gronden zijn, jegens de eiser en jegens de andere partij tot schadevergoeding veroordeeld.

  • 2 Indien de eiser in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij tot schadevergoeding veroordeeld, zo daartoe gronden zijn.

Artikel 203

Indien een der partijen ontkent, dat de voor haar opgetreden advocaat van haar daartoe opdracht gekregen heeft, zijn de bepalingen van deze afdeling toepasselijk.

Afdeling 13. Jurisdictiegeschillen

Artikel 204

  • 1 Jurisdictiegeschillen worden, vóórdat de dag van de uitspraak bepaald is, aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift aan het Hof van Justitie.

  • 2 Het verzoekschrift wordt, op last van de president van het Hof, betekend aan de wederpartij, met aanmaning om daarop, binnen twee weken, te dienen van antwoord, ter griffie van het Hof schriftelijk in te leveren.

  • 3 De loop van het rechtsgeding wordt geacht te zijn geschorst vanaf de dag van de betekening.

Artikel 205

Na ontvangst van het antwoord en in elk geval na afloop van de daarvoor gestelde termijn doet het Hof van Justitie uitspraak en wijst, zo daarvoor redenen zijn, de rechter aan, die van het geschil verder kennis neemt.

Afdeling 14. Afbreking van de instantie

§ 1. Doorhaling op de rol

Artikel 206

  • 1 Op verlangen van partijen wordt de zaak op de rol doorgehaald.

  • 2 De enkele doorhaling op de rol heeft geen rechtsgevolgen. Partijen kunnen de rechtsgevolgen bij overeenkomst bepalen.

Artikel 207

Indien geen van partijen er, na in de gelegenheid te zijn gesteld zich daarover uit te laten, blijk van geeft het geding te willen voortzetten, kan de zaak ook ambtshalve op de rol worden doorgehaald.

§ 2. Afstand van instantie

Artikel 208

  • 1 Zolang de gedaagde niet heeft geantwoord, kan de eiser afstand doen van de instantie.

  • 2 De eiser is verplicht de proceskosten van de gedaagde te betalen.

  • 3 Na het antwoord kan de afstand slechts plaatsvinden met toestemming van de gedaagde.

Artikel 209

  • 1 Afstand van instantie wordt gedaan bij akte.

  • 2 Indien de afstand door een gemachtigde wordt gedaan, legt deze een hem daartoe door de eiser verstrekte bijzondere volmacht over. Voor de toestemming geldt hetzelfde.

  • 4 Ter zake van de betaling van de kosten vaardigt de rechter op verlangen van de gedaagde een bevelschrift uit. Het bevelschrift is uitvoerbaar bij voorraad.

§ 3. Verval van instantie

Artikel 210

  • 1 Indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, bepaalt de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een datum waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten of om vonnis te wijzen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een datum bepalen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde datum wordt in beide gevallen bepaald op een termijn van ten hoogste drie maanden.

  • 3 Verval van instantie kan op de bepaalde datum slechts worden gevorderd indien het voornemen daartoe ten minste twee weken vóór die datum aan de nalatige partij is aangezegd.

  • 4 De rechter wijst de vordering tot verval van instantie toe, tenzij vóór of op die datum:

    • a. de proceshandeling alsnog wordt verricht, of

    • b. de wederpartij van de partij die het verval vordert, aannemelijk maakt dat voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze in redelijkheid kan rechtvaardigen.

  • 5 Indien op de ingevolge het eerste lid bepaalde datum de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht, en voorts de wederpartij van degene die de proceshandeling moet verrichten geen verval van instantie vordert noch zich anderszins uitlaat over de voortgang van het geding als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak op de rol doorgehaald.

Artikel 211

De kosten van de vervallen instantie worden van rechtswege gecompenseerd. De rechter kan echter, indien hij daartoe gronden aanwezig acht, een partij geheel of gedeeltelijk in de kosten veroordelen.

Artikel 212

  • 2 Wordt de vordering opnieuw ingesteld, dan kan wederom gebruik worden gemaakt van in de vervallen instantie gedane gerechtelijke erkentenissen en bijgebracht bewijs.

Afdeling 16. Voeging en tussenkomst

Artikel 214

Een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding, hangende tussen andere partijen, is bevoegd te vorderen zich daarin te mogen voegen of tussen te komen.

Artikel 215

Dit incident wordt aangebracht ter terechtzitting op de dienende dag vóór of op die waarop de behandeling van het aanhangige rechtsgeding eindigt.

Artikel 216

Bij het verzoek geschiedt opgave van de namen en woonplaats van degene die voeging of tussenkomst vordert, en van de gronden waarop de vordering berust.

Artikel 217

De rechter, op het incident beslissende, beveelt partijen voort te procederen en bepaalt bij hetzelfde vonnis de dag waarop zij te dien einde ter terechtzitting verschijnen.

Titel 3. De wijze van procederen voor het Hof van Justitie, rechtdoende in eerste aanleg

Artikel 218

Op het rechtsgeding in eerste aanleg voor het Hof van Justitie is titel 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 219

In de gevallen waarin mondelinge voordracht van de vordering toegelaten is, wordt zij mondeling voorgedragen aan de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie, die haar in geschrift doet brengen.

Artikel 220

  • 1 De fungerend voorzitter bewerkstelligt de ondervraging en het verhoor.

  • 2 Ook de andere rechters mogen aan partijen, getuigen en deskundigen vragen stellen. De fungerend voorzitter geeft hun daartoe op hun verlangen het woord.

Artikel 224

  • 1 Het Hof is bevoegd om het horen van getuigen, het horen van deskundigen, het verrichten van een opneming, een bezichtiging of een onderzoek naar de echtheid of onechtheid van geschriften op te dragen aan een rechter-commissaris of een rechter in eerste aanleg.

  • 2 In elk geval worden partijen in de gelegenheid gesteld bij het onderzoek tegenwoordig te zijn en daarop gehoord te worden, waartoe zij op last van de rechter die het onderzoek houdt, worden opgeroepen.

  • 3 De rechters voor wie een getuigenverhoor heeft plaatsgehad, werken zoveel als mogelijk is mee tot de einduitspraak in de zaak waarin het verhoor is gehouden.

Artikel 225

  • 1 Van de verrichtingen van de rechter-commissaris of rechter in eerste aanleg maakt de griffier proces-verbaal op.

  • 2 De rechter in eerste aanleg doet zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal aan het Hof toekomen. Dit afschrift heeft gelijke kracht als het proces-verbaal van het Hof.

Titel 4. Het kort geding

Artikel 226

  • 1 In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, wendt de belanghebbende partij zich tot de rechter in eerste aanleg met het verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beslissing bij voorraad te geven.

  • 2 Tenzij de partijen vrijwillig zijn verschenen, beveelt de rechter in eerste aanleg de oproeping van de wederpartij op een door hem bepaalde dag en uur; bij grote spoed ’s zondags ingesloten.

  • 3 De rechter in eerste aanleg kan tevens gelasten dat de terechtzitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden.

Artikel 227

In het laatste geval geeft de rechter in eerste aanleg mondelinge last aan een deurwaarder tot het doen van de oproeping, waarvan deze in het hoofd van zijn exploot melding maakt.

Artikel 228

  • 1 Indien de rechter in eerste aanleg oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, weigert hij de voorziening.

  • 2 De rechter kan op eenparig verzoek van partijen, in plaats van de voorziening te weigeren, de zaak verwijzen naar de gewone terechtzitting.

Artikel 229

De beslissingen bij voorraad strekken niet ten nadele van de zaak ten principale.

Artikel 230

De rechter in eerste aanleg kan zijn vonnis ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

Artikel 232

Tegen elke beslissing van de rechter in eerste aanleg in kort geding is hoger beroep toegelaten.

Artikel 233

De minuten van de beslissingen in kort geding van de rechter in eerste aanleg worden ter griffie ingeschreven in een afzonderlijk register; zij worden door de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekend.

Artikel 234

Indien zulks in het belang van de zaak noodzakelijk is, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om de tenuitvoerlegging van zijn beslissing in kort geding te bevelen op de minuut.

Artikel 235

In geval van hoger beroep worden de termijnen, bedoeld in de artikelen 264, 266, 267, 271, 274, 275 en 276, verkort tot op de helft van de in die artikelen vermelde duur. Bij grote spoed kan de president van het Hof van Justitie deze termijnen op verzoek verder verkorten.

Titel 6. Prorogatie van rechtspraak aan het Hof van Justitie

Artikel 257

In alle voor hoger beroep bij het Hof van Justitie vatbare geschillen over zaken die ter vrije bepaling van de partijen staan, kunnen partijen overeenkomen die geschillen bij de aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het Hof.

Artikel 258

Voogden, curators of bewindvoerders zijn hiervan niet uitgesloten, mits daarbij in acht nemende de verplichtingen, aan hen bij wet opgelegd.

Artikel 259

  • 1 Bij deze rechtsgedingen zijn de voorschriften ten aanzien van het rechtsgeding in eerste aanleg van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het Hof beslist in het eerste en hoogste ressort, behoudens herroeping of cassatie, indien daartoe gronden zijn.

Titel 7. Het rechtsgeding in hoger beroep bij het Hof van Justitie van vonnissen en daaraan voorafgaande beschikkingen

Artikel 260

Partijen zijn bevoegd om bij het Hof van Justitie in hoger beroep te komen van het vonnis of van een aan het vonnis voorafgaande beschikking van de rechter in eerste aanleg in een zaak waarin deze niet anders dan in eerste aanleg heeft geoordeeld.

Artikel 261

Degene die berust heeft in een vonnis, is niet meer ontvankelijk in een daarvan ingesteld hoger beroep.

Artikel 262

  • 1 Van een veroordeling bij verstek staat geen hoger beroep open, doch indien de oorspronkelijke eiser van het vonnis in hoger beroep komt, is de gedaagde bevoegd om al zijn verdediging insgelijks in hoger beroep te doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep; hij mag dan echter van het middel van verzet tegen de beslissing bij verstek in eerste aanleg niet meer gebruik maken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de niet verschenen gedaagde van een vonnis als bedoeld in artikel 82, tweede lid, in hoger beroep komen, mits hij vooraf bij voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis voldoet, zelfs wanneer dat vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad was.

Artikel 263

  • 1 Van de vonnissen en beschikkingen die aan het eindvonnis voorafgaan, mag, behoudens artikel 263a, slechts hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het beroep van het eindvonnis.

  • 2 Dit beroep is ontvankelijk, zelfs wanneer die vonnissen en beschikkingen zonder voorbehoud van degene die er zich mee bezwaard acht, zijn ten uitvoer gelegd.

  • 3 In hoger beroep kan, met de vernietiging van het vonnis van het gerecht in eerste aanleg, teruggave worden gevorderd van hetgeen ter voldoening aan dat vonnis is voldaan.

Artikel 263a

  • 1 In afwijking van artikel 263, eerste lid, mag van de daar genoemde vonnissen en beschikkingen afzonderlijk hoger beroep worden ingesteld, indien daartoe door het Hof van Justitie vergunning is verleend. Het tot het verkrijgen van die vergunning strekkende verzoekschrift wordt binnen twee weken, gerekend van de dag van de uitspraak, ingediend ter griffie van het gerecht in eerste aanleg waar de beslissing is gegeven.

  • 2 De griffier zendt de processtukken onverwijld aan het Hof, dat zo spoedig mogelijk beschikt, na partijen te hebben gehoord of daartoe behoorlijk te hebben doen oproepen. De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 3 Indien vergunning wordt verleend, is de beroepstermijn zes weken, gerekend van de dag van de uitspraak.

  • 4 Indiening van het verzoekschrift heeft schorsing van het in eerste aanleg hangende geding, voor zover de voorziening daartegen is gericht, ten gevolge.

  • 5 De schorsing duurt voort, totdat hetzij op het verzoek afwijzend is beschikt, hetzij, in geval van een toewijzende beschikking, op het vervolgens ingestelde hoger beroep is recht gedaan, dan wel de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.

  • 6 Indien vergunning wordt verleend, behoeft de wederpartij geen vergunning om harerzijds in beroep te komen.

Artikel 264

  • 1 De beroepstermijn is zes weken, gerekend van de dag van de uitspraak.

  • 2 Indien de eiser in beroep of zijn gemachtigde bij die uitspraak niet tegenwoordig is geweest, wordt de beroepstermijn gerekend van de dag waarop het eindvonnis hem volgens de wet is medegedeeld.

  • 3 Buiten de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, vangt de termijn aan na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.

  • 4 Indien in eerste aanleg een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het hoger beroep daartegen open tot het momtent dat in de hoofdzaak in hoger beroep de memorie van antwoord kan worden ingediend.

Artikel 266

Bij overlijden van de in het ongelijk gestelde partij gedurende de loop van de termijn voor het hoger beroep zijn haar erfgenamen of haar rechtverkrijgenden nog bevoegd om het beroep in te stellen binnen zes weken na het overlijden, of, zo zij van het recht van beraad gebruik maken, binnen zes weken na afloop van de daarvoor gestelde termijn.

Artikel 267

  • 1 De gedaagde in beroep is bevoegd om van zijn zijde incidenteel beroep in te stellen, mits op de wijze en binnen de termijn, bepaald in artikel 274.

  • 2 Afstand van het principaal beroep doet het ingestelde incidentele beroep niet vervallen.

Artikel 268

Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, indien dit niet bij voorraad mag worden ten uitvoer gelegd.

Artikel 269

Het hoger beroep van het eindvonnis heeft, tenzij bij de aantekening daarvan uitdrukkelijk het tegendeel is verlangd, ten gevolge dat de hogere rechter tevens kennis neemt van en oordeelt over de aan dat vonnis voorafgegane vonnissen en beschikkingen.

Artikel 270

  • 1 Het hoger beroep vangt aan met een verklaring dat men van dat middel gebruik wil maken, door de eiser in beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het gerecht in eerste aanleg waar de beslissing is gegeven, afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend.

  • 2 Indien een gemachtigde de verklaring aflegt, legt hij daarbij de akte van volmacht over, tenzij die akte reeds vroeger werd overlegd of de volmacht mondeling ter zitting werd verleend.

  • 3 Van de afgelegde of ingediende verklaring houdt de griffier onverwijld aantekening in het algemeen register, onder vermelding van de dagtekening waarop zij is afgelegd of ontvangen.

  • 4 De dagtekening, bedoeld in het derde lid, geldt bij de berekening van de beroepstermijn als tijdstip van de verklaring.

  • 5 Vindt binnen de voor indiening van de memorie gestelde termijn geen vooruitbetaling plaats van het door de griffier getaxeerde bedrag van de kosten van de aanzegging dat hoger beroep is ingesteld, van de betekening van de memorie en de daarbij overgelegde bescheiden, van de zegels die voor het bij artikel 283 bedoelde afschrift-vonnis van de hogere rechter moeten worden gebezigd en van het verschuldigde vast recht, dan vervalt het beroep en wordt de aantekening in het algemeen register doorgehaald. Desverlangd geschiedt de taxatie van het te betalen bedrag door de rechter.

Artikel 271

Bij of na de verklaring waarbij hoger beroep wordt ingesteld, maar in alle gevallen binnen zes weken na de dag van deze verklaring, is de appellant of zijn gemachtigde bevoegd een ondertekende memorie, houdende de middelen waarop het hoger beroep gegrond is, vergezeld van zodanige bescheiden als hij geraden oordeelt, over te leggen aan of in te dienen bij de griffier van het gerecht in eerste aanleg, die van de ontvangst in voege als voren aantekening houdt.

Artikel 272

Indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan het Hof van Justitie op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen.

Artikel 273

  • 1 Nadat de memorie is ingekomen of de termijn voor de indiening is verstreken, doet de rechter in eerste aanleg onverwijld aan de wederpartij aanzeggen dat hoger beroep is ingesteld en doet hij een afschrift betekenen van de ingekomen memorie en van de daarbij overgelegde bescheiden.

  • 2 Indien zich onder die bescheiden zodanige bevinden die, ter beoordeling van de rechter, wegens hun omvang of anderszins, niet voor overschrijving in aanmerking komen, mag de rechter volstaan met de aanzegging dat zij ter inzage van de wederpartij ter griffie zijn neergelegd.

Artikel 274

  • 1 De wederpartij of haar gemachtigde is bevoegd om binnen zes weken na dagtekening van de aanzegging van het beroep op gelijke wijze een memorie in te dienen met zodanige bescheiden als zij geraden oordeelt.

  • 2 Bij die memorie mag zij de verklaring afleggen dat zij harerzijds in hoger beroep wenst te komen, in welk geval de memorie de middelen inhoudt, waarop het hoger beroep gegrond is. De memorie wordt als niet ingediend beschouwd, indien de belanghebbende niet bij de indiening bij de griffier heeft vooruitbetaald de kosten van de betekening, zoals ten aanzien van de appellant is bepaald, desverlangd na taxatie door de rechter.

  • 3 Van de ontvangst van de stukken en van de verklaring dat incidenteel beroep wordt ingesteld, houdt de griffier in voege als voren aantekening in het algemeen register, met uitzondering evenwel van het geval, bedoeld in het tweede lid, laatste volzin.

Artikel 275

  • 1 Nadat de memorie van antwoord is ingekomen, doet de rechter in eerste aanleg onverwijld afschrift daarvan en van de daarbij overgelegde bescheiden, behoudens artikel 273, tweede lid, betekenen aan de eiser in beroep.

  • 2 Indien bij het antwoord incidenteel beroep is aangetekend, heeft de eiser in beroep een termijn van zes weken na de dag van betekening om op het incidentele beroep bij memorie te antwoorden.

  • 3 Afschrift van de memorie van antwoord op het incidenteel beroep en van de verdere bescheiden die haar vergezellen, worden met inachtneming van artikel 273 in voege als voren aan de incidenteel-eiser in beroep betekend. Indien de incidenteel-verweerder bij de indiening van de memorie niet aan de griffier de kosten van de betekening, desverlangd na taxatie door de rechter, heeft vooruitbetaald, wordt de memorie als niet ingediend beschouwd.

Artikel 275a

  • 1 In hoger beroep kunnen incidentele vorderingen worden gedaan uiterlijk binnen een week nadat de laatste memorie, genoemd in de artikelen 273, 274 en 275, is betekend, dan wel de voor de indiening daarvan gestelde termijn is verstreken.

  • 2 Ten aanzien van deze conclusies, die ter griffie van het gerecht in eerste aanleg worden ingediend, en de daarbij overgelegde bescheiden wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 273 en 274.

  • 3 De wederpartij heeft na de dag van betekening van de incidentele conclusie een termijn van twee weken om daarop te antwoorden.

Artikel 276

Uiterlijk binnen twee weken doch niet gedurende de eerste week nadat de laatste van de in deze afdeling bedoelde schrifturen is betekend of de voor de indiening daarvan bepaalde termijn is verstreken, zendt de griffier aan het Hof van Justitie de op de zaak betrekking hebbende stukken, met het in de zaak opgemaakte proces-verbaal en een afschrift van het vonnis, alsmede een uittreksel uit de in het register gehouden aantekening van beroep en de voor het bij artikel 283 bedoelde afschrift van het vonnis van de hogere rechter te bezigen zegels.

Artikel 277

  • 1 Elk der partijen is bevoegd om, totdat de griffier de op de zaak betrekking hebbende stukken aan het Hof van Justitie toegezonden heeft, in het algemeen register een aantekening te doen houden dat zij wil dat de zaak ter terechtzitting van het Hof wordt bepleit.

  • 2 Van die aantekening geeft de griffier de wederpartij bij aangetekende dienstbrief kennis.

Artikel 278

  • 2 De oorspronkelijke verweerder kan nieuwe weren van rechten, een verdediging ten principale opleverende, inbrengen, tenzij dezelfde in het geding in eerste instantie zijn gedekt, waaronder niet begrepen is het geval dat het recht om ten principale te antwoorden ingevolge artikel 120 vervallen is, noch ook het geval dat de onverenigbaarheid van het in hoger beroep gevoerde verweer ten principale met het in eerste aanleg gevoerde het gevolg is van een verandering of vermeerdering in hoger beroep van de eis.

Artikel 279

In hoger beroep zijn de artikelen 122 en 123 van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. de oorspronkelijke gedaagde, eiser wordende in hoger beroep, niet is gehouden tot het stellen van de zekerheid;

  • b. de gedaagde in hoger beroep daartoe evenmin is gehouden, zelfs niet bij het instellen van incidenteel beroep;

  • c. de in eerste aanleg gestelde zekerheid ook blijft verbonden voor de kosten van het hoger beroep.

Artikel 280

  • 1 Voor zover uit deze titel dan wel uit een andere wettelijke regeling niet anders voortvloeit, is titel 2 in hoger beroep van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen eis in reconventie kan worden ingesteld en geen verzoek tot vrijwaring kan worden gedaan.

  • 3 Het Hof is bevoegd de behandeling van de rol op te dragen aan een uit zijn midden aangewezen lid.

Artikel 281

  • 1 Indien door partijen of een der partijen het verlangen te kennen is gegeven dat de zaak ter terechtzitting van het Hof wordt bepleit, bepaalt het Hof een dag daartoe. De griffier geeft de partijen daarvan schriftelijk kennis.

  • 2 Het Hof kan bepalen dat het pleidooi zal geschieden ten overstaan van een uit zijn midden aangewezen lid.

Artikel 281a

Het Hof kan, indien terzake geen middel is voorgesteld, ambtshalve recht doen.

Artikel 281b

Het Hof kan bepalen dat een veroordeling in de kosten geen voldoende belang oplevert voor het hoger beroep.

Artikel 282

Indien het hoger beroep van een vonnis waarbij de rechter in eerste aanleg aan een beslissing van het bodemgeschil niet is toegekomen, leidt tot een uitspraak die meebrengt dat zodanige beslissing alsnog moet worden genomen, verwijst het Hof de zaak daartoe naar dezelfde rechter, dan wel, indien de zaak ter kennisneming staat van een andere rechter in eerste aanleg, naar deze laatste, tenzij partijen verlangen dat het Hof de hoofdzaak zal afdoen, of het Hof daartoe termen aanwezig acht op grond dat het geding in die staat is dat daarover bij een en hetzelfde eindvonnis kan worden beslist.

Artikel 283

  • 1 Het vonnis van de hogere rechter wordt in de gewone vormen opgemaakt en uitgesproken.

  • 2 De griffier van het Hof zendt terstond een afschrift van het vonnis met de processtukken aan de eerste rechter.

Artikel 284

Alle beslissingen van het Hof in hoger beroep worden steeds beschouwd als op tegenspraak te zijn gewezen.

Artikel 285

De griffier van het Hof houdt in een daartoe bestemd register nauwkeurig aantekening van de zaken die in hoger beroep van vonnissen worden aanhangig gemaakt. De aantekening bevat de namen van partijen en de dagtekening van het beklaagde vonnis, van het daartegen ingestelde beroep, van de incidentele vonnissen en van het in hoger beroep gewezen eindvonnis.

Artikel 286

  • 1 Zodra de uitspraak van de rechter in hoger beroep bij het gerecht in eerste aanleg is ontvangen, geeft de griffier van het gerecht in eerste aanleg bij aangetekende dienstbrief aan partijen kennis dat die uitspraak bij hem is ingekomen. Elke partij is bevoegd om, zolang het afschrift ter griffie berust, daarvan inzage te nemen en daarvan op haar kosten een door de griffier gewaarmerkt afschrift te vorderen.

  • 2 Van de beslissingen in hoger beroep wordt aantekening gehouden in het algemeen register.

Titel 8. Verzet door derden

Artikel 287

Derden zijn bevoegd om zich te verzetten tegen een vonnis dat hun rechten benadeelt, indien zij noch in persoon, noch wettig vertegenwoordigd, of indien degenen die zij vertegenwoordigen, niet in het rechtsgeding zijn geroepen, of niet door voeging of tussenkomst partij zijn geweest.

Artikel 288

Dit verzet wordt gedaan door middel van een verzoekschrift aan de rechter die het vonnis heeft gewezen en het verzet beoordelen moet. Deze rechter doet de partijen tussen wie het vonnis is gevallen, oproepen ten einde terzake te worden gehoord.

Artikel 289

Indien zodanig vonnis aan een derde is tegengeworpen in een rechtsgeding en het verzet daartegen is ingesteld op de voet van artikel 288, staat het aan de rechter voor wie dat rechtsgeding aanhangig is, vrij om, indien daartoe gronden bestaan, de schorsing van het rechtsgeding toe te staan, totdat op het ingestelde verzet zal zijn beslist.

Artikel 290

De rechter die over een verzet van derden oordeelt, is bevoegd om, indien daartoe gronden bestaan, de uitvoering van het aangevallen vonnis te schorsen, totdat op het verzet zal zijn beslist.

Artikel 291

Bij wettiging van het verzet wordt het vonnis waartegen dit gericht is geweest, alleen in zoverre verbeterd, als het de rechten van de in verzet gekomen derde heeft benadeeld, tenzij het onsplitsbare van de gevallen beslissing een gehele vernietiging daarvan noodzakelijk maakt.

Titel 9. Herroeping

Artikel 382

Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:

  • a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd,

  • b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of

  • c. de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

Artikel 383

  • 1 Het rechtsmiddel moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden. De termijn vangt niet aan dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

  • 2 Indien de partij die gronden heeft de herroeping te vorderen binnen die termijn is overleden, is artikel 266 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 384

  • 1 De vordering tot herroeping wordt gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld.

  • 2 Indien de Hoge Raad na vernietiging ten principale recht heeft gedaan, wordt de vordering gebracht voor het Hof van Justitie.

Artikel 385

Het geding wordt ingeleid met een verzoekschrift dat voldoet aan de eisen van artikel 6 en wordt verder gevoerd op de wijze als in titel 2 is bepaald.

Artikel 386

De vordering tot herroeping schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis niet. De rechter die over de herroeping oordeelt, kan evenwel desgevorderd, bij voorlopige voorziening de tenuitvoerlegging schorsen.

Artikel 387

De rechter die de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt, heropent het geding geheel of gedeeltelijk. Hij geeft partijen gelegenheid hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen.

Artikel 388

  • 1 Het vonnis waarbij het geding is heropend, schorst de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis in zoverre.

  • 2 De beslissing inzake de heropening van het geding is niet vatbaar voor hoger beroep. Een vordering tot herroeping kan daartegen evenmin worden ingesteld.

Artikel 389

Indien de rechter met betrekking tot het geding voor zover het is heropend, tot een ander oordeel komt, doet hij daarin opnieuw uitspraak met herroeping in zoverre van het bestreden vonnis.

Titel 10. De rechtspleging in zaken waarin een beschikking wordt gegeven

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 429a

Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarin de rechter op schriftelijk verzoek of ambtshalve een beschikking geeft, onverminderd hetgeen voor zaken betreffende het personen- en familierecht is bepaald in titel 6 van Boek 3.

Artikel 429b

  • 1 Een beschikking wordt gegeven in de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.

  • 2 In zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, een agentuurovereenkomst of een collectieve arbeidsovereenkomst wordt een beschikking gegeven.

Artikel 429ba

Aan de rechter komt geen rechtsmacht toe, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer hier te lande heeft.

Afdeling 2. Relatieve bevoegdheid

Artikel 429c

  • 1 Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd:

    • a. de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden, dan wel, als zodanige woonplaats hier te lande niet bekend is, de rechter in eerste aanleg van het werkelijk verblijf van één van hen;

    • b. Indien het verzoek betrekking heeft op een ingevolge titel 1 ingeleid of in te leiden geding, de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid.

  • 2 In zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van een register van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging daarin van een akte of latere vermelding, is bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden opgenomen. In zaken in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba betreffende een akte die is of moet worden opgenomen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage is bevoegd de rechter van de woonplaats van de verzoeker of één van de verzoekers.

  • 3 In zaken betreffende minderjarige kinderen is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, van het werkelijk verblijf van de minderjarige.

  • 4 In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft.

  • 5 In zaken van afwezigheid of vermissing is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Ten aanzien van de verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat en ten aanzien van de vaststelling van overlijden in de gevallen bedoeld in artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevoegd de rechter in eerste aanleg te Bonaire.

  • 6 In zaken betreffende nalatenschappen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene.

  • 7 In zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, een agentuurovereenkomst of een collectieve arbeidsovereenkomst is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk gewoonlijk werd verricht.

  • 8 Wijzen de vorige leden in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter in eerste aanleg te Curaçao bevoegd.

Afdeling 3. Oproeping

Artikel 429ca

Oproepingen geschieden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.

Artikel 429cb

Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de dag van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.

Artikel 429cc

Indien de griffier een bij aangetekende brief verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk twee weken nadien in de daartoe bestemde registers ingeschreven stond op het op de oproeping vermelde adres, verzendt hij de oproeping onverwijld bij gewone brief. In de overige gevallen waarin de griffier de oproeping terug ontvangt, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping opnieuw bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.

Artikel 429cd

Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste twee weken voor die dag verzonden, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.

Afdeling 4. Verloop van de procedure in eerste aanleg

Artikel 429d

  • 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

  • 2 Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. De griffier tekent op het verzoekschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Bij de indiening van het verzoekschrift worden, voor zover nodig, overgelegd de bescheiden die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Eveneens worden de nodige afschriften van het verzoekschrift en de bescheiden overgelegd.

  • 3 Indien een advocaat of zaakwaarnemer het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Artikel 429f

  • 1 De rechter in eerste aanleg bepaalt, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij gelast tevens oproeping van de verzoeker en, voor zover nodig, van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.

  • 2 De oproepingen, behalve die van de verzoeker, gaan vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt; in deze gevallen bevat de oproeping een korte omschrijving van het verzoek.

  • 3 De opgeroepene verschijnt in persoon of bij een gemachtigde. De rechter kan verschijning in persoon gelasten.

  • 4 De opgeroepene die in persoon verschijnt, mag zich door een raadsman doen bijstaan.

  • 5 Indien de behandeling van een zaak wordt aangehouden, blijft een hernieuwde oproeping van diegenen, aan wie de dag en het uur reeds mondeling ter terechtzitting waren medegedeeld, achterwege.

Artikel 429g

De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter in eerste aanleg kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of ’s lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de verzoeker of van belanghebbenden dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden waarin behandeling ter openbare terechtzitting de belangen van de rechtspraak zou schaden.

Artikel 429h

  • 1 Iedere belanghebbende kan tot de aanvang van de behandeling of, indien de rechter in eerste aanleg dit toestaat, in de loop van de behandeling een verweerschrift indienen. Artikel 429d is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien de rechter zulks bepaalt, indiening van een verweerschrift in de loop van de behandeling kan geschieden ter terechtzitting onder verstrekking van een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden.

  • 2 Het verweerschrift en de overgelegde bescheiden gaan vergezeld van de nodige afschriften. De griffier tekent op het verweerschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Tenzij de indiening overeenkomstig het eerste lid ter terechtzitting plaatsvindt, zendt de griffier onverwijld een afschrift aan de verzoeker en aan de andere opgeroepen belanghebbenden.

  • 3 De griffier roept, voor zover dat nog niet is geschied, hen die verweerschriften hebben ingediend op tegen de dag van de behandeling.

  • 4 Het verweerschrift mag een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. De rechter kan aan de verzoeker en de overige belanghebbenden gelegenheid geven tegen dit zelfstandig verzoek een verweerschrift in te dienen.

Artikel 429i

Zolang de rechter in eerste aanleg nog geen eindbeschikking heeft gegeven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te verminderen, veranderen of te vermeerderen. Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 429j

  • 2 Indien de rechter in eerste aanleg een getuigenverhoor beveelt, kan hij ook door hem aangewezen personen als getuigen doen oproepen. In dit geval kan de oproeping door de griffier geschieden.

  • 4 De overeenkomstige toepassing van de artikelen 174 en 174c vindt aldus plaats, dat de daarin bedoelde voorschotheffing, tenuitvoerlegging of voorlopige indebetstelling geschiedt ten laste van de belanghebbende die het verzoekschrift heeft ingediend, dan wel mede of uitsluitend ten laste van een of meer andere door de rechter aangewezen belanghebbenden.

Artikel 429ja

  • 1 De rechter kan, onder aanhouding van de zaak, partijen opdragen hun geschil voor te leggen aan een conflictbemiddelaar.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van deze bemiddeling.

Artikel 429k

  • 1 De rechter in eerste aanleg bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden mede. Op verlangen van de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden kan de rechter de uitspraak uitstellen.

  • 3 De beschikking moet, tenzij uit de wet anders voortvloeit, met redenen zijn omkleed. De rechter kan haar uitvoerbaar bij voorraad verklaren, met of zonder zekerheidstelling, en een veroordeling in de proceskosten uitspreken.

Artikel 429l

De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden, de processen-verbaal en de beschikkingen.

Artikel 429m

  • 1 De rechter in eerste aanleg kan, indien een verzoekschrift over hetzelfde of een verknocht onderwerp reeds bij een andere rechter in eerste aanleg is ingediend, de verwijzing naar die andere rechter bevelen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de aanvang van de behandeling. De griffier zendt een afschrift van de beschikking, alsmede het verzoekschrift en de overige stukken van het geding, ter verdere behandeling aan de rechter naar wie is verwezen.

  • 2 Indien bij dezelfde rechter meer verzoekschriften over hetzelfde of een verknocht onderwerp zijn ingediend, kan de voeging daarvan worden bevolen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot het einde van de behandeling.

Afdeling 5. Hoger beroep

Artikel 429n

  • 1 Van de eindbeschikking staat, behoudens berusting, hoger beroep open.

  • 2 Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen zes weken, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen zes weken na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is. Bij het beroepschrift worden zoveel afschriften gevoegd als er anderen dan hij in eerste aanleg zijn opgeroepen.

  • 3 Van tussenbeschikkingen is afzonderlijk hoger beroep niet toegelaten, tenzij het Hof van Justitie anders bepaalt. De artikel 263a en 269 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien hoger beroep is ingesteld, kan ondanks het verstrijken van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn en ondanks berusting ieder van de aldaar genoemde personen alsnog bij verweerschrift incidenteel hoger beroep instellen.

Artikel 429o

  • 1 Hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoekschrift ter griffie van de rechter in eerste aanleg die de beschikking heeft gegeven. Artikel 270 is van overeenkomstige toepassing. De appellant geeft naam en woonplaats op van hen die in eerste aanleg zijn verschenen of bij name opgeroepen. De appellant is bevoegd de middelen waarop het hoger beroep gegrond is voor te dragen. Overigens vindt artikel 429d toepassing.

  • 2 De griffier zendt dit verzoekschrift met een afschrift van de beroepen beschikking en van de bij het verzoekschrift overgelegde bescheiden onverwijld aan de griffier van het Hof.

Artikel 429p

  • 1 Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

  • 2 Deze uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan ook in hoger beroep geschieden. Niettegenstaande de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in eerste aanleg kan het Hof van Justitie schorsing van de werking bevelen.

Artikel 429q

  • 1 Het Hof van Justitie bepaalt dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Het gelast tevens oproeping van de appellant, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden. Bovendien kan het te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.

  • 2 Indien aangaande dezelfde beschikking meer beroepschriften zijn ingediend, kan voeging worden bevolen.

  • 3 Iedere belanghebbende kan een verweerschrift indienen ter griffie van het Hof. Door belanghebbenden die in hoger beroep zijn opgeroepen, moet het verweerschrift worden ingediend binnen zes weken na de toezending aan hen van een afschrift van het beroepschrift, tenzij het Hof anders bepaalt.

  • 4 Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de appellant en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen zes weken na de toezending aan hen van een afschrift van het verweerschrift waarbij dit incidenteel hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen, tenzij het Hof anders bepaalt.

Afdeling 6. Herroeping

Artikel 429r

  • 1 Een beschikking kan op verzoek van de oorspronkelijke verzoeker een belanghebbende worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet.

Boek 2. De gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten

Titel 1. Algemene regels

Artikel 430

  • 1 De grossen van hier te lande gewezen vonnissen, van beschikkingen van de rechter hier te lande en van hier te lande verleden authentieke akten, alsmede van andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken, kunnen hier te lande worden ten uitvoer gelegd.

  • 2 Zij moeten aan het hoofd voeren de woorden: In naam van de Koning.

  • 3 Zij kunnen niet worden ten uitvoer gelegd dan na betekening aan de partij tegen wie de executie zich zal richten.

Artikel 431

  • 1 Behoudens de artikelen 985 tot en met 994 kunnen noch beslissingen, door vreemde rechters gegeven, noch in het buitenland verleden authentieke akten hier te lande ten uitvoer worden gelegd.

  • 2 De gedingen kunnen opnieuw bij de rechter hier te lande worden behandeld en afgedaan.

Artikel 431a

Indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, kan de executie eerst worden aangevangen of voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde.

Artikel 432

Geen vonnis waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging niet is toegestaan, kan tegen een derde worden ten uitvoer gelegd, noch kan daaraan door die derde worden voldaan, dan acht dagen na betekening daarvan aan de partij die in het ongelijk is gesteld, en met overlegging van een verklaring van de griffier van het gerecht in eerste aanleg dat het bestreden vonnis heeft uitgesproken dat er in zijn registers geen verzet daartegen is aangetekend, onderscheidenlijk van de griffier van het Hof van Justitie dat geen hoger beroep of cassatie is aangetekend.

Artikel 433

De partij die beroep in cassatie heeft ingesteld, heeft de bevoegdheid om daarvan, indien zulks nog niet is geschied, ter griffie van het Hof van Justitie, in het daartoe bestemde register, aantekening te doen houden, met vermelding van de namen van de partijen, de dagtekening van het vonnis en die van het beroep in cassatie.

Artikel 434

De overhandiging van de executoriale titel waarvan men de uitvoering verlangt, aan de deurwaarder, machtigt hem in die zaak tot het doen van de gehele executie, uit die titel voortvloeiende, met uitzondering van die bij lijfsdwang, waartoe een bijzondere volmacht vereist wordt.

Artikel 435

  • 1 Een executant kan tegelijkertijd beslag leggen op alle voor beslag vatbare goederen waartoe hij bevoegd is zijn vordering te verhalen.

  • 2 Hij is verplicht een beslag dat strekt tot verhaal op een goed dat aan een ander dan de schuldenaar toebehoort, en dat ten laste van die ander wordt gelegd, binnen acht dagen aan de schuldenaar te betekenen.

  • 3 Wordt een beslag van de in het tweede lid bedoelde strekking ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder meedeelt zich tegen het verhaal op zijn goed te verzetten, geldt het beslag jegens hem slechts als conservatoir en kan de executie jegens hem slechts plaatsvinden uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om deze executie te dulden.

Artikel 436

Voor de openbare dienst bestemde goederen zijn niet vatbaar voor beslag.

Artikel 437

Hetgeen omtrent de executie van een goed is bepaald, is van overeenkomstige toepassing op de executie van een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.

Artikel 438

  • 1 Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechter in eerste aanleg die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in wiens rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden.

  • 2 Tot het verkrijgen van een voorziening bij voorraad kan het geschil ook worden gebracht in kort geding voor de volgens het eerste lid bevoegde rechter in eerste aanleg. Onverminderd zijn overige bevoegdheden, kan de rechter in eerste aanleg, desgevorderd, de executie schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist, dan wel bepalen dat de executie slechts tegen zekerheidstelling mag plaatsvinden of worden voortgezet. Hij kan beslagen, al of niet tegen zekerheidstelling, opheffen. Hij kan gedurende de executie herstel bevelen van verzuimde formaliteiten, met bepaling welke op het verzuim gevolgde formaliteiten opnieuw moeten worden verricht en ten laste van wie de kosten daarvan zullen komen. Hij kan bepalen dat een in het geding geroepen derde de voortzetting van de executie moet gedogen, dan wel zijn medewerking daaraan moet verlenen, al dan niet tegen zekerheidstelling door de executant.

  • 3 Voor zover de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, kan de rechter in eerste aanleg in plaats van de vordering af te wijzen de zaak op verlangen van de eiser verwijzen naar de gewone terechtzitting. Op verlangen van de eiser kan de rechter in eerste aanleg tevens bepalen dat voor het vervolg artikel 114 van toepassing zal zijn. Tegen een gedaagde die op voormeld tijdstip niet verschijnt en ook in het kort geding niet bij advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder is verschenen, wordt slechts verstek verleend, zo hij tegen dit tijdstip bij exploot is opgeroepen met inachtneming van de voor oproeping voorgeschreven termijn, dan wel van de termijn die op verlangen van de eiser door de rechter in eerste aanleg bepaald is.

  • 4 De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de rechter in eerste aanleg vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen. De rechter in eerste aanleg houdt de behandeling aan tot de partijen zijn opgeroepen, tenzij hij, gelet op de aard van het bezwaar, een onmiddellijke beslissing geboden acht. De deurwaarder die zijn voormelde bevoegdheid zonder instemming van de executant uitoefent, kan persoonlijk in de kosten worden veroordeeld, indien deze uitoefening nodeloos was.

  • 5 In geval van verzet tegen de executie door een derde wordt zowel de executant als de geëxecuteerde opgeroepen.

Artikel 438a

Artikel 438b

Voor zover de executie andere handelingen vergt dan het doen van een exploot, is artikel 15 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van het derde lid van dat artikel de plaats waar de handeling moet worden verricht bepalend is.

Titel 2. De gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn

Afdeling 1. Executoriaal beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn

Artikel 439

  • 1 Het beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn, wordt voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd. Indien daartoe gronden zijn, kan de rechter in eerste aanleg, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, die termijn inkorten.

  • 2 Indien bij het betekenen van de executoriale titel tevens het voorgeschreven bevel is gedaan, wordt geen afzonderlijk bevel vereist.

  • 3 Bij het bevel of de betekening moet de executant tot het einde van de executie woonplaats kiezen ten kantore van de deurwaarder, op straffe van nietigheid van het exploot. Tevens kan woonplaats worden gekozen hier te lande ten kantore van een advocaat.

Artikel 440

  • 1 Het beslag wordt gelegd bij een exploot van een deurwaarder, dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. de vermelding van de voornamen, naam en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig de voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • b. de vermelding van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd;

    • c. indien het beslag wordt gelegd buiten het rechtsgebied waarin overeenkomstig artikel 439, derde lid, woonplaats is gekozen: een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder die het beslag legt.

  • 2 De deurwaarder kan zich doen bijstaan door een of twee getuigen, wier naam en woonplaats hij in dat geval in het proces-verbaal zal vermelden, en die dat stuk mede zullen tekenen.

Artikel 441

  • 1 Het beslag kan slechts worden gedaan voor een vordering waarvan het geldelijk beloop bepaalbaar is.

  • 2 Indien de vordering niet is vereffend, worden na het beslag alle verdere vervolgingen gestaakt, totdat de vereffening is geschied.

Artikel 443

  • 1 De deurwaarder gaat dadelijk, of uiterlijk op de volgende dag, over tot de meer bijzondere aanduiding van de zaken die hij in beslag neemt, en beschrijft deze op het door hem daarvan onverwijld op te maken proces-verbaal nauwkeurig met opgave van hun getal, gewicht en maat overeenkomstig hun aard. Het proces-verbaal wordt binnen drie dagen na de inbeslagneming betekend aan de geëxecuteerde en, als er een bewaarder is, ook aan deze.

  • 2 De executant mag bij de inbeslagneming niet tegenwoordig zijn dan in geval de deurwaarder zulks ter aanwijzing van de in beslag te nemen zaken noodzakelijk acht.

Artikel 444

  • 1 De deurwaarder heeft ter inbeslagneming toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

  • 2 Indien de deuren gesloten zijn, of de opening daarvan geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer of stuk huisraad te openen, alsmede wanneer bij niet-tegenwoordigheid van de geëxecuteerde er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, zal de deurwaarder zich vervoegen bij de rechter in eerste aanleg, in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan voor zover dat redelijkerwijs nodig is. De rechter in eerste aanleg kan zich doen vertegenwoordigen door een politieambtenaar die tevens hulpofficier van justitie is. Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit kracht van dit artikel en de artikelen 444a tot en met 445, is verricht, wordt melding gemaakt in het proces-verbaal van beslag.

Artikel 444a

  • 1 Indien er redelijk vermoeden bestaat, dat in beslag te nemen zaken zich bevinden op een plaats, van een derde gehuurd of op andere wijze in gebruik verkregen, zodanig dat voor de toegang de medewerking van de derde nodig blijft, zal de deurwaarder in geval van weigering van de geëxecuteerde of de derde om de deuren die tot de plaats toegang geven, te openen, handelen op de wijze, in artikel 444 bepaald. Met weigering staat gelijk afwezigheid na behoorlijke sommatie om persoonlijk of bij gemachtigde te verschijnen om de deuren te openen. De deurwaarder kan inmiddels door een bewaarder beletten dat van de plaats iets wordt weggenomen.

  • 2 De derde is gehouden de deurwaarder op vertoon van de titel uit krachte waarvan het beslag wordt gelegd, aanwijzing te doen van de verhuurde of op andere wijze in gebruik gegeven ruimte.

  • 3 Personen die een bedrijf maken van het verhuren of op andere wijze in gebruik geven, als bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn verplicht desgewenst de deurwaarder inzage te geven van het register of de stukken, waarin de gebruikers zijn vermeld.

  • 4 Van het ogenblik dat de deurwaarder zich tot de derde heeft gewend om tot de inbeslagneming ingevolge dit artikel te komen, verleent de derde de geëxecuteerde geen toegang meer tot de ruimte dan in tegenwoordigheid van de deurwaarder.

Artikel 444b

  • 1 Indien de derde niet voldoet aan enige hem bij artikel 444a, tweede, derde en vierde lid, opgelegde verplichting, kan hij worden veroordeeld tot voldoening van het bedrag van de vordering waarvoor het beslag wordt gelegd, met rente en kosten.

  • 2 De schade die de derde lijdt door het openbreken der deuren, wordt hem, indien dit niet aan hem te wijten is, vergoed door de executant, behoudens het verhaal van deze op de geëxecuteerde, indien daartoe gronden aanwezig zijn. De derde kan verlangen dat, alvorens tot het openmaken der deuren wordt overgegaan, zekerheid wordt gesteld voor de voldoening van de hem verschuldigde schadevergoeding.

  • 3 De deurwaarder en de politieambtenaar, bedoeld in artikel 444, tweede lid, zijn tot geheimhouding verplicht nopens de inhoud van het register en de stukken, bedoeld in artikel 444a, derde lid, behoudens wat de geëxecuteerde betreft, voor zover niet anders is vereist voor een behoorlijke vervulling van hun taak te dezen.

Artikel 445

Indien er bij de inbeslagneming gereed geld wordt gevonden, wordt het getal en de geldsoort vermeld; de deurwaarder geeft het geld, alsmede alle aandeelbewijzen, effecten en verder geldswaarde hebbend papier, aan een door hem aan te wijzen, ingevolge de Wet financiële markten BES in het register financiële markten ingeschreven kredietinstelling aan een door zodanige kredietinstelling gegarandeerd effectenbewaarbedrijf of aan de centrale bank in gerechtelijke bewaring, tenzij de executant en geëxecuteerde een andere plaats van bewaring zijn overeengekomen. De bewaring geschiedt ten name van de deurwaarder onder vermelding van het beslag, van de executant en van de geëxecuteerde.

Artikel 446

  • 1 De deurwaarder kan ook andere zaken dan die, bedoeld in artikel 445, aan een door hem aan te wijzen geschikte bewaarder in gerechtelijke bewaring geven, indien dit voor het behoud van deze zaken redelijkerwijs noodzakelijk is. Artikel 445, tweede volzin, is van toepassing.

  • 2 De deurwaarder maakt van de inbewaringgeving een afzonderlijk proces-verbaal op, dat binnen drie dagen na de inbewaringgeving wordt betekend aan de geëxecuteerde en aan de bewaarder.

Artikel 447

Geen beslag op roerende zaken mag, uit welken hoofde ook, gedaan worden op:

  • a. het nodige bed en beddegoed van de geëxecuteerde en de inwonende leden van zijn gezin en op de kleren waarmee zij gekleed en gedekt zijn;

  • b. de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende;

  • c. de in het huis voorhanden zijnde voorraad van spijs en drank, dienende tot de behoefte van het huisgezin gedurende een maand;

  • d. het ingevolge artikel 642c ter griffie van het gerecht in eerste aanleg gestorte bedrag.

Artikel 448

  • 1 Evenmin kan beslag worden gelegd op de boeken die de geëxecuteerde nodig heeft voor zijn beroep, en op de werktuigen en gereedschappen, dienend tot enig onderwijs of de beoefening van kunsten en wetenschappen, telkens tot een algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag en te zijner keuze.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde zaken kunnen wel in beslag worden genomen voor vorderingen:

    • a. wegens levensbehoeften, verstrekt aan de geëxecuteerde en de inwonende leden van zijn gezin;

    • b. ter zake van de vervaardiging of het herstel van deze zaken of de verkoop daarvan aan de geëxecuteerde.

Artikel 449

Dag en uur van de verkoop van de in beslag genomen zaken worden aan de geëxecuteerde betekend, hetzij te zamen met het proces-verbaal van inbeslagneming, hetzij binnen drie dagen na de betekening daarvan.

Artikel 451

  • 1 Indien beesten of werktuigen voor de landbouw of vruchten te velde die reeds van de grond zijn afgescheiden, in beslag zijn genomen, kan de rechter in eerste aanleg, op verzoek van de executant en na verhoor of behoorlijke oproeping van de geëxecuteerde, een geschikte persoon aanstellen ten einde voor de nodige bedrijfsvoering, verzorging of inzameling zorg te dragen.

  • 2 Tegen een toewijzende beschikking krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 453a

  • 1 Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling of verhuring van de zaak, totstandgekomen nadat deze in beslag genomen is, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen.

  • 2 Rechten, door een derde anders dan om niet verkregen, worden geëerbiedigd, mits de zaak in zijn handen is gekomen en hij toen te goeder trouw was.

Artikel 455

  • 1 Nog niet verantwoorde en afgedragen baten, voortgebracht door de in beslag genomen zaken, vallen mede onder het beslag en moeten aan de deurwaarder worden verantwoord en op zijn verlangen aan hem worden afgedragen, een en ander behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen.

  • 2 Bestaat de bate in een vordering op een derde, dan valt zij niet onder het beslag dan nadat het beslag aan de derde is betekend. De artikelen 475i, 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 455a

  • 1 Vorderingen tot vergoeding die na inbeslagneming in de plaats van de beslagen zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak, vallen, nadat het beslag aan de schuldenaar uit die vordering is betekend, eveneens onder het beslag, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Zij moeten op verlangen van de deurwaarder aan hem worden voldaan.

Artikel 456

  • 1 Treft het beslag een zaak die geheel of ten dele aan een ander toebehoort, of ten aanzien waarvan een ander een recht geldend kan maken dat de executant moet eerbiedigen, dan kan deze ander zich tegen verkoop waarbij zijn recht niet in acht wordt genomen, tot op het tijdstip van verkoop verzetten.

  • 2 De eiser die in het ongelijk wordt gesteld, wordt op vordering van de executant, zo daartoe gronden zijn, tot schadevergoeding veroordeeld.

Artikel 457

  • 1 Op de in beslag genomen zaken kan tot het tijdstip van de verkoop opnieuw beslag worden gelegd. De beslaglegger is verplicht een zodanig beslag onverwijld te betekenen aan de deurwaarder die het eerdere beslag heeft gelegd, en, zo deze er is, aan de gerechtelijke bewaarder, met vermelding van de aard van de vordering en van het beloop van het bedrag waarvoor het nieuwe beslag is gelegd, of indien de vordering nog niet is vereffend, van het geschatte bedrag.

  • 2 Is het eerdere beslag gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering, dan is de beslaglegger verplicht het door hem later gelegde beslag onverwijld te betekenen aan het parket van het openbaar ministerie bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de strafzaak op grond waarvan het eerdere beslag is gelegd, wordt of het laatst werd vervolgd.

  • 3 Indien onder een beslag vorderingen tot vergoeding vallen die voor in beslag genomen zaken in de plaats zijn getreden, worden deze ook door volgende beslagen op die zaken getroffen. Is een in beslag genomen zaak verloren gegaan, dan kan op die vorderingen tot op het tijdstip van de inning daarvan beslag worden gelegd, met inachtneming van dezelfde formaliteiten als wanneer deze zaak zich nog onder de schuldenaar zou hebben bevonden.

Artikel 458

  • 1 Indien op de zaak meer beslagen zijn gelegd, wordt zij verkocht door de beslaglegger die het oudste executoriale beslag heeft gelegd.

  • 2 Rust op een zaak een beperkt recht dat deze beslaglegger moet eerbiedigen, maar dat niet aan een latere beslaglegger kan worden tegengeworpen, dan wordt de zaak vrij van het beperkte recht verkocht, indien deze laatste beslaglegger aan de executant, de geëxecuteerde en de beperkt gerechtigde bij exploot meedeelt dit te verlangen.

Artikel 459

  • 1 Indien de executant in gebreke blijft om binnen vier weken na afloop van de in artikel 462 bedoelde termijn de verkoop tot stand te brengen, kan iedere beslaglegger die een executoriale titel heeft, de executie van de door hem in beslag genomen zaken overnemen door zulks bij exploot aan de executant en de geëxecuteerde aan te zeggen.

  • 2 De overneming kan niet geschieden dan nadat aan de executant schriftelijk een redelijke termijn is gesteld om alsnog tot verkoop over te gaan.

  • 3 Indien er meer beslagleggers zijn die de overneming verlangen, is slechts degene die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, daartoe bevoegd, tenzij de rechter in eerste aanleg op verzoek van de meest gerede partij anders beslist.

  • 4 Tegen beschikkingen krachtens het derde lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 461a

  • 1 Indien de in beslag genomen zaak is verpand en de pandhouder bevoegd is tot executie over te gaan, kan hij, zo nodig overeenkomstig artikel 496 afgifte van de zaak vorderende, de executie overnemen en zelf executeren, met inachtneming van de bepalingen betreffende executie krachtens pandrecht.

  • 2 Rusten op een zaak meer pandrechten, dan komt deze bevoegdheid uitsluitend toe aan de hoogst gerangschikte pandhouder die tot executie wenst over te gaan.

  • 3 De pandhouder die van deze bevoegdheid gebruik wil maken, dient zulks uiterlijk op het tijdstip van de verkoop bij exploot aan de beslaglegger aan te zeggen, met opgave van de termijn waarbinnen hij tot verkoop zal overgaan.

  • 4 Zolang geen aanzegging plaatsvindt, blijft de beslaglegger bevoegd de executie voort te zetten.

Artikel 461b

  • 1 Indien de pandhouder de in artikel 461b, derde lid, bedoelde termijn te lang stelt, dan wel binnen die termijn niet tot verkoop overgaat, kan de rechter in eerste aanleg op verzoek van de beslaglegger een termijn bepalen waarbinnen de pandhouder uiterlijk tot de verkoop moet overgaan. Volgt binnen die termijn geen verkoop, dan is de executant met uitsluiting van de pandhouder bevoegd met de executie voort te gaan.

  • 2 Tegen een beschikking krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 461c

De schuldeiser die vóór het beslag ten aanzien van in beslag genomen zaken het beding, bedoeld in artikel 254 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, heeft gemaakt en van de in het tweede lid van dat artikel bedoelde bevoegdheid tot gezamenlijke executie gebruik wil maken, kan de executie overeenkomstig artikel 461a overnemen. De artikelen 544 tot en met 548 zijn op de executie van deze zaken van toepassing.

Artikel 461d

Bevindt de in beslag genomen zaak zich onder een derde en beroept deze zich erop dat hij het beslag wegens de vorm ervan of wegens een hem ten aanzien van de zaak toekomend recht niet behoeft te dulden, dan dienen bij het beslag, voor zover de executant de executie zonder eerbiediging van het ingeroepen recht of bevoegdheid wenst door te zetten, de regels betreffende het derden-beslag in afdeling 2 te worden gevolgd, met dien verstande dat het reeds gelegde beslag geldt als een uitsluitend op die zaken gelegd derdenbeslag en vervalt indien niet binnen drie dagen nadat het is gelegd, aan de derde een formulier in tweevoud als bedoeld in artikel 475, is betekend.

Artikel 462

  • 1 De verkoop van de in beslag genomen zaken mag niet plaatshebben vóór vier weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening aan de geëxecuteerde van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 443, zulks op straffe van schadevergoeding.

  • 2 Deze termijn kan verkort worden bij onderlinge toestemming van partijen of ook ten verzoeke van de meest gerede partij door de rechter in eerste aanleg.

Artikel 463

  • 1 De verkoop wordt in het openbaar gehouden ten overstaan van de deurwaarder en op een door deze daartoe aan te wijzen binnen zijn ambtsgebied gelegen plaats.

  • 2 Is de in beslag genomen zaak op een markt of beurs verhandelbaar, dan kan de verkoop, in afwijking van de artikelen 464 tot en met 466 en 469, geschieden op die markt door tussenkomst van een makelaar in het vak of ter beurze door die van een bevoegde tussenpersoon, overeenkomstig de regels en gebruiken die aldaar voor een gewone verkoop gelden.

  • 3 De rechter in eerste aanleg kan ten verzoeke van de beslaglegger of de geëxecuteerde een verkoop als bedoeld in het tweede lid, ook bepalen ten aanzien van effecten aan toonder die niet ter beurze verhandelbaar zijn.

Artikel 463a

Geschillen over de veilingvoorwaarden, over de wijze van verkoop of over plaats, dag of uur daarvan worden op verzoek van de meest gerede partij of de deurwaarder beslist door de rechter in eerste aanleg, onverminderd de bevoegdheid van hen wier rechten bij de executie niet worden geëerbiedigd, zich daartegen overeenkomstig artikel 438 te verzetten.

Artikel 464

  • 1 In het rechtsgebied waarin de verkoop zal geschieden, worden, ter plaatse daartoe bestemd, biljetten aangeslagen, houdende aanduiding van plaats, dag en uur van de verkoop, alsmede van de aard van de zaken, doch zonder vermelding van nadere bijzonderheden.

  • 2 De biljetten worden in elk geval aangeslagen op de plaats waar de zaken zich bevinden en op die waar de verkoop zal plaatsvinden.

Artikel 465

  • 1 Het aanslaan van de biljetten moet geschieden na de in artikel 449 bedoelde betekening en ten minste vier dagen vóór de verkoop, tenzij die termijn door de rechter in eerste aanleg ten verzoeke van de meest gerede partij is verkort.

  • 2 Tegen een beschikking krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 466

  • 1 De verkoop wordt daarenboven bekendgemaakt in een dagblad, verschijnend ter plaatse waar de verkoping zal geschieden.

  • 2 Deze bekendmaking wordt echter niet vereist, indien het bedrag van de in beslag genomen zaken klaarblijkelijk minder dan NAF. 10.000, USD 5.600, onderscheidenlijk Afl. 10.000 bedraagt. Bij algemene maatregel van bestuur kan dit bedrag worden aangepast aan de geldontwaarding.

Artikel 467

De deurwaarder moet aan de voet van zijn proces-verbaal van beslag aantekening doen van het aanslaan van de biljetten en van de bekendmaking van de verkoop.

Artikel 469

  • 1 De verkoop wordt gehouden bij opbod of, ter keuze van de executant, bij opbod, gevolgd door afmijning, en de toewijzing geschiedt aan de meestbiedende en tegen gerede betaling in handen van de deurwaarder.

  • 2 De deurwaarder is bevoegd te vorderen dat hem door elke bieder de geboden koopsom ter hand wordt gesteld, en mag deze onder zich houden totdat de zaak is toegewezen.

  • 3 Stelt een bieder na de vordering de geboden koopsom niet aan de deurwaarder ter hand, dan wordt zijn bod niet aangenomen en wordt hij gedurende de gehele verkoping niet meer als bieder toegelaten.

  • 4 Bij de toewijzing wordt geen rekening gehouden met biedingen die ingevolge het derde lid niet mogen worden aangenomen.

  • 5 Bij gebreke van betaling wordt de zaak terstond weer verkocht ten laste van hem aan wie zij toegewezen is.

Artikel 470

  • 1 Men zal met de verkoop van de in beslag genomen zaken niet verder gaan dan nodig is om een opbrengst te verkrijgen die voor betaling van de schulden en kosten voldoende is.

  • 2 Te dien einde kan de geëxecuteerde de orde regelen volgens welke de zaken zullen worden verkocht.

Artikel 474

De deurwaarder is verantwoordelijk voor de verkregen opbrengst en voldoet daaruit onverwijld de kosten van de executie. Hij vermeldt in zijn proces-verbaal de namen en woonplaatsen van de kopers.

Afdeling 1a. Executoriaal beslag op rechten aan toonder of order, aandelen op naam, en effecten op naam die geen aandelen zijn

Artikel 474a

  • 1 Het beslag op rechten aan toonder of order geschiedt door beslag op het papier. De afdelingen 1, 2 en 2B zijn, wat betreft het daar omtrent beslag op zaken bepaalde, van overeenkomstige toepassing, tenzij uit de desbetreffende bepaling in verband met de aard van het recht anders volgt. Indien het recht bestaat in een opeisbare vordering, kan de executant in plaats van tot verkoop overeenkomstig afdeling 1 over te gaan, de executie ook voortzetten door beslag onder derden overeenkomstig afdeling 2.

  • 2 Is ter voltooiing van de executie endossement vereist, dan kan dit door de deurwaarder die met de verkoop is belast, in zijn hoedanigheid van deurwaarder worden gesteld onder vermelding van de woorden: ter executie.

  • 3 In geval van verkoop worden de voormelde rechten op de biljetten, bedoeld in artikel 464, omschreven, met opgave van de naam van degene jegens wie het recht bestaat, van de aard van het recht, van het bedrag van de vordering waarin het recht bestaat, en van de renten die daarbij zijn bepaald.

Artikel 474aa

  • 1 De executie van andere aandelen op naam dan die bedoeld in afdeling 1B en van effecten op naam die geen aandelen zijn, geschiedt met overeenkomstige toepassing van die afdeling, tenzij uit de betreffende bepaling in verband met de aard van het aandeel of effect anders voortvloeit.

  • 2 Lidmaatschapsrechten in verenigingen worden als effecten op naam aangemerkt, indien zij voor vervreemding vatbaar zijn.

Artikel 474b

  • 1 Nog niet aan de geëxecuteerde verantwoorde en afgedragen baten die voortvloeien uit een recht aan toonder of order, een aandeel op naam of een effect op naam dat geen aandeel is, en die bestaan in geld of andere waarden, vallen mede onder het beslag en moeten aan de deurwaarder worden verantwoord en op zijn verlangen aan hem worden afgedragen, een en ander behoudens de rechten van derden die de executant moet eerbiedigen.

  • 2 Aan de schuldenaar die de baten heeft uitgekeerd aan iemand die zich door middel van het toonder- of orderpapier als gerechtigd tot die baten heeft gelegitimeerd, kan evenwel dit beslag niet worden tegengeworpen.

Artikel 474ba

Het stemrecht, verbonden aan een in beslag genomen goed als bedoeld in artikel 474b, en andere aan een zodanig goed verbonden bevoegdheden die niet onder dat artikel vallen, blijven gedurende het beslag bij de geëxecuteerde. Desgevraagd is de bewaarder of, als deze ontbreekt, de deurwaarder verplicht hem daartoe een bewijsstuk af te geven en verder het nodige te verrichten om hem in de gelegenheid te stellen tot het uitoefenen van deze rechten.

Artikel 474bb

  • 1 Rechten waarvan de executie niet elders geregeld is, en niet opeisbare rechten waarop beslag onder derden mogelijk is, kunnen met overeenkomstige toepassing van afdeling 1 worden geëxecuteerd, tenzij uit de wet of de aard van het recht anders volgt.

  • 3 Gaat het om een recht dat jegens een derde moet worden uitgeoefend, dan is voor het beslag tevens betekening van het beslagexploot aan de derde vereist.

  • 4 Indien door een zodanige executie van een niet opeisbaar recht waarop beslag onder derden mogelijk is, de geëxecuteerde of een andere belanghebbende onredelijk wordt benadeeld, beveelt de rechter in eerste aanleg op diens vordering dat de executie wordt gestaakt.

Afdeling 1b. Executoriaal beslag op aandelen op naam in naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen en Aruba vrijgestelde vennootschappen

Artikel 474c

  • 1 Het beslag op aandelen op naam in een naamloze vennootschap, dan wel, in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, in een besloten vennootschap, of, in Aruba, in een Aruba vrijgestelde vennootschap geschiedt bij exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. een aanzegging aan de vennootschap van de inbeslagneming;

    • b. de vermelding van de voornamen, naam en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • c. de vermelding van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd;

    • d. een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder.

  • 2 De deurwaarder vermeldt in zijn proces-verbaal zo mogelijk het getal en de nummers der in beslag genomen aandelen.

  • 3 Aan de vennootschap zal afschrift worden gelaten van het beslagexploot en van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd.

  • 4 In het register van aandeelhouders wordt terstond een namens de vennootschap ondertekende en door de deurwaarder mede-ondertekende aantekening geplaatst, vermeldende de datum en het tijdstip van het gelegde beslag, de naam van de beslaglegger en het getal en zo mogelijk de nummers der in beslag genomen aandelen.

  • 5 De vennootschap en een ieder die toegang heeft tot de ruimte waar het register van aandeelhouders wordt bewaard, zijn verplicht hun medewerking aan de bepaling van het vorige lid te verlenen. Indien geen register bestaat, vermeldt de deurwaarder dit in zijn proces-verbaal.

  • 6 Indien voor de in beslag genomen aandelen aandeelbewijzen zijn uitgegeven, is de vennootschap verplicht, op verlangen van de deurwaarder, hem daarvan bij het uitbrengen van het exploot mededeling te doen.

  • 7 Bij gebreke van enige medewerking als bedoeld in de drie voorafgaande leden is artikel 444b van overeenkomstige toepassing.

Artikel 474d

  • 1 De deurwaarder zal van het gelegde beslag onverwijld, zo mogelijk op dezelfde dag, schriftelijk mededeling doen aan de geëxecuteerde.

  • 2 Daarenboven moet, op straffe van verval van het beslag, een afschrift van het exploot binnen acht dagen na het beslag, aan de geëxecuteerde worden betekend.

  • 3 Indien voor de in beslag genomen aandelen aandeelbewijzen zijn uitgegeven, is de geëxecuteerde verplicht aan de deurwaarder, zo mogelijk reeds bij de betekening van het exploot van beslag, de aandeelbewijzen met de eventueel daarbij behorende dividendbewijzen en talons ter hand te stellen of het nodige te verrichten opdat deze stukken hem ter hand gesteld worden. Indien voor die terhandstelling de medewerking van een derde vereist is, is die derde verplicht zijn medewerking tegen vergoeding der kosten te verlenen. Bij gebreke van medewerking van de derde is artikel 444b van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De deurwaarder zal, in afwachting van de executoriale verkoop, met die stukken handelen als bepaald in artikel 445.

Artikel 474e

De in beslag genomen aandelen kunnen niet ten nadele van de beslaglegger worden vervreemd, bezwaard of onder bewind gesteld.

Artikel 474f

Binnen acht dagen na het beslag zal de vennootschap aan de deurwaarder schriftelijk mededeling doen van rechten die vóór het exploot reeds op de in beslag genomen aandelen mochten zijn gevestigd, onder opgave van de namen en woonplaatsen der gerechtigden.

Artikel 474g

  • 1 Binnen één maand na het exploot van beslag zal de beslaglegger, op straffe van verval van het gelegde beslag, aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied hij bij het beslagexploot woonplaats heeft gekozen, zo mogelijk onder overlegging van de mededeling bedoeld in het voorgaande artikel en de statuten der vennootschap, verzoeken bij beschikking te bepalen, dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan.

  • 2 De rechter in eerste aanleg gelast alvorens de gevraagde beschikking te geven de oproeping van de deurwaarder, de beslaglegger, de geëxecuteerde, de vennootschap, en, zo hij dit nodig acht, van verdere belanghebbenden, om op het verzoek te worden gehoord. Verzet tegen de verkoop door derden-rechthebbenden, kan uitsluitend geschieden door tijdige indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift, waarvan afschrift wordt betekend aan de beslaglegger en aan de deurwaarder, die het beslag heeft gelegd.

  • 3 De rechter in eerste aanleg zal in zijn beschikking bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dienen te geschieden.

  • 4 De wettelijke en statutaire bepalingen ter zake van vervreemding van aandelen moeten worden in acht genomen, met dien verstande, dat alle ten aanzien van de vervreemding aan de aandeelhouder toekomende rechten en op hem drukkende verplichtingen worden uitgeoefend en nagekomen door de deurwaarder. Ook de beschikking der rechter in eerste aanleg zal ten aanzien van deze wettelijke en statutaire bepalingen geen afwijkingen mogen inhouden, behoudens voor zover inachtneming van deze bepalingen de executoriale verkoop onmogelijk zou maken.

Artikel 474h

  • 1 Van de verkoop wordt door de deurwaarder proces-verbaal opgemaakt. De koopprijs wordt de deurwaarder ter hand gesteld.

  • 2 De levering van de aandelen heeft plaats door betekening van dat proces-verbaal en van de grosse der door de rechter in eerste aanleg gegeven beschikking aan de vennootschap.

  • 3 In het register van aandeelhouders wordt de dag der levering aangetekend.

  • 4 Indien de verkrijger der aandelen niet de beschikking heeft kunnen krijgen over de aandeelbewijzen met de eventueel daarbij behorende dividendbewijzen en talons op naam, zal de vennootschap hem daarvan desverlangd en op zijn kosten duplicaten afgeven. Door de uitgifte der duplicaten verliezen de oorspronkelijke stukken hun geldigheid. Indien de bedoelde verkrijger niet de beschikking heeft kunnen krijgen over de eventueel bij de aandeelbewijzen behorende dividendbewijzen en talons aan toonder, zal de vennootschap hem daarvan desverlangd en op zijn kosten slechts duplicaten afgeven na zekerheidstelling zijnerzijds voor de door de vennootschap tengevolge van de uitgifte der duplicaten op te lopen schade.

Artikel 474i

Bij executie van een executoriale titel tot levering van een aandeel zijn het tweede tot en met vierde lid van artikel 474h van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van het proces-verbaal en de beschikking, bedoeld in het tweede lid, de te executeren titel aan de vennootschap wordt betekend.

Afdeling 2. Executoriaal beslag onder derden

Artikel 475

  • 1 Het beslag op vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn, geschiedt bij een exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. een bevel aan de derde om het verschuldigde of de zaken onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte;

    • b. een vermelding van de naam, voornamen en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig de voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • c. een vermelding van de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd, en een opgave van hetgeen de geëxecuteerde krachtens deze titel aan de executant verschuldigd is;

    • d. een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder.

  • 2 De deurwaarder laat aan de derde-beslagene afschrift van het beslagexploot en van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd, alsmede een formulier in tweevoud volgens een door de Minister van Justitie vast te stellen model, waarop de verklaring, bedoeld in artikel 476b, kan worden gedaan.

Artikel 475a

  • 1 Het beslag strekt zich niet uit tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet voor beslag vatbaar zijn, noch tot vorderingen die recht geven op een volgens de wet of naar haar aard niet voor beslag vatbare prestatie.

  • 2 Het beslag is niet geldig op het gedeelte van een vordering dat daarop wordt ingehouden krachtens de wet of uit hoofde van een ziektekostenverzekering, een pensioenspaarregeling of een ondernemingsspaarregeling voor een oudedagsvoorziening. Indien een in een breuk of percentage uitgedrukt gedeelte van de vordering niet voor beslag vatbaar is, wordt dit gedeelte berekend over het bedrag van de vordering, verminderd met de verplichte inhoudingen.

  • 3 Vorderingen die recht geven op iets anders dan betaling van een geldsom of dan levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order, vallen slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploot uitdrukkelijk zijn omschreven.

  • 4 Het beslag op een vordering tot levensonderhoud of tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, verschuldigd krachtens de wet of een overeenkomst ter nadere vaststelling van deze vordering of ter versterking van een desbetreffende natuurlijke verbintenis, dan wel een ter voldoening van een zodanige verbintenis gemaakt legaat, is niet geldig, tenzij het beslag voor een vordering van dezelfde aard wordt gelegd.

Artikel 475h

  • 1 Een vervreemding, bezwaring, afstand of onderbewindstelling van een door het beslag getroffen vordering, totstandgekomen nadat het beslag is gelegd, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen. Hetzelfde geldt voor een in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte, tenzij de derde heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden gevergd om de betaling of afgifte te voorkomen.

  • 2 Op door het beslag getroffen zaken is artikel 453a van overeenkomstige toepassing.

Artikel 475i

De executant is verplicht om binnen acht dagen na het leggen van het beslag het beslagexploot aan de geëxecuteerde te doen betekenen, bij gebreke waarvan de rechter in eerste aanleg het beslag op vordering van de geëxecuteerde kan opheffen.

Artikel 476

  • 1 Een schorsing van de executie werkt tegen de derde-beslagene pas nadat deze schorsing hem, met de grond waarop zij berust, schriftelijk is meegedeeld.

  • 2 De executie wordt mede geschorst door betekening aan de derde-beslagene van een oproeping met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van het verzoekschrift waarbij de geëxecuteerde in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, indien dit verzoekschrift niet later is ingediend dan twee weken na de in artikel 475i bedoelde betekening van het beslag aan de geëxecuteerde en in het exploot van betekening aan de derde tevens mededeling van deze schorsende werking wordt gedaan.

Artikel 476a

  • 1 Zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Is de executie geschorst op grond van een tegen de executoriale titel gericht rechtsmiddel of een tegen de executie gericht verzet, dan loopt de termijn vanaf de betekening van de uitspraak waarbij het rechtsmiddel is verworpen of het verzet is afgewezen, dan wel de schorsing is opgeheven of geweigerd.

  • 2 De verklaring wordt door de derde-beslagene gedagtekend en ondertekend en bevat:

    • a. de met redenen omklede opgave of hij al dan niet iets aan de geëxecuteerde verschuldigd is of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding zal worden, dan wel of hij al dan niet iets voor deze onder zich heeft;

    • b. de aard en het beloop van de door het beslag getroffen vorderingen en eventueel de tijdsbepalingen of voorwaarden die daaraan zijn verbonden;

    • c. een gespecificeerde opgave van de door het beslag getroffen zaken;

    • d. een opgave van eventuele andere, onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde liggende beslagen, met vermelding van de deurwaarders die ze hebben gelegd, en de tijdstippen waarop ze zijn gelegd;

    • e. een opgave van de aan de derde-beslagene bekende pandrechten die op door het beslag getroffen goederen rusten, met vermelding van de pandhouders;

    • f. de verdere gegevens die voor het vaststellen van de rechten van partijen dienstig zijn.

Artikel 476b

  • 1 De verklaring wordt op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze gericht tot de deurwaarder die het beslag heeft gelegd, of tot de advocaat die voor de beslaglegger optreedt, zo deze in het exploot is vermeld.

  • 2 De verklaring gaat zo veel mogelijk vergezeld van afschrift van tot staving dienende bescheiden.

  • 3 De deurwaarder of advocaat die een verklaring heeft ontvangen, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de geëxecuteerde.

Artikel 477

  • 1 De derde-beslagene die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, is verplicht de volgens zijn verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken tot zijn beschikking te stellen.

  • 2 Verschuldigde geldsommen worden uitbetaald tot het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, verminderd met de kosten van de in artikel 476b, tweede lid, bedoelde afschriften, en vermeerderd met de door de deurwaarder aan de derde-beslagene op te geven kosten van executie, die door de deurwaarder uit het betaalde worden voldaan. Verschuldigde goederen of af te geven zaken mogen onder de derde worden gelaten, totdat zij voor de verdere afwikkeling van de executie nodig blijken.

  • 3 Is een door het beslag getroffen vordering of een verplichting tot afgifte van een door het beslag getroffen zaak er een onder tijdsbepaling of voorwaarde, dan kan slechts betaling of afgifte na het verschijnen van het aangewezen tijdstip of de vervulling van de voorwaarde worden gevorderd.

  • 4 De beslaglegger is bevoegd tot opzegging, indien de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de geëxecuteerde gehouden niet onnodig van deze bevoegdheid gebruik te maken.

  • 5 Hetgeen in handen van de deurwaarder is gesteld, wordt verder geëxecuteerd overeenkomstig de gewone regels die voor de executie daarvan gelden.

Artikel 477a

  • 1 Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.

  • 2 Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten, dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te doen oproepen tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Overschrijding van deze termijn doet deze bevoegdheid vervallen. De rechter kan op verlangen van de derde-beslagene, te uiten vóór alle weren, bepalen dat de executant, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld.

  • 3 De executant of de advocaat van de executant, die een gerechtelijke verklaring ontvangt, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de geëxecuteerde.

  • 4 Indien de derde-beslagene die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, zijn in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn.

Artikel 477b

  • 1 Betaling of afgifte door de derde-beslagene overeenkomstig zijn buitengerechtelijke verklaring of krachtens een veroordeling als bedoeld in artikel 477a, geldt als betaling of afgifte aan de geëxecuteerde.

  • 2 Levering uit hoofde van de executoriale verkoop van een goed dat de derde aan de geëxecuteerde verschuldigd was en ter beschikking van de deurwaarder heeft gesteld, geldt tevens als levering van dit goed door de derde aan de geëxecuteerde. Indien het niet gaat om een roerende zaak die geen registergoed is, of een recht aan toonder of order, dient de terbeschikkingstelling schriftelijk te zijn geschied.

  • 3 De derde-beslagene en de geëxecuteerde worden overigens niet gebonden door hetgeen in een vonnis ingevolge artikel 477a omtrent hun onderlinge rechtsverhouding is beslist, tenzij de derde-beslagene de geëxecuteerde tijdig in het geding heeft geroepen.

Artikel 478

  • 1 Indien onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde ook andere beslagen zijn gelegd, en niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt de deurwaarder die het daaropvolgende executoriale beslag heeft gelegd, de inning over.

  • 2 Een derde-beslagene die een betaling of afgifte heeft gedaan aan een deurwaarder die een van de andere executoriale beslagen heeft gelegd, is niettemin bevrijd. De deurwaarder die de gelden of goederen heeft ontvangen, draagt deze onverwijld af aan de deurwaarder die ze had behoren te ontvangen.

  • 3 Ieder van de deurwaarders die beslag hebben gelegd, is verplicht de anderen zodra mogelijk van het door hen gelegde beslag op de hoogte te brengen. De derde is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4 Ieder van de beslagleggers kan tussenkomen in een procedure als bedoeld in artikel 477a.

Artikel 479

  • 1 Derdenbeslag onder het Land, de Staat der Nederlanden of een openbaar lichaam is, onverminderd artikel 436, toegelaten, echter slechts op bepaalde in het exploot of, in geval van het beslag als bedoeld in artikel 479g, in de kennisgeving omschreven vorderingen of zaken.

  • 2 Om redenen van openbaar belang kan het Land, de Staat der Nederlanden of het openbaar lichaam in kort geding voor de rechter in eerste aanleg onmiddellijke opheffing van het derdenbeslag vorderen.

Artikel 479a

  • 1 Indien een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht, waarvan de aard en omvang zodanig zijn dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeve van die schuldeiser aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.

  • 2 Bij de beoordeling van de vraag of het in het eerste lid bedoelde geval zich voordoet, en, zo ja, welke vergoeding als redelijk aangenomen moet worden, worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste.

Afdeling 2a. Executoriaal beslag onder derden in zaken betreffende levensonderhoud en uitkering voor de huishouding

Artikel 479b

Het beslag tot verhaal van een uitkering tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of bij wijze van voorlopige voorziening in verband met een scheidingsgeding, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige, alsmede het beslag tot verhaal van een uitkering, verschuldigd krachtens artikel 85, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door een echtgenoot, worden, indien de beslagen gelegd worden op loon of andere periodieke uitkeringen die de geëxecuteerde van een derde te vorderen heeft, gelegd en vervolgd op de wijze en met de gevolgen in de afdeling 2 bepaald, voor zover daarvan in deze afdeling niet is afgeweken.

Artikel 479c

De bepalingen van wetten krachtens welke schuldeisers niet of alleen binnen de daarin aangegeven grenzen of op de daarin bepaalde wijze ten aanzien van loon en andere periodieke uitkeringen rechten kunnen doen gelden, zijn ten deze niet van toepassing.

Artikel 479d

De geëxecuteerde kan te allen tijde overeenkomstig artikel 438 verzet instellen op grond dat de beslissing over de uitkering inmiddels is gewijzigd of ingetrokken, of dat het recht op uitkering niet langer bestaat.

Artikel 479e

  • 1 Vanaf de dag van het beslag is de derde-beslagene verplicht om, zolang de executant dit verlangt, naar gelang hij loon of andere periodieke uitkeringen aan de geëxecuteerde verschuldigd is, het door de executant aangegeven achterstallig bedrag en de termijnen van de uitkering tot verhaal waarvan het beslag is gelegd, aan de executant te betalen, tenzij onder hem beslag gelegd wordt wegens vorderingen van hogere of gelijke rang.

  • 2 Verzet tegen het beslag door de geëxecuteerde schorst de verplichting tot betaling, behoudens de bevoegdheid van de rechter in eerste aanleg de voorlopige voortzetting van de betaling te bevelen.

Artikel 479f

De executant vervolgt de derde-beslagene die in gebreke blijft aan zijn verplichting ingevolge artikel 479e te voldoen, op de gewone wijze.

Artikel 479g

  • 1 Indien de voogdijraad executant is, kan hij dit beslag leggen hetzij op de gewone wijze, hetzij door van de beschikking in afschrift mededeling te doen aan de derde-beslagene. In het laatste geval zendt deze die schriftelijke kennisgeving, voor «gezien» getekend, aan de voogdijraad terug. Eerst door deze terugzending is het beslag voltooid.

  • 2 De voogdijraad kan beslag leggen op de dag, volgende op die waarop de uitkering moet geschieden, zonder voorafgaande betekening of bevel tot betaling en zonder overlegging van een verklaring van de griffier, als bedoeld in artikel 432.

  • 3 Toezending door de executant van een afschrift van de kennisgeving bij aangetekende brief aan de geëxecuteerde binnen een week na de dag waarop die kennisgeving, voor «gezien» getekend, door de executant van de derde-beslagene is terugontvangen, geldt als de betekening, voorgeschreven in artikel 475i.

Afdeling 2b. Executoriaal beslag onder de schuldeiser zelf

Artikel 479h

Een schuldeiser kan ook beslag leggen op de vorderingen die zijn schuldenaar op hem heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, alsook op de aan zijn schuldenaar toebehorende roerende zaken die hij voor deze onder zich heeft, en die geen registergoederen zijn.

Artikel 479i

  • 1 Het beslag wordt gelegd bij een exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. de voornamen, naam en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig de voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • b. een gespecificeerde opgave en omschrijving van de vorderingen en zaken waarop het beslag wordt gelegd;

    • c. een vermelding van de titel waarvan de tenuitvoerlegging plaatsvindt, en een opgave van hetgeen de geëxecuteerde krachtens deze titel aan de executant verschuldigd is;

    • d. een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder.

Artikel 479j

  • 1 Twee weken na het leggen van het beslag is de executant bevoegd de door hem aan de geëxecuteerde verschuldigde goederen of af te geven zaken over te geven aan de deurwaarder, ter executie volgens de gewone regels voor zodanige goederen of zaken voorgeschreven.

  • 2 Door de executoriale verkoop wordt de executant bevrijd van zijn verplichting tot levering van de goederen of afgifte van de zaken aan de geëxecuteerde.

Artikel 479k

Indien andere schuldeisers ten laste van de schuldenaar beslag op de vordering of de zaak hebben gelegd, is artikel 478 van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2c. Executoriaal beslag onder derden betreffende de rechten uit een overeenkomst van levensverzekering

Artikel 479l

Het beslag op de rechten die voor de geëxecuteerde als verzekeringnemer voortvloeien uit een overeenkomst van levensverzekering als omschreven in de regelgeving inzake het toezicht op het verzekeringsbedrijf, geschiedt uitsluitend op de wijze zoals in afdeling 2 is bepaald, voorzover daarvan in deze afdeling niet wordt afgeweken.

Artikel 479m

  • 1 Nadat de verzekeraar verklaring heeft gedaan als bedoeld in artikel 476a, is de executant bevoegd tot het uitoefenen van:

    • a. het recht op het doen afkopen van de levensverzekering;

    • b. het recht om de begunstiging te wijzigen ten behoeve van de geëxecuteerde of diens nalatenschap.

  • 2 De geëxecuteerde is bevoegd op de bij de verzekeraar gebruikelijke voorwaarden de levensverzekering te belenen ter voldoening, voor zover mogelijk, van hetgeen aan de executant verschuldigd is.

  • 3 Het door de verzekeraar ingevolge belening of uitkering van de levensverzekering aan de geëxecuteerde of diens nalatenschap verschuldigde bedrag, valt onder het beslag.

Artikel 479n

  • 1 De executant is verplicht bij deurwaardersexploot aan de geëxecuteerde mededeling te doen welke van de in artikel 479m, eerste lid, bedoelde rechten hij wil uitoefenen. Hij doet een afschrift van het exploot toekomen aan de verzekeraar.

  • 2 Indien de executant de levensverzekering wil doen afkopen, houdt het exploot op straffe van nietigheid de vermelding in dat de geëxecuteerde binnen twee weken na de dag waarop het exploot is uitgebracht aan de executant en de verzekeraar bij aangetekende brief mededeling kan doen dat hij de levensverzekering overeenkomstig artikel 479m, tweede lid, wil belenen.

  • 3 De executant kan de in artikel 479m, eerste lid, bedoelde bevoegdheid uitoefenen zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop het exploot, bedoeld in het eerste lid, is uitgebracht. Heeft de geëxecuteerde een mededeling gedaan als bedoeld in het tweede lid, dan kan de executant de levensverzekering evenwel eerst doen afkopen zodra vier weken na die mededeling zijn verstreken en de belening niet heeft plaatsgevonden.

Artikel 479o

  • 1 Indien de executant de levensverzekering heeft doen afkopen of de geëxecuteerde deze overeenkomstig artikel 479m, tweede lid, heeft beleend, vervalt het beslag met betrekking tot die verzekering zodra de verzekeraar het uit die afkoop of die belening verschuldigde bedrag aan de deurwaarder heeft voldaan.

  • 2 Indien de executant met betrekking tot een levensverzekering de begunstiging heeft gewijzigd, vervalt die wijziging door de beëindiging van het beslag op die verzekering.

Artikel 479p

  • 1 Indien de geëxecuteerde of een begunstigde door een afkoop van de levensverzekering of een wijziging van de begunstiging onredelijk zou worden benadeeld, verbiedt de rechter in eerste aanleg op diens vordering geheel of ten dele die afkoop of wijziging. De in de vorige volzin bedoelde vordering kan slechts worden ingesteld binnen twee weken na de dag waarop het exploot bedoeld in artikel 479n, eerste lid, is uitgebracht.

  • 2 Zolang op een vordering als bedoeld in het eerste lid niet is beslist, kan de executant de levensverzekering niet doen afkopen of de begunstiging wijzigen.

Artikel 479q

Indien met betrekking tot een levensverzekering door verschillende schuldeisers beslag is gelegd, geschiedt de voortzetting van de executie door degene die het oudste executoriaal beslag heeft gelegd. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt degene die het daaropvolgende beslag heeft gelegd, de executie over.

Afdeling 3. De verdeling van de opbrengst van de executie

Artikel 480

  • 1 Indien er geen andere schuldeiser is die op de goederen of de opbrengst van de executie beslag heeft gelegd, en evenmin een beperkt gerechtigde bekend is wiens recht door de executie is vervallen, keert de deurwaarder de netto-opbrengst aan de executant tot het beloop van diens vordering uit. Een eventueel overschot wordt aan de geëxecuteerde afgedragen.

  • 2 Indien er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden als bedoeld in het eerste lid, zijn, stort de deurwaarder de netto-opbrengst onverwijld bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445. Indien de voormelde schuldeisers en beperkt gerechtigden, alsmede de geëxecuteerde en de executant, tot overeenstemming omtrent de verdeling van de netto-opbrengst komen, keert de deurwaarder, of in zijn opdracht de bewaarder, aan ieder het hem toekomende uit.

Artikel 481

  • 1 Is na de inning van de opbrengst van de executie geen overeenstemming als bedoeld in artikel 480, tweede lid, tot stand gekomen, dan kan de meest gerede partij aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de executie in hoofdzaak heeft plaatsgehad, de benoeming van een rechter-commissaris verzoeken, ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden.

  • 2 Bij het verzoekschrift is gevoegd een staat van alle in artikel 480 bedoelde belanghebbenden met vermelding van hun woonplaatsen, op te maken door de deurwaarder.

  • 3 Tegen een benoeming krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 482

  • 1 De griffier doet onverwijld aan de voormelde belanghebbenden bij gewone brief mededeling van de benoeming van de rechter-commissaris, met vermelding van de termijn waarbinnen de in het tweede lid bedoelde aanmelding van de vorderingen moet plaatsvinden.

  • 2 De tot voormelde belanghebbenden behorende schuldeisers, onder wie begrepen de voormelde beperkt gerechtigden, dienen binnen twee weken na de mededeling hun vorderingen schriftelijk, zo veel mogelijk met overlegging van bewijsstukken, bij de rechter-commissaris aan te melden ten einde overeenkomstig de door hen daarbij aan te geven rang te worden gerangschikt.

Artikel 483

Na verloop van de twee weken maakt de rechter-commissaris naar aanleiding van de overgelegde stukken een staat van verdeling op.

Artikel 483a

Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde worden in de rangschikking begrepen voor het gehele bedrag, onverminderd de werking van de voorwaarde wanneer zij vervuld wordt.

Artikel 483b

Vorderingen onder een opschortende voorwaarde worden in de rangschikking begrepen, hetzij voor hun waarde ten tijde van het opmaken van de staat van verdeling, hetzij, op verlangen van een van de schuldeisers of de geëxecuteerde, voorwaardelijk voor het gehele bedrag.

Artikel 483c

  • 1 Niet opeisbare vorderingen en vorderingen die recht geven op periodieke uitkeringen, worden in de rangschikking begrepen voor hun waarde ten tijde van het opmaken van de staat van verdeling.

  • 2 Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.

Artikel 483d

Vorderingen waarvan de waarde onbepaald of onzeker is of niet in het hier te lande uitgegeven of gangbaar geld is uitgedrukt, worden in de rangschikking begrepen voor hun geschatte waarde in hier te lande uitgegeven geld ten tijde van het opmaken van de staat van verdeling.

Artikel 483e

Indien een pand- of hypotheekrecht strekt tot zekerheid van vorderingen die de pand- of hypotheekhouder uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen, kunnen deze in de rangregeling worden begrepen, hetzij voor het gehele op het tijdstip van het opmaken van de staat reeds verschuldigde bedrag, hetzij, op verlangen van de pand- of hypotheekhouder, voorwaardelijk voor het gehele bedrag waarvoor het pand- of hypotheekrecht tot zekerheid strekt.

Artikel 483f

Vorderingen die betwist worden, kunnen door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden opgenomen tot een door hem te bepalen bedrag. Indien de voorrang betwist wordt, kan deze door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.

Artikel 484

  • 1 De staat wordt door de rechter-commissaris ter griffie nedergelegd. Van deze nederlegging wordt onverwijld door de griffier aan alle bovengenoemde belanghebbenden bij gewone brief kennis gegeven, met vermelding van dag en uur waarop alle partijen zich bij de rechter-commissaris kunnen vervoegen tot het voorstellen van hun tegenspraak.

  • 2 Indien de geëxecuteerde niet tevens de schuldenaar is, geschiedt de kennisgeving mede aan deze laatste.

Artikel 485

  • 1 Indien er geen tegenspraak gedaan wordt, sluit de rechter-commissaris zijn proces-verbaal en gelast bij bevelschrift de houder van de netto-opbrengst daaruit de nog niet eerder voldane kosten te voldoen en aan de schuldeisers en de geëxecuteerde uit te betalen hetgeen hun, volgens de staat, toekomt. Het bedrag waarvoor een vordering of een daaraan verbonden voorrang voorwaardelijk is opgenomen of erkend, wordt gereserveerd tot de vordering of de voorrang vaststaat.

  • 2 De bevelschriften worden in executoriale vorm uitgegeven.

Artikel 485a

  • 1 De tegenspraak wordt gericht tot de rechter-commissaris en op diens proces-verbaal aangetekend.

  • 2 Heeft een schuldeiser als bedoeld in artikel 482, tweede lid, de daar bedoelde termijn niet in acht genomen of niet op de in artikel 484 bedoelde dag tegenspraak gedaan, dan kan hij slechts in zijn tegenspraak worden ontvangen, indien hij daarbij een redelijk belang heeft en hij de daardoor veroorzaakte kosten en schade voor zijn rekening neemt en deze tot een door de rechter-commissaris voorlopig te begroten bedrag onverwijld stort bij de bewaarder van de opbrengst.

Artikel 486

  • 1 In geval van tegenspraak verwijst de rechter-commissaris de partijen, zo hij ze niet kan verenigen, en voor zover het geschil niet reeds aanhangig is, naar een door hem te bepalen terechtzitting van de rechter in eerste aanleg, zonder dat daartoe een oproeping is vereist.

  • 2 De gemachtigden die voor partijen optreden, verklaren dit bij het uitroepen ter terechtzitting.

  • 3 Verschijnt de schuldeiser wiens vordering is tegengesproken, op de bepaalde terechtzitting niet, dan wordt hij geacht de aanmelding van zijn vordering te hebben ingetrokken; verschijnt degene die de tegenspraak doet, niet, dan wordt hij geacht zijn tegenspraak te hebben laten varen.

  • 4 Belanghebbenden die geen tegenspraak hebben gedaan, kunnen in het geding niet tussenkomen of zich voegen.

Artikel 489

Nadat op het geschil bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist of het geschil krachtens artikel 486, derde lid, is geëindigd, legt de meest gerede partij de uitspraak of een uittreksel uit het audiëntieblad waaruit van het niet verschijnen blijkt, aan de rechter-commissaris over. Deze sluit zijn proces-verbaal en beveelt de uitgifte van bevelschriften tot betaling overeenkomstig artikel 485.

Artikel 490

Na het sluiten van het proces-verbaal van verdeling kan geen tegenspraak meer worden gedaan, hebben de belanghebbenden onderling geen recht meer op rente over hetgeen aan hen is toegedeeld en kan geen beslag op de opbrengst van de executie meer worden gelegd.

Artikel 490a

Het bedrag, uitgetrokken voor een voorwaardelijk opgenomen vordering of een voorwaardelijk erkende voorrang, wordt, zodra blijkt dat de schuldeiser niets of minder te vorderen heeft dan wel geen of een lagere voorrang heeft, overeenkomstig de opgemaakte staat onder de schuldeisers verdeeld.

Artikel 490b

  • 1 Indien een pandhouder krachtens zijn pandrecht heeft geëxecuteerd en er beperkt gerechtigden of beslagleggers zijn als bedoeld in artikel 253, derde volzin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, wordt het daar bedoelde overschot dat van de netto-opbrengst na afhouding van het aan de pandhouder krachtens zijn rang toekomende is overgebleven, aan hen uitgekeerd overeenkomstig hetgeen zij en de pandgever omtrent de verdeling daarvan zijn overeengekomen.

  • 2 Is op het tijdstip dat de pandhouder tot uitkering kan overgaan, nog geen overeenstemming omtrent de verdeling bereikt, dan stort de pandhouder de opbrengst tot ten minste het bedrag van het overschot onverwijld bij een bewaarder, met overeenkomstige toepassing van artikel 445, en kan de meest gerede partij, onder wie de pandhouder zelf, een rangregeling verzoeken overeenkomstig de voorgaande artikelen van deze afdeling. Indien de pandhouder zelf aan de vereisten van artikel 445 voldoet, kan hij zichzelf als bewaarder aanwijzen.

  • 3 De rangregeling betreft het overeenkomstig het tweede lid in bewaring gegeven bedrag, mits de pandhouder binnen de in artikel 482 bedoelde termijn aan de rechter-commissaris de stukken ter hand stelt waaruit van de verantwoording van het gestorte bedrag blijkt, en binnen de in artikel 484 bedoelde termijn geen tegenspraak ter zake van het door de pandhouder afgehouden bedrag wordt gedaan.

  • 4 Blijkt na tegenspraak de pandhouder volgens de definitief geworden staat teveel van de netto-opbrengst te hebben afgehouden, dan gelast de rechter-commissaris, desverlangd, bij een in executoriale vorm afgegeven bevelschrift dat door ieder bij genoemde staat batig gerangschikte kan worden geëxecuteerd, de pandhouder het tekort tegen kwijting aan de in het tweede lid bedoelde bewaarder uit te keren.

  • 5 Heeft de pandhouder overeenkomstig artikel 482 rangschikking van zijn vordering gevorderd of blijkt hij na tegenspraak teveel te hebben afgehouden, dan draagt hij in de kosten van de rangregeling bij. In andere gevallen worden de kosten van de in de rangregeling betrokken pandhouder hem vergoed door degenen die zijn verantwoording betwist hebben. Desverlangd geeft de rechter-commissaris een desbetreffend bevelschrift in executoriale vorm uit.

  • 6 Indien belanghebbenden vóór de totstandkoming van een rangregeling alsnog over de verdeling overeenstemming bereiken en daarvan uit een onderhandse of authentieke akte doen blijken, keert de bewaarder ieder het hem volgens deze akte toekomende uit.

Artikel 490c

  • 1 Een executant die betaling heeft ontvangen, is verplicht, desverlangd, aan hem wiens goed is verkocht, en aan de schuldenaar binnen één maand na de betaling rekening en verantwoording te doen.

  • 2 Een schuldeiser die in de rangregeling is begrepen, kan binnen een maand na de sluiting daarvan een gelijke rekening en verantwoording vragen, indien hij daarbij een rechtstreeks belang heeft.

Artikel 490d

Beschikkingen van de rechter-commissaris krachtens deze afdeling zijn niet vatbaar voor hoger beroep.

Afdeling 4. Executie tot afgifte van roerende zaken die geen registergoederen zijn

Artikel 491

  • 1 De executie tot afgifte van een roerende zaak die geen registergoed is, vangt aan met een bevel als bedoeld in artikel 439, welk artikel van overeenkomstige toepassing is, behoudens dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde termijn niet behoeft te worden in acht genomen ter zake van de executie van vonnissen en beschikkingen die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.

  • 2 De executie geschiedt doordat de deurwaarder de zaak onder zich neemt en afgeeft aan degene die haar krachtens de executoriale titel moet ontvangen. Hij maakt van een en ander onverwijld proces-verbaal op.

  • 3 De artikelen 440 en 443 tot en met 444b zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 444b de waarde van de zaak in de plaats treedt van het bedrag van de vordering waarvoor beslag is gelegd.

Artikel 492

  • 1 Ter inleiding van de toepassing van artikel 491 kan de deurwaarder op de zaak beslag tot verkrijging van afgifte leggen. De in artikel 439, eerste lid, bedoelde termijn behoeft daarbij niet in acht te worden genomen.

  • 2 Indien de deurwaarder bevindt dat de zaak reeds in beslag is genomen, is artikel 491 niet van toepassing, maar kan de deurwaarder daarop overeenkomstig het eerste lid eveneens beslag leggen. Hij is verplicht dit beslag onverwijld te betekenen aan de deurwaarder die het reeds liggende beslag heeft gelegd.

  • 3 De artikelen 440, 443 tot en met 446, 451, 453a en 455 zijn van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de volgende bepalingen van deze afdeling. Voor de toepassing van artikel 444b treedt de waarde van de in beslag te nemen zaak in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor het beslag is gelegd. De artikelen 445 en 446 worden niet toegepast, zolang de zaak zich reeds in gerechtelijke bewaring bevindt. Artikel 455 is alleen van toepassing voor zover het recht op afgifte mede de daar bedoelde baten betreft.

  • 4 Indien geen ander beslag daaraan in de weg staat, kan de deurwaarder alsnog artikel 491 toepassen. Het door hem gelegde beslag eindigt daardoor.

Artikel 493

Betreft het recht op afgifte een of meer naar de soort bepaalde zaken, dan neemt de deurwaarder een aan dat recht beantwoordende hoeveelheid zaken van die soort onder zich of in beslag, uit te kiezen door de deurwaarder, tenzij de geëxecuteerde tijdig van een hem toekomende bevoegdheid tot kiezen gebruik maakt.

Artikel 494

  • 1 Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten en beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd op de zaak of het zakelijk recht van degene jegens wie dit recht bestaat, zulks overeenkomstig de bepalingen betreffende beslag op onroerende zaken, maar met vermelding in het proces-verbaal dat het beslag slechts ten aanzien van die vruchten of beplantingen zijn werking heeft.

  • 2 Het beslag komt op de vruchten of beplantingen te rusten, zodra deze zijn afgescheiden. Zodra alle vruchten of beplantingen waarop het beslag betrekking heeft zijn afgescheiden, vervalt het beslag op de zaak of het zakelijk recht.

  • 3 Artikel 451 is, mede ter zake van de inoogsting, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 495

  • 2 Betreft het recht op afgifte een toonder- of orderpapier en is aan het daaruit voortvloeiende recht stemrecht verbonden, dan is artikel 474ba van overeenkomstige toepassing, tenzij het stemrecht blijkens de executoriale titel aan de executant toekomt.

Artikel 496

  • 2 Is het pandrecht uit hoofde waarvan de afgifte geëist wordt, niet bij een authentieke akte gevestigd, dan kan de deurwaarder de zaak slechts onder zich nemen of in beslag nemen met verlof van de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak zich bevindt. Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarbij de pandakte wordt overgelegd. De rechter in eerste aanleg beslist na summier onderzoek. Het verlof en het verzoekschrift worden, met het in artikel 491, tweede lid, bedoelde proces-verbaal, aan de pandgever betekend. Tegen het verlof staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Is op de zaak reeds beslag gelegd, dan kan de deurwaarder haar met handhaving van het beslag niettemin onder zich nemen, mits de pandhouder tevens overeenkomstig artikel 461a de executie van de beslaglegger overneemt. Hij betekent de in de vierde volzin van het tweede lid bedoelde stukken onverwijld mede aan de deurwaarder die het beslag heeft gelegd.

Artikel 497

  • 1 Bij samenloop van een beslag tot verkrijging van afgifte met een ander beslag, al of niet van dezelfde aard, kan de meest gerede partij zich overeenkomstig artikel 438 tot de rechter wenden.

  • 2 Wordt op een zaak zowel beslag tot verkrijging van afgifte gelegd als tot verhaal van een geldvordering, dan geldt het beslag tot verkrijging van afgifte, zo nodig, tevens als een als tweede gelegd executoriaal beslag tot verhaal van de vordering tot vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van de afgifte.

  • 3 Een beslag tot verhaal van een vordering tot vervangende schadevergoeding wegens het uitblijven van afgifte van een zaak kan niet tegen de legger van een beslag tot verkrijging van afgifte van die zaak worden ingeroepen, indien deze andere goederen van de beslagene aanwijst die voor deze vordering voldoende verhaal bieden.

Artikel 498

Zolang de afgifte nog niet heeft plaatsgevonden, kan ieder wiens recht op de zaak de executant moet eerbiedigen, zich tegen de afgifte verzetten.

Artikel 499

Bevindt de zaak zich onder een derde die tegen de afgifte geen bezwaar maakt of zich niet te goeder trouw tegen een vordering tot afgifte aan de geëxecuteerde zou kunnen verzetten, dan geschiedt de executie overeenkomstig de voorgaande artikelen van deze afdeling. De afgifte aan de executant geldt mede als afgifte van de derde aan de geëxecuteerde.

Artikel 500

Tot afgifte van een zaak die zich onder een derde bevindt, kan ook derdenbeslag gelegd worden. De artikelen 475 tot en met 479 zijn van overeenkomstige toepassing. Het exploot van beslaglegging houdt in om de afgifte van welke zaak of zaken het gaat. De verklaring van de derde, bedoeld in artikel 476a, betreft uitsluitend deze zaak of zaken.

Titel 3. De gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken

Afdeling 1. Executoriaal beslag op onroerende zaken

Artikel 502

  • 1 Het beslag op onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd. Indien daartoe gronden zijn, kan de rechter in eerste aanleg, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, die termijn inkorten.

  • 2 Het bevel maakt melding van de titel uit kracht waarvan de vervolging plaats heeft, en drukt uit dat bij gebreke van betaling zal worden overgegaan tot executoriale maatregelen tegen de onroerende zaken van de geëxecuteerde, zulks op straffe van nietigheid van het exploot.

  • 3 Indien bij het betekenen van de executoriale titel tevens het voorgeschreven bevel is gedaan, wordt geen afzonderlijk bevel vereist.

  • 4 Bij het bevel of de betekening moet de executant tot het einde van de executie woonplaats kiezen ten kantore van de deurwaarder, zulks op straffe van nietigheid van het exploot. Tevens kan woonplaats worden gekozen hier te lande ten kantore van een advocaat.

Artikel 503

Indien de schuldeiser een jaar na het bevel heeft laten verlopen, zal hij gehouden zijn het bevel te vernieuwen.

Artikel 504

  • 1 Het beslag geschiedt bij een proces-verbaal van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. de vermelding van de voornamen, naam en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig de voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • b. de vermelding van de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd;

    • c. de aard van de in beslag genomen onroerende zaken, hun kadastrale aanduiding, en, indien zij buiten de bebouwde kom zijn gelegen, zoveel mogelijk de grootte;

    • d. indien het beslag wordt gelegd buiten het rechtsgebied waarin overeenkomstig artikel 502, vierde lid, woonplaats is gekozen, een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder die het beslag legt.

  • 2 In het proces-verbaal kan tevens een notaris worden aangewezen ten overstaan van wie de verkoop zal geschieden. In dat geval wordt in plaats van bij de deurwaarder, woonplaats bij de notaris gekozen.

Artikel 504a

  • 1 Het beslag kan slechts worden gelegd voor een vordering waarvan het geldelijk beloop bepaalbaar is.

  • 2 Zolang de vordering niet is vereffend, kan niet tot executoriale verkoop worden overgegaan.

Artikel 505

  • 1 Het proces-verbaal van inbeslagneming wordt in de in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers ingeschreven. Een afschrift van het proces-verbaal wordt op straffe van nietigheid van het beslag niet later dan drie dagen na de inschrijving aan de geëxecuteerde betekend.

  • 2 Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling of verhuring, totstandgekomen na de inschrijving van het proces-verbaal, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen.

  • 3 Indien de akte betreffende de vervreemding of bezwaring vóór de inschrijving van het beslag reeds was verleden, kan de vervreemding of bezwaring nog tegen de beslaglegger worden ingeroepen, mits de inschrijving van deze akte uiterlijk geschiedt de eerste dag waarop het kantoor van de bewaarder van de openbare registers na de dag van de inschrijving van het beslag voor het publiek opengesteld is.

Artikel 506

  • 1 De geëxecuteerde is verplicht de in beslag genomen zaken in goede staat te houden.

  • 2 De rechter in eerste aanleg kan op verzoek van een beslaglegger een gerechtelijke bewaarder van de zaak aanstellen.

  • 3 Tegen een aanstelling staat geen hogere voorziening open.

Artikel 507

  • 1 Vruchten en beplantingen die ten tijde van de inschrijving zich nog op of in de zaak bevinden of te velde staan en vóór de verkoop worden geoogst, vallen mede onder het beslag, tenzij daarop rechten of beslagen van derden rusten, daaronder begrepen het pandrecht, bedoeld in artikel 237, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Artikel 451 is, mede ter zake van de inoogsting, van toepassing.

  • 3 Na de betekening van het ingeschreven beslag aan de huurder valt de aan de geëxecuteerde nog verschuldigde huur onder het beslag en moet zij worden betaald aan de notaris ten overstaan van wie de executie zal plaatsvinden, mits dit bij de betekening uitdrukkelijk aan de huurder, met opgave van de plaats van betaling, wordt meegedeeld en behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Hetgeen aan de notaris wordt betaald, wordt gerekend tot de in artikel 551 bedoelde opbrengst van de zaak. De artikelen 475i, 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op hetgeen aan de geëxecuteerde verschuldigd is als canon uit hoofde van een erfpacht, als solarium uit hoofde van een opstalrecht of als retributie uit hoofde van een erfdienstbaarheid, of als tegenprestatie ter zake van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 252, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 507a

  • 1 Eveneens vallen onder het beslag vorderingen tot vergoeding die na de inschrijving in de plaats van de zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak.

  • 2 Zij moeten met overeenkomstige toepassing van artikel 507, derde lid, aan de notaris worden voldaan, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen.

Artikel 508

Rusten op de in beslag genomen zaak een of meer hypotheken, dan doet de beslaglegger het door hem gelegde beslag uiterlijk binnen vier dagen na de inschrijving in de desbetreffende openbare registers aan de hypotheekhouders betekenen; de betekening mag geschieden aan de door deze overeenkomstig artikel 260, eerste lid, derde volzin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gekozen woonplaats.

Artikel 509

  • 1 Indien een hypotheekhouder die uit hoofde van zijn recht bevoegd is tot executoriale verkoop, de executie wil overnemen en dit binnen twee weken nadat het beslag aan hem is betekend, aanzegt aan de executant met inachtneming van artikel 544, tweede lid, geschiedt de executie verder door de hypotheekhouder en zijn de desbetreffende bepalingen van toepassing.

  • 2 Zijn er meer hypotheekhouders, dan komt deze bevoegdheid toe aan de hoogst gerangschikte hypotheekhouder die de in het eerste lid bedoelde aanzegging heeft gedaan.

  • 3 Wordt niet binnen twee weken een aanzegging gedaan, dan is de beslaglegger bevoegd de executie voort te zetten.

Artikel 513

  • 1 Indien meer schuldeisers op dezelfde zaak beslag hebben gelegd, vindt de executie plaats op de vervolging van degene die het eerst overeenkomstig artikel 505, eerste lid, het proces-verbaal van beslag heeft doen inschrijven.

  • 2 De rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak geheel of grotendeels is gelegen, kan op verzoek van een schuldeiser wiens proces-verbaal later is ingeschreven, bepalen dat deze de executie zal overnemen:

    • a. in geval van arglist van de schuldeiser wiens proces-verbaal het eerst is ingeschreven, of samenspanning van deze met de geëxecuteerde;

    • b. indien deze schuldeiser de executie niet met redelijke spoed voortzet.

  • 3 Tegen een beschikking krachtens het tweede lid staat geen hogere voorziening open.

  • 4 Bij toepassing van het tweede lid wordt de overneming bij exploot aan de geëxecuteerde aangezegd.

Artikel 513a

De inschrijving van het beslag kan worden doorgehaald met toepassing van de artikelen 28 en 29 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de bewaarder mede tot doorhaling wordt gemachtigd door:

Afdeling 2. Executoriale verkoop van onroerende zaken

Artikel 514

  • 1 De executoriale verkoop geschiedt ten overstaan van een bevoegde notaris.

  • 2 Zo de notaris niet reeds in het proces-verbaal van inbeslagneming is aangewezen, geschiedt de aanwijzing bij exploot aan de geëxecuteerde. Hetzelfde geldt voor de vervanging van een reeds aangewezen notaris.

  • 3 Bij het exploot kiest de executant op straffe van nietigheid woonplaats ten kantore van de aangewezen notaris.

Artikel 515

  • 1 De notaris stelt binnen twee weken na zijn aanwijzing of, zo er hypothecaire inschrijvingen zijn, binnen twee weken na het ongebruikt verstrijken van de in artikel 509, eerste lid, bedoelde termijn, plaats, dag en uur van de verkoop vast.

  • 2 Hij deelt schriftelijk plaats, dag en uur van de verkoop mede aan de geëxecuteerde en aan alle in artikel 551 bedoelde beperkt gerechtigden en schuldeisers, een en ander aan de hand van een door de bewaarder van de openbare registers af te geven getuigschrift, waarin de inschrijvingen en de boekingen in de registers van voorlopige aantekeningen worden vermeld, die daartoe van belang zijn.

Artikel 516

  • 1 Geen verkoop kan plaatsvinden dan na verloop van 30 dagen nadat zij door aanplakking volgens plaatselijk gebruik en door aankondiging in een plaatselijk verspreid dagblad is bekendgemaakt.

  • 2 In de bekendmakingen wordt vermeld dat het een executoriale verkoop betreft.

Artikel 517

  • 1 De notaris stelt de veilingvoorwaarden vast, zulks in overleg met de executant en met inachtneming van artikel 519. Ten minste acht dagen voor de verkoop doet hij de in artikel 515, tweede lid, bedoelde ingeschrevenen en latere beslagleggers hiervan mededeling, met toezending van een exemplaar van deze condities, en legt hij tevens een exemplaar daarvan te zijnen kantore neder ter inzage voor het publiek.

  • 2 Op verlangen van ieder van de voormelde belanghebbenden kunnen de veilingvoorwaarden tevens inhouden dat de zaak wordt verkocht vrij van daarop rustende rechten of beperkingen, die niet tegen het recht van deze belanghebbende kunnen worden ingeroepen.

Artikel 518

  • 1 Geschillen over de veilingvoorwaarden, over de wijze van verkoop of over plaats, dag of uur daarvan worden op verzoek van de meest gerede partij of van de notaris beslist door de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de zaken geheel of grotendeels zijn gelegen, onverminderd de bevoegdheid van degenen wier rechten bij de executie niet worden geëerbiedigd, zich daartegen overeenkomstig artikel 538 te verzetten.

  • 2 Tegen beschikkingen krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 519

De verkoop vindt in het openbaar plaats, eerst bij opbod en vervolgens bij afmijning.

Artikel 520

  • 1 De executant kan onroerende zaken die in verschillende rechtsgebieden zijn gelegen, slechts gezamenlijk voor één prijs verkopen, indien zij te zamen worden geëxploiteerd of door alle belanghebbenden bij de opbrengst gezamenlijke verkoop is overeengekomen.

  • 2 Is zulks niet overeengekomen, dan kan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken grotendeels zijn gelegen, op verzoek van de meest gerede partij of van de notaris bepalen dat de zaken gezamenlijk zullen worden verkocht.

  • 3 Tegen beschikkingen krachtens het tweede lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 521

Heeft de executant voor de schuld waarvoor hij beslag heeft gelegd, tevens hypotheek op andere onroerende zaken of op beperkte rechten daarop, dan mag hij de in beslag genomen zaken slechts verkopen indien de aan hem verhypothekeerde goederen ontoereikend zijn.

Artikel 522

Indien meer onroerende zaken in dezelfde inbeslagneming zijn vervat en de opbrengst van het verkochte toereikend is om de executant, de beperkt gerechtigden wier recht vervalt, en de andere beslagleggers op deze zaken, met de kosten, te voldoen, gaat de notaris met de verkoop van de overige zaken niet verder, tenzij de geëxecuteerde verklaart die verkoop te verlangen.

Artikel 523

De notaris is verplicht, voor zover hem dit mogelijk is, uiterlijk op de dag na de verkoop, van de verkoop schriftelijk kennis te geven aan de geëxecuteerde en aan alle in artikel 551 bedoelde beperkt gerechtigden en schuldeisers.

Artikel 524

De koper is gehouden de koopprijs te voldoen in handen van de notaris. Deze voldoet daaruit de kosten van de executie.

Artikel 525

  • 1 De koper verkrijgt het recht op de verkochte zaken door inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing.

  • 2 De bewaarder van de openbare registers weigert inschrijving, indien niet tevens een verklaring van de notaris wordt overgelegd dat de koopprijs in zijn handen is gestort, en, zo het gaat om een verkoop als bedoeld in artikel 477b, tweede lid, tevens een schriftelijke verklaring van de derde dat hij de zaak ter beschikking heeft gesteld van de deurwaarder die het beslag onder de derde heeft gelegd.

  • 3 De geëxecuteerde wordt op vertoon van het proces-verbaal genoodzaakt tot ontruiming op de wijze, bepaald in de artikelen 556 en 557.

Artikel 526

Artikel 527

Schiet de koper tekort in de nakoming van de koopovereenkomst, dan mag de executant ten laste van de koper de verkochte zaak, met inachtneming van de artikelen 514 en volgende, wederom verkopen. De executant is tot deze verkoop gehouden, indien een van de bij de opbrengst direct belanghebbenden dit verlangt.

Artikel 528

De koper kan deze nieuwe verkoop voorkomen door vóór de verkoop alsnog aan de koopovereenkomst te voldoen en de met betrekking tot deze nieuwe verkoop reeds gemaakte kosten te betalen met aanbod van zekerheid voor zover deze nog niet bekend zijn.

Artikel 529

De koper die in de nakoming van de koopovereenkomst tekortschiet, is aansprakelijk voor het verschil tussen de prijs waarvoor hij de zaak heeft gekocht en die van de nieuwe verkoop, zonder dat hij nochtans het meerdere dat deze laatste verkoop heeft opgebracht, kan vorderen; dit meerdere wordt aan de schuldeisers, of zo die niet meer te vorderen hebben, aan degenen tegen wie het beslag gedaan is, betaald.

Afdeling 3. Opvordering door derden

Artikel 538

  • 1 Treft het beslag een zaak die geheel of ten dele aan een ander toebehoort of waarop een recht van een ander rust dat de executant moet eerbiedigen, dan kan deze ander zich tegen verkoop waarbij zijn recht niet in acht wordt genomen, tot op het tijdstip van de verkoop verzetten.

  • 2 De eiser die in het ongelijk wordt gesteld, wordt, op vordering van de executant, zo daartoe gronden zijn, tot schadevergoeding veroordeeld.

Artikel 539

De notaris aan wie een oproeping als bedoeld in artikel 538, betekend wordt, met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering, is bevoegd de verkoop van alle bij de executie betrokken zaken op te schorten, totdat de rechter in eerste aanleg omtrent de schorsing van de executie heeft beslist op vordering van de meest gerede partij of op verlangen van de notaris, die zich daartoe bij de rechter in eerste aanleg kan vervoegen.

Artikel 540

Indien de verkoop door het verzet is vertraagd, kan deze niet plaatsvinden dan nadat de in artikel 516 bedoelde bekendmakingen opnieuw hebben plaatsgevonden en de daar bedoelde termijn opnieuw in acht is genomen.

Afdeling 4. Executie door een hypotheekhouder

Artikel 544

  • 1 De hypotheekhouder is verplicht de executie te doen inleiden door een aanzegging daarvan of van de in artikel 509 bedoelde overneming aan de hypotheekgever, de schuldenaar en hen wier recht of beslag uit de registers blijkt en wier recht door de executoriale verkoop zal tenietgaan of vervallen.

  • 2 De aanzegging van de executie of de overneming daarvan geschiedt bij exploot van een deurwaarder en houdt in:

    • a. zo nauwkeurig mogelijk het bedrag waarvoor de hypotheekhouder uit hoofde van zijn recht tot executie wil overgaan, en de ter zake tot het tijdstip van de aanzegging reeds gemaakte kosten;

    • b. de aanwijzing van de notaris ten overstaan van wie de verkoop zal plaatsvinden.

  • 3 Een hypotheekhouder kan de executie ook overnemen van een andere hypotheekhouder, wiens recht in rang na het zijne komt, door binnen twee weken nadat hem de aanzegging is gedaan, van de overneming aanzegging te doen. Artikel 509 is van overeenkomstige toepassing. Het eerste en het tweede lid worden opnieuw in acht genomen.

Artikel 545

  • 1 Indien de hypotheekhouder in gebreke blijft de executie met redelijke spoed voort te zetten, kan elke beslaglegger of hypotheekhouder aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken geheel of grotendeels zijn gelegen, verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen de hypotheekhouder tot de verkoop of tot indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop moet overgaan.

  • 2 Bij overschrijding van de termijn wordt de executie voortgezet door de verzoeker met de hoogst gerangschikte hypotheek of, zo onder de verzoekers geen hypotheekhouder is, door de schuldeiser wiens beslag het eerst is ingeschreven.

  • 3 Tegen een beschikking krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 547

  • 1 De in artikel 515 bedoelde termijn loopt vanaf de dag van de in artikel 544 bedoelde aanzegging aan de hypotheekgever.

  • 2 In de in artikel 516 bedoelde aanplakking en aankondiging dient tevens te zijn opgenomen dat tot twee weken vóór de voor de verkoop bepaalde dag ondershands op de te executeren zaken kan worden geboden bij een aan de notaris gericht geschrift.

  • 3 De notaris geeft van de binnengekomen biedingen onverwijld afschrift aan de executant en de geëxecuteerde.

Artikel 548

  • 2 Dit verzoek kan uitsluitend worden gedaan, indien tevens een volledige koopakte wordt overgelegd, zij het dat, indien het verzoek niet door de executant wordt gedaan, de akte niet door of namens hem ondertekend behoeft te zijn. Tevens dienen in afschrift te worden overgelegd de biedingen die bij de notaris zijn binnengekomen, dan wel een verklaring van de notaris dat hij zulke biedingen niet heeft ontvangen.

  • 3 Bij verzoekschrift wordt voorts een lijst overgelegd van de in artikel 544 bedoelde belanghebbenden. De griffier deelt hun onverwijld mede dat het verzoek is gedaan, en dat zij op hun verlangen door de rechter kunnen worden gehoord.

  • 4 Door tijdige indiening van het verzoek vervalt de voor de openbare verkoop bepaalde dag. Wordt het verzoek afgewezen, dan bepaalt de rechter tevens de dag waarop de openbare verkoop zal plaatsvinden. Deze verkoop zal ten minste twee weken tevoren op de in artikel 516 bedoelde wijze worden bekendgemaakt. De rechter kan de verzoeker in de kosten van de bekendmaking veroordelen, onverminderd diens verplichting de door het verzoek ontstane schade te vergoeden, zo daartoe gronden zijn.

Afdeling 5. De verdeling van de opbrengst van de executie

Artikel 551

  • 1 Indien er geen andere schuldeiser is die op het geëxecuteerde of op de koopprijs beslag heeft gelegd, en evenmin door de executie een beperkt recht vervalt, draagt de notaris aan de executant uit de netto-opbrengst van de zaak af hetgeen aan deze blijkens een door hem te dien aanzien aan de notaris afgelegde verklaring krachtens zijn executoriale titel toekomt; het overschot keert de notaris uit aan de geëxecuteerde.

  • 2 Indien er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn als in het eerste lid bedoeld, dan wel de in dat lid bedoelde verklaring wordt betwist of de notaris ernstige reden heeft te vermoeden dat zij onjuist is, stort de notaris de netto-opbrengst onverwijld bij een door hem aangewezen bewaarder die aan de in artikel 445 bedoelde vereisten voldoet.

  • 3 Wanneer de schuldeisers die op de zaak of op de koopprijs beslag hebben gelegd, de beperkt gerechtigden wier recht door de executie vervalt, en de geëxecuteerde het vóór de betaaldag van de koopsom omtrent de verdeling van de te storten som eens zijn geworden, blijft de storting achterwege en keert de notaris aan ieder het hem toekomende uit.

  • 5 Van dit artikel kan in de koopvoorwaarden niet worden afgeweken.

Artikel 551a

  • 1 Na de betaling van de koopprijs is ieder van de in artikel 551, derde lid, genoemde belanghebbenden bevoegd een gerechtelijke rangregeling te verzoeken.

  • 2 Indien deze belanghebbenden met betrekking tot de verdeling alsnog tot overeenstemming komen en daarvan door een authentieke akte doen blijken aan de in artikel 551, tweede lid, bedoelde bewaarder, keert deze aan ieder het hem volgens deze akte toekomende uit.

Artikel 552

  • 2 Bij het verzoekschrift wordt gevoegd een door de bewaarder van de openbare registers af te geven getuigschrift, waarin de inschrijvingen en de boekingen in het register van voorlopige aantekeningen worden vermeld die voor de aanwijzing van de in artikel 551 bedoelde belanghebbenden van belang zijn, alsmede een door de notaris af te geven staat van de schuldeisers die beslag hebben gelegd op de opbrengst van de executie of hun vordering ontlenen aan artikel 264, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3 Tegen een benoeming krachtens het eerste lid staat geen hogere voorziening open.

Artikel 553

  • 1 Indien bij een executoriale verkoop meer onroerende zaken of daarop rustende rechten te zamen, dan wel een of meer onroerende zaken of daarop rustende rechten te zamen met daarbij behorende roerende zaken, als omschreven in artikel 254 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor één prijs zijn verkocht en er deelnemers aan de rangregeling zijn wier recht of voorrang niet alle verkochte zaken of rechten betreft, deelt ieder van hen alleen mee of alleen met voorrang mee in het gedeelte van de netto-opbrengst dat naar schatting kan worden toegerekend aan de zaken of rechten waarop zijn recht of voorrang betrekking had.

  • 2 In de in artikel 483 bedoelde staat van verdeling zal de rechter-commissaris aan de hand van de overgelegde stukken en zo nodig na verhoor van deskundigen een verdeling overeenkomstig het eerste lid voorstellen.

Afdeling 6. Gedwongen ontruiming

Artikel 555

De gedwongen ontruiming van onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen drie dagen aan de executoriale titel te voldoen. De artikelen 502 en 503 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 556

  • 1 De gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder.

  • 2 Deze kan zich doen bijstaan door een of twee getuigen, wier naam en woonplaats hij in dat geval in zijn proces-verbaal zal vermelden en die dit stuk mede zullen tekenen.

Artikel 557

Indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer te openen, is artikel 444 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 558

Is de executant overeenkomstig artikel 299 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gemachtigd ten aanzien van een onroerende zaak zelf datgene te verrichten waartoe nakoming van een jegens hem bestaande verplichting zou hebben geleid, en is daartoe gehele of gedeeltelijke al of niet tijdelijke ontruiming nodig, dan is deze afdeling mede van toepassing.

Titel 4. De gerechtelijke tenuitvoerlegging van schepen en luchtvaartuigen

Afdeling 1. Executoriaal beslag op en executie van schepen

Artikel 563

  • 1 Het beslag op schepen moet worden voorafgegaan door een aan de eigenaar of boekhouder te betekenen exploot van een deurwaarder, houdende een bevel om binnen 24 uur aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd.

  • 2 Indien er echter vrees bestaat dat het schip spoedig naar een andere plaats zal vertrekken, kan de rechter in eerste aanleg, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, bepalen dat deze ook zonder voorafgaand bevel tot de inbeslagneming kan overgaan.

  • 3 In dat geval kan, in afwijking van artikel 430, derde lid, de betekening van de titel te zamen met die van het proces-verbaal van inbeslagneming geschieden.

Artikel 564

  • 1 Het beslag op schepen wordt aan boord daarvan gedaan.

  • 2 De deurwaarder kan zich doen bijstaan door een of twee getuigen, wier naam en woonplaats hij in dat geval in het in artikel 565 bedoelde proces-verbaal zal vermelden, en die dat stuk mede zullen ondertekenen.

  • 3 De deurwaarder kan een bewaarder aan boord stellen en de nodige maatregelen nemen om het vertrek van het schip te beletten.

Artikel 565

  • 1 Het beslag geschiedt bij een proces-verbaal van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. de vermelding van de voornamen, naam en woonplaats van de executant;

    • b. de vermelding van de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd;

    • c. een opgave van het bedrag dat krachtens deze titel aan de executant verschuldigd is;

    • d. de naam en de woonplaats van de eigenaar of de boekhouder, de naam van de kapitein, telkens indien zij bekend zijn, en de naam en woonplaats van hem jegens wie de in onderdeel b bedoelde titel luidt, indien deze een ander is dan de eigenaar;

    • e. de naam, de soort en de ruimte van het schip en, zo het schip teboekstaat in het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, de gegevens omschreven in artikel 21, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbare registers BES;

    • f. de algemene omschrijving van het scheepstoebehoren.

  • 2 In het proces-verbaal moet de executant tot het einde van de executie woonplaats kiezen hier te lande bij een advocaat of, indien de verkoop dient plaats te vinden met toepassing van artikel 576, bij de deurwaarder of bij een advocaat.

  • 3 Het proces-verbaal wordt binnen acht dagen betekend aan de eigenaar van het schip of, als deze een rederij is en een boekhouder heeft, aan de boekhouder, alsmede aan degene jegens wie de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde titel luidt, indien dit een andere is dan de eigenaar.

  • 4 Indien de eigenaar van het schip of de boekhouder niet bekend is, kan aan de in het derde lid bedoelde eis worden voldaan door het proces-verbaal te betekenen aan boord aan de kapitein of zijn plaatsvervanger; zo deze niet te bereiken zijn, vindt de betekening plaats door een afschrift van het betekende proces-verbaal aan boord van het schip aan te plakken.

Artikel 566

  • 2 Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling, verhuring of vervrachting, totstandgekomen na de inschrijving van het proces-verbaal, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen.

  • 3 De in artikel 565, derde lid, bedoelde betekening dient tevens binnen acht dagen na de inschrijving te geschieden.

Artikel 567

Een inbeslagneming van schepen die niet teboekstaan in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, heeft tot gevolg dat een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling, verhuring of vervrachting, totstandgekomen na de in artikel 565, derde lid, bedoelde betekening, niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen.

Artikel 568

Indien op een in beslag genomen schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, een of meer hypotheken rusten, zijn de artikelen 508 en 509 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 569

  • 1 Indien meer schuldeisers op hetzelfde schip beslag hebben gelegd, vindt de executie plaats op vervolging van degene die het oudste executoriale beslag heeft gelegd.

  • 2 De rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop zal plaatsvinden, kan op verzoek van een schuldeiser die later beslag heeft gelegd, bepalen dat deze de executie zal overnemen, indien de executant de executie niet met redelijke spoed voortzet.

  • 3 Tegen een beschikking als bedoeld in het tweede lid, staat geen hogere voorziening open.

Artikel 571

  • 1 Geen verkoop kan plaatsvinden dan na verloop van twee weken nadat zij is bekendgemaakt door aanplakking volgens plaatselijk gebruik, die in elk geval mede op een in het oog vallende plaats van het schip geschiedt, en door aankondiging in een ter plaatse waar het schip zich bevindt, verspreid dagblad.

  • 2 Geldt het de verkoop van een buitenlands zeeschip, dan wordt, zo mogelijk, een kennisgeving bovendien geplaatst in een of meer door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop zal plaatsvinden, aan te wijzen nieuwsbladen van het land waartoe het schip behoort.

  • 3 Geldt het de verkoop van een buitenlands zeeschip, dan wordt in plaats van een termijn van twee weken in acht genomen de door de rechter in eerste aanleg te bepalen termijn.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde beslissingen van de rechter in eerste aanleg worden gegeven op verzoek van de executant. Tegen toewijzing van het verzoek staat geen hogere voorziening open.

Artikel 572

De in artikel 571 bedoelde aanplakkingen en aankondigingen moeten inhouden:

  • a. naar gelang de verkoop zal plaatsvinden met toepassing van artikel 575 of 576: de rechter in eerste aanleg voor wie de verkoop zal plaatsvinden of de naam van de deurwaarder die met de verkoop is belast;

  • b. de voornamen, naam en woonplaats van de executant, alsmede de door deze met inachtneming van artikel 565, tweede lid, gekozen woonplaats;

  • c. de titel uit hoofde waarvan de verkoop plaatsvindt, en het bedrag dat krachtens deze titel aan de executant verschuldigd is;

  • d. de naam en de woonplaats van de eigenaar of de boekhouder van het in beslag genomen schip, indien een en ander bekend is, alsmede van hem jegens wie de in onderdeel c bedoelde titel luidt, indien deze een ander is dan de eigenaar;

  • e. de naam van het schip;

  • f. de scheepsruimte;

  • g. de plaats waar het schip zich bevindt;

plaats, dag en uur van de verkoop.

Artikel 575

  • 1 De executoriale verkoop geschiedt voor de rechter in eerste aanleg ter openbare terechtzitting, tenzij artikel 576 van toepassing is. De executant verzoekt daartoe aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied hij bij het beslagexploot woonplaats heeft gekozen, bepaling van dag en uur van de verkoop. De rechter stelt deze vast met inachtneming van de in het tweede lid bedoelde termijnen waarbinnen geen verkoop kan plaatsvinden.

  • 2 De verkoop kan, onverminderd de in artikel 571 voorgeschreven termijn, niet plaatsvinden voordat 30 dagen, dan wel een door de rechter wegens een dringende reden bepaalde kortere termijn, zijn verstreken nadat de executant ter griffie heeft gedeponeerd:

    • a. de veilingvoorwaarden;

    • b. een verklaring van de deurwaarder of van een advocaat dat aan de in artikel 571, eerste lid, voorgeschreven aanplakkingen en aankondigingen is voldaan, waarbij exemplaren daarvan zijn gevoegd;

    • c. een door een advocaat opgestelde en ondertekende lijst van de bekende rechthebbenden en beslagleggers op het schip.

  • 3 De executant deelt onverwijld aan de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde rechthebbenden en beslagleggers schriftelijk dag en uur van de verkoop mee en deponeert ter griffie een verklaring van een advocaat dat aan dit voorschrift is voldaan.

  • 4 Ten minste drie dagen voor de aanvang van de verkoop stelt de rechter een staat van geschatte kosten van de executie op, die op de griffie en ter terechtzitting ter inzage wordt gegeven.

  • 5 De verkoop geschiedt eerst bij opbod en vervolgens bij afmijning. Met betrekking tot de veilingvoorwaarden zijn de artikelen 517, tweede lid, en 518 van overeenkomstige toepassing. De executant geeft schriftelijk van de verkoop kennis aan de geëxecuteerde en de hem bekende rechthebbenden en beslagleggers.

  • 6 Tegen het vonnis van verkoop en toewijzing staat geen hogere voorziening open.

  • 7 Artikel 538 is van overeenkomstige toepassing. De oproeping waarbij het verzet plaatsvindt, wordt mede aan de griffier betekend met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering. Deze betekening schorst de executie.

  • 8 De rechter kan op verzoek van de executant nader dag en uur van de verkoop vaststellen. In dat geval vinden de in artikel 571, eerste lid, bedoelde aanplakkingen en aankondigingen opnieuw plaats.

Artikel 575a

De rechter in eerste aanleg kan de termijn van 30 dagen, gesteld in artikel 575, tweede lid, in bijzondere omstandigheden, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, verkorten.

Artikel 576

  • 1 De verkoop geschiedt als die van andere roerende zaken, indien het beslag gelegd is op schepen waarvan de bruto-inhoud minder dan 20 kubieke meters of de brutotonnage minder dan 6 bedraagt of, in geval van een schip in aanbouw, zal bedragen, en die niet in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register teboekstaan.

  • 2 De bekendmaking geschiedt door aankondiging in een dagblad, verspreid ter plaatse waar het schip zich bevindt, en door aanplakking naar plaatselijk gebruik en in elk geval op een in het oog vallende plaats van het schip.

Artikel 577

  • 1 De koopprijs wordt gestort in handen van de griffier of de deurwaarder, naar gelang de verkoop plaats heeft gevonden met toepassing van artikel 575 of 576, dan wel bij een door de griffier of deurwaarder aan te wijzen bewaarder die aan de vereisten van artikel 445 voldoet, telkens onverminderd de bevoegdheid van de koper om in afwachting van de betaling voldoende zekerheid te stellen.

  • 2 Bij gebreke van zodanige betaling, bewaring of zekerheidstelling is de executant bevoegd het schip ten laste van de koper, met inachtneming van de artikelen 571 en volgende, wederom te verkopen. De executant is tot deze verkoop gehouden, indien een van de bij de opbrengst direct belanghebbenden dit verlangt.

Artikel 578

  • 1 Door betaling van de koopprijs, onderscheidenlijk zekerheidstelling of inbewaringgeving overeenkomstig artikel 577, eerste lid, wordt het schip bevrijd van de daarop bij voorrang verhaalbare vorderingen en vervallen de daarop gelegde beslagen, alsook de beperkte rechten die niet tegen de verkoper ingeroepen kunnen worden, of ter zake waarvan artikel 517, tweede lid, is toegepast.

Artikel 579

Bij de executie door een hypotheekhouder van een schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, zijn de artikelen 544 en 545 van overeenkomstige toepassing. De executie geschiedt voorts met toepassing van de artikelen 571, eerste lid, en 572.

Artikel 580

Op de verdeling van de opbrengst zijn de artikelen 551 tot en met 552 van overeenkomstige toepassing. Is een schip als bedoeld in artikel 576, verkocht, dan zijn de artikelen 480 tot en met 490a, 490c en 490d van toepassing.

Artikel 581

  • 1 Indien bij een executoriale verkoop van een schip voor één prijs mede scheepstoebehoren is verkocht dat ten tijde van de verkoop aan een ander dan de eigenaar van het schip toebehoorde en deze ander de eigendom van het scheepstoebehoren als gevolg van de verkoop verloren heeft, wordt aan hem uit de netto-opbrengst met voorrang boven allen jegens wie hij zijn recht ten tijde van de verkoop kon inroepen, een vergoeding uitgekeerd ten bedrage van de waarde die het scheepstoebehoren ten tijde van de executie naar schatting had.

  • 2 Indien er bij de verdeling van de netto-opbrengst deelnemers aan de rangregeling zijn, wier recht of voorrang niet gelijkelijk schip en scheepstoebehoren betreft, is artikel 553 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 582

  • 1 De executie tot afgifte van een schip vangt aan met een bevel als bedoeld in artikel 563, welk artikel van overeenkomstige toepassing is.

  • 2 De executie geschiedt doordat de deurwaarder het schip, zo nodig met overeenkomstige toepassing van de artikelen 556 tot en met 558, onder zich neemt en afgeeft aan degene die het krachtens de executoriale titel moet ontvangen.

Afdeling 2. Executoriaal beslag op en executie van luchtvaartuigen

Artikel 584a

  • 2 In deze afdeling wordt voorts verstaan onder:

    • a. het Verdrag van Chicago: het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165, P.B. 1947, 133);

    • b. nationaliteitsregister: een register als bedoeld in artikel 17 van het Verdrag van Chicago.

Artikel 584b

  • 1 Het beslag op een in het register of in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig moet worden voorafgegaan door een aan de geëxecuteerde te betekenen exploot van een deurwaarder, houdende een bevel om binnen 24 uur aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd.

  • 2 De rechter in eerste aanleg kan, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, bepalen dat deze ook zonder voorafgaand bevel tot inbeslagneming kan overgaan.

  • 3 In een geval als bedoeld in het tweede lid, kan, in afwijking van artikel 430, derde lid, de betekening van de titel te zamen met die van het proces-verbaal van inbeslagneming geschieden.

Artikel 584c

  • 1 De deurwaarder legt het beslag ter plaatse waar het luchtvaartuig zich bevindt, bij een proces-verbaal dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:

    • a. de vermelding van de voornamen, naam en woonplaats van de executant en de naam, en zonodig de voornamen, en woonplaats van de geëxecuteerde;

    • b. de vermelding van de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd;

    • c. een opgave van de vordering waarvoor het beslag wordt gelegd;

    • d. de kentekenen van het luchtvaartuig en een korte aanduiding van de inhoud van het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 29 van het Verdrag van Chicago, dan wel de vermelding dat dit hem, deurwaarder, bij navraag niet is vertoond;

    • e. het adres van de in artikel III, eerste lid, van het Verdrag van Genève bedoelde dienst;

    • f. een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder die het beslag legt en, desgewenst, hier te lande ten kantore van een advocaat.

  • 2 De deurwaarder kan zich doen bijstaan door een of twee getuigen, wier naam en woonplaats hij in dat geval in het proces-verbaal zal vermelden en die dit stuk mede zullen ondertekenen.

  • 3 De deurwaarder neemt de nodige maatregelen om vertrek van het luchtvaartuig te beletten. Hij is gerechtigd het luchtvaartuig of enig onderdeel daarvan in gerechtelijke bewaring te geven, waartoe hij tot verplaatsing hier te lande mag overgaan. De artikelen 445, tweede volzin, en 446, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 584d

  • 2 Indien beslag is gelegd op een in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig, zendt de deurwaarder een door hem gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal ten spoedigste rechtstreeks aangetekend en zo mogelijk per luchtpost naar de in artikel III, eerste lid, van het Verdrag van Genève bedoelde dienst, alsmede aan de bewaarder van het nationaliteitsregister waar het luchtvaartuig is ingeschreven.

  • 3 In elk geval wordt het proces-verbaal van beslag op straffe van nietigheid binnen drie dagen na het leggen daarvan aan de geëxecuteerde betekend.

Artikel 584e

Een vervreemding, bezwaring of onderbewindstelling, tot stand gebracht na de inschrijving in de openbare registers, kan niet tegen de beslaglegger of de koper ter executie worden ingeroepen, wanneer deze totstandbrenging geschiedde door de geëxecuteerde terwijl hij kennis droeg van het beslag.

Artikel 584f

  • 1 De beslaglegger legt op de griffie van het gerecht in eerste aanleg binnen welks rechtsgebied het luchtvaartuig zich dan bevindt, neer een afschrift van het proces-verbaal van inbeslagneming, alsmede een uittreksel uit de registratie voor luchtvaartuigen, behelzende alle met betrekking tot het luchtvaartuig bestaande teboekstellingen en aantekeningen, voor zover deze nog niet zijn doorgehaald, dan wel een soortgelijk uittreksel uit het verdragsregister.

  • 2 De beslaglegger verzoekt voorts aan de president van het Hof van Justitie:

    • a. benoeming van een rechter-commissaris voor de verificatie van de rechten waaraan het luchtvaartuig is onderworpen, en van de vorderingen die daarop verhaalbaar zijn;

    • b. vaststelling van plaats, dag en uur van de verkoop en de toewijzing, welke dag ten minste een week na de dagtekening van de beschikking van de president moet liggen;

    • c. vaststelling van de dag vóór welke zij die beweren rechten en vorderingen als bedoeld in onderdeel a, te bezitten, deze bij de rechter-commissaris moeten kenbaar maken, welke dag mag niet meer dan vier weken voor de dag van de verkoop moet liggen.

  • 3 Ten minste zes weken vóór de voor de verkoop bestemde dag brengt de beslaglegger deze ter openbare kennis ter plaatse en op de wijze als voorgeschreven bij algemene maatregel van bestuur. Indien beslag is gelegd op een in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig, brengt hij de verkoop tevens ter openbare kennis ter plaatse waar het nationaliteitsregister waarin het luchtvaartuig is ingeschreven, is gevestigd, op de aldaar voorgeschreven wijze.

  • 4 De beslaglegger verwittigt voorts zes weken vóór de voor de verkoop bestemde dag degenen die in de registratie voor luchtvaartuigen of in een verdragsregister als beperkt gerechtigd of beslaglegger staan vermeld, van de voorgenomen verkoop bij aangetekende brief, alsmede, zo mogelijk, bij per luchtpost verzonden aangetekende brief, beide gericht naar hun woonplaatsen, vermeld in de registratie voor luchtvaartuigen, dan wel in het verdragsregister.

Artikel 584g

De kennisgevingen uit hoofde van artikel 584f, derde lid, behelzen:

  • a. de voornamen, de naam, en woonplaats van de executant;

  • b. de korte vermelding van de titel uit kracht waarvan hij beslag heeft gelegd;

  • c. de vordering waarvoor het beslag is gelegd;

  • d. de door hem in het proces-verbaal gekozen woonplaats;

  • e. de veilingvoorwaarden;

  • f. de door de rechter in eerste aanleg op grond van artikel 584f, tweede lid, gegeven beschikkingen.

Artikel 584h

Op verzoek van de executant kan de president van het Hof van Justitie ook na het verstrijken van de krachtens artikel 584f, tweede lid, onderdeel c, gestelde termijn, nader plaats, dag en uur van de verkoop en de toewijzing vaststellen, alsmede een nadere dag vóór welke de in artikel 584f bedoelde vorderingen bij de rechter-commissaris moeten zijn kenbaar gemaakt. De president neemt bij deze nadere vaststelling, die slechts éénmaal kan worden verricht, de termijnen, vermeld in artikel 584f, in acht en stelt overigens díe voorwaarden, die hem dienstig voorkomen. De executant vervult de formaliteiten, vermeld in artikel 584f, derde en vierde lid, en in artikel 584g.

Artikel 584i

  • 1 Na het verstrijken van de krachtens artikel 584f, tweede lid, onderdeel c, of 584h door de president van het Hof van Justitie gestelde termijn maakt de rechter-commissaris uit de ingediende beweringen een staat op van de in artikel 584f, tweede lid, bedoelde rechten en vorderingen.

Artikel 584j

  • 1 De in artikel 484 bedoelde nederlegging en mededeling vinden plaats ten minste twee weken vóór de voor de verkoop vastgestelde dag.

  • 2 De rechter-commissaris sluit de lijst van rechten en vorderingen niet vóór het voor de verkoop vastgestelde tijdstip; tot dit tijdstip kunnen schuldeisers tegenspraak doen.

Artikel 584k

  • 1 Indien voor het tijdstip van de verkoop geen tegenspraak is gedaan dan tegen rechten en vorderingen die in rang na die van de executant komen, sluit de rechter-commissaris de lijst en wordt tot verkoop overgegaan.

  • 2 Indien voor het tijdstip van verkoop wel bedoelde tegenspraak is gedaan, verdaagt de rechter-commissaris de verkoop.

  • 3 Zodra op de tegenspraak is beslist bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, sluit de rechter-commissaris op verzoek van de executant de lijst en bepaalt hij plaats, dag en uur van de verkoop en de toewijzing. Deze dag moet ten minste een week liggen na de dagtekening van de beschikking van de rechter-commissaris.

  • 4 De executant vervult in dat geval opnieuw de formaliteiten, vermeld in artikel 584f, derde lid. Hij verwittigt voorts hen die een bewering hebben ingediend, alsmede de in artikel 584f, vierde lid, bedoelde beperkt gerechtigden en beslagleggers, van de voorgenomen verkoop bij, zo mogelijk per luchtpost verzonden, aangetekende brief.

Artikel 584l

  • 1 Iedere schuldeiser wiens vordering op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst rang neemt boven die van de beslaglegger, kan bij de verkoop diens plaats innemen, mits hij de beslaglegger ten minste een week vóór de verkoop van zijn voornemen hiertoe bij aangetekende brief heeft kennis gegeven.

  • 2 Indien de beslaglegger de uitwinning niet of niet op de bepaalde dag vervolgt, heeft iedere schuldeiser wiens vordering op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst rang neemt boven die van de beslaglegger, het recht dit te doen. Dit recht vervalt, indien hij, na aanmaning door een belanghebbende, er binnen een redelijke termijn geen gebruik van maakt. De schuldeiser die van dit recht gebruik wenst te maken, vervult in dat geval opnieuw de formaliteiten, vermeld in artikel 584k, vierde lid; artikel 584g vindt, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing.

Artikel 584m

  • 1 De verkoop geschiedt bij opbod en vervolgens bij afmijning voor de rechter-commissaris met inachtneming van de veilingvoorwaarden zoals hiervan door de beslaglegger is kennisgegeven of zoals deze door de rechter-commissaris op verzoek van een belanghebbende nader zijn bepaald, en overigens op de door de rechter-commissaris na raadpleging van de executant te bepalen wijze.

  • 2 De rechter-commissaris beslist over de toewijzing. Toewijzing vindt niet plaats, indien niet alle vorderingen die op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst voorkomen als bevoorrecht boven de vordering van degene op wiens verzoek de verkoop geschiedt, uit de opbrengst worden voldaan of door de koper te zijnen laste worden genomen.

  • 3 In een geval als bedoeld in het tweede lid, blijven de kosten van uitwinning ten laste van degene op wiens verzoek de verkoop geschiedt.

Artikel 584n

  • 1 De koopprijs wordt binnen twee dagen voldaan in handen van de griffier van het gerecht in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied, dan wel bij een door de griffier aan te wijzen bewaarder die aan de vereisten van artikel 445 voldoet. De griffier voldoet daaruit op last van de rechter-commissaris de kosten van de executie die in het gezamenlijk belang van de schuldeisers zijn gemaakt, en keert de netto-opbrengst uit overeenkomstig de door de rechter-commissaris opgestelde lijst, zodra deze gesloten is.

Artikel 584o

  • 1 De koper verkrijgt de eigendom van een in het register teboekstaand lucht-vaartuig door inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing.

  • 2 De bewaarder van de registers weigert inschrijving, indien niet tevens een verklaring van de griffier wordt overgelegd dat de koopprijs in zijn handen is gestort.

  • 3 De koper verkrijgt de eigendom van een in het verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig door de voldoening van de koopprijs.

Artikel 584p

  • 1 Tenzij in de veilingvoorwaarden anders is bepaald, vervallen door de levering aan de koper en de voldoening van de koopprijs alle op een in het register teboekstaand luchtvaartuig rustende rechten, voor zover deze niet rang nemen boven het recht van de executant, alsmede de rechten die niet op de lijst van de rechter-commissaris voorkomen. De ingeschreven overeenkomsten, bedoeld in de artikelen 1308 en 1309 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, worden ontbonden, voor zover de daaruit voortvloeiende rechten rang nemen na de vordering van de executant. Aldus waardeloos geworden inschrijvingen van hypotheken en beslagen worden ambtshalve doorgehaald.

  • 2 Tenzij in de veilingvoorwaarden anders is bepaald, vervallen door de eigendomsverkrijging overeenkomstig artikel 584o, derde lid, alle in het eerste lid bedoelde rechten die op een in het verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig rusten.

Artikel 584q

Indien het beslag en de executie niet overeenkomstig deze afdeling hebben plaats gevonden, kan een ieder die daardoor is benadeeld, binnen zes maanden na de toewijzing vorderen dat de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied, de verkoop en daaropgevolgde eigendomsovergang vernietigt. Indien deze vordering een in het register teboekstaand luchtvaartuig betreft, moet zij op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen drie dagen na de instelling daarvan in de openbare registers worden ingeschreven.

Artikel 584r

  • 1 De executie tot afgifte van een in het register of een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig vangt aan met een bevel als bedoeld in artikel 584b, welk artikel van overeenkomstige toepassing is.

  • 2 De executie geschiedt doordat de deurwaarder het luchtvaartuig onder zich neemt en afgeeft aan degene die het krachtens executoriale titel moet ontvangen.

Titel 5. Lijfsdwang en haar tenuitvoerlegging en dwangsom

Afdeling 1. Lijfsdwang

Artikel 585

De rechter kan op verlangen van de schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van:

  • a. vonnissen en beschikkingen, voor zover zij een veroordeling tot iets anders dan het betalen van geld inhouden;

  • b. vonnissen, beschikkingen en authentieke akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen waarbij een uitkering krachtens artikel 85, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene echtgenoot aan de andere verschuldigd, is bevolen.

Artikel 586

Tenzij de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang reeds was toegestaan in het vonnis of de beschikking tot nakoming waarvan dit dwangmiddel strekt, wordt een vordering tot uitvoerbaarverklaring ingesteld en behandeld als een kort geding.

Artikel 587

De rechter verklaart een vonnis, beschikking of akte als bedoeld in artikel 585 slechts uitvoerbaar bij lijfsdwang, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt.

Artikel 588

Uitvoerbaarheid bij lijfsdwang wordt niet uitgesproken indien de schuldenaar buiten staat is aan de verplichting waarvoor tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt verlangd, te voldoen.

Artikel 589

  • 1 De tenuitvoerlegging van de lijfsdwang duurt ter zake van dezelfde verplichting ten hoogste een jaar.

  • 2 Strekt de verplichting van de schuldenaar tot nalaten, dan bepaalt de rechter de termijn na ommekomst waarvan geen lijfsdwang meer kan worden ten uitvoer gelegd. Bij andere verplichtingen kan de rechter een zodanige termijn bepalen.

Artikel 590

De rechter kan zijn beslissing over de uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor een door hem te bepalen termijn aanhouden.

Afdeling 2. Tenuitvoerlegging van lijfsdwang en ontslag

Artikel 591

  • 1 Behoudens verlof tot dadelijke tenuitvoerlegging, kan lijfsdwang niet worden ten uitvoer gelegd dan een dag na betekening van het vonnis of de beschikking waarin de uitvoerbaarheid bij lijfsdwang is toegestaan.

  • 2 Het exploot houdt mede een bevel tot nakoming in.

Artikel 592

  • 1 De deurwaarder heeft voor de ingijzelingstelling van de schuldenaar toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Artikel 444, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De schuldenaar mag niet worden gegijzeld zolang een vrijgeleide duurt, waarvan de tijd moet worden bepaald door de rechter die het heeft gegeven teneinde de schuldenaar voor zich te laten verschijnen.

Artikel 595

De deurwaarder kan de sterke arm verzoeken bij de aanhouding bijstand te verlenen.

Artikel 596

De gegijzelde schuldenaar wordt overgebracht naar een huis van bewaring.

Artikel 597

  • 1 De schuldeiser schiet iedere dertig dagen een toereikende som tot onderhoud van de schuldenaar voor, volgens een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld tarief.

  • 2 Indien de schuldeiser niet aan het eerste lid voldoet, is de directeur van het huis van bewaring bevoegd de schuldenaar uit de gijzeling te ontslaan .

Artikel 598

  • 1 Van de ingijzelingstelling en de insluiting in het huis van bewaring maakt de deurwaarder een akte op.

  • 2 De akte vermeldt:

    • a. het vonnis of de beschikking waarin de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang is toegestaan;

    • b. de datum van de betekening;

    • c. de naam, de voornamen en de woonplaats van de schuldeiser;

    • d. een door de schuldeiser gekozen woonplaats ter plaatse waar de schuldenaar is ingesloten;

    • e. de voornamen, de naam en het kantooradres van de deurwaarder;

    • f. de naam en de woonplaats van de schuldenaar;

    • g. plaats en tijdstip van de ingijzelingstelling en, indien daarbij getuigen aanwezig waren, hun namen en woonplaatsen;

    • h. het voorschot van onderhoud voor ten minste dertig dagen;

    • i. de vermelding dat de schuldenaar een afschrift van de akte heeft ontvangen.

Artikel 599

  • 2 De deurwaarder verstrekt de directeur afschriften van het vonnis of de beschikking waarin de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang werd toegestaan en van de akte van insluiting. Deze afschriften worden bij het in het eerste lid bedoelde register gevoegd. Indien de deurwaarder de afschriften niet verstrekt, weigert de directeur de opname van de schuldenaar.

Artikel 600

De schuldenaar wordt uit de gijzeling ontslagen indien:

  • a. de schuldeiser daarin schriftelijk toestemt;

  • b. de schuldenaar alsnog zijn schuld met de verschenen rente betaalt dan wel zich, in het geval zijn verplichting een andere is dan de betaling van geld, onder het stellen van voldoende waarborg bereid verklaart daaraan te voldoen, een en ander onder betaling van vereffende kosten, de kosten van de gijzeling en de voorgeschoten onderhoudskosten;

  • c. de gijzeling een zodanig nadelige invloed op de gezondheid van de schuldenaar heeft dat zijn leven daardoor in gevaar komt;

  • d. de schuldenaar buiten staat is te voldoen aan de prestatie waartoe hij verplicht is;

  • e. het belang van de schuldeiser voortzetting van de gijzeling niet rechtvaardigt;

toepassing van een ander dwangmiddel alsnog redelijkerwijs voldoende uitkomst kan bieden.

Afdeling 3. Dwangsom

Artikel 611a

  • 1 De rechter kan op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Een dwangsom wordt echter niet opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.

  • 2 De dwangsom kan ook voor het eerst in verzet of in hoger beroep worden gevorderd.

  • 3 De dwangsom wordt niet verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld.

  • 4 De rechter kan bepalen dat de veroordeelde pas na verloop van een zekere termijn de dwangsom zal kunnen verbeuren.

Artikel 611b

De rechter kan de dwangsom hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. In de laatste twee gevallen kan de rechter eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt.

Artikel 611c

De dwangsom, eenmaal verbeurd, komt ten volle toe aan de partij die de veroordeling heeft verkregen. Deze partij kan de dwangsom ten uitvoer leggen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld.

Artikel 611d

  • 1 De rechter kan op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn, of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.

  • 2 Indien de verbeurte van een dwangsom in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leidt, kan de rechter de verplichting tot betaling van verbeurde dwangsommen matigen.

Artikel 611e

  • 1 De dwangsom kan gedurende het faillissement van de veroordeelde niet worden verbeurd.

  • 2 Dwangsommen die vóór de faillietverklaring verbeurd zijn, worden in het passief van het faillissement niet toegelaten.

Artikel 611f

  • 1 Na overlijden van de veroordeelde wordt een dwangsom die op een bepaald bedrag per tijdseenheid is vastgesteld, niet verder verbeurd, maar de vóór het overlijden verbeurde dwangsommen blijven verschuldigd. De dwangsom wordt door erfgenamen van de veroordeelde pas opnieuw verbeurd, nadat de rechter aldus heeft beslist. De rechter kan het bedrag en de voorwaarden ervan wijzigen.

  • 2 Andere dwangsommen kunnen, op vordering van de erfgenamen, door de rechter worden opgeheven of verminderd, hetzij blijvend, hetzij tijdelijk, en, in voorkomend geval, met ingang van de dag waarop de veroordeelde overleden is.

Artikel 611g

  • 1 Een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.

  • 2 De verjaring wordt geschorst door faillissement en ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom.

  • 3 De verjaring wordt ook geschorst zolang degene die de veroordeling verkreeg, met het verbeuren van de dwangsom redelijkerwijs niet bekend kon zijn.

Titel 6. Het vereffenen van schadevergoeding

Artikel 612

De rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, begroot, voor zover hem dit mogelijk is, de schade in het vonnis. Indien begroting in het vonnis hem niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat.

Artikel 613

  • 1 De tenuitvoerlegging van een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, vangt aan met de betekening aan de wederpartij van een staat waarin het beloop van de schade waarvan de vereffening wordt gevorderd, gespecificeerd wordt opgegeven.

  • 2 In het exploot worden tevens dag en uur meegedeeld waarop de zaak op de terechtzitting zal worden gebracht. De bepalingen inzake oproeping zijn van overeenkomstige toepassing. Bevoegd is de rechter die in eerste instantie over de hoofdzaak heeft geoordeeld.

Artikel 614

De schuldeiser kan in de schadestaat ook vereffening van de schade in andere vorm dan betaling van een geldsom vorderen.

Artikel 615

De schuldeiser kan, onverschillig of in de hoofdzaak reeds schadeposten waren gesteld, nieuwe posten in de schadestaat opnemen. Indien de wederpartij zich door de opneming in haar verdediging onredelijk bemoeilijkt acht, kan zij daartegen bezwaar maken met overeenkomstige toepassing van artikel 109, eerste en tweede lid. Het bezwaar wordt in elk geval afgewezen, voor zover de schuldeiser ten tijde van de hoofdzaak niet met de schade bekend was.

Artikel 615a

Voor de toepassing van de artikelen 78 tot en met 90, 108, 109, 185 tot en met 190 en 208 tot en met 212 worden hoofdzaak en schadestaatprocedure als afzonderlijke gedingen beschouwd.

Artikel 615b

De schuldenaar wordt veroordeeld de vastgestelde schade te voldoen. Op verlangen van de schuldeiser kan de rechter de schadeposten afzonderlijk toewijzen, zodra zij zijn komen vast te staan.

Titel 7. Het stellen van zekerheid

Artikel 616

  • 1 In geval van geschil over een krachtens vonnis of beschikking te stellen zekerheid wordt daarover op vordering van de meest gerede partij in kort geding beslist door de rechter in eerste aanleg door wie de zaak in eerste aanleg is behandeld, of, in geval van een arbitraal vonnis, van de rechter in eerste aanleg ter griffie van wiens gerecht dat vonnis is nedergelegd.

  • 2 Gaat het om een uitspraak van het Hof van Justitie in eerste aanleg, dan wordt de vordering ingesteld voor de rechter in eerste aanleg die naar de gewone regels in eerste aanleg bevoegd zou zijn.

  • 3 Zowel de rechter die het vonnis of de beschikking, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wijst, als de rechter die over het geschil omtrent de te stellen zekerheid oordeelt, kan een termijn bepalen waarbinnen:

    • a. de zekerheid moet worden aangeboden of gesteld, op straffe van verval van de bevoegdheid met het oog op de uitoefening waarvan de zekerheidstelling is bevolen;

    • b. een aangeboden zekerheid door de wederpartij moet worden aanvaard of geweigerd, op straffe van verval van haar bevoegdheid zekerheidstelling te eisen.

  • 4 De rechter die de termijn heeft bepaald, kan deze op verzoek van de meest gerede partij, in te dienen vóórdat de termijn is verstreken, verlengen. Tegen een verlenging staat geen hogere voorziening open.

Boek 3. Rechtspleging van onderscheiden aard

Titel 1. Rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 621

Bevoegd tot het kennisnemen van een betwisting als bedoeld in artikel 168 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en van verzoeken tot verkoop als bedoeld in titel 3, afdeling 1, van Boek 8 van dat wetboek, is de rechter in eerste aanleg van de woonplaats, genoemd in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van dat wetboek. Verkoop van het schip geschiedt slechts na verhoor of behoorlijke oproeping van de leden van de rederij en de boekhouder, zo die er is.

Artikel 622

  • 1 Indien binnen een maand nadat de boekhouder aan de leden van de rederij kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 170 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en alle leden van de rederij geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, zullen deze, in oneven getale, op verzoek van de boekhouder, dan wel een lid van de rederij, worden benoemd door de rechter in eerste aanleg van de woonplaats, bedoeld in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Indien binnen een maand nadat een lid van de rederij aan de andere leden daarvan kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 174 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en die andere leden geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, worden deze, in oneven getale, op verzoek van het eerstgenoemde lid van de rederij, benoemd door de in het eerste lid bedoelde rechter.

Artikel 623

Een vonnis, verkregen tegen de rederij of tegen de boekhouder als zodanig, kan op het gemeenschappelijke vermogen van de leden van de rederij ten uitvoer worden gelegd en daarnaast voor ieders aandeel op het overige vermogen van díe leden, die leden van de rederij waren op de dag dat de vordering waarvoor beslag wordt gelegd, is ontstaan.

Artikel 624

  • 2 Machtiging wordt slechts verleend na verhoor of behoorlijke oproeping van degenen van wier recht of beslag uit een inschrijving blijkt of ten gunste van wie voorlopige aantekeningen bestaan. Deze machtiging wordt door de griffier van het gerecht in eerste aanleg op het verzoekschrift aangetekend.

Artikel 626

  • 1 Een vervoerder kan ter zake van het hem verschuldigde conservatoir beslag leggen op onder de vervoerovereenkomst aan boord van een schip vervoerde zaken gedurende één maand na de aanvang van de dag waarop zij niet meer aan boord van het schip zijn, zolang niet een derde te goeder trouw en anders dan om niet daarop enig recht heeft verkregen.

  • 2 Het beslag wordt gelegd met toepassing van de regels betreffende conservatoir beslag op roerende zaken in handen van de schuldenaar. De artikelen 711, eerste lid, 461d en 708, tweede lid, zijn op dit beslag niet van toepassing.

Artikel 627

De aanwijzing van een derde als bedoeld in artikel 481, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of in enig desbetreffend partijbeding, geschiedt ten verzoeke van de meest gerede partij door de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het cognossement aan de vervoerder moet worden afgegeven.

Artikel 628

Op een verzoek van de vervoerder tot toestemming om ten vervoer ontvangen zaken op te slaan, onder zichzelf te houden of daarvoor andere maatregelen te treffen wordt beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden.

Artikel 629

  • 1 Bevoegd tot de kennisneming van geschillen tussen een vervoerder en een ontvanger die niet de afzender was, inzake overeenkomsten tot vervoer geheel of gedeeltelijk per schip van een in het buitenland gelegen plaats naar een hier te lande gelegen plaats van eindbestemming, is de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied die plaats hier te lande ligt. Onder ontvanger wordt mede verstaan: degene die een vordering instelt ter zake van niet afgeleverde zaken.

  • 2 Nietig is ieder beding waarbij van het eerste lid wordt afgeweken, tenzij zulk een beding:

    • a. bevoegd verklaart een rechter van een met name genoemde plaats, gelegen op het grondgebied van de staat waarin hetzij de vervoerder, hetzij de ontvanger woonplaats heeft, dan wel

    • b. is neergelegd in een afzonderlijk, niet naar algemene voorwaarden verwijzend geschrift.

Artikel 631

Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van zekerheid als bedoeld in de artikelen 30, 69 en 489 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, worden op verzoek van de meest gerede partij beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de aflevering plaatsvindt of moet plaatsvinden.

Artikel 632

  • 1 Op een verzoek tot machtiging ten vervoer ontvangen zaken te verkopen, wordt beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden. De verzoeker is verplicht bij zijn verzoek aan te geven op welke wijze of wijzen de zaken kunnen worden verkocht.

  • 2 De rechter bepaalt op verzoek van de meest gerede partij in zijn beschikking of en, zo ja, op welke wijze de opbrengst van het verkochte of een gedeelte daarvan zal strekken tot zekerheid voor nog niet vaststaande vorderingen van de vervoerder.

Artikel 633

  • 1 Op een verzoek tot gerechtelijk onderzoek als bedoeld in de artikelen 494 en 495 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden. Deze wijst daarbij hetzij één, hetzij drie deskundigen aan en bepaalt op welke wijze deze de wederpartij van de verzoeker zullen oproepen bij het onderzoek aanwezig te zijn.

  • 2 Op een verzoek van de in het eerste lid bedoelde verzoeker tot het geheel of gedeeltelijk ten laste van zijn wederpartij brengen van de kosten van het onderzoek of van een begroting als bedoeld in artikel 494 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel van de door dat onderzoek geleden schade, wordt beslist door de in dat lid bedoelde rechter.

Artikel 635

  • 1 Onverminderd artikel 637 kan de eiser in zaken van aanvaring of van een voorval als bedoeld in artikel 541 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, te zijner keuze zijn verzoekschrift richten aan:

    • a. de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen;

    • b. de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de aanvaring of het voorval heeft plaatsgehad;

    • c. de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het schip van de verweerder in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba genoemde register teboekstaat;

    • d. de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied op het schip beslag is gelegd.

  • 2 Indien volgens het eerste lid geen rechter hier te lande bevoegd is, geschiedt de oproeping voor de rechter in eerste aanleg van de verblijfplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen, dan wel de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of, indien er meer eisers zijn, van een van hen.

Artikel 636

  • 1 Een hulpverlener kan ter zake van het hem uit hoofde van hulpverlening verschuldigde conservatoir beslag leggen op zaken waaraan hulp is verleend doch die niet meer aan boord van het schip zijn, zolang niet een derde te goeder trouw en anders dan om niet daarop enig recht heeft verkregen.

  • 2 Het beslag kan niet worden gelegd op zaken die zich onder beheer van de strandvonder bevinden.

Artikel 637

  • 1 Onverminderd artikel 635 kan de eiser in zaken van hulpverlening te zijner keuze zijn verzoekschrift richten aan:

    • a. de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen;

    • b. de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de hulp is verleend;

    • c. de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied tot verhaal van vorderingen ter zake van de hulpverlening beslag is gelegd.

  • 2 Indien volgens het eerste lid geen rechter hier te lande bevoegd is, geschiedt de oproeping voor de rechter in eerste aanleg van de verblijfplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen, dan wel de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of, indien er meer eisers zijn, van een van hen.

Artikel 638

  • 1 Indien zich naar zijn mening een geval van avarij-grosse voordeed, is de eigenaar van het schip en in geval van rompbevrachting de rompbevrachter verplicht met inachtneming van het derde lid binnen redelijke termijn na het einde van de onderneming een persoon, dispacheur geheten, aan te wijzen ter berekening van de avarij-grosse en ter vaststelling van degenen die recht hebben op vergoedingen, en van degenen ten laste van wie de bijdragen in de avarij-grosse komen. Hij is verplicht van deze aanwijzing tijdig mededeling te doen aan degenen die naar zijn mening in de avarij-grosse moeten bijdragen.

  • 2 Indien de in het eerste lid genoemde verplichting niet is nagekomen, is ieder die van mening is recht te hebben op een vergoeding in avarij-grosse, dan wel in een avarij-grosse te zullen moeten bijdragen, bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de onderneming eindigde, te verzoeken de dispacheur te benoemen. Gelijke bevoegdheid komt toe aan ieder die zich niet kan verenigen met de ingevolge het eerste lid aangewezen dispacheur.

  • 3 Tenzij de in het tweede lid bedoelde belanghebbenden anders overeenkomen, moet de dispacheur kantoor houden in, dan wel zo dicht mogelijk bij de plaats waar de onderneming eindigde. Ligt deze plaats hier te lande, dan moet de dispacheur hier te lande kantoor houden.

Artikel 639

  • 1 De belanghebbenden bij de avarij-grosse zijn verplicht de dispacheur iedere inlichting en alle documenten die hij ter opstelling van de dispache vraagt, te doen toekomen.

  • 2 Indien een partij niet aan de in het eerste lid genoemde verplichting voldoet, is de dispacheur gerechtigd zich de noodzakelijke inlichtingen of documenten te verschaffen; deze worden alsdan vermoed juist te zijn.

Artikel 640

De dispacheur is bevoegd een door hem ondertekend exemplaar van de dispache ter griffie van het gerecht in eerste aanleg te deponeren en is alsdan verplicht, voor zover hem dit redelijkerwijs mogelijk is, alle belanghebbenden, onder toezending van een exemplaar der dispache of een uittreksel daarvan, bericht te zenden.

Artikel 641

Degene die de hem toegezonden, dan wel ter griffie van het gerecht in eerste aanleg gedeponeerde dispache wenst af te wikkelen, verzoekt de rechter in eerste aanleg de dispache te homologeren. Zo dit nog niet is geschied, legt hij een exemplaar van de dispache of een uittreksel daarvan ter griffie neer.

Artikel 641a

  • 1 Ieder van de in artikel 638 bedoelde personen die zich niet met de hem toegezonden, dan wel ter griffie van het gerecht in eerste aanleg gedeponeerde dispache kan verenigen, verzoekt de rechter in eerste aanleg de dispache te herzien. Zo dit nog niet is geschied, legt hij een exemplaar van de dispache of een uittreksel daarvan ter griffie neer.

  • 2 Wijst de rechter het verzoek af, dan homologeert hij de dispache.

Artikel 641b

  • 1 Gaat de rechter in het geval van artikel 641 of artikel 641a niet tot homologatie over, dan is de dispacheur of een mogelijkerwijs door de rechter aangewezen andere dispacheur verplicht de dispache in overeenstemming met de rechterlijke beslissing te wijzigen, dan wel haar in te trekken. In geval van intrekking wordt, tenzij de rechter anders beslist, de dispache desalniettemin wat betreft honorarium en kosten van de dispacheur gehomologeerd.

  • 2 Gaat de rechter in het geval van artikel 641 of artikel 641a tot homologatie over, dan zijn zij die de dispache betwistten, hoofdelijk verplicht de belanghebbenden die niet tot dergelijke betwisting overgingen, de ten gevolge van de betwisting geleden schade te vergoeden.

Artikel 641c

Ieder die de dispache betwist, is op verzoek van ieder die dit niet deed, verplicht ten behoeve van deze laatste zekerheid te stellen voor de door deze laatste mogelijkerwijs geleden of te lijden schade. Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van deze zekerheid worden ten verzoeke van de meest gerede partij beslist door de rechter in eerste aanleg.

Artikel 641d

Na het in kracht van gewijsde gaan van een beschikking van homologatie levert de dispache een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op.

Artikel 642

Tegen een beslissing van de rechter, gegeven in de gevallen van de artikelen 621 tot en met 641d, staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang van de wet.

Afdeling 2. Rechtspleging inzake beperking van aansprakelijkheid van scheepseigenaren

Artikel 642a

  • 1 Degene die op grond van artikel 750 of 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt het gerecht in eerste aanleg het bedrag of de bedragen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt, het bedrag van het fonds of van de fondsen, vast te stellen en te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds zal worden overgegaan.

  • 2 Het verzoek vermeldt:

    • a. de naam van het schip;

    • b. de nationaliteit van het schip;

    • c. de naam en de woonplaats van de verzoeker;

    • d. het bedrag dat naar het oordeel van de verzoeker het fonds of de fondsen belopen, en de gegevens, noodzakelijk ter berekening hiervan;

    • e. de dag en de plaats van het voorval dat aanleiding gaf tot de vorderingen ten aanzien waarvan de verzoeker zijn aansprakelijkheid meent te kunnen beperken, alsmede een omschrijving daarvan;

    • f. de naam en de woonplaats van de aan de verzoeker bekende personen tegenover wie hij meent zich op de beperking van zijn aansprakelijkheid te kunnen beroepen, met een schatting van het maximum-bedrag van ieders vordering.

  • 3 De verzoeker doet in het verzoekschrift een voorstel omtrent de wijze waarop hij fonds denkt te stellen.

  • 4 Het indienen van een verzoek vormt niet een erkenning van aansprakelijkheid.

  • 5 De behandeling geschiedt op de dag en de tijd die door de griffier aan de in het tweede lid, onderdeel f, bedoelde personen worden meegedeeld. Bovendien doet de griffier van het verzoek aankondiging in een of meer door het gerecht mogelijkerwijs aan te wijzen nieuwsbladen.

Artikel 642b

Indien naar aanleiding van hetzelfde voorval meer dan één op eenzelfde schip betrekking hebbend verzoek als bedoeld in artikel 642a is ingediend, beveelt het gerecht in eerste aanleg, alvorens op deze verzoeken te beslissen, tenzij een verzoeker zich daartegen verzet en dit verzet gegrond is bevonden, de voeging van de zaken die op één fonds betrekking hebben.

Artikel 642c

  • 2 Bij toewijzing van het verzoek bepaalt het gerecht in eerste aanleg met inachtneming van de artikelen 755 en 756 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds of de fondsen. Hij beveelt de verzoeker op een door hem te bepalen dag, die niet later ligt dan één maand na de dag van de beschikking, fonds te stellen:

    • a. door het bedrag van het fonds, berekend met inachtneming van de artikelen 755, 756 en 759 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met de wettelijke rente ingevolge artikel 757, alsmede vermeerderd met een bedrag ter bestrijding van de kosten van de procedure, ter griffie van het gerecht in eerste aanleg te storten, of

    • b. door op andere door hem bepaalde wijze zekerheid te stellen ten belope van het in onderdeel a bedoelde bedrag, alsnog vermeerderd met de wettelijke rente daarover van de aanvang van de dag, volgende op de dag van laatstbedoelde zekerheidstelling, tot de aanvang van de dag waarop de griffier de in artikel 642v bedoelde oproep doet uitgaan.

  • 3 De rechter in eerste aanleg vervult tevens de functie van rechter-commissaris ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds of de fondsen. Hij benoemt een vereffenaar van het fonds of de fondsen. Zo hij daartoe termen aanwezig acht, kan hij voor ieder fonds meer dan één vereffenaar benoemen.

  • 4 Het fonds wordt gesteld ten name van de rechter-commissaris en de vereffenaar, die daarover met uitsluiting van de verzoeker, doch slechts gezamenlijk, kunnen beschikken.

  • 5 De beschikking van het gerecht in eerste aanleg is uitvoerbaar bij voorraad. De werking van de beschikking kan door de hogere rechter niet worden geschorst.

  • 6 De verzoeker die aan het bevel van het gerecht in eerste aanleg heeft voldaan, richt zich onverwijld tot haar met het verzoek zulks te verklaren. Indien het gerecht deze verklaring weigert, kan het de verzoeker een hernieuwd bevel tot het stellen van fonds geven op een door haar te bepalen dag, die niet later kan liggen dan één maand na de dag van de beschikking. De verzoeker die aan dit hernieuwde bevel van het gerecht heeft voldaan, richt zich wederom tot haar met het verzoek zulks te verklaren. De tweede volzin is alsdan niet van toepassing.

Artikel 642d

Indien ter zake van één en hetzelfde voorval een fonds is gesteld door een van de personen of zijn verzekeraar, genoemd in:

Artikel 642e

  • 1 Indien na toewijzing van een op artikel 750 of artikel 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek geen van de schuldeisers binnen de in artikel 642g genoemde termijn betwist heeft dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken, dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een fonds is gesteld ten aanzien waarvan het gerecht in eerste aanleg een verklaring als bedoeld in artikel 642c, zesde lid, heeft afgegeven, en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is, alsmede de schuldeiser zijn vordering op het fonds in rechte geldend kan maken, kan het gerecht op verzoek van degene ten behoeve van wie het fonds is gesteld, de opheffing van beslagen die zijn gelegd, ter zake van de vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, dan wel de teruggave van de ter zake daarvan gegeven zekerheid, bevelen.

  • 2 Indien aan de in het eerste lid gestelde vereisten is voldaan, geeft het gerecht in eerste aanleg op een verzoek als bedoeld in dat lid, een bevel als bedoeld in dat lid, wanneer het fonds is gesteld:

    • a. in de haven waar het ongeval waaruit de aansprakelijkheid is voortgevloeid, plaatsvond of, indien dit ongeval niet in een haven plaatsvond, in de eerste haven die het schip daarna aanliep,

    • b. in de haven van ontscheping van de betrokken persoon, indien de schade is voortgevloeid uit dood of letsel van personen,

    • c. met betrekking tot beschadigde lading in de haven van lossing, of

    • d. in de Staat waarin het beslag is gelegd.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn slechts van toepassing, indien het fonds aan de schuldeiser, wat zijn vordering betreft, vrij kan worden overgemaakt.

Artikel 642f

  • 1 Indien aan de in artikel 642e gestelde vereisten is voldaan, worden procedures ter zake van vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, geschorst door betekening vanwege de belanghebbenden aan de partij, ook al waren deze procedures reeds in staat van wijzen.

  • 2 Behoudens de gevallen, bedoeld in het derde lid, wordt na schorsing van een hangende procedure het geding op verzoek van de meest gerede partij van de rol afgevoerd, wanneer:

    • a. het verzoek van de schuldeiser tot verificatie als bedoeld in artikel 642l, is afgewezen,

    • b. de staat van verdeling, bedoeld in artikel 642v, op de in dat artikel genoemde wijze is vastgesteld, of

    • c. de vordering van de schuldeiser ingevolge artikel 642w is tenietgegaan.

  • 3 Het geschorste geding wordt hervat, indien:

    • a. alsnog onherroepelijk wordt beslist dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid niet de schuldeiser in de kosten van het geding vordert.

    • b. in een van de in het tweede lid bedoelde gevallen de schuldenaar de veroordeling van aansprakelijkheid

  • 4 Blijft een beroep op schorsing als bedoeld in het eerste lid, achterwege, dan verliest een schuldenaar de bevoegdheid jegens de betrokken schuldeiser beroep te doen op zijn beperkte kan beperken, of

Artikel 642g

  • 1 Nadat de in artikel 642c, zesde lid, bedoelde verklaring is afgegeven, bepaalt de rechter-commissaris, de vereffenaar gehoord, zo spoedig mogelijk de dag waarop uiterlijk de vorderingen op de schuldenaar, alsmede de betwistingen van diens beroep op beperking van zijn aansprakelijkheid, hetzij ten aanzien van alle, hetzij ten aanzien van een of meer van de schuldeisers, bij de vereffenaar moeten worden ingediend.

  • 2 De rechter-commissaris bepaalt, de vereffenaar gehoord hebbend, tevens de dag of de dagen met bepaling van tijd waarop, en plaats waar door hem zal worden overgegaan tot verificatie van de ingediende vorderingen en behandeling van betwistingen van het beroep op beperking van aansprakelijkheid. Deze dagen, tijden en plaatsen kunnen voor elk van de fondsen alsmede voor een van deze fondsen verschillend zijn.

  • 3 Tussen de in het eerste lid genoemde dag voor de indiening van de vorderingen en het verrichten van betwistingen als in dat lid bedoeld, en de dag van de verificatiezitting of de zitting waarop deze betwistingen worden behandeld, liggen ten minste acht weken.

Artikel 642h

Indien een schuldenaar aantoont dat hij op een later tijdstip, niettegenstaande artikel 642f, eerste lid, gedwongen zou kunnen worden geheel of gedeeltelijk een bedrag te betalen waarvoor hij, als hij dit bedrag vóór de verdeling van het fonds had betaald, op grond van artikel 642j in de rechten van de schuldeiser zou zijn gesubrogeerd, kan de rechter-commissaris gelasten dat voorlopig een bedrag terzijde zal worden gesteld dat voldoende is om het de schuldenaar mogelijk te maken op dat latere tijdstip zijn rechten overeenkomstig artikel 642j geldend te maken.

Artikel 642i

De vereffenaar geeft van de beschikkingen, genoemd in artikel 642g, onverwijld bij aangetekende brief kennis aan de schuldenaar of de schuldenaren en de door deze opgegeven schuldeisers. Bovendien doet hij, indien de rechter-commissaris zulks beveelt, van deze beschikkingen aankondiging in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen.

Artikel 642j

Een bedrag dat een schuldenaar of diens verzekeraar vóór de verdeling van een fonds heeft betaald, kan door hem niet geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd; hij wordt voor het betaalde bedrag van rechtswege gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser.

Artikel 642k

De schuldeiser die tegen het verzoek van een schuldenaar verweer voert, moet niettemin zijn vordering ter verificatie aanmelden. Hetzelfde geldt ten aanzien van een schuldeiser die twijfelt of de schuldenaar, gezien de aard van de vordering, met betrekking tot deze vordering jegens hem een beroep kan doen op de beperking van zijn aansprakelijkheid.

Artikel 642l

  • 1 De indiening van de schuldvorderingen geschiedt bij de vereffenaar door de overlegging van een rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag van de vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan. De in artikel 642k, tweede volzin, bedoelde schuldeiser legt bovendien over een schriftelijke verklaring, bevattende de gronden van zijn in die volzin bedoelde twijfel.

  • 2 Indiening van een vordering ter verificatie wordt ten aanzien van verjaring en verval aangemerkt als het in rechte instellen van deze vordering.

  • 3 De schuldeisers zijn bevoegd van de vereffenaar een ontvangstbewijs te vorderen.

  • 4 De vereffenaar toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar, treedt, als hij tegen de toelating van een vordering bezwaar heeft, met de schuldeiser en de schuldenaar of schuldenaren in overleg en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook raadpleging van hun administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.

  • 5 Voor ieder fonds brengt de vereffenaar de vorderingen die hij goedkeurt, op een lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen en de vorderingen die hij betwist, op een afzonderlijke lijst, vermeldende de gronden van de betwisting.

  • 6 De door de vereffenaar opgestelde lijsten liggen gedurende ten minste 21 dagen vóór de voor de verificatie bestemde dag ter griffie ter kosteloze inzage voor ieder. De nederlegging geschiedt kosteloos.

  • 7 De vereffenaar vermeldt de verweerschriften, ingediend tegen het door een schuldenaar gedane verzoek, vermeldende de gronden van de betwisting.

Artikel 642m

Van de krachtens artikel 642l gedane nederlegging der lijsten geeft de vereffenaar aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar of schuldenaren schriftelijk bericht, waarbij hij een nadere oproeping tot de verificatievergadering voegt.

Artikel 642n

Op de ingevolge artikel 642g bepaalde dag of dagen houdt de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de vereffenaar een of meer openbare zittingen.

Artikel 642o

  • 1 Vorderingen die zijn ingediend na afloop van de in artikel 642g, eerste lid, genoemde termijn, kunnen op verzoek van de schuldeiser door de rechter-commissaris tot de verificatie worden toegelaten.

  • 2 Een dergelijk verzoek moet worden toegestaan indien de schuldeiser in het buitenland woont en daardoor verhinderd was zich eerder te melden.

  • 3 In geval van geschil over het al dan niet aanwezig zijn van de verhindering beslist de rechter-commissaris na de vergadering te hebben geraadpleegd.

Artikel 642p

  • 1 Alle schuldeisers en schuldenaren kunnen een vordering betwisten.

  • 2 Vorderingen die niet worden betwist, worden door de rechter-commissaris vastgesteld op het beweerde bedrag.

  • 3 Van de vaststelling door de rechter-commissaris wordt aantekening gemaakt in het proces-verbaal ter zitting en op de door de vereffenaar opgestelde lijst.

Artikel 642q

  • 1 In geval van betwisting ter zitting van een vordering of van het beroep op beperking van aansprakelijkheid verwijst de rechter-commissaris partijen en de schuldenaar, zo hij hen niet kan verenigen, naar een of meer door hem te bepalen terechtzittingen van het gerecht in eerste aanleg ter beslissing van het punt van geschil. De rechter-commissaris verwijst ook de in artikel 642k, tweede volzin, bedoelde schuldeiser wiens vordering overigens niet wordt betwist, naar de terechtzitting van het gerecht in eerste aanleg ter beslissing van de vraag of zijn vordering terecht ter verificatie werd ingediend.

  • 2 Indien een schuldeiser wiens vordering betwist wordt, of een schuldenaar niet ter zitting aanwezig is, geeft de vereffenaar hem onmiddellijk kennis per aangetekende brief van iedere verwijzing.

Artikel 642r

  • 1 Verschijnt de schuldeiser die de verificatie vraagt, niet ter terechtzitting van het gerecht in eerste aanleg, dan wordt hij geacht zijn vordering voor zover zij betwist is, te hebben ingetrokken.

  • 2 Verschijnt degene die een betwisting van enige stelling van een schuldenaar of schuldeiser deed, niet, dan wordt hij geacht deze betwisting te hebben laten varen.

  • 3 De in artikel 642q, tweede lid, genoemde personen kunnen zich in het geding niet op het ontbreken van de in die bepaling bedoelde kennisgeving beroepen.

  • 4 Schuldeisers die bij de indiening van hun vordering noch ter vergadering betwisting hebben gedaan, kunnen in het geding zich voegen noch tussenkomen; tussenkomst kan in geval van faillissement van een schuldenaar worden gevorderd door de curator in dat faillissement.

  • 5 Een onherroepelijke beslissing, inhoudende dat een schuldenaar zijn aansprakelijkheid ten opzichte van een of meer vorderingen niet kan beperken, heeft bindende kracht zowel jegens een schuldenaar als in geval van diens faillissement jegens zijn schuldeisers.

Artikel 642s

  • 1 Na afloop van de in artikel 642n bedoelde zittingen of, indien deze tot geschillen aanleiding hebben gegeven, nadat daarover onherroepelijk is beslist, wordt door de vereffenaar een staat van verdeling van het betrokken fonds opgemaakt en aan de goedkeuring van de rechter-commissaris onderworpen.

  • 2 Indien onherroepelijk is beslist dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid niet kan beperken, vervalt de gestelde zekerheid en wordt een gestort bedrag uitgekeerd aan degene die de storting verrichtte, doch niet eerder dan één maand nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en de vereffenaar op de in artikel 642i voorgeschreven wijze kennis heeft gegeven van de dag waarop deze uitkering zal plaatsvinden.

Artikel 642t

  • 1 Vorderingen waarvan de waarde in buitenlandse valuta is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hun geschatte waarde in het hier te lande uitgegeven geld.

  • 2 Indien de schuldenaar gebruik maakte van de hem in artikel 750 of 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid, zijn de volgende regels van toepassing:

    • a. het personenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende personenschade;

    • b. het passagiersfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende personenschade van reizigers;

    • c. het zakenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende zaakschade en van vorderingen betreffende personenschade, voor zover deze nog onvoldaan zijn na toepassing van onderdeel a, met dien verstande dat vorderingen met betrekking tot beschadiging van kunstwerken van havens, dokken, waterwegen en van hulpmiddelen bij de navigatie vóór alle andere vorderingen betreffende zaakschade worden voldaan;

    • d. het wrakkenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen als bedoeld in artikel 752, eerste lid, onderdelen d en e, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

    • e. indien een volgens de onderdelen a tot en met d te verdelen bedrag niet voldoende is ter voldoening van de vorderingen waartoe het volgens die onderdelen wordt aangewend, worden die vorderingen naar evenredigheid gekort.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder:

    • personenschade: alle schade, voortspruitende uit dood of letsel van personen;

    • zaakschade: alle schade die niet is personenschade.

  • 4 Behoudens het tweede lid, onderdeel c, is ieder fonds uitsluitend bestemd voor de voldoening van de vorderingen met betrekking waartoe het is gesteld.

Artikel 642u

  • 1 Een door de rechter-commissaris goedgekeurde staat van verdeling van het beschikbare fonds ligt gedurende twee weken ter griffie van het gerecht in eerste aanleg ter kosteloze inzage van de schuldeisers van wie vorderingen zijn erkend, en van de schuldenaren. De nederlegging geschiedt kosteloos.

  • 2 Van de nederlegging wordt door de vereffenaar aankondiging gedaan op de wijze, voorgeschreven in artikel 642i, terwijl daarvan bovendien bij aangetekende brief kennis wordt gegeven aan de schuldenaren en aan ieder der schuldeisers van wie de vorderingen zijn erkend, met vermelding van het voor hen uitgetrokken bedrag; ieder van hen kan gedurende genoemde termijn bij het gerecht in eerste aanleg tegen de staat van verdeling in verzet komen door indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie.

  • 3 Na afloop van de termijn geeft het gerecht in eerste aanleg haar beschikking, nadat zij de schuldeisers en de schuldenaren heeft gehoord of behoorlijk doen oproepen. De oproeping geschiedt bij aangetekende brief door de vereffenaar.

Artikel 642v

  • 1 Nadat een staat van verdeling door de rechter-commissaris of, indien tijdig verzet is gedaan, door het gerecht in eerste aanleg is vastgesteld, roept de griffier bij aangetekende brief de schuldeisers op het hun toekomende bedrag in ontvangst te nemen.

  • 2 De staat ligt na de vaststelling ter griffie ter kosteloze inzage van belanghebbenden.

  • 3 Een nog bestaand batig saldo en uitkeringen waarover niet binnen één jaar is beschikt, worden uitgekeerd aan degene die de storting verrichtte. Artikel 642s, tweede lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 642w

Behoudens artikel 642f, vierde lid, gaan de vorderingen van schuldeisers die, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen zijnde, deze niet ter verificatie hebben aangemeld, door het in kracht van gewijsde gaan van de staat van verdeling teniet.

Artikel 642x

  • 1 De rechter-commissaris is bevoegd te allen tijde een voorlopige staat van verdeling vast te stellen. In dat geval zijn de artikelen 642s tot en met 642v van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De rechter-commissaris kan bevelen dat door schuldeisers aan wie op grond van een voorlopige staat van verdeling een uitkering wordt gedaan, een door hem aan te wijzen vorm van zekerheid wordt gegeven.

Artikel 642y

  • 1 De beschikkingen van de rechter-commissaris, alsmede die van het gerecht in eerste aanleg krachtens artikel 642u, derde lid, zijn niet vatbaar voor hoger beroep, noch voor beroep in cassatie.

  • 2 Tegen de andere uitspraken waartoe de artikelen 642a tot en met 642z aanleiding geven, kan door de schuldenaar en door de verschenen schuldeisers binnen vier weken na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld, tenzij krachtens enige algemene regeling een kortere termijn van toepassing is. Dezelfde termijn geldt voor het beroep in cassatie.

  • 3 Indien beroep in cassatie wordt ingesteld, moet daarvan bij exploot worden kennis gegeven aan de griffier van het gerecht in eerste aanleg.

  • 4 De uitspraak op het rechtsmiddel wordt door de griffier van het betrokken rechtscollege onverwijld meegedeeld aan de griffier van het gerecht in eerste aanleg, die daarvan bij aangetekende brief aan schuldeisers en schuldenaren kennis geeft.

Artikel 642z

Behoudens de toepassing van de artikelen 60 tot en met 63 en 64 komen de kosten, voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 642a tot en met 642y ten laste van de schuldenaar.

Titel 2. Procedures betreffende een nalatenschap of een gemeenschap

Afdeling 1. De verzegeling

Artikel 658

  • 1 Zaken die behoren tot een nalatenschap of een gemeenschap waarop titel 7, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, kunnen worden verzegeld met verlof van de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de verzegeling moet plaatsvinden. De verzegeling geschiedt door een bij dit verlof aan te wijzen notaris met diens zegel. Tegen het verlof staat geen hogere voorziening open.

  • 2 De notaris kan een bewaarder van de gelegde zegels aanstellen.

Artikel 660

  • 1 Verlof tot verzegeling kan worden verzocht:

    • a. door degene die de nalatenschap kan opeisen of als deelgenoot of beperkt gerechtigde op een aandeel van de gemeenschap verdeling daarvan kan vorderen;

    • b. zo zich onder de in onderdeel a bedoelde personen onbekwamen bevinden die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben of wier wettelijke vertegenwoordiger afwezig is, door een bloed- of aanverwant van de onbekwame;

    • c. in geval van een nalatenschap:

      • 1°. mede door de overgebleven echtgenoot of door de uitvoerders van een uiterste wilsbeschikking;

      • 2°. zo noch de ten 1° bedoelde personen, noch een van de erfgenamen aanwezig is, door een van degenen die in dienst van de overledene waren of met hem samenwoonden;

    • d. door een schuldeiser van de nalatenschap of gemeenschap, doch alleen indien hij zonder de verzegeling ernstig gevaar zou lopen zijn vordering niet te kunnen verhalen.

  • 2 Het verlof wordt slechts gegeven, indien de verzoeker zijn recht of bevoegdheid en een voldoende ernstig belang bij de verzegeling summierlijk aannemelijk maakt.

Artikel 661

Indien in geval van een nalatenschap een der in artikel 660, eerste lid, onderdeel a, bedoelde personen afwezig of onbekwaam is en deze geen wettelijke vertegenwoordiger heeft of een wettelijke vertegenwoordiger die afwezig is, kan het verlof tot verzegeling ook door een notaris worden verzocht of door de rechter in eerste aanleg ambtshalve worden bevolen.

Artikel 662

Van de verzegeling moet door een proces-verbaal blijken, dat inhoudt:

  • a. dag en uur van de verzegeling;

  • b. naam, voornamen en woonplaats van degene op wiens verzoek de verzegeling is gedaan, en een keuze van woonplaats ten kantore van de notaris die de verzegeling verricht;

  • c. de vermelding van het verlof tot verzegeling;

  • d. de verschijning van de partijen en hun verzoeken en beweringen;

  • e. de opgave van de plaatsen en de voorwerpen waarop het zegel is gezet, en een korte beschrijving van de zaken die buiten verzegeling zijn gebleven;

  • f. naam, woonplaats en beroep van de bewaarder, bedoeld in artikel 658, tweede lid;

  • g. de eed of belofte bij de sluiting der verzegeling die in handen van de notaris moet worden afgelegd door degenen die de zaken onder zich hadden, of het huis bewonen waar de verzegeling is gedaan, dat zij niets verduisterd hebben, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

Artikel 663

  • 1 Indien bij de verzegeling boeken of papieren worden gevonden, kunnen zij door de notaris worden geopend. Indien zij voor de nalatenschap of gemeenschap of de daartoe behorende goederen of schulden van belang kunnen zijn, worden zij overgebracht naar de griffie van het gerecht in eerste aanleg of naar een andere door de notaris aan te wijzen plaats, waar zij ter beschikking van de partijen blijven.

  • 2 Zodra blijkt dat de overgebrachte boeken of papieren niet van belang zijn of aan een derde toebehoren, zorgt de notaris voor afgifte aan de rechthebbende.

Artikel 664

De notaris kan op verlangen en op kosten van elk der partijen de voorwerpen, boeken en papieren, alsmede de plaats waar zij zijn aangetroffen, doen fotograferen of kopiëren. Hij hecht de foto's of kopieën aan het proces-verbaal van verzegeling.

Artikel 665

  • 1 Indien geen tot de nalatenschap of gemeenschap behorende roerende zaken van voldoende belang worden aangetroffen, wordt dit in het proces-verbaal vermeld en kan verzegeling achterwege blijven.

  • 2 Zaken die niet voor beslag vatbaar zijn of niet zonder schade verzegeld kunnen worden, blijven buiten de verzegeling, maar worden overeenkomstig artikel 662, onderdeel e, in het proces-verbaal beschreven.

Afdeling 2. Ontzegeling

Artikel 666

  • 2 Ontzegeling heeft in elk geval plaats voor zover van de nalatenschap of gemeenschap van goederen een partijen bindende boedelbeschrijving wordt opgesteld of alle partijen hun toestemming tot de ontzegeling geven en het vrije beheer over hun goederen hebben.

Artikel 667

  • 1 De in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1°, bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt, worden opgeroepen om op het verzoekschrift te worden gehoord, indien zij het verlangen daartoe tijdig aan de notaris die de verzegeling heeft verricht, hebben meegedeeld, met opgave van de redenen van dit verlangen en van hun woonplaats.

  • 2 Bij het verzoekschrift wordt een verklaring van de notaris overgelegd, waaruit blijkt of en, zo ja, welke mededelingen zijn gedaan.

Artikel 668

De ontzegeling geschiedt door de in het verlof tot ontzegeling aangewezen notaris.

Artikel 669

De in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1°, bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt, worden door de notaris ten minste 24 uur tevoren van het tijdstip van ontzegeling op de hoogte gesteld. Hetzelfde geldt voor de schuldeiser van de nalatenschap of gemeenschap die zijn verlangen daartoe tijdig aan de notaris heeft meegedeeld, met opgave van zijn vordering en van zijn woonplaats.

Artikel 670

Het proces-verbaal van de ontzegeling moet bevatten:

  • a. dag en uur waarop zij gedaan wordt;

  • b. naam, voornamen en woonplaats of gekozen woonplaats van degene die de ontzegeling verzocht heeft;

  • c. vermelding van het verlof tot ontzegeling;

  • d. vermelding van de in artikel 669 bedoelde mededelingen;

  • e. de verschijning van partijen en hun opmerkingen;

  • f. de herkenning van de zegels en de bevinding daarvan als gaaf en ongeschonden, of indien zij dit niet zijn, de vermelding van de toestand waarin zij worden bevonden.

Afdeling 3. Boedelbeschrijving

Artikel 671

Indien alle partijen zich daarmee verenigen en het vrije beheer over hun goederen hebben, kan een voorgeschreven boedelbeschrijving plaatsvinden bij een onderhandse akte. In alle andere gevallen geschiedt zij bij notariële akte.

Artikel 672

  • 1 De rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de boedel zich geheel of voor een groot deel bevindt, kan op verzoek van een der in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1°, bedoelde personen of van iemand die daarbij op andere grond voldoende belang heeft, een boedelbeschrijving bevelen door een bij dat bevel aan te wijzen notaris. Tegen het bevel staat geen hogere voorziening open.

  • 2 Het verzoek kan worden gedaan te zamen met een verzoek, strekkende tot verzegeling of tot ontzegeling.

  • 3 Het bevel wordt slechts gegeven, indien de verzoeker zijn recht en belang summierlijk aannemelijk maakt.

Artikel 673

Indien de notaris het nodig oordeelt de te beschrijven zaken zelf in ogenschouw te nemen, zijn de artikelen 444, 444a en 444b, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 674

De boedelbeschrijving bevat:

  • a. naam, voornamen en woonplaats van de verschenen of opgeroepen partijen en van de aangewezen schatters;

  • b. een korte beschrijving van alle tot de boedel behorende goederen en schulden en, zo een der partijen zulks wenst, een schatting van de waarde van de roerende zaken door een of meer door partijen aan te wijzen schatters, met hun beëdiging of aflegging van de belofte;

  • c. een opgave van de plaats waar de beschreven zaken zich bevinden, of waarheen zij zijn overgebracht;

  • d. een opgave van tot de boedel behorende geldsommen;

  • e. een opgave van de aangetroffen boeken en registers met betrekking tot de boedel, die op de eerste en laatste bladzijden worden gewaarmerkt, in geval van een notariële beschrijving door de notaris en in geval van een onderhandse beschrijving door de partijen;

  • f. vermelding van de akten die op de goederen en de schulden van de boedel betrekking hebben;

  • g. in geval van een notariële beschrijving, vermelding van de eed of belofte, af te leggen in handen van de notaris, van degenen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden, of het huis waarin deze zich bevinden, bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben noch weten dat iets verduisterd is.

Artikel 675

Indien partijen het niet eens worden over de aanwijzing van de schatters, worden deze benoemd door de notaris of in geval van een onderhandse boedelbeschrijving door de in artikel 672 bedoelde rechter in eerste aanleg.

Afdeling 4. Geschillen in verband met verzegeling, ontzegeling en boedelbeschrijving

Artikel 676

Geschillen die in verband met een verzegeling, ontzegeling of boedelbeschrijving rijzen, worden in kort geding gebracht voor de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de verzegeling is geschied of de te beschrijven boedel zich geheel of grotendeels bevindt.

Afdeling 5. De verdeling van een gemeenschap

Artikel 677

  • 1 Het vonnis waarbij een vordering tot verdeling van een gemeenschap wordt toegewezen, zonder dat de rechter de vaststelling van de verdeling aan zich houdt, houdt in een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris, alsmede, zo partijen het over de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris. De rechter die een notaris benoemt, kan de zaak wat betreft hetgeen overigens ter zake van de verdeling is gevorderd, aanhouden totdat is gebleken of de notaris partijen kan verenigen. De griffier van het gerecht dat de benoeming deed, zendt de notaris onverwijld een expeditie van de uitspraak.

  • 3 De notaris bepaalt dag en uur waarop partijen voor hem moeten verschijnen, en roept hen tegen het vastgestelde tijdstip op. Indien zij niet allen verschijnen, kan hij partijen eenmaal of meermalen tegen een nieuwe dag oproepen.

  • 4 Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op verzoeken en beschikkingen betreffende de verdeling van een gemeenschap van goederen die door of tijdens een huwelijk is ontstaan.

Artikel 678

  • 1 Indien de notaris partijen niet kan verenigen, constateert hij dit in een proces-verbaal, waarin hij desverlangd opgeeft op welke punten partijen reeds tot overeenstemming zijn gekomen.

  • 2 Zolang geen volledige overeenstemming is bereikt, kan de meest gerede partij vorderen dat de rechter de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt, dan wel wat overigens ter zake van hetgeen partijen verdeeld houdt, nodig is.

  • 3 Zolang hem geen afschrift van het proces-verbaal wordt overgelegd, kan de rechter op verlangen van elk der partijen de zaak aanhouden ten einde de notaris opnieuw gelegenheid te geven tot toepassing van artikel 677, derde lid.

Artikel 679

  • 1 Indien partijen het niet eens worden over de benoeming van een deskundige om de waarde van een of meer van de te verdelen goederen te schatten, geschiedt de benoeming op verzoek van de meest gerede partij door de rechter in eerste aanleg.

  • 2 Is met betrekking tot de verdeling een procedure aanhangig, dan kan de benoeming ook, op verlangen van een der partijen of ambtshalve, worden gedaan door de rechter voor wie de zaak in eerste aanleg of in hoger beroep dient, of door de rechter voor wie een getuigenverhoor of verschijning van partijen is gelast.

Artikel 680

  • 1 Indien een vordering tot verdeling, tot het gelasten van de wijze van verdeling of tot vaststelling van een verdeling niet de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap betreft, kan ieder van de opgeroepenen overeenkomstig de hem in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekende bevoegdheden eisen dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap wordt bevolen of door de rechter zelf wordt vastgesteld.

  • 2 Indien de vordering strekt tot het verkrijgen van een bevel tot verdeling of tot de wijze van verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap, kan ieder van de opgeroepenen vaststelling van de verdeling door de rechter zelf vorderen.

  • 3 Een eis als bedoeld in het eerste of tweede lid, moet worden gedaan voor alle weren die niet de bevoegdheid van de rechter of zekerheidstelling overeenkomstig artikel 122 betreffen.

  • 4 Zijn een of meer partijen niet verschenen, dan doet de rechter op verzoek van degene die de eis heeft gedaan, deze aan haar betekenen met inachtneming van de voor oproeping voorgeschreven termijnen en met oproeping tegen de dag waarop degene die de eis heeft gedaan de zaak wederom ter rolle wil doen dienen.

  • 5 Zijn niet allen die aan de verdeling dienen mee te werken, in het geding betrokken, dan kan ieder van de opgeroepenen de rechter verzoeken hen met overeenkomstige toepassing van het vierde lid alsnog in het geding te roepen, met betekening tevens van een afschrift van de aan hemzelf uitgebrachte oproeping met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering.

Titel 4. Middelen tot bewaring van zijn recht

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 700

  • 1 Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof vereist van de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of degene of een van degenen onder wie het beslag gelegd wordt, woonplaats heeft.

  • 2 Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift, waarin de aard van het te leggen beslag en van het door de verzoeker ingeroepen recht en, zo dit recht een geldvordering is, ook het bedrag of, zo dit nog niet vaststaat, het maximum bedrag daarvan, worden vermeld, onverminderd de bijzondere vereisten door de wet gesteld voor een beslag van de soort waarom het gaat. De rechter beslist na summier onderzoek. In geval van een geldvordering stelt hij het bedrag vast waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van de kosten waarin de schuldenaar kan worden veroordeeld. Bij het verlof kan de rechter, onverminderd artikel 15, derde lid, tevens verlof verlenen het beslag te leggen op alle dagen en uren. Tegen een verlof staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Tenzij op het tijdstip van het verlof reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, wordt het verlof verleend onder voorwaarde dat het instellen daarvan geschiedt binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn van ten minste acht dagen na het beslag. De rechter kan de termijn verlengen, indien de beslaglegger dit voor het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open. In het geval van een beslag als bedoeld in artikel 714 of 718 moet de verlenging, om haar werking t hebben, binnen acht dagen na het tijdstip waarop de termijn zonder de verlenging zou verstrijken, schriftelijk zijn medegedeeld aan de in artikel 715 bedoelde vennootschap, onderscheidenlijk de in artikel 718 bedoelde derde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak doet het beslag vervallen.

Artikel 701

  • 1 De rechter in eerste aanleg kan het verlof verlenen onder voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld voor schade die door het beslag kan worden veroorzaakt.

  • 2 De zekerheid moet voor of bij de betekening van het beslagexploot aan de beslagene worden aangeboden. Voor het overige is artikel 616 van toepassing.

Artikel 702

  • 1 Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een conservatoir beslag gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften die gelden voor het leggen van executoriaal beslag tot verhaal van een geldvordering op een goed van de soort als in beslag genomen wordt. In plaats van de executoriale titel wordt in het beslagexploot het in artikel 700 bedoelde verlof van de rechter in eerste aanleg vermeld.

  • 2 Dit verlof en het verzoekschrift waarop het is gegeven, worden te zamen met het beslagexploot aan de beslagene betekend.

Artikel 703

Voor de openbare dienst bestemde goederen zijn niet vatbaar voor beslag.

Artikel 704

  • 1 Zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene, en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend.

  • 2 Wordt de eis in de hoofdzaak afgewezen en is deze afwijzing in kracht van gewijsde gegaan, dan vervalt daardoor tevens van rechtswege het beslag. Hetzelfde geldt, indien voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in de hoofdzaak een rechterlijk bevelschrift of verlof nodig is en de beslissing waarbij dit door de rechter is geweigerd, in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 705

  • 1 De rechter in eerste aanleg die verlof tot het beslag heeft gegeven, kan, rechtdoende in kort geding, het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen, onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter.

  • 2 De opheffing wordt onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.

Artikel 706

De kosten van het beslag kunnen, al of niet in de hoofdzaak, van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was.

Artikel 707

De bepalingen omtrent conservatoir beslag op een goed zijn van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.

Artikel 708

  • 1 De bepalingen omtrent conservatoir beslag op een goed van de schuldenaar zijn van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een goed waarop de schuldeiser zich kan verhalen, en dat aan een ander dan de schuldenaar toebehoort. De beslaglegger is in dit geval verplicht het beslag binnen acht dagen aan de schuldenaar te betekenen.

  • 2 Wordt het beslag ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder meedeelt zich tegen het voorgenomen verhaal op zijn goed te verzetten, gaat het beslag jegens hem slechts over in een executoriaal beslag uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om de executie te dulden.

Artikel 709

  • 1 Op verzoek van degene die verlof vraagt tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn, of die op zodanige zaken reeds beslag heeft gelegd, kan de rechter in eerste aanleg die het verlof geeft of heeft gegeven of in wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, bevelen dat zij tevens ter gerechtelijke bewaring zullen worden afgegeven aan een door de rechter aan te wijzen bewaarder.

  • 3 De rechter in eerste aanleg wijst het verzoek niet toe dan na de beslagene en eventuele andere belanghebbenden gelegenheid te hebben gegeven te worden gehoord, tenzij bijzondere omstandigheden eisen dat het bevel terstond wordt gegeven. Tegen het bevel staat geen hogere voorziening open.

Artikel 710

  • 1 Indien over een of meer goederen geschil bestaat aan wie van twee of meer partijen zij toekomen, kunnen zij op vordering van elk der partijen in kort geding onder bewind worden gesteld door de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, voor wie de hoofdzaak aanhangig is of die naar de gewone regels bevoegd zou zijn van de hoofdzaak kennis te nemen.

  • 2 Tenzij reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, vindt onderbewindstelling slechts plaats onder voorwaarde dat deze eis binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn ingesteld wordt. De rechter kan de termijn verlengen, indien dit voor het verstrijken van de termijn door een der partijen of de bewindvoerder wordt verzocht. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open. Overschrijding van de termijn doet het bewind eindigen.

  • 3 Door partijen op een of meer van de goederen gelegde beslagen beperken de bewindvoerder niet in de hem als zodanig toekomende bevoegdheden.

  • 4 De bewindvoerder doet de onder het bewind staande goederen toekomen aan degene die daarop krachtens een in kracht van gewijsde gegane of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak recht heeft, tenzij de rechter anders heeft bepaald.

Artikel 710a

De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 700, derde lid, tweede volzin, 709, tweede en derde lid, 715, tweede lid, derde volzin, en 721, tweede volzin, kan ook door een deurwaarder geschieden. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Afdeling 2. Conservatoir beslag in handen van de schuldenaar

Artikel 711

  • 1 Verlof om conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering te leggen op roerende zaken die geen registergoederen zijn en op rechten aan toonder of order, wordt slechts verleend, indien de schuldeiser aantoont dat er gegronde vrees bestaat voor verduistering, hetzij door de schuldenaar van zijn goederen, hetzij, zo de voor het beslag vatbare goederen aan een ander dan de schuldenaar toebehoren, door deze ander van die goederen.

  • 2 De eis van vrees voor verduistering geldt niet wanneer het verlof wordt verleend aan de houder van een wisselbrief, een orderbiljet of cheque, waarvan de non-betaling door protest of een voor de cheque daarmee gelijk te stellen verklaring is vastgesteld, telkens voor hetgeen deze houder te vorderen heeft van de trekker, de acceptant, de avalist en de endossanten. Ook artikel 701 is in dit geval niet van toepassing.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn mede van toepassing op de goederen, bedoeld in artikel 474bb. Het in beslag te nemen goed moet in het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift worden omschreven.

Artikel 713

Wordt het beslag gelegd op een recht aan toonder of order, dan worden de in artikel 474b bedoelde baten geïnd door de bewaarder van het papier en zijn voorts dat artikel en artikel 474ba van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3. Conservatoir beslag op aandelen op naam, en effecten op naam die geen aandelen zijn

Artikel 714

De bepalingen van de artikelen 474b, tweede lid, 474ba en 711, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering op aandelen op naam en effecten op naam die geen aandelen zijn.

Artikel 715

  • 1 Conservatoir beslag op aandelen op naam in een naamloze vennootschap, dan wel, in Curaçao of Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een besloten vennootschap, of, in Aruba, in een Aruba vrijgestelde vennootschap wordt gelegd op de wijze en met de gevolgen als bepaald in de artikelen 474c, 474d, 474e en 474f, met dien verstande dat het verlof van de rechter in eerste aanleg treedt in de plaats van de executoriale titel.

  • 2 Het beslagexploot houdt in waar de hoofdzaak aanhangig is of binnen welke termijn zij blijkens het verlof ingesteld moet worden. Is nog geen eis in de hoofdzaak ingesteld, dan is de beslaglegger verplicht binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van het bewijs van instellen, met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van het verzoekschrift, of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij dit geschiedde, aan de vennootschap te betekenen. De rechter kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de vennootschap moet zijn medegedeeld. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 3 De termijn, vermeld in artikel 474g, eerste lid, eindigt eerst één maand na de dag, waarop de in kracht van gewijsde gegane executoriale titel aan de vennootschap is betekend.

Artikel 716

Ten aanzien van de baten uit in beslag genomen aandelen op naam voortvloeiende geldt het beslag als een beslag onder de vennootschap. Van deze baten doet de vennootschap verklaring aan de rechter in eerste aanleg alvorens deze de beschikking bedoeld in artikel 474g geeft. Bij deze beschikking wordt tevens beslist omtrent de deugdelijkheid van deze verklaring, en wordt de afgifte van de baten aan de deurwaarder gelast, mits alle kosten aan de zijde van de vennootschap ter zake van de deugdelijk bevonden verklaring worden vergoed.

Artikel 717

  • 1 De bepalingen van de artikelen 715 en 716 zijn voor zover mogelijk eveneens van toepassing op andere aandelen op naam dan in een naamloze vennootschap, besloten vennootschap of Aruba vrijgestelde vennootschap en op effecten op naam die geen aandelen zijn.

  • 2 Lidmaatschapsrechten in verenigingen worden als effecten op naam aangemerkt, indien zij voor vervreemding vatbaar zijn.

Afdeling 4. Conservatoir beslag onder derden

Artikel 718

Een schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen.

Artikel 719

  • 1 Onverminderd hetgeen voortvloeit uit artikel 702, moeten op straffe van nietigheid in het beslagexploot worden vermeld het bedrag waarvoor het in artikel 700 bedoelde verlof werd verleend, alsmede waar de hoofdzaak aanhangig is, of binnen welke termijn zij blijkens het verlof ingesteld moet worden.

  • 2 Bij het beslagexploot wordt aan de derde tevens een afschrift betekend van het verlof van de rechter in eerste aanleg en van het verzoekschrift waarop het is gegeven.

Artikel 720

De artikelen 475a tot en met 475i, 476a en 476b, 479 en 479a zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval van artikel 475a, derde lid, moet de vordering waarop het beslag wordt gelegd, in het verzoekschrift waarbij verlof van de rechter in eerste aanleg wordt gevraagd, uitdrukkelijk worden omschreven.

Artikel 721

De beslaglegger is op straffe van nietigheid van het beslag verplicht om, zo de eis in de hoofdzaak na het beslag wordt ingesteld, binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van het bewijs van instellen met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij de instelling is geschied, aan de derde te betekenen. De rechter in eerste aanleg kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de derde moet zijn meegedeeld. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open.

Artikel 722

De betekening aan de derde, voorgeschreven in artikel 704, eerste lid, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de door de derde gedane betalingen van waarde zijn.

Artikel 723

De in artikel 477 bedoelde verplichting van de derde en de in 477a bedoelde bevoegdheden van de executant gaan niet in voordat vier weken sedert de in artikel 722 bedoelde betekening zijn verstreken.

Afdeling 5. Conservatoir beslag onder de schuldeiser zelf

Artikel 724

  • 1 Een schuldeiser kan onder zichzelf beslag leggen op de in artikel 479h bedoelde goederen. Deze goederen moeten in het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift worden omschreven.

  • 3 De termijn van artikel 479j, eerste lid, begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en aan de schuldenaar is betekend.

Afdeling 6. Conservatoir beslag op onroerende zaken

Artikel 725

Indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 711, eerste en tweede lid, voor het verlof worden gesteld, kan ook verlof verleend worden om beslag te leggen op een of meer bepaald aan te wijzen onroerende zaken.

Artikel 726

  • 2 De termijn van artikel 508 begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en aan de schuldenaar is betekend.

Artikel 727

Indien de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.

Afdeling 6a. Conservatoir beslag op schepen

Artikel 728

  • 1 Tot het geven van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op schepen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied het schip wordt verwacht. Artikel 711, eerste lid, is niet van toepassing. Artikel 712 is evenmin van toepassing, tenzij het beslag is gelegd op een schip als bedoeld in artikel 576. Artikel 444 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 In het proces-verbaal van inbeslagneming kan woonplaats worden gekozen ten kantore van de deurwaarder in plaats van bij een notaris. Tevens kan woonplaats worden gekozen ten kantore van een advocaat hier te lande.

Artikel 728a

  • 2 De termijn van artikel 508, in verbinding met artikel 568, begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en is betekend aan de schuldenaar jegens wie deze titel luidt.

Artikel 728b

Indien het beslag is gelegd op een schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, en de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.

Afdeling 6b. Conservatoir beslag op luchtvaartuigen

Artikel 729

  • 1 Deze afdeling geldt uitsluitend voor in het in artikel 1302 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register teboekstaande luchtvaartuigen en voor luchtvaartuigen van de nationaliteit van een vreemde staat ten aanzien waarvan het op 29 mei 1933 te Rome gesloten verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige bepalingen inzake conservatoir beslag op luchtvaartuigen (Stb. 1938, 12) van kracht is.

Artikel 729a

  • 1 Voor beslag zijn niet vatbaar:

    • a. luchtvaartuigen die bij uitsluiting zijn bestemd voor de dienst van een vreemde Staat, postvervoer daaronder begrepen, doch met uitsluiting van handelsvervoer;

    • b. luchtvaartuigen die daadwerkelijk in dienst zijn gesteld op een geregelde luchtlijn van openbaar vervoer en de daarvoor onontbeerlijke reserveluchtvaartuigen;

    • c. elk ander luchtvaartuig dat dient voor het vervoer van personen of zaken tegen betaling, wanneer het gereed staat voor zulk een vervoer te vertrekken, behalve indien het beslag wordt gelegd voor een schuld, aangegaan ten behoeve van de reis die het luchtvaartuig op het punt staat te ondernemen, of voor een vordering die tijdens de reis is ontstaan.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van beslag dat wordt gelegd ter zake van terugvordering van een ontvreemd luchtvaartuig.

Artikel 729b

  • 1 Onverminderd artikel 729a, mag geen beslag op een luchtvaartuig worden gelegd, indien ter voorkoming daarvan voldoende zekerheid is gesteld. Onmiddellijke opheffing van gelegd beslag wordt gelast, wanneer voldoende zekerheid wordt gesteld.

  • 2 De zekerheid is voldoende, indien zij het bedrag van de schuldvordering en de kosten dekt en uitsluitend is bestemd voor de betaling van de schuldeiser of, indien zij de waarde van het luchtvaartuig dekt, indien deze geringer is dan het bedrag van de schuld en de kosten.

  • 3 Wanneer bij het aanbieden van zekerheid ter voorkoming van beslag geschil ontstaat over het bedrag of de aard van de te stellen zekerheid, beslist de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied het luchtvaartuig zich bevindt, op verzoek van de meest gerede partij, na verhoor of behoorlijke oproeping.

Artikel 729c

  • 1 Wanneer in strijd met deze afdeling of zonder goede grond beslag op een luchtvaartuig is gelegd, is de beslaglegger gehouden de daardoor ontstane schade te vergoeden.

  • 2 Het eerste lid is mede van toepassing wanneer de schuldenaar zekerheid heeft moeten stellen om een beslag te voorkomen dat, ware het gelegd, in strijd met de artikelen 729 tot en met 729b of zonder goede grond zou zijn geweest.

Artikel 729d

  • 1 Tot het geven van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op luchtvaartuigen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied het luchtvaartuig wordt verwacht. De artikelen 711, eerste lid, en 712 zijn niet van toepassing.

  • 3 Indien het beslag is gelegd op een in het register teboekstaand luchtvaartuig en de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.

Artikel 729e

Indien ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat de beslaglegger tot executie over overeen-komstig artikel 584f.

Afdeling 7. Conservatoir beslag tot afgifte van zaken en levering van goederen

Artikel 730

Ieder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed, of die zodanig recht door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen, kan deze zaak of dit goed ter bewaring van dit recht in beslag nemen.

Artikel 731

Betreft het recht op afgifte een of meer naar de soort bepaalde zaken, dan neemt de deurwaarder een aan dat recht beantwoordende hoeveelheid zaken van die soort in beslag, uit te kiezen door de deurwaarder, tenzij de beslagene tijdig een redelijke andere keuze doet.

Artikel 732

Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten of beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd overeenkomstig artikel 494.

Artikel 733

  • 1 Degene die verdeling van een gemeenschap kan vorderen, kan de daartoe behorende goederen in beslag nemen, voor zover zij in het bijzonder in aanmerking komen om aan hem of aan de deelgenoot voor wiens aandeel hij optreedt, te worden toegedeeld.

  • 2 Het beslag vervalt, naarmate de goederen aan een ander worden toegedeeld.

Artikel 734

  • 1 Op een beslag als bedoeld in deze afdeling, zijn de voorschriften inzake conservatoir beslag tot verhaal van geldvorderingen van overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover dit zou leiden tot toepasselijkheid van de artikelen 447, 448 en 505, derde lid, en 541.

  • 2 In geval van overeenkomstige toepassing van artikel 444b treedt de waarde van het in beslag te nemen goed in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor beslag is gelegd.

  • 3 Artikel 474b is slechts van overeenkomstige toepassing, indien uit hoofde van het recht waarvoor het beslag is gelegd, tevens recht op de in dat artikel bedoelde baten bestaat.

  • 4 In het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift wordt het in beslag te nemen goed omschreven. Vrees voor verduistering behoeft niet te worden gesteld.

Artikel 735

  • 1 Een beslag als bedoeld in de artikelen 730 tot en met 734, gelegd ter verkrijging van levering van een goed, blijft van kracht, totdat hetzij de levering heeft plaatsgevonden, hetzij zes maanden zijn verstreken nadat in de hoofdzaak een beslissing is verkregen die een executoriale titel oplevert, en die in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 736

  • 1 Bij samenloop van een beslag als bedoeld in deze afdeling, met een ander beslag, al of niet van dezelfde aard, kan de meest gerede partij zich tot de rechter wenden, al naar de aard van het andere beslag overeenkomstig artikel 438 of overeenkomstig artikel 705.

  • 2 Wordt op een goed zowel een beslag als bedoeld in deze afdeling, als een beslag tot verhaal van een geldvordering gelegd, dan geldt eerstbedoeld beslag, zo nodig, tevens als een conservatoir beslag, gelegd tot verhaal van de vordering tot vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van afgifte of levering.

  • 3 Een beslag tot verhaal van een vordering tot vervangende schadevergoeding wegens het uitblijven van afgifte of levering kan niet tegen de legger van een beslag tot verkrijging van afgifte of levering van dezelfde zaak of hetzelfde goed worden ingeroepen, indien deze andere goederen van de beslagene aanwijst die voor de vordering voldoende verhaal bieden.

Artikel 737

  • 1 Een beslag als bedoeld in deze afdeling, kan mede worden gelegd door een schuldeiser die door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging op grond van artikel 45 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek de bevoegdheid kan verkrijgen zich op het goed te verhalen.

  • 2 Is de vernietiging uitgesproken, dan gaat het beslag over in een conservatoir beslag op het goed tot verhaal van zijn vordering of, als ter zake daarvan is voldaan aan de eisen van artikel 704, eerste lid, in een overeenkomstig executoriaal beslag.

Afdeling 8. Conservatoir beslag tegen schuldenaren zonder bekende woonplaats hier te lande

Artikel 765

Indien de schuldenaar geen bekende woonplaats hier te lande heeft, kan hier te lande overeenkomstig de voorgaande afdelingen beslag worden gelegd, zonder dat vrees voor verduistering behoeft te worden aangetoond.

Artikel 766

De beslaglegger is van rechtswege bewaarder van de in beslag genomen zaken indien deze zich onder hem bevinden en, zo niet, dan kan daarover naar de regels inzake executoriaal beslag een gerechtelijke bewaarder worden aangesteld.

Artikel 767

Bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel hier te lande te verkrijgen, kan de eis in de hoofdzaak, de vordering ter zake van de beslagkosten daaronder begrepen, worden ingesteld voor de rechter in eerste aanleg die het verlof tot het gelegde of het tegen zekerheidstelling voorkomen of opgeheven beslag heeft verleend. In geval van verlof tot beslag onder een derde geldt dit alleen indien het goed waarop beslag zal worden gelegd, in het verzoekschrift uitdrukkelijk is omschreven.

Afdeling 9. Middelen tot bewaring van het recht op goederen der gemeenschap

Artikel 768

  • 1 Indien echtgenoten of gewezen echtgenoten gehuwd zijn of waren in een gemeenschap van goederen, kan ieder van hen de rechter in eerste aanleg verzoeken hem verlof te verlenen tot verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen der gemeenschap, alsmede tot het leggen van conservatoir beslag op goederen der gemeenschap.

  • 2 Indien nog geen verzoek tot opheffing van de gemeenschap, tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, is de in artikel 700 aangewezen rechter in eerste aanleg bevoegd. Is een zodanig verzoek reeds gedaan, dan is bevoegd de rechter in eerste aanleg bij wie dat verzoek aanhangig is of laatstelijk was.

  • 3 Tot het leggen van conservatoir beslag verleent de rechter in eerste aanleg slechts verlof, indien de verzoeker aantoont dat er gegronde vrees voor verduistering van de goederen der gemeenschap bestaat.

  • 4 Tegen een verlof als bedoeld in het eerste lid, staat geen hogere voorziening open.

Artikel 769

  • 1 Op het beslag zijn de bepalingen inzake conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen vermelding van een bedrag wordt vereist, en dat als hoofdzaak geldt het verzoek tot opheffing van de gemeenschap respectievelijk tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, alles behoudens voor zover daarvan in de volgende artikelen niet wordt afgeweken.

  • 2 Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 444b treedt de waarde van het in beslag te nemen goed in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor het beslag wordt gelegd.

Artikel 770

  • 1 Indien het beslag is gelegd onder een derde, is deze verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. De artikelen 475 tot en met 477a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De derde voldoet op verlangen van de deurwaarder aan zijn verplichtingen tot voldoening, afgifte of terbeschikkingstelling van de uit te keren gelden, zaken of goederen, naar gelang dit voor de afwikkeling van de verdeling van de gemeenschap nodig is.

Artikel 770b

  • 1 Bij toewijzing van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap respectievelijk tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, vervalt het beslag zodra de goederen aan de andere echtgenoot worden toegedeeld of krachtens de verdeling aan de beslaglegger geleverd.

  • 2 Het beslag vervalt eveneens zodra het verzoek wordt ingetrokken.

Artikel 770c

Een eventueel overschot van een executie wordt door de deurwaarder, notaris of pandhouder onverwijld gestort bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445, ten behoeve van de echtgenoot aan wie dit overschot wordt toegedeeld.

Titel 5. Rekenprocedure

Artikel 771

  • 1 Indien rekening en verantwoording moet worden gedaan aan belanghebbenden die allen of voor een deel onbekend of afwezig zijn, worden op verzoek van de rekenplichtige allen tot het opnemen en goedkeuren van de rekening opgeroepen op de wijze in het tweede geval in artikel 5, ten 7°, uitgedrukt.

  • 3 De termijn van oproeping is ten minste drie maanden.

Artikel 772

De rekenplichtige deponeert de rekening met de daarbij behorende bescheiden ter griffie, waar deze ter inzage van de belanghebbenden ligt. Dit depot wordt in het exploot van oproeping vermeld.

Artikel 773

Artikel 82, eerste en tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat de rechter, indien tegen een of meer gedaagden verstek is verleend, ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering onderzoekt.

Artikel 774

  • 1 Wordt tegen alle belanghebbenden verstek verleend, dan onderzoekt de rechter ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering. Indien dit onderzoek niet leidt tot afwijzing van de vordering, stelt de rechter het saldo aan de hand van de overgelegde bescheiden vast en sluit hij de rekening. Tegen dit vonnis staat geen verzet open.

  • 2 De rechter geeft zodanige beslissing over de kosten van het geding als hij geraden acht. Een gedaagde tegen wie verstek is verleend, wordt niet verwezen in de kosten.

Artikel 775

De rekenplichtige kan zich van het onder hem berustende saldo bevrijden door storting in de consignatiekas. Deze storting kan ook op vordering van belanghebbenden worden bevolen.

Artikel 776

Wordt tussen de belanghebbenden over de verdeling van een batig saldo geen overeenstemming bereikt, dan kan de meest gerede partij rangregeling overeenkomstig de voorschriften van titel 2, afdeling 3 van Boek 2 verzoeken.

Titel 6. Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht

Afdeling 1. Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken

Artikel 798

  • 1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder belanghebbende verstaan: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.

  • 2 Ter zake van de instelling en opheffing van curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap worden onder belanghebbenden bovendien verstaan: de echtgenoot of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zussen van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.

Artikel 799

Onverminderd artikel 429d, eerste lid, bevat een verzoekschrift de namen en, voor zover bekend, de voornamen en de woonplaats van de belanghebbenden, alsmede van anderen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn.

Artikel 800

  • 1 Tenzij de rechter aanstonds een beschikking geeft waarbij hij zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt aan de belanghebbenden, voor zover hun woonplaats bekend is, een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden toegezonden en worden de belanghebbenden opgeroepen voor de behandeling. Is de woonplaats niet bekend, dan wordt bij de oproeping het verzoek kort aangeduid.

  • 2 Voorts kan de rechter bevelen dat degenen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, worden opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.

  • 3 Een beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige kan alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.

Artikel 801

  • 1 In zaken van levensonderhoud wordt in de oproeping van de belanghebbenden een termijn vermeld, waarbinnen deze een verweerschrift kunnen indienen. Indien binnen die termijn geen verweerschrift wordt ingediend, kan, tenzij de artikelen 809 en 810 toepassing vinden, een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven.

  • 2 De oproeping van de belanghebbende gaat in deze zaken vergezeld van de mededeling dat de rechter kan bepalen dat de behandeling achterwege kan blijven, indien binnen de voor het indienen van een verweerschrift vastgestelde termijn geen verweerschrift wordt ingediend.

Artikel 802

Indien een verzoeker, een belanghebbende of een ander wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, en die moet worden ondervraagd, hier te lande verblijft, doch buiten staat is zich naar het gerechtsgebouw te begeven, kan de ondervraging op diens verblijfplaats geschieden.

Artikel 803a

De rechter kan in elke stand van de zaak aan iedere verzoeker en belanghebbende bevelen de gegevens en bewijsstukken te verstrekken waarvan hij de kennisneming nodig acht.

Artikel 809

  • 1 In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, beslist de rechter niet dan na de minderjarige van twaalf jaren of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken, tenzij het naar het oordeel van de rechter een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft. De rechter kan minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt, in de gelegenheid stellen hem hun mening kenbaar te maken op een door hem te bepalen wijze. Hetzelfde geldt in zaken betreffende het levensonderhoud van minderjarigen.

  • 2 In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap is de eerste volzin van het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onder curatele te stellen of gestelde persoon, ten aanzien van degene wiens goederen het betreft, alsmede ten aanzien van de persoon ten behoeve van wie mentorschap is verzocht of is ingesteld.

  • 3 Indien de gelegenheid waarop de minderjarige zijn mening kenbaar kan maken, niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, kan de rechter een beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige geven zonder toepassing van het eerste lid. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de minderjarige binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld zijn mening kenbaar te maken.

  • 4 Indien de minderjarige van de in het eerste en derde lid bedoelde gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, kan de rechter een nadere dag bepalen waarop hij voor hem gebracht zal worden. Verschijnt de minderjarige alsdan wederom niet, dan kan de zaak zonder hem worden behandeld.

Artikel 810

  • 1 De rechter kan in zaken betreffende minderjarigen, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht, het advies van de voogdijraad inwinnen. Hij kan de raad daartoe in elke stand van de zaak oproepen.

  • 2 De voogdijraad kan in deze zaken eigener beweging zijn mening schriftelijk aan de rechter kenbaar maken of ter terechtzitting verschijnen, indien de raad dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht.

  • 3 De voogdijraad ontvangt daartoe onverwijld een afschrift van het verzoekschrift en wordt tijdig van het tijdstip van de terechtzitting op de hoogte gesteld.

Artikel 811

  • 1 In zaken betreffende minderjarigen worden bij het recht op inzage en afschrift, bedoeld in artikel 429l, van door de voogdijraad of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden als belanghebbenden aangemerkt:

    • a. de verzoekers,

    • b. de ouders en voogden,

    • c. degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en

    • d. de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

  • 2 Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.

  • 3 Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

Artikel 812

Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen 253s, 262, 263, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zo nodig met behulp van de sterke arm.

Artikel 813

  • 2 De dienaar der openbare macht die door het openbaar ministerie is aangewezen om de medewerking te verlenen, dan wel medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de bevelen, gegeven door de officier van justitie ingevolge de artikelen 241, 272 en 332 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

  • 3 Wordt de toegang tot een woning hem door de bewoner geweigerd of door gesloten deuren belet, dan oefent hij deze bevoegdheid niet uit dan in tegenwoordigheid van de officier van justitie of van een zijner hulp-officieren van justitie.

  • 4 Daarvan wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat mede ondertekend wordt door de ambtenaar in wiens tegenwoordigheid de woning is binnengetreden.

Afdeling 2. Rechtspleging in scheidingszaken

§ 1. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed

Artikel 814

  • 1 Met betrekking tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en daarmee verband houdende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening of een nevenvoorziening, alsmede met betrekking tot de geldigheid en nietigheid van huwelijken, komt aan de rechter rechtsmacht toe, indien ten tijde van de indiening van het verzoekschrift:

    • a. beide echtgenoten Nederlander zijn en hier te lande woonplaats of gewone verblijfplaats hebben of, indien in het buitenland woonachtig of gewone verblijfplaats hebbend, binnen het Koninkrijk laatstelijk hier te lande woonplaats of gewone verblijfplaats hebben gehad, of

    • b. een van de echtgenoten sedert twaalf maanden of, indien hij Nederlander is, sedert zes maanden woonplaats of gewone verblijfplaats hier te lande heeft.

Artikel 815

  • 1 Onverminderd artikel 429d, eerste lid, vermeldt het verzoekschrift:

    • a. de naam, de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de echtgenoot die niet de verzoeker is;

    • b. voor zover bekend, de naam van diens raadsman;

    • c. de naam, de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen.

  • 2 Bij de indiening van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:

    • a. een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte;

    • b. bescheiden betreffende de gronden waarop de rechter ingevolge artikel 814 rechtsmacht heeft;

    • c. een afschrift of uittreksel van de akte van geboorte van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen;

    • d. de processtukken die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, bedoeld in de artikelen 822 en 823, indien deze zijn gevraagd;

    • e. indien het een verzoek tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed betreft, een authentiek afschrift van de rechterlijke uitspraak waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken.

  • 3 Indien de stukken, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

  • 4 Indien ten behoeve van minderjarige kinderen voorzieningen moeten worden getroffen, zendt de griffier onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de voogdijraad.

Artikel 816

  • 1 Betreft het een verzoek van een der echtgenoten, dan doet de rechter een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploot vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken.

  • 2 Het tijdstip dat in het exploot moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats hier te lande, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.

  • 3 Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.

  • 4 Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.

Artikel 817

  • 1 Betreft het een verzoek van een der echtgenoten, terwijl de andere echtgenoot op grond van een geestesstoornis verblijft in een ziekenhuis, verpleeghuis, verpleeginrichting of een psychiatrische inrichting, dan vermeldt het verzoekschrift het feit van dit verblijf.

  • 2 In een geval als bedoeld in het eerste lid voegt de rechter aan deze echtgenoot, indien deze nog geen advocaat heeft, een advocaat toe ten einde kosteloos rechtskundige bijstand te verlenen en bepaalt hij tevens een nieuwe termijn voor het indienen van een verweerschrift.

Artikel 818

  • 1 In afwijking van artikel 429f, eerste lid, kan een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven, indien er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken en er, indien het een verzoek van een der echtgenoten betreft, niet tijdig verweer is gevoerd.

  • 2 Op een eensluidend mondeling of schriftelijk verzoek van de echtgenoten wordt de behandeling niet aangevangen of voortgezet vóór het verstrijken van een door hen aangeduide termijn, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding.

  • 3 Indien tijdig een verweerschrift is ingediend dat een zelfstandig verzoek bevat, vangt de behandeling niet aan, voordat tegen dit verzoek een verweerschrift is ingediend, dan wel de daarvoor geldende termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4 De behandeling geschiedt, indien mogelijk, in één zitting.

Artikel 819

Betreft het een gemeenschappelijk verzoek, dan kan de rechter de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

Artikel 820

  • 1 In afwijking van artikel 429n, tweede lid, kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen, hoger beroep instellen binnen zes weken na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen zes weken nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk is bekendgemaakt.

  • 2 De openlijke bekendmaking geschiedt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant. Het uittreksel bevat de dagtekening van de beschikking en de aanduiding van de rechter die haar heeft gewezen, alsmede de naam, voornamen en woonplaats van ieder der echtgenoten.

  • 3 Indien een echtgenoot slechts hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een beslissing omtrent nevenvoorzieningen, kan de andere echtgenoot na het verstrijken van de voor het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel geldende termijn of na berusting geen beroep meer instellen tegen de uitspraak, voor zover daarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen.

§ 2. Voorlopige voorzieningen

Artikel 821

  • 1 In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan elke echtgenoot bij verzoekschrift voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823, vragen. Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest.

  • 2 De behandeling ter terechtzitting vangt niet later aan dan in de derde week, volgende op die waarin de voorziening is gevraagd.

  • 3 De rechter beslist zo spoedig mogelijk na de behandeling ter terechtzitting.

  • 4 De beschikking houdende voorlopige voorzieningen, gegeven vóórdat een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, verliest haar kracht, indien niet binnen vier weken na haar dagtekening een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan.

Artikel 822

  • 1 De rechter kan bij beschikking voor de duur van het geding:

    • a. bepalen dat een van de echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;

    • b. bevelen dat elke echtgenoot aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend, alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik door de kinderen;

    • c. bepalen aan welke echtgenoot ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen zal worden toevertrouwd, waarbij tevens, indien het kind niet reeds in de macht van die echtgenoot is, de afgifte van dat kind aan hem zal worden bevolen, en bovendien het bedrag bepalen dat de andere echtgenoot voor de verzorging en opvoeding van ieder van de kinderen moet betalen;

    • d. een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de echtgenoot aan wie het kind niet is of zal worden toevertrouwd, alsmede inzake het verschaffen van informatie over het kind aan dan wel de raadpleging van deze echtgenoot;

    • e. het bedrag bepalen dat de ene echtgenoot moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot.

  • 2 De voorzieningen vangen aan op de dag van de dagtekening der beschikking, tenzij de rechter een eerdere of latere aanvangsdag heeft vastgesteld.

Artikel 823

De rechter is bevoegd op verzoek van een echtgenoot of van de voogdijraad een kind onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 824

  • 1 Tegen de op grond van de artikelen 822 en 823 gegeven beschikkingen en tegen de beschikkingen tot wijziging of intrekking daarvan staan geen hogere voorzieningen open, behoudens cassatie in het belang der wet.

  • 2 Op een verzoek van de echtgenoten of van één van hen kunnen beschikkingen als bedoeld in de artikelen 822 en 823, door de rechter in eerste aanleg die of het Hof van Justitie dat de beschikking heeft gegeven, worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd, of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De rechter kan op verzoek van de voogdijraad of ambtshalve een voorziening als bedoeld in artikel 823, wijzigen of intrekken.

Artikel 825

Als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, bedoeld in artikel 429l, van de bescheiden die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, worden aangemerkt de echtgenoten, met dien verstande dat in zaken betreffende minderjarigen artikel 811 van toepassing is.

Artikel 826

  • 1 De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:

  • 2 De voorlopige voorzieningen verliezen eveneens hun kracht, zodra een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, alsmede zodra een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt afgewezen, in kracht van gewijsde gaat.

§ 3. Nevenvoorzieningen

Artikel 827

  • 1 Indien de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening:

    • a. een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot toekennen;

    • b. voorzieningen treffen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of de bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of vermogen;

    • c. voorzieningen treffen betreffende het gezag over, de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;

    • d. indien de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, artikel 165, eerste lid, of artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek toepassen;

    • e. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met d treffen, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.

  • 2 Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 809, eerste lid, 810, 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van artikel 429n, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voor zover deze tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de voogdijraad.

Titel 7. Enige bijzondere rechtsplegingen

Afdeling 1. Afschrift, uittreksel en inzage van akten en andere bewijsmiddelen

Artikel 838

  • 1 De griffiers en de andere bewaarders van openbare registers zijn verplicht om daarvan zonder rechterlijk bevel, tegen betaling van de kosten, afschrift of uittreksel af te leveren aan ieder die zulks verlangt, op straffe van schadevergoeding.

  • 2 Niettemin mag aan een persoon die niet partij in de zaak is geweest, uitgifte van het vonnis in een strafzaak niet geschieden zonder machtiging van de rechter die, of van de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie dat het vonnis geveld heeft; het verzoek daartoe mag alleen worden toegestaan op het bewijs dat de verzoeker daarbij belang heeft.

Artikel 839

  • 1 De notarissen of andere bewaarders van minuten of akten zijn verplicht om daarvan, tegen betaling van de kosten, afschrift uit te reiken aan zowel de onmiddellijk belanghebbende personen als hun erfgenamen of rechtverkrijgenden.

  • 2 In geval van weigering van de uitreiking als bedoeld in het eerste lid, is de rechter in eerste aanleg bevoegd hen daartoe te veroordelen, met schadevergoeding, indien daartoe gronden aanwezig zijn, en zelfs bij lijfsdwang.

Artikel 840

  • 1 Een geschil dat uit een weigering voortvloeit, wordt als een gewone vordering behandeld en de rechter is bevoegd om de tenuitvoerlegging van het vonnis bij voorraad te bevelen, niettegenstaande verzet of hoger beroep.

  • 2 Ten aanzien van de schadevergoeding echter staat de rechter dit laatste alleen toe tegen het stellen van voldoende zekerheid.

Artikel 841

De partij die zich een tweede of verdere grosse wil doen afgeven, dient daartoe een verzoekschrift in bij de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de bewaarder zijn woonplaats heeft. De rechter beveelt, zo nodig, aan de bewaarder om op een bepaalde dag en uur de afgifte te doen en aan de belanghebbende partijen om bij de afgifte tegenwoordig te zijn. Aan de voet van de tweede of verdere grosse wordt melding gemaakt van dat bevelschrift, alsmede de som waarvoor het stuk ten uitvoer kan worden gelegd, indien de schuldvordering gedeeltelijk is voldaan of afgestaan.

Artikel 843

Aan dezelfde partij mag een tweede of verdere uitgifte in executoriale vorm van een vonnis alleen gedaan worden krachtens een bevelschrift van de rechter in eerste aanleg die, of van de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie dat het gewezen heeft; hieromtrent moeten daarenboven de vormen die voorgeschreven zijn ter bekoming van tweede of verdere grossen van akten, in acht worden genomen.

Artikel 843a

  • 1 Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden of andere gegevensdragers aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.

  • 2 De rechter bepaalt, zo nodig, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.

  • 3 Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden of andere gegevensdragers uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.

  • 4 Degene die de bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

Artikel 843b

  • 1 Hij die een schriftelijk bewijsmiddel heeft verloren, kan van degene die de beschikking heeft over bescheiden of andere gegevensdragers die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden of andere gegevensdragers onder zijn berusting heeft, vorderen daarvan te zijnen behoeve, op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift, of uittreksel te verschaffen.

  • 2 De rechter bepaalt, zo nodig, de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.

  • 3 Degene die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden of andere gegevensdragers uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staat of onder zijn berusting zijn.

Afdeling 2. Gerechtelijke bewaring

Artikel 853

Behalve in de andere in de wet vermelde gevallen kan een zaak in gerechtelijke bewaring worden gesteld op een in kort geding gegeven bevel van de rechter in eerste aanleg.

Artikel 854

De rechter die de gerechtelijke bewaring van een bepaalde zaak beveelt, kan iedere daartoe geschikte persoon die bereid is deze benoeming te aanvaarden, als gerechtelijke bewaarder van die zaak aanwijzen. Hetzelfde geldt voor de deurwaarder die gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een zaak in bewaring te geven krachtens artikel 446, en die ter plaatse geen voor zodanige zaken aangewezen gerechtelijke bewaarder tegen een redelijk loon tot de bewaring bereid vindt.

Artikel 855

  • 1 Degene die gerechtelijke bewaring verlangt van een roerende zaak die geen registergoed is, geeft bij de inbewaringgeving aan de bewaarder de wettelijke bepaling of het rechterlijk bevel op uit hoofde waarvan de bewaring zal geschieden. De bewaarder geeft hem een ontvangstbewijs waarop deze bepaling of dit bevel is vermeld.

  • 2 Degene die de zaak in bewaring heeft gegeven, is verplicht hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling te doen aan degenen tegen wie de bewaring zich richt, en daarbij op te geven op welke grond de inbewaringstelling geschiedt.

Artikel 856

  • 1 De gerechtelijke bewaring van een zaak geschiedt op de voorwaarden die door de bewaarder gewoonlijk voor zaken van dezelfde soort worden overeengekomen, of, bij gebreke daarvan, volgens de regels die krachtens het Burgerlijk Wetboek op de overeenkomst van toepassing zijn, telkens tenzij de rechter die de gerechtelijke bewaring beveelt, anders bepaalt.

  • 2 De inbewaringstelling kan aldus geschieden dat de bewaarder de zaak mag afgeven aan degene tegen wie de bewaring zich richt, mits deze tevoren aan zijn verplichtingen jegens de bewaargever heeft voldaan. Van een zodanig beding wordt melding gemaakt in de mededeling, bedoeld in artikel 855, tweede lid.

  • 3 De rechter in eerste aanleg kan op verzoek van de bewaarder of een belanghebbende de voorwaarden vaststellen of wijzigen of een gerechtelijke bewaarder aanwijzen die de gerechtelijke bewaring van de oorspronkelijke zal overnemen. De indiening van het verzoekschrift kan ook door de deurwaarder geschieden, voor zover de bewaring haar grond vindt in een beslag.

Artikel 857

  • 1 De kosten van de bewaring worden aan de bewaarder voldaan door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt, onverminderd de rechten van hemzelf tegen degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn.

  • 2 De bewaarder heeft voor al hetgeen hem ter zake van de bewaring toekomt een retentierecht op de in bewaring gestelde zaken, dat hij kan uitoefenen tegen ieder die recht op afgifte van die zaken heeft.

Artikel 858

  • 1 Wanneer de kosten van de bewaring niet op tijd aan de bewaarder worden voldaan, kan deze op een door de rechter in eerste aanleg op zijn verzoek te bepalen wijze het in bewaring gestelde verkopen; de opbrengst treedt voor het in bewaring gestelde in de plaats en wordt, na aftrek van de kosten van bewaring en van de verkoop, ten behoeve van belanghebbenden in de consignatiekas gestort.

  • 2 Indien de bewaring haar grond vindt in een beslag, wijst de rechter in eerste aanleg het verzoek niet toe, dan nadat de beslagene is opgeroepen om te worden gehoord.

  • 3 Tegen een toewijzende beschikking staat geen hogere voorziening open.

  • 4 Van dit artikel kan niet bij de overeenkomst van bewaargeving worden afgeweken, tenzij de rechter krachtens artikel 856 anders bepaalt.

Artikel 859

Indien degene die de zaak in bewaring heeft doen geven, in verband daarmee ten aanzien van de zaak een verzekering heeft gesloten, kan hij de door hem betaalde premies en kosten op dezelfde voet als de kosten van de bewaring terugvorderen van degenen die jegens hem voor die kosten aansprakelijk zijn, tenzij het niet redelijk was om de verzekering te sluiten.

Artikel 860

  • 1 Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de rechter in eerste aanleg die de bewaring heeft bevolen of in wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden. De rechter in eerste aanleg bepaalt, desverlangd, aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.

  • 2 Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg. De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene.

  • 3 Opheffing van de bewaring doet niet af aan de rechten van de bewaarder tot het tijdstip van de afgifte.

Artikel 861

  • 1 In geval van een gerechtelijke bewaring die haar grond vindt in een beslag tot verhaal van een geldvordering, geeft de bewaarder het in bewaring gestelde op verzoek van de deurwaarder die met de executoriale verkoop is belast, tijdig aan deze af.

  • 2 Is een zaak in bewaring gesteld in afwachting van de beslissing wie op afgifte daarvan recht heeft, dan geeft de bewaarder haar af aan degene aan wie zij krachtens een in kracht van gewijsde gegane of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing toekomt.

Afdeling 3. Rechterlijke bevelen tot betaling

Artikel 862

  • 1 Degene die een opeisbare geldsom, waarvan de hoofdsom een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven gaat, te vorderen heeft, kan de rechter in eerste aanleg de uitvaardiging van een rechterlijk bevel tot betaling verzoeken.

  • 2 Zodanig verzoek kan slechts één schuldenaar betreffen, dan wel een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap.

  • 3 Het verzoek kan alleen geschieden ten aanzien van een schuldenaar die een bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft. Geldt het verzoek een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, dan moet hetzij ten minste een van de vennoten of een van de beherende vennoten een bekende woon- of verblijfplaats hier te lande hebben, hetzij het kantoor van de vennootschap hier te lande gevestigd zijn.

Artikel 863

  • 1 De schuldeiser dient het verzoekschrift tot uitvaardiging van het rechterlijk bevel tot betaling, onder gelijktijdige overlegging van drie afschriften, in ter griffie van het gerecht in eerste aanleg in het rechtsgebied waarin de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats heeft, dan wel in het geval, bedoeld in artikel 862, derde lid, tweede volzin, ter griffie van het gerecht in eerste aanleg in het rechtsgebied waarin de vennoot zijn woon- of verblijfplaats heeft of het kantoor van de vennootschap is gevestigd.

  • 2 Het verzoekschrift moet door de schuldeiser of, met inachtneming van artikel 111, tweede lid, zijn gemachtigde, zijn ondertekend en houdt in:

    • a. de naam, de voornamen en de woonplaats van de schuldeiser en, indien het verzoek door een gemachtigde wordt gedaan, de naam, de voornamen en de woonplaats van de gemachtigde;

    • b. de door de schuldeiser hier te lande gekozen woonplaats, indien hij daar niet een woonplaats heeft;

    • c. de keuze van woonplaats waar de rechter zitting houdt, indien de eiser of diens gemachtigde niet aldaar woonachtig is;

    • d. de naam, de voornamen en de woonplaats van de schuldenaar;

    • e. de gronden waarop de vordering berust;

    • f. het bedrag der vordering en dat van de rente, voor zover hierop aanspraak wordt gemaakt.

  • 3 Verzoekschriften die niet aan de in het eerste en tweede lid gestelde vereisten voldoen, worden aan de schuldeiser of diens gemachtigde met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen ter verbetering of aanvulling teruggezonden en in afwachting daarvan niet aangetekend in het register, bedoeld in artikel 874.

  • 4 Op verzoekschriften die de rechter reeds aanstonds onrechtmatig of ongegrond voorkomen, beschikt de rechter afwijzend. De griffier doet van de afwijzing mededeling aan de schuldeiser. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open.

Artikel 864

  • 1 De griffier vergelijkt de overgelegde afschriften met het oorspronkelijke verzoekschrift en waarmerkt ze voor gelijkluidend.

  • 2 Het oorspronkelijke verzoekschrift blijft ter griffie berusten.

  • 3 De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de schuldenaar. Daarbij voegt hij een kennisgeving, vermeldende de tijd waarbinnen, en de wijze waarop de schuldenaar kan antwoorden, alsmede de rechtsgevolgen, door artikel 866, eerste lid, aan het niet-antwoorden verbonden.

  • 4 De griffier tekent op het verzoekschrift en de drie afschriften de dag der verzending aan.

Artikel 865

  • 1 Indien de schuldenaar tegenspraak wenst te voeren, dient hij een schriftelijk antwoord in binnen drie weken na de dag der verzending van het afschrift van het verzoekschrift, onder gelijktijdige overlegging van een afschrift van zijn antwoord. De rechter kan deze termijn op verzoek van een der partijen of ambtshalve verlengen.

  • 2 De griffier zendt onverwijld het afschrift van het schriftelijke antwoord aan de schuldeiser, nadat hij het met het oorspronkelijke antwoord heeft vergeleken en het voor gelijkluidend heeft gewaarmerkt. Het oorspronkelijke antwoord blijft ter griffie berusten.

Artikel 866

  • 1 Indien de schuldenaar niet binnen de gestelde termijn antwoordt en de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, vaardigt de rechter, tenzij het verzoek hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt en hij om die reden afwijzend beschikt, een rechterlijk bevel tot betaling uit.

  • 2 Tegen een krachtens het eerste lid gegeven beslissing staat, behoudens verzet van de schuldenaar tegen het rechterlijk bevel tot betaling, geen hogere voorziening open.

  • 3 De rechter die het rechterlijk bevel tot betaling heeft uitgevaardigd, neemt van het verzet kennis. Het verzoekschrift tot uitvaardiging van het rechterlijk bevel tot betaling geldt als het verzoekschrift, bedoeld in artikel 110.

Artikel 867

  • 1 Indien de schuldenaar binnen de gestelde termijn antwoordt en uit zijn antwoord blijkt dat hij geen tegenspraak wenst te voeren, vaardigt de rechter, tenzij het verzoek hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt en hij om die reden afwijzend beschikt, een rechterlijk bevel tot betaling uit. Indien uit het antwoord blijkt dat de schuldenaar slechts voor een gedeelte tegenspraak wenst te voeren, kan de rechter voor het overige gedeelte een rechterlijk bevel tot betaling uitvaardigen.

  • 2 Tegen een krachtens het eerste lid gegeven beslissing staat, behoudens verzet van de schuldenaar tegen het rechterlijk bevel tot betaling, geen hogere voorziening open. Artikel 866, derde lid, is van toepassing.

  • 3 De rechter kan voorzieningen bevelen ter verzekering van de voldoening der proceskosten voor het geval dat de schuldeiser met betrekking tot het gedeelte van de gevorderde geldsom waarover nog niet is beslist, in het ongelijk wordt gesteld.

Artikel 868

  • 1 Het rechterlijk bevel tot betaling heeft de kracht van een verstekvonnis. Wat de tenuitvoerlegging betreft, staat de in executoriale vorm opgemaakte expeditie van het bevel gelijk met de grosse van een vonnis.

  • 2 De rechter kan de voorlopige tenuitvoerlegging van het rechterlijk bevel tot betaling met of zonder zekerheidstelling gelasten.

Artikel 869

  • 1 Zolang de rechter nog geen rechterlijk bevel tot betaling heeft uitgevaardigd, kan de schuldeiser te allen tijde bij schriftelijke mededeling ter griffie, onder gelijktijdige overlegging van drie afschriften, het bedrag van zijn vordering verminderen of zijn verzoekschrift intrekken.

  • 2 De griffier geeft van de vermindering van het bedrag der vordering of van de intrekking van het verzoekschrift onverwijld aan de schuldenaar kennis door toezending van een afschrift van de schriftelijke mededeling.

Artikel 870

  • 1 Het rechterlijk bevel tot betaling houdt in:

    • a. de naam, de voornamen, de woonplaats van de schuldeiser en, indien deze niet hier te lande woonplaats heeft, diens gekozen woonplaats, alsmede de gekozen woonplaats waar de rechter zitting houdt;

    • b. de naam, de voornamen en de woonplaats van de schuldenaar;

    • c. het bedrag der vordering, alsmede een summiere opgave van de gronden waarop deze berust;

    • d. het bevel tot voldoening van hetgeen aan hoofdsom, rente en kosten is toegewezen;

    • e. de vermelding dat het rechterlijk bevel tot betaling aan verzet is onderworpen;

    • f. het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging, indien dit gegeven is.

  • 2 De griffier tekent op het oorspronkelijke verzoekschrift de uitgifte van het rechterlijk bevel tot betaling aan en zendt een in executoriale vorm opgemaakte expeditie van het bevel onverwijld aan de schuldeiser. De griffier zendt bij gewone brief een afschrift aan de schuldenaar.

Artikel 871

  • 1 Indien de schuldenaar binnen de gestelde termijn antwoordt en uit zijn antwoord blijkt dat hij tegenspraak wenst te voeren, en indien voorts de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, verwijst de rechter, tenzij het verzoek hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt en hij om die reden afwijzend beschikt, de zaak, behoudens voor het gedeelte waarover reeds beslist is ingevolge artikel 867, eerste lid, tweede volzin, op een termijn van ten minste acht dagen naar een gewone terechtzitting van zijn gerecht. Tegen de in dit lid bedoelde beschikkingen staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Het verzoekschrift tot uitvaardiging van het rechterlijk bevel tot betaling geldt als het verzoekschrift, bedoeld in artikel 110.

  • 4 De schuldenaar is bij het door hem te voeren verweer niet gebonden aan de inhoud van zijn antwoord, onverminderd de bevoegdheid van de rechter om daaraan bewijs tegen hem te ontlenen.

Artikel 872

  • 1 Indien de schuldeiser op de bepaalde terechtzitting niet verschijnt, wordt hij geacht zijn vordering te hebben ingetrokken en wordt hij in de kosten van de wederpartij veroordeeld.

  • 2 Indien de schuldenaar op de bepaalde terechtzitting niet verschijnt, wordt uitspraak gedaan bij een vonnis, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. De rechter slaat acht op het verweer dat in het antwoord van de schuldenaar is vervat.

Artikel 873

  • 1 De griffier zendt, voor zover niet anders is bepaald, onverwijld een afschrift van de door de rechter gegeven beschikkingen aan elke partij.

  • 2 De griffier verzendt, voor zover niet anders is bepaald, alle voor de schuldeiser of schuldenaar bestemde stukken bij aangetekende brief, waarvoor een bericht van ontvangst wordt verlangd. Bereikt een stuk de geadresseerde niet, dan heeft het geen rechtsgevolg.

  • 3 Het stuk wordt geacht de geadresseerde te hebben bereikt, indien hij heeft geweigerd het in ontvangst te nemen, dan wel indien hij heeft nagelaten een voor hem bestemd stuk binnen de door de dienst der posterijen gestelde termijn ten postkantore in ontvangst te nemen. De griffier verzendt het stuk alsdan bij gewone brief.

Artikel 874

Van de ingediende verzoeken tot uitvaardiging van een rechterlijk bevel tot betaling en van de daarop gegeven beslissingen houdt de griffier in een afzonderlijk register aantekening.

Artikel 875

De in deze afdeling bedoelde verzoekschriften, stukken en bescheiden zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.

Afdeling 4. Toelating om kosteloos te procederen

Artikel 876

  • 1 De rechter bij wie een rechtsgeding of geschil moet worden aangevangen of hangende is, is bevoegd om aan personen die daarin als eiser of verweerder willen optreden of optreden, en die van hun onvermogen om proceskosten te dragen doen blijken, toelating te verlenen om kosteloos te procederen.

  • 2 Arme en onvermogende vreemdelingen die geen ingezetenen zijn hier te lande, alsmede vreemde armendirecties of kerkbesturen zijn hiervan uitgesloten, tenzij bij verdrag anders is overeengekomen.

Artikel 877

  • 1 Indien de eiser verlangt kosteloos te procederen, doet hij daartoe het verzoek in het verzoekschrift of bij zijn mondelinge voordracht.

  • 2 Indien de verweerder dergelijke toelating verlangt, vraagt hij haar aan bij zijn schriftelijk antwoord, indien hij zodanig stuk indient, en anders ter terechtzitting vóór of bij zijn mondeling antwoord.

Artikel 878

  • 1 Het verzoekschrift of het schriftelijk antwoord mag op ongezegeld papier worden gesteld.

  • 2 De verzoeker legt aan de rechter over een bewijs van zijn onvermogen om de proceskosten te betalen, afgegeven door een van de ambtenaren, daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Artikel 879

Tenzij de rechter reeds bij voorraad bevindt dat de voorgenomen vordering of verdediging klaarblijkelijk van alle grond is ontbloot, onderzoekt hij of genoegzaam blijkt van het onvermogen van de verzoeker om de proceskosten te betalen; hij staat in dat geval het verzoek toe.

Artikel 880

  • 1 Indien de verkrijger van de toelating in eerste aanleg in het ongelijk is gesteld, moet hij, om ook in hoger beroep kosteloos te kunnen procederen, daartoe tevoren de toelating van de hogere rechter hebben bekomen op de wijze als voor de eerste aanleg is voorgeschreven.

  • 2 Indien hij echter in eerste aanleg in het gelijk is gesteld, behoeft hij die nadere toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen niet.

Artikel 881

De toelating om kosteloos te procederen, al de akten die daaraan zijn voorafgegaan, alsmede de bij het verzoek overgelegde stukken zijn vrij van zegel.

Artikel 882

Het gevolg van de verleende toelating om kosteloos te procederen is dat de gerechtelijke akten van de zijde van de verkrijger vrij van zegel zijn en kosteloos worden geregistreerd, alsmede dat aan hem het salaris van deurwaarders aan zijn zijde gevallen, niet in rekening mag worden gebracht.

Artikel 883

Indien de wederpartij van de verkrijger van de toelating in het ongelijk gesteld en vervolgens in de kosten verwezen wordt, mogen de salarissen van deurwaarders op haar worden verhaald, alsof er niet kosteloos zou zijn geprocedeerd.

Artikel 884

Indien daarentegen de verkrijger van de toelating bij eindvonnis in het ongelijk gesteld en in de kosten verwezen wordt, staat het de wederpartij vrij om op hem de kosten, van haar zijde gevallen, zo mogelijk, te verhalen.

Artikel 885

  • 1 Indien in het algemeen een behoeftige als in deze titel bedoeld, buiten eigenlijk rechtsgeding, enige rechterlijke machtiging, goedkeuring of andere rechterlijke beschikking op eenvoudige verzoekschriften of andere aanvragen nodig heeft, is hij bevoegd om zijn daartoe strekkende verzoekschrift, vergezeld van het bewijs van onvermogen, bedoeld in artikel 878, op ongezegeld papier in te dienen; de beschikking daarop is vrij van zegel en wordt vrij van alle andere kosten aan hem uitgereikt.

  • 2 De rechter is verder bevoegd om aan behoeftigen toelating te verlenen tot het kosteloos ten uitvoer leggen van rechterlijke beschikkingen en tot het executeren van grossen.

  • 3 Indien enige rechterlijke beschikking wordt verzocht met betrekking tot een arbeidsovereenkomst, kan het daartoe strekkende verzoekschrift op ongezegeld papier ingediend worden en zal de beschikking vrij zijn van zegel, kosteloos worden geregistreerd en vrij van alle kosten worden uitgereikt.

Artikel 886

Armeninrichtingen, besturen van gods- en gasthuizen, benevens de kerkbesturen der verschillende godsdienstige gezindheden hier te lande, zijn bevoegd om op gelijke wijze en met gelijk gevolg als in deze titel ten aanzien van onvermogenden is bepaald, kosteloze toelating te vragen en te verkrijgen; zij zijn echter niet verplicht om een bewijs van onvermogen over te leggen.

Artikel 887

Tegen de beslissingen van het Hof en van de rechter in eerste aanleg aangaande de toelating om kosteloos te procederen, staat geen hogere voorziening open.

Titel 9. De formaliteiten, vereist voor de tenuitvoerlegging van in vreemde Staten totstandgekomen executoriale titels

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 985

Indien een beslissing, gegeven door de rechter van een vreemde Staat, hier te lande uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens de wet, wordt zij niet ten uitvoer gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. De zaak zelf wordt niet aan een nieuw onderzoek onderworpen. Tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof zijn bevoegd de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft en die in wiens rechtsgebied de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

Artikel 986

  • 1 Het verlof tot tenuitvoerlegging wordt gevraagd bij verzoekschrift. Het verzoekschrift houdt in de keuze van een woonplaats binnen het rechtsgebied van de rechter in eerste aanleg.

  • 2 Bij het verzoekschrift wordt een authentiek afschrift van de beslissing overgelegd, benevens de stukken waardoor kan worden vastgesteld dat zij uitvoerbaar is in het land waar zij is gewezen.

  • 3 De rechter in eerste aanleg kan legalisatie van het afschrift van de beslissing en van de overige in het tweede lid bedoelde stukken verlangen. Hij kan tevens eisen dat de beslissing en de overige overgelegde stukken worden vertaald in het Nederlands, en dat deze vertaling voor eensluidend wordt verklaard hetzij door een hier te lande toegelaten beëdigde vertaler, hetzij door een beëdigde vertaler, toegelaten in het land waar de beslissing is gegeven, hetzij door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van bedoeld land hier te lande.

  • 4 Bij ongenoegzaamheid van de overgelegde stukken wordt de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven.

Artikel 987

  • 1 De rechter in eerste aanleg geeft zijn beschikking met bekwame spoed, doch niet dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping, van de partijen tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

  • 2 De rechter bepaalt dag en uur voor het verhoor, alsmede de bij de oproepingen in acht te nemen termijn.

  • 3 De oproepingen geschieden vanwege de verzoeker bij deurwaardersexploot. De verzoeker legt de bewijzen van oproeping vóór of bij het verhoor aan de rechter over.

  • 4 De rechter kan, indien een opgeroepene niet verschijnt, zijn nadere oproeping bevelen. Hetzelfde geldt, indien een partij ten onrechte niet is opgeroepen.

  • 5 Na afloop van het verhoor deelt de rechter mee wanneer de uitspraak zal plaatsvinden.

Artikel 988

  • 1 De beschikking van de rechter in eerste aanleg is met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 2 De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad zonder zekerheidstelling, voor zover de rechter niet anders beslist.

Artikel 989

  • 1 De beschikking van de rechter in eerste aanleg is niet vatbaar voor verzet.

  • 2 Partijen kunnen tegen de beschikking hoger beroep instellen bij het Hof van Justitie binnen een maand na de dag van de uitspraak.

  • 3 In geval van hoger beroep vinden de artikelen 986 tot en met 988 en 989, eerste lid, overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ook de oorspronkelijke verzoeker wordt verhoord, althans behoorlijk opgeroepen.

Artikel 990

Partijen kunnen tegen de beschikking van het Hof van Justitie beroep in cassatie instellen binnen een maand na de dag waarop zij is gegeven. De artikelen 988, eerste lid, en 989, eerste lid, vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 992

Deze titel is slechts van toepassing, voor zover een verdrag of een bijzondere wet geen afwijkende voorzieningen inhoudt.

Afdeling 2. Bijzondere bepalingen

Artikel 993

  • 1 Afdeling 1 is van overeenkomstige toepassing, indien een in een vreemde Staat verleden authentieke akte hier te lande uitvoerbaar is krachtens verdrag of wet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat onder dit artikel tevens zullen vallen niet eerder in deze titel bedoelde, in vreemde Staten totstandgekomen executoriale titels die krachtens verdrag of wet hier te lande uitvoerbaar zijn.

Artikel 994

Deze titel is niet van toepassing op uitspraken van internationale organen.

Titel 14. Arbitrage

Artikel 1020

  • 1 Op een arbitrage is van toepassing de UNCITRAL Model Law on International Commercial Arbitration, hierna te noemen de Model Law, zoals laatstelijk vastgesteld door de United Nations Commission on International Trade Law, en zulks in de Engelstalige tekst daarvan.

  • 2 De autoriteit bedoeld in artikel 6 van de Model Law is het gerecht in eerste aanleg. Titel 10 van Boek 1 is van toepassing.

Artikel 1021

  • 1 De arbiters kunnen, onder aanhouding van de zaak, partijen opdragen hun geschil voor te leggen aan een conflictbemiddelaar.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van deze bemiddeling.