Wet sociale kanstrajecten jongeren BES

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012.
Geldend van 17-02-2011 t/m 31-07-2015

Wet sociale kanstrajecten jongeren BES

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    deelnemer: de jongere die aan het voor hem vastgesteld sociaal kanstraject deelneemt;

    deelnemersregister: het register, bedoeld in artikel 6, eerste lid, waarin de deelnemers staan ingeschreven;

    inspecteur: de inspecteur van het onderwijs, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;.

    jongere: een ingezetene van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, maar nog niet de leeftijd van 25 jaar;

    kanstrajecttoelage: een toelage als bedoeld in artikel 11, eerste lid.

    Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    persoonsbestand: de gegevens met betrekking tot een jongere, zoals opgenomen in het deelnemersregister;

    projectbureau: het bureau, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    raamplan sociale kanstrajecten: een plan als bedoeld in artikel 8;

    sociaal kanstraject: een sociaal kanstraject als bedoeld in artikel 9;

    startkwalificatie WSKJ: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

    uitvoeringsinstantie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die wordt bekostigd voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    voortijdige schoolverlater WSKJ: degene die

    • a. het onderwijs aan de school waaraan hij is ingeschreven gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of

    • b. niet meer aan een school is ingeschreven en evenmin is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

  • 2 Onder voortijdige schoolverlater wordt niet verstaan degene die beschikt over een startkwalificatie WSKJ.

Artikel 2. Doelgroep sociaal kanstraject

Voor sociale kanstrajecten komen in aanmerking jongeren die:

Artikel 3. Uitnodiging

  • 2 Het projectbureau nodigt de voortijdig schoolverlater WSKJ uit voor een educatieve intake.

  • 3 Onverminderd het eerste lid kan een jongere zich aanmelden voor een educatieve intake. De jongere die zich aanmeldt werkt mee aan een educatieve intake.

Artikel 4. Educatieve intake; inschrijving; overeenkomst

  • 1 De educatieve intake heeft tot doel te onderzoeken of de jongere in aanmerking komt voor een sociaal kanstraject en, indien dit het geval is, over welke kennis en vaardigheden de jongere beschikt.

  • 2 Op basis van de kennis en vaardigheden wordt de jongere door de uitvoeringsinstantie een passend sociaal kanstraject aangeboden, dat zo mogelijk leidt tot instroom in het regulier onderwijs.

  • 3 De jongere die zich inschrijft voor het sociale kanstraject dat hem op basis van de educatieve intake wordt aangeboden legt bij zijn inschrijving zijn persoonsgegevens over.

  • 4 De jongere en de uitvoeringsinstantie sluiten bij inschrijving een overeenkomst waarin afspraken worden neergelegd over de inhoud van zijn sociale kanstraject en de deelname van de jongere daaraan.

Artikel 5. Projectbureau en uitvoeringsinstantie

  • 1 Elk openbaar lichaam houdt een projectbureau in stand dat tot taak heeft:

    • a. het uitvoeren van de educatieve intake,

    • b. het beheren van het deelnemersregister,

    • c. het nemen van een beschikking op een aanvraag voor een kanstrajecttoelage als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a en b, en

    • d. het houden van toezicht op de uitvoeringsinstantie.

  • 2 Elk openbaar lichaam bekostigt een uitvoeringsinstantie die tot taak heeft:

    • a. het vaststellen van het sociale kanstraject dat een jongere op basis van de educatieve intake wordt aangeboden,

    • b. het opstellen van een raamplan sociale kanstrajecten, en

    • c. het binnen het raam van de door de eilandsraad ter beschikking gestelde middelen uitvoeren of doen uitvoeren van een genoegzaam aanbod van sociale kanstrajecten en de daarmee samenhangende begeleiding.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Deelnemersregister

  • 1 Het projectbureau houdt een deelnemersregister bij met het oog op het begeleiden van de jongeren.

  • 2 In het deelnemersregister worden uitsluitend vermeld:

    • a. de ingevolge artikel 4, derde lid, overgelegde persoonsgegevens,

    • b. de afspraken die ingevolge artikel 4, vierde lid, bij de intake zijn gemaakt,

    • c. de van het sociale kanstraject deel uitmakende modules die de jongere volgt en de wijzigingen daarin,

    • d. de door de deelnemer met succes afgeronde modules,

    • e. het behalen van het in artikel 10 bedoelde certificaat of diploma, en

    • f. de doorverwijzing naar onderwijs of arbeidsmarkt.

  • 3 Elke jongere die een sociaal kanstraject volgt, wordt ingeschreven in het deelnemersregister.

Artikel 7. Gebruik register

De in het deelnemersregister opgenomen gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de uitvoering en handhaving van deze wet en zijn als zodanig uitsluitend toegankelijk voor de uitvoeringsinstantie en de in artikel 20 bedoelde toezichthouders, voor zover deze gegevens redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak.

Artikel 8. Raamplan sociale kanstrajecten

  • 1 De uitvoeringsinstantie stelt een raamplan sociale kanstrajecten op, dat ten minste omvat:

    • a. de vormings- en scholingsdoelen en de bijbehorende begin- en eindtermen;

    • b. de modules en deelmodules;

    • c. de inhoud, duur, de mogelijke kanstrajecten en praktijkonderdelen;

    • d. de momenten en de wijze waarop de toetsen worden afgenomen;

    • e. de termijn waarbinnen de resultaten van de toetsen bekend worden gemaakt aan de jongere;

    • f. de instructietaal;

    • g. de kwalificatie van de docenten, trajectbegeleiders en praktijkbegeleiders;

    • h. de aard en intensiteit van de begeleiding van de jongere in de verschillende kanstrajecten;

    • i. de wijze waarop het bedrijfsleven betrokken is bij de inhoud van kanstrajecten in de vorm van leerwerktrajecten en bijdraagt met stage- of praktijkplaatsen;

    • j. de periode gedurende welke het raamplan sociale kanstrajecten van kracht is;

    • k. een begroting van geraamde inkomsten en uitgaven, waarin ten minste worden opgenomen het aantal deelnemers, de aan hen te verstrekken kanstrajecttoelage en de zorg die bij het expertisecentrum onderwijszorg, bedoeld in artikel 3.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, wordt ingekocht.

  • 2 Het bestuurscollege stelt het raamplan sociale kanstrajecten vast binnen 60 dagen nadat het uitvoeringsinstantie dat aan hem heeft voorgelegd.

Artikel 9. Sociaal kanstraject

  • 1 Op grond van de resultaten van de educatieve intake, bedoeld in artikel 4, stelt de uitvoeringsinstantie een op zijn individuele situatie afgestemd sociaal kanstraject voor de jongere vast.

  • 2 Het kanstraject bestaat uit een of meerdere modulen die samengesteld zijn met het oog op:

    • a. de persoonlijke ontplooiing;

    • b. het leggen van een brede basis van algemene kennis en algemene en sociale vaardigheden;

    • c. het leggen van een basis voor de bereidheid tot voortdurende persoonlijke ontwikkeling en uitbreiding van beroepsvaardigheden;

    • d. het ontwikkelen van de nodige attitudes en vaardigheden om zich in een werkkring te kunnen handhaven;

    • e. het verwerven van kennis van Papiaments of Engels, Nederlands, Spaans, rekenen, en het verwerven van computervaardigheden en praktische vaardigheden.

  • 3 Het kanstraject heeft een totale duur van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaar. De periode van twee jaar kan op aanvraag bij het projectbureau worden verlengd met ten hoogste zes maanden.

  • 4 Het kanstraject kan worden gewijzigd in verband met wijzigingen in de omstandigheden waarin de jongere verkeert.

Artikel 10. Getuigschrift

Nadat de deelnemer alle modules van het voor hem vastgestelde dan wel gewijzigde kanstraject met succes heeft afgerond, ontvangt hij een certificaat of een diploma, afhankelijk van de aard van het traject.

Artikel 11. Kanstrajecttoelage

  • 1 Een deelnemer komt in aanmerking voor een kanstrajecttoelage die bestaat uit:

    • a. een maandelijkse tegemoetkoming, en

    • b. een bijdrage in de kosten van kinderopvang indien hij de ouder is van een kind waarvan hij de verzorger is.

  • 2 Om in aanmerking te komen voor een kanstrajecttoelage dient de jongere een aanvraag in bij het projectbureau.

  • 3 Het projectbureau neemt binnen vier weken een besluit en stelt de deelnemer daarvan schriftelijk op de hoogte.

  • 4 Onverminderd de afspraken in de overeenkomst vervalt de aanspraak op de kanstrajecttoelage van de deelnemer die zonder geldige reden niet aan het sociaal kanstraject heeft deelgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten minste twee weken in ieder geval met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het niet deelnemen zonder geldige reden aanving.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

    • a. de hoogte van de kanstrajecttoelage, onderscheiden in maandelijkse tegemoetkoming en de bijdrage voor de kinderopvang en

    • b. de procedure van aanvraag, intrekking, wijziging en terugvordering van de kanstrajecttoelage.

  • 6 In afwijking van het eerste lid komt een gedetineerde deelnemer niet in aanmerking voor een kanstrajecttoelage.

Artikel 12. Handelingsplan

  • 1 De uitvoeringsinstantie stelt voor de aanvang van het sociaal kanstraject van de deelnemer met een specifieke zorgbehoefte een handelingsplan op.

  • 2 De uitvoeringsinstantie evalueert jaarlijks het handelingsplan met de deelnemer.

Artikel 13. Bekostiging sociale kanstrajecten

  • 1 Het bestuurscollege bekostigt het projectbureau voor de uitvoering van zijn taken en de uitvoeringsinstantie voor de aan de uitvoering van de sociale kanstrajecten verbonden kosten.

  • 2 De kosten van een sociaal kanstraject bedragen niet meer dan een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

Artikel 14. Verslag uitgevoerde sociale kanstrajecten

De uitvoeringsinstantie zendt jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het jaar aan het betrokken bestuurscollege en Onze Minister een schriftelijk verslag over de uitgevoerde sociale kanstrajecten.

Artikel 15. Indiening financiële verantwoording

  • 1 De uitvoeringsinstantie dient bij het bestuurscollege vóór 1 maart volgend op het jaar waarvoor een bijdrage uit de openbare kas is verkregen, een financiële verantwoording in waaruit blijkt:

    • a. dat de bijdrage rechtmatig is aangewend;

    • b. of, en zo ja op welke wijze, ten aanzien van het voorafgaande jaar, gebruik is gemaakt van de verstrekte bijdrage.

  • 3 Bij de aanwijzing van de deskundige bedingt de uitvoeringsinstantie dat de controle overeenkomstig een door Onze Minister vast te stellen controleprotocol plaatsvindt en dat aan Onze Minister op diens verzoek inzicht wordt geboden in de controlerapporten van de deskundige.

Artikel 16. Intrekking of wijziging bekostiging door bestuurscollege

Het bestuurscollege kan de vastgestelde bijdrage binnen een periode van vijf jaar, gerekend vanaf de dag waarop het verzoek tot bekostiging was ingewilligd, intrekken of ten nadele van de uitvoeringsinstantie wijzigen:

  • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bestuurscollege bij de vaststelling van de bijdrage redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijdrage lager zou zijn vastgesteld;

  • b. indien de vaststelling van de bijdrage onjuist was en de uitvoeringsinstantie dit wist of behoorde te weten;

  • c. indien de uitvoeringsinstantie na de vaststelling van de bijdrage niet heeft voldaan aan het bepaalde in deze wet.

Artikel 17. Bijzondere uitkering

  • 2 De uitkering wordt uiterlijk in september verstrekt en heeft betrekking op het daarop volgende kalenderjaar. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven voor de berekening en kunnen regels worden gegeven voor de betaling van de uitkering.

  • 3 Het bestuurscollege dient de aanvraag voor een bijzondere uitkering voor 1 juli in. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting van geraamde inkomsten en uitgaven, waarin in ieder geval wordt opgenomen het verwachte aantal deelnemers en de aan hen te verstrekken kanstrajecttoelage.

Artikel 17a. Verantwoording bijzondere uitkering

  • 2 Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de in de bijlage te verstrekken informatie voor zover deze nodig is voor een beoordeling van besteding van de bijzondere uitkering.

Artikel 18. Intrekking of wijziging bijzondere uitkering door Onze Minister

Onze Minister kan de vastgestelde bijzondere uitkering, bedoeld in artikel 17 aan een openbaar lichaam binnen een periode van vijf jaar, gerekend vanaf de dag waarop de kosten zijn vergoed, intrekken of ten nadele van een openbaar lichaam wijzigen:

  • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister bij de vaststelling van de vergoeding redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de vergoeding lager zou zijn vastgesteld;

  • b. indien de vaststelling van de vergoeding onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten;

  • c. indien het openbaar lichaam het bepaalde bij of krachtens deze wet niet nakomt;

  • d. de uitkering niet is besteed in overeenstemming met deze wet.

Artikel 19. Terugvordering of verrekening middelen

  • 1 Bij het geheel of gedeeltelijk intrekken van de bijzondere uitkering op grond van artikel 18 besluit Onze Minister tot:

    • a. het onmiddellijk terugvorderen van de middelen bij het desbetreffende openbaar lichaam, of

    • b. het verrekenen van de middelen met de bijzondere uitkering aan het desbetreffende openbaar lichaam van het daarop volgende jaar.

  • 2 Het openbaar lichaam is verplicht binnen vier weken na een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, over te gaan tot betaling. Indien betaling uitblijft, is het openbaar lichaam zonder aanmaning of rechterlijke tussenkomst wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 20. Toezicht

  • 1 Met de uitoefening van het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de door Onze Minister aangewezen toezichthouders.

  • 2 Met het toezicht op de kwaliteit van de aangeboden kanstrajecten is de inspecteur belast.

Artikel 21. Strafbepalingen

Hij die op grond van de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, een geldboete van de vierde categorie of met beide straffen. Het in de eerste volzin strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 21a. Overgangsbepaling

Degene die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet deelneemt aan een kanstraject als bedoeld in de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, zoals die wet is komen te luiden op 10 oktober 2010, is deelnemer in de zin van deze wet.

Artikel 22. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet sociale kanstrajecten jongeren BES.