Aan de overheidsdienaar wordt met ingang van de dag waarop het hem verleende ontslag
ingaat op zijn daartoe strekkend verzoek door het bevoegd gezag een wachtgeld toegekend,
indien het ontslag hem eervol, doch niet op eigen verzoek is verleend met toepassing
van het bepaalde bij:
De lengte van het tijdvak gedurende welk het wachtgeld wordt genoten is afhankelijk
van het aantal volle jaren dat de diensttijd van belanghebbende, voorafgaand aan de
dag van het ontslag, uitmaakt, en wel als volgt:
Diensttijd
|
duur van de wachtgeld-periode
|
1 jaar
|
2 maanden
|
2 jaren
|
4 maanden
|
3 jaren
|
6 maanden
|
4 jaren
|
8 maanden
|
5 jaren
|
10 maanden
|
6 jaren
|
12 maanden
|
7 jaren
|
14 maanden
|
8 jaren
|
16 maanden
|
9 jaren
|
18 maanden
|
10 jaren
|
20 maanden
|
11 jaren
|
22 maanden
|
12 en meer jaren
|
24 maanden
|
Het wachtgeld wordt gedurende de eerste 3 maanden van de wachtgeld periode, bedoeld
in artikel 5, bepaald op 95% van het laatstelijk genoten inkomen, gedurende de volgende 7 maanden
op 85%, gedurende de daarop volgende 10 maanden op 75% en gedurende rest van de periode
op 70%.
Indien een overheidsdienaar in meer dan één betrekking in vaste dienst of gedurende
ten minste vijf jaren onafgebroken in tijdelijke dienst werkzaam is geweest en hem
uit een of meer, doch niet uit al deze betrekkingen eervol, doch niet op eigen verzoek
en met toepassing van een van de in artikel 4 genoemde wettelijke bepalingen ontslag wordt verleend, wordt voor de vaststelling
van het wachtgeld in aanmerking genomen dat gedeelte van het laatstelijk genoten inkomen,
dat naar het oordeel van het bevoegd gezag dient te worden toegerekend aan de betrekking
of betrekkingen waaruit het ontslag wordt verleend.
-
1 Het verzoek tot toekenning van een wachtgeld, hierna aanvrage genoemd, wordt door
de belanghebbende schriftelijk tot het bevoegd gezag gericht uiterlijk na verloop
van een maand na de dag waarop het hem verleende ontslag is ingegaan.
In bijzondere gevallen, waarin de bepalingen van dit besluit geen billijke maatstaf
voor de toekenning of berekening van een wachtgeld blijkt op te leveren, kan het bevoegd
gezag daarin voorzien.
§ 3. Bijzondere verplichtingen van de wachtgelder
-
1 De overheidsdienaar of belanghebbende, die voornemens is een wachtgeld aan te vragen
of reeds een aanvrage ingediend, maar daarop nog geen beslissing verkregen heeft,
is verplicht een hem bij of na de aanzegging van het ontslag aangeboden betrekking,
welke mede in verband met zijn persoonlijkheid en de omstandigheden voor hem passend
kan worden geacht, te aanvaarden, tenzij voor hem binnen een jaar na de dag waarop
zijn ontslag ingaat recht op pensioen zal ontstaan.
-
3 De wachtgelder is verplicht gebruik te maken van de gelegenheid om op een wijze, die
mede in verband met zijn persoonlijkheid en de omstandigheden voor hem passend kan
worden geacht, inkomsten te verwerven, zolang een tijdvak van meer dan een jaar hem
scheidt van de dag waarop voor hem recht op pensioen zal ontstaan.
-
1 De wachtgelder is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond
mededeling te doen aan het bevoegd gezag, onder opgave, voor zoveel mogelijk, van
de inkomsten die hij uit de werkzaamheden zal verwerven.
-
2 Indien de inkomsten niet vooraf kunnen worden opgegeven of van dien aard zijn, dat
zij over een langere termijn moeten worden berekend vóór het verschijnen van de eerst-mogelijke
uitbetalingstermijn van zijn wachtgeld opgave van de inkomsten die hij sedert het
ter hand nemen van de werkzaamheden of sedert de vorige opgave heeft verworven.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het de wachtgelders
betreft die ten laste van de staat een wachtgeld genieten, en het Bestuurscollege
van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, voor zover het de wachtgelders
betreft die ten laste van dat openbaar lichaam een wachtgeld genieten, kunnen nadere
algemene en bijzondere voorschriften geven aangaande het tijdstip en de wijze waarop
mededelingen als in het voorgaande artikel bedoeld dienen te worden verschaft en aangaande de aangelegenheden waarop zij betrekking
dienen te hebben.
De belanghebbende die een wachtgeld aanvaardt, wordt geacht door deze aanvaarding
erin toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag
in aanmerking komen alle op hem betrekking hebbende inlichtingen geven, welke voor
de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
-
2 De wachtgelder behoeft toestemming van het bevoegd gezag om zich met behoud van wachtgeld
buiten het Koninkrijk te vestigen. Zulk een toestemming, betrekking hebbend op een
bepaald land of op bepaalde landen, kan ook ambtshalve bij algemene kennisgeving worden
verleend.
-
3 De wachtgelder stelt het bevoegd gezag tijdig van elke wijziging van zijn woon- of
verblijfplaats in kennis. Indien hij zich buiten Nederland vestigt, doet hij aan het
bevoegd gezag tijdig opgave van de wijze waarop betaling van het wachtgeld binnen
het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba te zijnen name kan geschieden.
§ 4. Weigering, vermindering en intrekking van wachtgeld en wachtgeldtoeslag
-
1 Geen wachtgeld wordt toegekend aan de belanghebbende die als overheidsdienaar niet
voldaan heeft aan de ingevolge artikel 10, eerste lid, op hem rustende verplichting, tenzij hij aantoont dat het inkomen dat hij uit de
hem aangeboden betrekking zou hebben verworven tenminste 10% lagere zou zijn geweest
dan dat hetwelk hij genoot uit betrekking waaruit hij ontslagen is. In het laatste
geval wordt hem een wachtgeld toegekend waarop het inkomen dat hij uit de hem aangeboden
betrekking zou hebben verworven in mindering gebracht.
-
2 Als de belanghebbende als overheidsdienaar wel heeft voldaan aan de ingevolge artikel 10, eerste lid, op hem rustende verplichting, en een betrekking heeft aanvaard als bedoeld in het
eerste lid, of een andere gelegenheid tot verwerving van inkomsten heeft verkregen,
wordt hem wachtgeld toegekend, met in achtneming van het bepaalde in artikel 20.
-
3 Als de betrekking of andere gelegenheid tot verwerving van inkomsten, bedoeld in het
eerste lid, een arbeidsduur van gemiddeld ten minste 36 uur per week en een looptijd
van ten minste drie maanden heeft en verkregen is door toedoen van belanghebbende
zelf,wordt hem gedurende de voor hem geldende wachtperiode, bedoeld in artikel 5, niettegenstaande het bepaalde in het tweede lid, naast het wachtgeld een maandelijkse
toeslag toegekend gelijk aan 25% van het laatstelijk als ambtnaar genoten inkomen.
Het bepaalde en eerste volzin is niet van toepassing, indien het gaat om een plaatsing,
herplaatsing of terbeschikkingstelling, bedoeld in artikel 29. Indien de betrekking of de andere gelegenheid tot verwerving van inkomsten een bepaalde
looptijd heeft, vervalt de toeslag van rechtswege na ommekomst van die looptijd, tenzij
sprake is van een direct aansluitende verlenging daarvan met een looptijd van ten
minste drie maanden of van een direct aansluitende andere betrekking of andere gelegenheid
tot verwerven van inkomsten met een arbeidsduur van gemiddeld ten minste 36 uren per
week en een looptijd van ten minste drie maanden.
Geen wachtgeld wordt toegekend aan de belanghebbende die weigert of nalaat de inlichtingen
en de inzage van stukken te verschaffen, welke hem door het bevoegd gezag ingevolge
artikel 8, derde lid, gevraagd zijn.
Geen wachtgeld wordt toegekend aan de belanghebbende die binnen een maand na de dag
waarop hij zijn aanvrage heeft ingediend komt te verkeren in omstandigheden welke
ingevolge artikel 27 een grond tot intrekking van wachtgeld opleveren.
Indien de belanghebbende zijn aanvrage indient na het verstrijken van de termijn,
genoemd in artikel 8, eerste lid, of het verschaffen van de hem ingevolge het derde lid van dat artikel gevraagde
inlichtingen of inzage van stukken door een aan hem toe te rekenen oorzaak vertraagd
wordt, wordt het wachtgeld over elke volle kalendermaand, verlopen tussen de dag van
het hem verleende ontslag en de dag van ontvangst van de aanvrage, onderscheidenlijk
de inlichtingen of ter inzage aangeboden stukken, niet uitbetaald.
Het wachtgeld wordt uitbetaald over elke volle kalendermaand, gelegen in het tijdvak
waarin de wachtgelder:
-
a. de hem bij artikel 11 en krachtens artikel 12 opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt;
-
b. metterwoon buiten Nederland gevestigd is zonder de vereiste toestemming van het bevoegd
gezag verkregen te hebben;
-
c. blijkbaar nalaat het bevoegd gezag van een wijziging van woon- of verblijfplaats tijdig
in kennis te stellen;
-
d. bij zijn vestiging buiten Nederland blijkbaar nalaat aan het bevoegd gezag tijdig
opgave te doen van de wijze waarop het wachtgeld te zijnen name in het openbaar lichaam
Bonaire, Sint Eustatius of Saba kan worden uitbetaald.
-
1 Indien de wachtgelder ter voldoening aan een van de verplichtingen, hem bij artikel 10 opgelegd, een hem aangeboden betrekking heeft aanvaard of van een andere gelegenheid
tot verwerving van inkomsten gebruik heeft gemaakt, wordt op het wachtgeld in mindering
gebracht het bedrag waarmede de som van het wachtgeld en de aldus verworven inkomsten
het laatstelijk genoten inkomen overschrijdt. Als betrekking of de andere gelegenheid
tot verwerving van inkomsten, bedoeld in het eerste lid, een arbeidsduur van gemiddeld
ten minste 36 uren per week en een looptijd van ten minste drie maanden heeft en is
verkregen door toedoen van de wachtgelder zelf heeft hij gedurende de voor hem resterende
wachtgeld-periode, bedoeld in artikel 5 niettegenstaande het bepaalde in de eerste volzin, naast het wachtgeld recht op maandelijkse
toeslag gelijk aan 25% van het laatstelijk genoten inkomen. Het bepaalde in de tweede
volzin is niet van toepassing, indien het gaat om een plaatsing, herplaatsing of terbeschikkingstelling,
bedoeld in artikel 29. Indien de betrekking of de andere gelegenheid tot verwerving van inkomsten een bepaalde
looptijd heeft, vervalt de toeslag van rechtswege na ommekomst van die looptijd, tenzij
sprake is van een direct aansluitende verlenging daarvan met een omlooptijd van ten
minste drie maanden of van een direct aansluitende andere betrekking of andere gelegenheid
tot het verwerven van inkomsten met een arbeidsduur van gemiddeld ten minste 36 uren
per week en een looptijd van ten minste drie maanden.
-
2 De verrekening geschiedt telkens over de maand waarop de inkomsten betrekking hebben.
Indien de inkomsten van dien aard zijn, dat zij over een langere termijn moeten worden
berekend, wordt op het wachtgeld een vermindering van een voorlopig vastgesteld bedrag
toegepast onder voorbehoud van definitieve verrekening aan het einde van de langere
termijn.
-
3 Indien de arbeid of het bedrijf waaruit de wachtgelder inkomsten verwerft reeds vóór
de dag van het ontslag uit de dienst door hem ter hand genomen is, zijn op die inkomsten
het eerste en het tweede lid van toepassing, tenzij hij aannemelijk maakt dat zij
geen verband houden met het hem verleende ontslag en evenmin op of na de dag van het
ontslag aanmerkelijk zijn toegenomen.
Indien de wachtgelder niet aan de verplichtingen, hem bij het tweede en derde lid van artikel 10 opgelegd, voldoet, of inkomsten als bedoeld in het voorgaande artikel zonder voldoende reden prijs geeft dan wel door eigen schuld of toedoen verloren
doet gaan, worden op het wachtgeld in mindering gebracht de inkomsten die hij zou
hebben kunnen verwerven door niet aldus te verzuimen, prijs te geven of verloren te
doen gaan. De in artikel 20, eerste lid, tweede volzin, genoemd toeslag is alsdan
niet van toepassing. Het tweede lid van het voorgaande artikel is van overeenkomstige
toepassing.
Indien de wachtgelder zonder geldige reden niet voldoet aan de hem bij het vierde lid van artikel 10 opgelegde verplichting, kan de wachtgeld door het bevoegde gezag geheel of gedeeltelijk
worden ingetrokken.
Het bevoegd gezag kan bij de vaststelling van het bedrag dat op een wachtgeld in mindering
dient te worden gebracht afwijken van de door de wachtgelder zelf verstrekte opgave
van zijn inkomsten, onderscheidenlijk van de inkomsten die hij zou hebben verworven
indien hij zich niet in de in het voorgaande artikel bedoelde omstandigheden had gesteld, ingeval er aanleiding is om deze opgave als
onjuist of onvolledig te beschouwen.
Geldelijke aanspraken uit hoofde van arbeidsongeschiktheid, door de wachtgelder op
of na de dag waarop zijn ontslag uit de dienst is ingegaan verworven, worden voor
de toepassing van deze paragraaf beschouwd als inkomsten in de zin van artikel 20.
Indien de inkomsten, als bedoeld in artikel 20, worden of kunnen worden vermeerderd met een kindertoelage, wordt deze in mindering
gebracht op de toelage bedoeld in artikel 33.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 21 kan het wachtgeld door het bevoegd gezag worden ingetrokken, indien een wachtgelder
bij herhaling een hem aangeboden betrekking, welke mede in verband met zijn persoonlijkheid
of de omstandigheden voor hem passend worden geacht, weigert te aanvaarden.
-
2 In het geval, bedoeld in het voorgaande lid onder b, wordt van de wachtgelder teruggevorderd
het gedeelte van hem reeds uitgekeerde wachtgelden dat hem niet zou zijn toegekend,
indien hij de onjuiste gegevens niet had verschaft.
§ 7. Verschillende bepalingen
-
2 Voor het vaststellen van het bedrag van de kindertoelage wordt uitgegaan van het loon
of de bezoldiging welke voor de belanghebbende onmiddellijk voorafgaand aan de dag
van zijn ontslag uit de dienst daarvoor in aanmerking is genomen of zou zijn genomen,
indien hij te dien tijde in de omstandigheden had verkeerd waarop hij als wachtgelder
zijn aanspraak op een kindertoelage grondt.
-
3 De belanghebbende die elders een kindertoelage, onder welke benaming ook, ontvangt
of kan ontvangen, is verplicht daarvan het bevoegd gezag in kennis te stellen, onder
opgave, voor zoveel mogelijk, van het bedrag van de toelage.
Artikel 34
[Vervallen per 30-08-2011]
-
1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de wachtgelder of van de belanghebbende
aan wie een wachtgeld zou zijn toegekend indien hij in het leven was gebleven, wordt
door het bevoegd gezag aan de weduwe of weduwnaar een geldsbedrag uitgekeerd gelijk
aan driemaal het wachtgeld waarop betrokkene op het tijdstip van zijn overlijden aanspraak
had, vermeerderd met de hem te dien tijde toekomende kindertoelage.
-
2 Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve
van de minderjarig wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie met de overledene
familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt
de uitbetaling, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters,
meerderjarige kinderen of stiefkinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
In alle gevallen waarin door het bevoegd gezag ingevolge dit besluit, al dan niet
op verzoek, een voor de betrokkene geheel of gedeeltelijk belastende of afwijzende
beschikking genomen moet worden met betrekking tot de toekenning, betaalbaarstelling,
vermindering, niet-uitbetaling of intrekking van een wachtgeld of een daarmede in
verband staande aangelegenheid, geschiedt zulks bij met redenen omklede beschikking.
De belanghebbende die het wachtgeld aanvaardt, wordt daardoor niet geacht van de aanspraak
op een hoger bedrag aan wachtgeld of een langere wachtgeld-periode afstand te hebben
gedaan.
-
1 Over de beschikkingen, handelingen en weigeringen om te beschikken of te handelen
ten aanzien van belanghebbenden, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden,
verband houdende met een aanspraak of vermeende aanspraak op wachtgeld, oordeelt bij
uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken, zulks ook dan wanneer
de bezwaarde geen ambtenaar in de zin van de Wet ambtenarenrechtspraak BES is.
-
1 De personen aan wie de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven inlichtingen worden
gegeven of inzage van stukken wordt verschaft zijn verplicht tot geheimhouding van
hetgeen hun in verband daarmede is bekend geworden, voor zover die geheimhouding niet
in strijd is met deze of een andere algemene verordening.
Indien ingevolge een wettelijke bepaling de aanspraak van de belanghebbende op een
vakantie-uitkering of de aanspraak daarop van de groep van overheidsdienaren waartoe
de belanghebbende behoord zou hebben indien hij nog in dienst zou zijn, voor een bepaald
tijdvak buiten werking gesteld is, wordt tot aan het einde van dat tijdvak het aan
de belanghebbende toe te kennen wachtgeld berekend over het laatstelijk door hem genoten
inkomen zonder de vakantie-uitkering. Na het einde van het bedoelde tijdvak wordt
voor de berekening van het wachtgeld het laatstelijk door hem genoten inkomen met
inbegrip van de vakantie-uitkering, waarop de belanghebbende aanspraak had of gehad
zou hebben indien zij niet tijdelijk buiten werking was gesteld, in aanmerking genomen.