In tabel 1 is de afstand opgenomen ten opzichte van kunstwerken, vaste objecten, situaties
en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingsvergunning voor schelpenwinning of andere
ontgrondingen wordt verleend.
Tabel 1. Afstanden tot de kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden
waarbinnen geen ontgrondingsvergunning wordt verleend.
Type kunstwerk of object
|
Locatie rijkswater
|
Waterkeringen
|
Noordzee
|
IJsselmeergebied
|
Waddenzee
|
Rivieren, kanalen en havens
|
Grote Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren
|
Primaire waterkeringen (afstand tot de teen van dijk)
|
100 m 1
|
Zie voetnoot 2 2
|
500 m
|
Per geval bepaald
|
100 m
|
Secundaire waterkeringen en Limburgse kaden (afstand tot de teen van dijk)
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Per geval bepaald
|
n.v.t.
|
Natuur en milieu
|
|
|
|
|
|
Werp-, rust- en zooggebieden van zeehonden
|
1200 m
|
n.v.t.
|
1500 m
|
n.v.t.
|
1200 m
|
Vogelconcentraties
|
500 m
|
Per geval bepaald
|
500 m
|
Per geval bepaald
|
Per geval bepaald
|
Natuurlijke schelpdierbanken
|
100 m
|
n.v.t.
|
100 m
|
n.v.t.
|
100 m
|
Binnen een zone van 500 m gemeten vanuit de afgebakende mossel-percelen
|
|
|
500 m
|
|
|
Binnen een zone van 1000 m vanuit de 500 m gemeten vanuit de afgebakende mosselzaad-invang-installaties,
en voorts binnen een zone van 1000 m
|
|
|
1000 m
|
|
|
Archeologie en cultuurhistorie
|
|
|
|
|
|
Wettelijk beschermde monumenten van archeologische vondsten, locaties met melding
van archeologische vondsten en wrakken
|
100 m
|
100 m 3
|
100 m
|
100 m
|
100 m
|
Overige objecten
|
|
|
|
|
|
Olie- en gasleidingen in de bodem van het betreffende rijkswater
|
500 m 4
|
Per geval bepaald
|
500 m
|
100 m
|
500 m
|
In gebruik zijnde telecommuni-catiekabels in de bodem van of boven het betreffende
rijkswater
|
500 m 5
|
Per geval bepaald
|
500 m
|
100 m
|
500 m
|
Door ontgronding ontstaan water
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Per geval bepaald
|
n.v.t.
|
Overige vaste objecten van het Rijk of van derden
|
500 m 6
|
Per geval bepaald
|
500 m
|
Per geval bepaald
|
500 m
|
1Afstanden gelden voor ontgrondingen tot een diepte van maximaal 2 meter beneden de
zeebodem. Voor diepere ontgrondingen kunnen grotere afstanden gelden tot de kabels,
leidingen, kunstwerken en vaste objecten waarbinnen geen ontgrondingen mogen plaatsvinden.
Deze afstanden worden per specifiek geval bepaald en in de vergunningsvoorschriften
opgenomen.
2 Ontgrondingsvergunningen in het IJsselmeergebied worden tevens niet verleend indien
de ontgronding dieper gaat dan de denkbeeldige taludlijn met een helling van 1:10,
lopend vanaf de teen van de dijk schuin omlaag, dan wel lopend vanaf het archeologische
monument, de archeologische vondst of het wrak schuin omlaag. Indien voor de betreffende
dijk een buitendijkse beschermingszone (zoals gedefinieerd door de beheerder van de
waterkering) voor ontgronden van toepassing is loopt de taludlijn vanaf de buitenste
begrenzing van deze beschermingszone omlaag.
3 Ontgrondingsvergunningen in het IJsselmeergebied worden tevens niet verleend indien
de ontgronding dieper gaat dan de denkbeeldige taludlijn met een helling van 1:10,
lopend vanaf de teen van de dijk schuin omlaag, dan wel lopend vanaf het archeologische
monument, de archeologische vondst of het wrak schuin omlaag. Indien voor de betreffende
dijk een buitendijkse beschermingszone (zoals gedefinieerd door de beheerder van de
waterkering) voor ontgronden van toepassing is loopt de taludlijn vanaf de buitenste
begrenzing van deze beschermingszone omlaag.
4 Afstanden gelden voor ontgrondingen tot een diepte van maximaal 2 meter beneden de
zeebodem. Voor diepere ontgrondingen kunnen grotere afstanden gelden tot de kabels,
leidingen, kunstwerken en vaste objecten waarbinnen geen ontgrondingen mogen plaatsvinden.
Deze afstanden worden per specifiek geval bepaald en in de vergunningsvoorschriften
opgenomen.
5 Afstanden gelden voor ontgrondingen tot een diepte van maximaal 2 meter beneden de
zeebodem. Voor diepere ontgrondingen kunnen grotere afstanden gelden tot de kabels,
leidingen, kunstwerken en vaste objecten waarbinnen geen ontgrondingen mogen plaatsvinden.
Deze afstanden worden per specifiek geval bepaald en in de vergunningsvoorschriften
opgenomen.
6 Afstanden gelden voor ontgrondingen tot een diepte van maximaal 2 meter beneden de
zeebodem. Voor diepere ontgrondingen kunnen grotere afstanden gelden tot de kabels,
leidingen, kunstwerken en vaste objecten waarbinnen geen ontgrondingen mogen plaatsvinden.
Deze afstanden worden per specifiek geval bepaald en in de vergunningsvoorschriften
opgenomen.