Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Indien op grond van deze algemene maatregel van rijksbestuur regels worden gesteld
bij ministeriële rijksregeling, dan komen deze regels in overeenstemming met de regeringen
van de landen tot stand.
Hoofdstuk 2. Het bestuur van het Hof
Paragraaf 2. De rechtspositie van de bestuursleden van het Hof
-
1 De bestuursleden van het Hof, die tevens lid van het Hof zijn, ontvangen naast het
salaris als bedoeld in artikel 12, een toelage in verband met het uitoefenen van de bestuursfunctie.
Bij ministeriële rijksregeling kunnen regels worden gesteld over de rechtspositie
van de leden van het bestuur van het Hof.
Hoofdstuk 3. De rechtspositie van rechters
Paragraaf 1. Rechten en verplichtingen
-
1 Om benoemd te kunnen worden als lid of plaatsvervangend lid van het Hof, dient het
afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de rijkswet, met goed gevolg te worden afgelegd aan een universiteit dan wel Open Universiteit
als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dan wel de Landsverordening Universiteit van Aruba of de Landsverordening Universiteit
Nederlandse Antillen dan wel de Landsverordening die de Landsverordening Universiteit
Nederlandse Antillen vervangt en waarbij geen wijzigingen zijn aangebracht in de bepalingen
die zien op de opleiding op het gebied van het recht.
-
2 Voor de toepassing van artikel 24, eerste lid, onder a, van de rijkswet, wordt met de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht gelijkgesteld
de graad Bachelor, verleend op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend
examen van de opleiding HBO-rechten aan een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, indien blijkens hierop betrekking hebbende bewijsstukken tevens met goed gevolg
zijn afgelegd de tentamens van de tot een schakelprogramma behorende onderwijseenheden.
De volledige arbeidsduur voor de leden van het Hof bedraagt gemiddeld 40 uur per week.
-
2 In de bij deze algemene maatregel van rijksbestuur behorende bijlage is het salaris
vermeld dat de leden van het Hof, die zijn aangesteld voor het vervullen van een volledige
functie, maandelijks genieten.
-
3 Een toelage wordt per maand genoten. De leden van het Hof die zijn benoemd voor het
vervullen van een gedeeltelijke functie, ontvangen een toelage die een evenredig deel
bedraagt van de toelage die zij zouden hebben ontvangen indien zij in hetzelfde ambt
zouden zijn benoemd voor het vervullen van een volledige functie.
-
2 Onze Ministers stellen, op voorstel van het bestuur van het Hof na goedkeuring van
de Beheerraad, jaarlijks de hoogte vast van een toelage die het verschil in koopkracht
tussen de landen compenseert.
-
1 Boven en behalve het vastgestelde salaris geniet een lid van het Hof voor de ongehuwde
kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar tot wie hij in familierechtelijke betrekking
staat, of zijn ongehuwde stiefkinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden
voor zover zij geheel ten laste van het lid van het Hof komen, een kindertoelage.
-
2 Het eerste lid is van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar,
die deel uitmaken van het gezin van een lid van het Hof, die hij geheel als eigen
kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders kunnen worden onderhouden
en opgevoed.
-
5 Voor de toepassing van dit artikel worden kinderen van achttien tot vijfentwintig
jaar, wier tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in
beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs, gelijkgesteld
met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren.
-
6 Voor de toepassing van dit artikel kunnen kinderen van achttien tot vijfentwintig
jaar, die ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid,
die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk
en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen,
gelijk gesteld worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren.
-
5 Een lid van het Hof heeft aanspraak op een vakantie-uitkering van 7 procent voor elke
kalendermaand, waarin hij op grond van artikel 12, eerste lid, salaris heeft genoten.
-
2 Aan een lid van het Hof kan door het bestuur van het Hof, al dan niet met behoud van
salaris en toelagen, verlof verleend worden op grond van ziekte, zwangerschap en bevalling
of wegens andere bijzondere omstandigheden.
-
3 Zwangerschapsverlof wordt, met behoud van salaris, verleend vanaf de dag waarop de
bevalling blijkens een schriftelijke verklaring van een geneeskundige of verloskundige
waarin de vermoedelijke datum van de bevalling wordt aangegeven, binnen zes weken
te verwachten is. Het verlof begint in ieder geval twee weken vóór deze datum.
-
6 Indien een rechter op grond van het tweede lid verhinderd is zijn dienst te verrichten,
doet hij daarvan onder opgave van redenen, zo tijdig mogelijk mededeling aan het bestuur
van het Hof of een door het bestuur van het Hof daartoe aangewezen functionaris.
-
1 Een lid van het Hof is, in geval van ziekte en wanneer het bestuur van het Hof of
een door het bestuur van het Hof daartoe aangewezen functionaris dat in verband met
de gezondheidstoestand nodig acht, verplicht zich te onderwerpen aan een onderzoek
van een of meer door het bestuur van het Hof aangewezen geneeskundigen.
-
3 Indien een rechter een geneeskundige behandeling moet ondergaan ten gevolge van ziekte
of gebreken, die zijn ontstaan in en door de uitoefening van zijn functie en niet
aan de schuld of grove nalatigheid van de rechter zijn te wijten en waarvan de kosten
niet worden vergoed door de ziektekostenverzekering van de rechter, worden de kosten
van de geneeskundige behandeling door het bestuur van het Hof vergoed.
Onze Ministers stellen, op voorstel van het bestuur van het Hof na goedkeuring door
de Beheerraad, vast welke pensioenregeling van toepassing is op de leden van het Hof.
-
3 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een lid van het Hof wordt door het bestuur
van het Hof aan de langstlevende echtgenoot dan wel de partner waarmee het lid van
het Hof tot aan zijn overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde,
een som uitgekeerd, gelijk aan drie maal het bedrag aan het maandelijkse salaris en
toelagen op het tijdstip van overlijden.
-
4 Indien een lid van het Hof op het tijdstip van overlijden niet in actieve dienst is,
wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal hetgeen hij als inkomsten per maand
zou hebben genoten, indien hij op de eerste van de maand van het overlijden in actieve
dienst was geweest.
-
5 Indien het overleden lid van het Hof geen betrekking als bedoeld in het derde lid
nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de kinderen tot wie het lid van het
Hof in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van eenentwintig jaar nog
niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest. Ontbreken ook zodanige
kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders,
broeders, zusters of overige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
-
6 Laat het overleden lid ook geen betrekkingen als in het vijfde lid bedoeld na, dan
kan het in het eerste lid bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor
de betaling van kosten van de laatste ziekte en van de begrafenis, indien de nalatenschap
van het overleden lid van het Hof voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
-
1 Indien een rechter is overleden ten gevolge van ziekte of gebreken, die zijn ontstaan
in en door de uitoefening van zijn functie en niet aan de schuld of grove nalatigheid
van de overleden rechter is te wijten, komen de werkelijke kosten van de begrafenis,
doch ten hoogste van een bedrag van ANG 3.750 ten laste van het Hof en wordt een bedrag
van ANG 100.000 uitgekeerd aan de langstlevende echtgenoot dan wel de partner waarmee
de rechter tot aan zijn overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde.
-
2 Indien de overleden rechter geen betrekking als bedoeld in het eerste lid nalaat,
geschiedt de uitkering ten behoeve van de kinderen tot wie de rechter in familierechtelijke
betrekking stond die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt en
niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt
de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of
overige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
-
1 Op het door het bestuur van het Hof verschuldigde salaris kan, gehoord de Beheerraad,
hetgeen een lid van het Hof aan het Hof verschuldigd is, worden ingehouden.
-
2 Het bestuur van het Hof kan op het verschuldigde salaris ten behoeve van een lid van
het Hof kortingen toepassen voor vorderingen, mits deze door het betreffende lid van
het Hof, naar aanleiding van een verzoek om korting toe te passen, schriftelijk worden
erkend.
-
3 Overdracht of in pandgeving, waardoor een lid van het Hof enig recht op salaris aan
een derde toekent, is slechts geldig, indien zij geschiedt met goedkeuring van het
bestuur van het Hof, dat het salaris heeft toegekend.
-
5 Onze Ministers stellen, op voorstel van het bestuur van het Hof na goedkeuring door
de Beheerraad, een regeling vast over het inhouden, het beslag en de korting op het
salaris, dan wel overdracht of in pandgeving van het salaris.
-
1 Aan een rechter kan, na goedkeuring door de Beheerraad, door het bestuur van het Hof
naar billijkheid een schadeloosstelling, een vergoeding van kosten of overigens een
geldelijke tegemoetkoming worden verleend.
Onze Ministers stellen, op voorstel van het bestuur van het Hof na goedkeuring van
de Beheerraad, een regeling vast over ambtsjubilea van de leden van het Hof.
-
2 In geval de in het eerste lid bedoelde ministeriële rijksregeling over de rechtspositie
van rechters nog niet tot stand is gekomen en er op korte termijn een regeling getroffen
moet worden inzake een rechtspositionele aangelegenheid, voorziet het bestuur van
het Hof na goedkeuring door de Beheerraad, in een tijdelijke regeling.
Paragraaf 2. Functionerings- en beoordelingsgesprekken
-
3 Een beoordelingsgesprek dat op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt gevoerd,
vindt niet eerder plaats dan drie maanden nadat een functioneringsgesprek met de betrokken
rechter heeft plaatsgevonden.
-
4 Ten aanzien van het opmaken van de beoordeling en het voeren van een beoordelingsgesprek
zijn de leden 2, 3 en 5, van artikel 28, van overeenkomstige toepassing.
In de functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken met rechters wordt niet gesproken
over de:
-
a. procesrechtelijke behandeling van zaken;
-
b. inhoudelijke beoordeling in concrete zaken;
-
c. beslissing in een concrete zaak of categorieën van zaken.
Paragraaf 3. Het ambtskostuum
-
1 De toga is een lange wijde mantel met een staande kraag ter hoogte van ongeveer 4
cm, welke kraag aan de voorzijde in het midden een opening heeft van 8 cm. De toga
is geheel gemaakt van zwarte stof, neerhangende tot ongeveer 10 cm boven de grond,
in het midden van de achterzijde onder de kraag, evenals zijwaarts aan de bovenkant
van de wijde mouwen, geplooid ingenomen, met aan de onderkant der mouwen omslagen
ter breedte van ongeveer 20 cm en aan de voorzijde in het midden van boven tot onder
om de 5 cm voorzien van een niet glimmende kleine zwarte knoop.
Hoofdstuk 4. Rechterlijk ambtenaar in opleiding
Er is een opleiding die ten doel heeft toekomstige rechters en officieren van justitie
de kennis, de vaardigheden en de ervaring te verschaffen, die nodig zijn om een rechtsprekende
functie, dan wel de functie van officier van justitie uit te oefenen.
-
1 Ten minste éénmaal per jaar maakt het bestuur van het Hof in ten minste twee van de
in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Nederland verschijnende
dagbladen bekend dat zich bij hen personen kunnen melden die bij voorkeur aan de vereisten
van artikel 24, eerste en tweede lid, van de rijkswet voldoen, teneinde in aanmerking te komen voor een aanstelling in een opleidingsfunctie
tot rechter of officier van justitie.
Paragraaf 3. Aanstelling en opleiding
-
2 Indien de rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de eerste periode van de opleiding
tewerk wordt gesteld ter griffie van het Hof, legt hij de eed of belofte af ten overstaan
van een lid van het Hof. Indien de rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de
eerste periode van de opleiding tewerk wordt gesteld ten parkette van het openbaar
ministerie, dan legt hij de eed of belofte af ten overstaan van de hoofdofficier van
justitie.
Paragraaf 4. Schorsing en ontslag
-
3 De schorsing, bedoeld in de voorgaande leden, eindigt na drie maanden. Het bestuur
van het Hof kan, gehoord de procureurs-generaal van de landen, de schorsing telkens
voor ten hoogste drie maanden verlengen.
-
5 Het bestuur van het Hof kan bij de beslissing, waarbij de rechterlijk ambtenaar wordt
geschorst, bepalen dat tijdens de duur van de schorsing geen salaris of slechts een
daarbij te bepalen gedeelte van het salaris zal worden genoten.
Het bestuur van het Hof, gehoord de procureurs-generaal van de landen, ontslaat een
rechterlijk ambtenaar in opleiding:
-
a. op eigen verzoek;
-
b. indien hij een ambt of betrekking aanvaardt dat onderscheidenlijk die volgens artikel 34, eerste lid, onverenigbaar is met het door hem beklede ambt;
-
c. binnen zes maanden nadat de opleiding beëindigd is vanwege een ongunstige beoordeling;
-
d. bij gebleken ongeschiktheid voor zijn functie, anders dan wegens ziekte.
Het bestuur van het Hof, gehoord de procureurs-generaal van de landen, kan een rechterlijk
ambtenaar in opleiding ontslaan:
-
a. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf
is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming
tot gevolg heeft;
-
b. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld,
in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen
of wegens schulden is gegijzeld;
-
c. indien hij uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is om zijn functie
te vervullen;
-
d. wegens handelen of nalaten, dat ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken
bij de rechtspraak dan wel openbaar ministerie of aan het in haar dan wel hem te stellen
vertrouwen;
-
e. na eerder wegens gelijke overtreding te zijn gewaarschuwd, de bepalingen overtreedt
waarbij hem:
-
1°. verboden wordt zich in enig onderhoud of gesprek in te laten met partijen of haar
advocaten of gemachtigden, of enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van
hen aan te nemen;
-
2°. de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren.
Alvorens een besluit op grond van de artikelen 43, tweede lid, 44, onderdeel d, en 45 wordt genomen wordt de rechterlijk ambtenaar in opleiding door het bestuur van het
Hof in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze mondeling of schriftelijk naar voren
te brengen.
Paragraaf 5. Arbeidsvoorwaarden
-
1 De artikelen 7, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, tweede tot en met vijfde lid, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, en de artikelen 31 tot en met 33, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke ambtenaren in opleiding.
-
2 In geval de in het eerste lid bedoelde ministeriële rijksregeling over de rechtspositie
van rechterlijke ambtenaren in opleiding nog niet tot stand is gekomen en er op korte
termijn een regeling getroffen moet worden inzake een rechtspositionele aangelegenheid,
voorziet het bestuur van het Hof na goedkeuring door de Beheerraad, in een tijdelijke
regeling.
Hoofdstuk 5. Leden beheerraad
-
1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een rechter van het Hof zich in
een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, bij het bestuur
van het Hof een klacht in te dienen. Niet geklaagd kan worden over de inhoud en de
motivering van een beslissing van een rechter noch over de totstandkoming van een
rechterlijke beslissing met inbegrip van de in dat kader genomen beslissingen van
procedurele aard.
-
3 Indien het klaagschrift in een andere taal dan het Nederlands, Papiaments of Engels
is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk
is, dient de klager zorg te dragen voor een vertaling.
-
5 Het bestuur van het Hof kan besluiten het klaagschrift dat niet aan de vereisten genoemd
in het eerste, derde, en of vierde lid voldoet, niet te behandelen, mits de klager
in de gelegenheid is gesteld het klaagschrift binnen een door het bestuur van het
Hof te stellen termijn aan te vullen.
-
2 Zodra het bestuur van het Hof naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet
is gekomen, kan de klachtprocedure worden afgesloten. De klager ontvangt in dat geval
een schriftelijke kennisgeving van de afsluiting van deze procedure. Aan de beklaagde
wordt een kopie van deze kennisgeving verstrekt.
-
1 Het bestuur van het Hof handelt de klacht binnen zes weken of, – indien aan het bepaalde
in artikel 62, eerste lid, toepassing wordt gegeven – binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift af.
Het bestuur van het Hof stelt de klager en de beklaagde schriftelijk en gemotiveerd
in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en van de eventuele
conclusies die het daaraan verbindt.
Indien de conclusies van het bestuur van het Hof afwijken van het advies van de klachtadviescommissie,
wordt in die conclusies de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden
met de kennisgeving, bedoeld in artikel 61.
Hoofdstuk 7. Overgangs-en slotbepalingen
-
1 Degene die op grond van artikel 60, eerste lid, van de rijkswet benoemd wordt tot president van het Hof, behoudt zijn rechtspositie zoals die gold
voor de functie van president van het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen
en Aruba op de dag vóór inwerkingtreding van de rijkswet, tenzij anders overeengekomen.
-
3 Voor wat betreft de ontwikkelingen in de arbeidsvoorwaarden van degene die op grond
van artikel 60, eerste lid, van de rijkswet wordt benoemd, wordt aangesloten bij de ontwikkelingen in de arbeidsvoorwaarden van
de ambtenaren van het land Curaçao.
-
1 Indien een rechter of een rechterlijk ambtenaar in opleiding voorafgaand aan de inwerkingtreding
van deze algemene maatregel van rijksbestuur is benoemd, dan behoudt deze rechter
of rechterlijk ambtenaar in opleiding de rechtspositie zoals die gold op de dag vóór
inwerkingtreding van dit rijksbesluit, tenzij anders overeengekomen.
-
2 Voor wat betreft de ontwikkelingen in de arbeidsvoorwaarden van de rechter of de rechterlijk
ambtenaar in opleiding, bedoeld in het eerste lid, wordt aangesloten bij de ontwikkelingen
in de arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren van het land Curaçao.
Deze algemene maatregel van rijksbestuur treedt in werking op de dag van inwerkingtreding
van de rijkswet.
Deze algemene maatregel van rijksbestuur wordt aangehaald als: Rijksbesluit rechtspositie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Bijlage bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Ik zweer/ Ik beloof dat ik als directeur bedrijfsvoering van het Gemeenschappelijk
Hof overeenkomstig de voorschriften bij of krachtens de rijkswet of enige andere wet gegeven, nauwgezet en onpartijdig, zonder aanzien van personen,
zal vervullen.
Ik zweer/ Ik verklaar dat ik om tot directeur bedrijfsvoering van het Gemeenschappelijk
Hof te worden benoemd geen giften of gunsten heb gegeven of beloofd.
Ik zweer/ Ik verklaar dat ik om iets als directeur bedrijfsvoering van het Gemeenschappelijk
Hof te doen of te laten geen geschenken of beloften heb aangenomen of zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig/ Dit verklaar en beloof ik.
Op .......... werd te .............................
ten overstaan van ..............................
de bovenstaande eed/belofte afgelegd.
De ....................
1. .....................
2. .....................
Bijlage bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Ik zweer/ Ik beloof trouw aan de Koning en gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen.
Ik zweer/ Ik verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel
ook, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven
of beloofd, noch zal geven of beloven.
Ik zweer/ Ik beloof dat ik nimmer enige giften of geschenken, hoe ook genaamd, zal
aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij in enige
rechtszaak is of zal worden betrokken, waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden
kunnen komen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/ Dat verklaar en beloof ik!
Op .......... werd te .............................
ten overstaan van ..............................
de bovenstaande eed/belofte afgelegd.
De ....................
1. .....................
2. .....................
De rechterlijk ambtenaar in opleiding is verplicht tot geheimhouding van gevoelens
die in raadkamer zijn geuit. De rechterlijk ambtenaar mag zich niet op enige wijze
inlaten met partijen of hun advocaten of gemachtigden over enig voor hem aanhangig
geschil of een geschil waarvan hij weet of vermoedt dat deze voor hem aanhangig wordt.
Bijlage bedoeld in artikel 49, eerste lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Ik zweer/ Ik beloof dat ik het ambt van voorzitter van de Beheerraad van het Gemeenschappelijk
Hof/ dat ik het ambt van lid van de Beheerraad van het Gemeenschappelijk Hof overeenkomstig
de voorschriften bij of krachtens de rijkswet of enige andere wet gegeven, nauwgezet en onpartijdig, zonder aanzien van personen,
zal vervullen.
Ik zweer/ Ik verklaar dat ik om in dit ambt te worden benoemd geen giften of gunsten
heb gegeven of beloofd.
Ik zweer/ Ik verklaar dat ik om iets in het ambt te doen of te laten geen geschenken
of beloften heb aangenomen of zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig/ Dit verklaar en beloof ik.
Op .......... werd te .............................
ten overstaan van ..............................
de bovenstaande eed/belofte afgelegd.
De ....................
1. .....................
2. .....................
Leden van het Bestuur van het Gemeenschappelijk Hof
De bedragen in deze bijlage zijn vermeld in AWG en ANG.
Toelage president en vice-president 2010
President
1
|
2240
|
2
|
2303
|
3
|
2363
|
4
|
2427
|
5
|
2494
|
6
|
2564
|
7
|
2634
|
8
|
2702
|
9
|
2780
|
Vice-president
1
|
1120
|
2
|
1153
|
3
|
1181
|
4
|
1213
|
5
|
1248
|
6
|
1282
|
7
|
1316
|
8
|
1351
|
9
|
1390
|
Salaris Directeur Bedrijfsvoering 2010
1
|
12131
|
2
|
12466
|
3
|
12809
|
4
|
13161
|
5
|
13524
|
6
|
13894
|
7
|
14278
|
8
|
14670
|
9
|
15071
|
Salaris leden Gemeenschappelijk Hof 2010
1
|
14477
|
2
|
14875
|
3
|
15286
|
4
|
15706
|
5
|
16139
|
6
|
16581
|
7
|
17037
|
8
|
17508
|
9
|
17988
|
Salaris plaatsvervangend leden Gemeenschappelijk Hof 2010
1
|
13030
|
2
|
13387
|
3
|
13756
|
4
|
14136
|
5
|
14525
|
6
|
14922
|
7
|
15335
|
8
|
15753
|
9
|
16189
|
Salaris rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg 2010
1
|
10310
|
2
|
10595
|
3
|
10886
|
4
|
11186
|
5
|
11491
|
6
|
11808
|
7
|
12131
|
8
|
12466
|
9
|
12809
|
Salaris rechterlijke ambtenaren in opleiding 2010
Schaal 12
|
Schaal 13
|
1
|
6265
|
1
|
7176
|
2
|
6438
|
2
|
7373
|
3
|
6615
|
3
|
7576
|
4
|
6797
|
4
|
7784
|
5
|
6984
|
5
|
7998
|
6
|
7176
|
6
|
8218
|
7
|
7373
|
7
|
8444
|
8
|
7576
|
8
|
8676
|
9
|
7784
|
9
|
8915
|
Vergoeding plaatsvervangers 2010
Plaatsvervangend lid Gemeenschappelijk Hof per zitting
|
: 561,47
|
Rechter plaatsvervanger in eerste aanleg per uur
|
: 55,53
|
Vergoeding per vergadering leden Beheerraad 2010
Voorzitter
|
: 830,72
|
Lid
|
: 623,04
|